Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 1 Het toonstelsel Het Europese toonstelsel is het systeem dat in Westerse muziek wordt gebruikt om tonen in te delen en te benoemen. De basis voor dit toonstelsel is het oktaaf: de afstand waarbij ʻdezelfdeʼ toon weer wordt bereikt. Hier ligt een fysisch gegeven aan ten grondslag, de frequentie (= aantal trillingen per seconde, uitgedrukt in Hz) van een oktaaf is twee keer zo hoog als bij de uitgangstoon. Dus als de A 440 Hz is, is het oktaaf van deze A weer een A met de frequentie 880 Hz. Het oktaaf is ook de eerste boventoon uit de boventonenrij. Iedere toon die je hoort bestaat in werkelijkheid uit een groot aantal (boven-)tonen waarvan meestal de laagste als sterkste tot je doordringt. Dit zijn de eerste 12 boventonen op C: & ? w w 2 w b w w w9 w w w 6 7 8 4 w 10 #w w 11 12 5 3 1 De rangnummers geven de verhouding tussen de frequenties van de tonen aan. Naarmate de verhouding door een eenvoudiger breuk kan worden voorgesteld is de verwantschap (versmeltingsgraad) tussen twee tonen groter. De frequentieverhouding voor het oktaaf wordt dus 2:1, voor de kwint 3:2, voor de kwart 4:3, voor de grote terts 4:5 en de kleine terts 5:6. De met de uitgangstoon meest verwante toon is het oktaaf, daarna de kwint, en vervolgens de kwart, grote terts, kleine terts enz. Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 2 Stamtonen Tussen liggen de zgn. stamtonen, meestal aangeduid met letters uit ons alfabet: c d e f g a b c. Dit zijn de witte toetsen van een piano. Afgeleide tonen Naast de stamtonen is er nog ruimte voor andere tonen tussen deze stamtonen, op de piano zijn dit de zwarte toetsen: # # ! cis# c of des# dis# # d of es# # # e fis# f # of ges# gis# # g of ais a as# # b of c bes & ? w w Bij de zwarte toetsen zie je dus twee verschillende mogelijke namen staan, zoals bv as of gis. Deze noten klinken hetzelfde maar hebben andere namen die een aanwijzing kunnen zijn voor de bedoeling van deze noot. We noemen zulke noten enharmonisch gelijk Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 3 Het notenschrift De notenbalk Je kunt stamtonen opschrijven als muzieknoten op een notenbalk. Deze bestaat uit vijf lijnen, genummerd van beneden naar boven. Noten kunnen op of tussen de lijnen staan. Hoe hoger de noot klinkt, hoe hoger hij in de balk staat. Op deze manier kun je in de notenbalk elf stamtonen kwijt. Dit aantal is uit te breiden door gebruik te maken van hulplijnen boven of onder de notenbalk. w w w w w w w w w w w w w w w Sleutels Met een notenbalk en noten alleen kun je wel vaststellen hoe de noten zich tot elkaar verhouden, maar nog niet welke noten het zijn. Daarom staat er vooraan de notenbalk een sleutel die aan één van de lijnen een bepaalde toonhoogte toewijs. De meest gebruikte sleutels zijn: & de Viool- of G-sleutel (op de tweede lijn staat de g): w ? de Bas- of F-sleutel (op de vierde lijn staat de f): w Welke sleutel wordt gebruikt hangt af van de hoogte van de stem die wordt genoteerd. Ook kunnen twee notenbalken en sleutels samen worden gebruikt. De centrale c komt dan op een hulplijn tussen beide balken in. & ?w w w w w w w w w w w w w w w w Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 4 Voortekens: kruizen en mollen Om de afgeleide noten te kunnen weer geven worden chromatische tekens gebruikt, hiermee kun je verhogingen of verlagingen aangeven. kruis # : deze verhoogt de toon een halve stap, de uitgang -is komt achter de noot. mol b : deze verlaagt de toon een halve stap, de uitgang -es komt achter de noot. (Uitzonderingen hierop zijn de verlaagde a, deze wordt dan as genoemd en niet aes. Vergelijkbaar hiermee wordt de verlaagde e een es genoemd.) herstellingsteken n : deze herstelt een voorafgaande kruis of mol. Minder vaak voorkomend: dubbelkruis dubbelmol ‹ : deze verhoogt de toon twee halve stappen, de uitgang -isis komt achter de noot. ∫ : deze verlaagt de toon twee halve stappen, de uitgang -eses komt achter de noot. Enkele voorbeelden: &w g #w gis ‹w gisis bw as nw g bw ges !w geses bw ges nw g Kruizen en mollen kunnen op twee manieren voorkomen: • in de notenbalk voor een noot (zie boven). Ze gelden dan alleen voor de noten die op dezelfde hoogte en in dezelfde maat staan geschreven. • bij de sleutel, voor aan de balk. Deze gelden voor elke noot met dezelfde naam in het hele muziekstuk. Zoals bv.: b b & Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 5 Notenwaarde Hoe lang een noot klinkt (de waarde) is te zien aan de manier waarop deze wordt weergegeven. De vorm van de noten geeft de duur tov de andere noten in hetzelfde stuk aan. Hoe lang een noot in werkelijkheid duurt hangt af van tempo waarin de muziek wordt gespeeld. & w ˙ j œ œ hele noot halve noot kwartnoot rK œ œ œ r œ œ œ œ œ achtste noten zestiende noten tweeëndertigste noten Een stip achter een noot verlengt deze met de helft van zijn waarde, een tweede stip verlengt hem nog verder met de helft van de eerste stip. Ook is het mogelijk om noten langer te maken dmv een verbindingsstreep. Hieronder een voorbeeld, in beide maten staan noten die even lang duren: œ. & j œ œ œ .. œ j r œ œ Tenslotte zijn er ook andere manieren om notenwaardes goed weer te kunnen weergeven, een bekende is bv. de triool. Dat zijn dan drie noten in de tijd van twee noten: &œ œ œ œ 3 œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ 3 3 De eerste maat toont in de 2e helft een kwartentriool, de tweede maat toont in de 2e helft twee achtstentriolen. Ook is het mogelijk te werken met bv. kwartolen (vier noten in de tijd van drie) of kwintolen (5 noten in de tijd van vier) etc. Rusten Ook de tijd dat er niet wordt gespeeld heeft een bepaalde waarde, deze geven wij weer met rusten, enigszins vergelijkbaar met de waardes van noten. & ! hele rust Ó halve rust Œ ‰ kwart rust achtste rust " zestiende rust ® tweeëndertigste rust Ook de rusten zijn eventueel te verlengen met één of twee stippen en je kunt ze ook verlengen door ze over te binden met een verbindingsstreep. Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 6 Maatsoort De maatsoort geeft aan hoeveel tellen elke maat duurt en wordt aangegeven aan het begin van een muziekstuk dor twee cijfers boven elkaar. Het bovenste cijfer geeft het aantal tellen in een maat aan, het onderste cijfer geeft de teleenheid aan. Ook kan de maatsoort in één stuk veranderen, dan wordt de nieuwe maatsoort op dat punt aangegeven in de notenbalk. Enkele veel voorkomende maatsoorten: 4 &4 3 4 6 8 12 8 Opmaat Aan het begin van een muziekstuk kom je vaak een onvolledige maat tegen, de zgn. opmaat. Dit kan er bv. zo uitzien: 4 &4 ‰ œ œ œ ˙ œ œ œ œ œ œ œ œ Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 7 Dynamiek De dynamiek van muziek is het onderscheid tussen hard en zacht. Om dit aan te geven in de muziek wordt gebruik gemaakt van oorspronkelijk Italiaanse termen. Daarnaast kunnen er ook verschillende tekens worden gebruikt om de dynamiek aan te geven. De belangrijkste Italiaanse termen zijn: fff fortisissimo! ! zo luid mogelijk ff fortissimo! ! zeer luid f forte! ! ! luid F mezzoforte! ! matig luid P mezzopiano! ! matig zacht p piano! ! zacht pp pianissimo! ! zeer zacht ppp pianisissimo!! zeer zacht # Overgangen in luid- of zachtheid geeft men aan met: cresc.## accresc.# crescendo# # accrescendo## toenemend in volume toenemend in volume ook aan te geven met het volgende teken: decresc.# dim.# # decrescendo## diminuendo# # afnemend in volume afnemend in volume ook aan te geven met het volgende teken: Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 8 Toonsoorten en toonladders Toongeslacht en toonsoort De verdeling van hgele en halve toonafstanden binnen een toonladder bepaalt het karakter daarvan. Dit is het toongeslacht, de meest bekende zijn majeur en mineur. De toonsoort geeft aan op welke toon de laddder begint, deze toon heet grondtoon of tonica. Toongeslacht én toonsoort zijn nodig om precies te weten over welke toonladder het gaat. De toonladder van C majeur is de ladder die op C begint en verder alleen uit stamtonen bestaat, dit zijn de witte toetsen op een piano. De afstanden tussen de stamtonen zijn als volgt, aangegeven tusen haakjes: # (1) ( 1) (1/2) ( 1) ( 1) ( 1) (1/2) Wanneer je deze toonladder op een andere grondtoon wilt opbouwen zullen er één of enkele stamtonen verhoogd of verlaagd moeten worden om hetzelfde toongeslacht te verkrijgen. Dit heet transponeren. Het doel is om elke majeurladder precies dezelfde afstanden te laten hebben tussen de tonen als hierboven. Wanneer je bv. een majeurtoonladder wilt maken beginnend op G wordt deze als volgt: G (1) A (1) B (1/2) C (1) D (1) E (1) Fis (1/2) G De zevende toon moet hier verhoogd worden om de halve afstand van de zevende tot de achtste toon te maken. Wanneer je bv. een majeurtoonladder wilt maken beginnend op F wordt deze als volgt: F (1) G (1) A (1/2) Bes (1) C (1) D (1) E (1/2) F De vierde toon moet hier verlaagd worden om de halve afstand van de derde tot de vierde toon te maken. Wanneer je alle toonsoorten doorloopt zul je merken dat er wel een bepaald systeem inzit. Voor het overzicht wordt vaak gebruikt gemaakt van de kwintencirkel. Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 9 De kwintencirkel In de buitenste rij van deze kwintencirkel staan alle majeur-toonsoorten met hun bijbehorende voortekens, rechtsom de kruizen, linksom de mollen. In de binnenste rij staan de parallelle mineurtoonsoorten die je vind op de zesde trap van een majeur-toonsoort. Een majeur-toonsoort wordt vooral gekenmekrt door de aanwezigheid van een grote terts op de grondtoon. In de toonsoort C majeur is dat: c - e. Deze tonen staan twee hele stappen (of vier halve) van elkaar. De parallelle mineur-toonsoort van C majeur is A mineur, deze heeft als afstand tussen de eerste en de derde noot een kleine terts, dat is een afstand van één hele en één halve stap (of drie halve stappen). In A mineur is dat de afstand tussen a en c. Majeurtoonsoorten delen de voortekens met hun parallelle mineur-toonsoort. Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 10 Toonladders De majeur-toonladder en zijn reine mineur-parallel zijn niet de enige toonladders die worden gebruikt. Zoals de reine mineur-parallel wordt gevonden op de VIe trap van een majeur-toonladder kun je op elke toon uit de majeur-toonladder een toonladder beginnen, dit zijn de zgn. kerktoonladders die hun oorsprong vinden de kerkmuziek uit de Middeleeuwen: œ œ œ œ œ œ œ &œ œ œ œ œ œ œ œ &œ œ œ œ œ œ œ œ &œ œ œ œ œ œ œ œ &œ œ œ œ œ œ œ œ &œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ & œ C ionisch [Ie trap] (is ook 'gewoon' majeur) D dorisch [IIe trap] 3 E phrygisch [IIIe trap] 4 F lydisch [IVe trap] 5 G mixolydisch [Ve trap] 6 A aeolisch [VIe trap] (is ook rein of oorspronkelijk mineur) 7 &œ B lokrisch (VIIe trap) œ œ Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 11 Mineur De klassieke theorie van mineurtoonsoorten is in principe afgeleid van majeur maar doordat er meerdere vormen van mineur voorkomen is het een uitgebreider verhaal. De drie meest gebruikte vormen van mineur in klassieke muziek zijn: • natuurlijk (oorspronkelijk) mineur (op trap VI van elke majeurladder, als kerktoonladder (modus) aeolisch genoemd). • harmonisch mineur (afgeleid van de natuurlijke mineur-ladder maar met een verhoogde 7e toon. • melodisch mineur (afgeleid van de natuurlijke mineur- ladder maar nu met een verhoogde 6e én 7e toon). A rein of oorspronkelijk mineur œ œ œ œ œ œ A harmonisch mineur œ œ œ œ #œ œ A melodisch mineur œ œ œ #œ #œ œ &œ &œ &œ œ œ œ Deze vormen zijn vooral ontstaan door de behoefte aan een sterkere leidtoon. In een majeurtoonladder is de afstand tussen de 7e en de 8e toon een halve stap zodat je op een prettige manier weer uitkomt op de grondtoon. In rein of oorspronkelijk mineur zit er tussen de 7e en 8e toon een hele stap waardoor je een minder sterk leidtoon-gevoel zal ervaren. Dit wordt opgevangen door de 7e toon te verhogen, hierdoor is de afstand tussen de 7e en 8e toon toch weer een halve stap. Zo werd de harmonische-mineurtoonladder gevormd. Dit loste wel iets op, maar gaf ook weer een ander probleem, de afstand tussen de 6e en 7e toon werd door de verhoging van de 7e noot groter en werd zelfs drie halve stappen. De afstand tussen de 6e toon (f) en de zevende toon (gis) werd een overmatige secunde. Dit probleem werd weer opgelost door ook de 6e toon te verhogen, dit zorgde ervoor dat de mineurtoonladder net zo ʻsoepelʼ eindigde als een majeurtoonladder. Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 12 Intervallen Het woord interval betekent ʻtussenruimteʼ of ʻafstandʼ. In muziek wordt hiermee de afstand tussen twee noten aangegeven. Uitgaande van C zijn dit (bijna) alle intervallen (de respectievelijke afstanden staan eronder tussen haakjes): reine prime & œœ kleine secunde ( 0 b œœ reine kwint overmatige kwint & nœ œ ( 31/2 1/2 #œ œ 4 grote secunde n œœ 1 kleine terts b œœ 11/2 grote terts reine kwart œœ n œœ 2 tritonus overmatige kwart tritonus verminderde kwint 3 3 ) # œœ 21/2 kleine sext grote sext klein septiem groot septiem 4 41/2 5 51/2 bœ œ nœ œ bœ œ nœ œ b œœ rein oktaaf œ œ 6 ) Enkele opmerkingen: -uiteraard kun je deze intervallen op elke begin-toon opbouwen. -de intervallen prime, kwart, kwint en octaaf heten rein als ze ʻnormaalʼ zijn. Mochten ze toch groter of kleiner gemaakt dan heet dat overmatig of verminderd. -de intervallen secunde, terts, sext en septiem zijn altijd of groot, of klein. -bij de overmatige kwart en de verminderde kwint staat er boven geschreven: tritonus. Dit houdt in dat de afstand tussen deze twee tonen drie hele noten is. Het verschil tussen een overmatige kwart en een verminderde kwint kun je niet horen omdat de afstand even groot is, het is dan gebruikelijk deze afstand tritonus te noemen. De tritonus deelt het oktaaf precies doormidden. -de intervallen die hier staan klinken gelijktijdig en worden daarom harmonische intervallen genoemd. Wanneer je de twee tonen na elkaar speelt is dit een melodisch interval. -de intervallen reine prime, reine kwart, reine kwint en rein oktaaf worden volkomen consonant genoemd. De intervallen terts (groot of klein), sext (groot of klein) worden onvolkomen consonant genoemd. Alle andere intervallen (secundes, septiemen en alle verminderde en overmatige intervallen) worden dissonant genoemd. -alle afstanden worden in bovenstaand voorbeeld gemeten naar de hoogst liggende noot, alle intervallen kunnen ook naar beneden gemeten worden. Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 13 Omkeerbaarheid van intervallen. Wanneer je van c naar boven naar een e gaat is dit een grote terts, ga je van c naar beneden naar een e is dit een kleine sext. Grote terts en kleine sext zijn als het ware elkaars spiegelbeeld die tezamen weer een oktaaf vormen. interval omkering som reine prime (1) + rein oktaaf (8) = rein oktaaf (9) kleine secunde (2) + groot septiem (7) = rein oktaaf (9) grote secunde (2) + klein septiem (7) = rein oktaaf (9) kleine terts (3) + grote sext (6) = rein oktaaf (9) grote terts (3) + kleine sext (6) = rein oktaaf (9) reine kwart (4) + reine kwint (5) = rein oktaaf (9) overmatige kwart (4) + verminderde kwint (5) = rein oktaaf (9) verminderde kwint (5) + overmatige kwart (4) = rein oktaaf (9) reine kwint (5) + reine kwart (4) = rein oktaaf (9) kleine sext (6) + grote terts (3) = rein oktaaf (9) grote sext (6) + kleine terts (3) = rein oktaaf (9) klein septiem (7) + grote secunde (2) = rein oktaaf (9) groot septiem (7) + kleine secunde (2) = rein oktaaf (9) rein oktaaf (8) + reine prime (1) = rein oktaaf (9) Je kunt hierboven een aantal wetmatigheden bij omkeringen van intervallen zien: -interval en omkering vormen samen een octaaf. -als je de cijfers (tussen haakjes) van interval en omkering bij elkaar optelt is de som steeds 9. -kleine intervallen hebben grote intervallen als omkering, en omgekeerd. -reine intervallen hebben reine intervallen als omkering. -verminderde intervallen hebben overmatige intervallen als omkering, en omgekeerd. Algemene Muziekleer Musician 3.0 reader - HKU - pagina 14 Drieklanken Een drieklank is een samenklank van drie tonen, in de westerse muziek meestal opgebouwd door tertsen op elkaar te stapelen. In de toonsoort C majeur kun je de volgende drieklanken zien verschijnen (onder de akkoordsymbolen staan de zogenaamde trappencijfers (Romeinse cijfers): C I Dmi II www & www Emi III ww w F IV G V ww w ww w Ami VI B verm. VII www ww w Wanneer er verder niets meer wordt vermeld over de drieklank (zoals: C ) betreft het een grote drieklank. Dit is de drieklank met de tonen grondtoon, grote terts en reine kwint. Het tweede akkoord in dit voorbeeld is Dmi (kan ook zijn: Dmin, D-) en dit is een kleine drieklank. Dit is de drieklank met de tonen grondtoon, kleine terts en reine kwint. Op de VIIe trap komt hier nog een ander akkoord langs: B verminderd. Dit is de drieklank met de tonen grondtoon, kleine terts en verminderde kwint. Een vierde, belangrijke drieklank die in het voorbeeld hierboven niet voorkomt, is de overmatige drieklank. Dit is de drieklank met de tonen grondtoon, grote terts en overmatige kwint. Hieronder zijn deze vier drieklanken allemaal opgebouwd op de noot C: & o C C mi C www b www b b www kleine drieklank# verminderde drieklank# grote drieklank# C+ n # www overmatige drieklank