De hemel op aarde - deel 2. Efez.1:8b-10 Hij heeft ons in al Zijn wijsheid en inzicht dit mysterie onthuld: Zijn voornemen om met Christus de voltooiing van de tijd te verwezenlijken en Zijn besluit om alles in de hemel en op aarde onder één hoofd bijeen te brengen, onder Christus. A: Het Nieuwe Jeruzalem in de nieuwe hemel en aarde. Openb.21:1-8 Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer. Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze was als een Bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar Man en Hem opwacht. Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen Zijn volken zijn en God Zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij. Hij die op de troon zat zei: Alles maak Ik nieuw! Ik hoorde zeggen: Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar en waar. Toen zei Hij tegen mij: Het is voltrokken! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Wie dorst heeft geef Ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft. Wie overwint komen al deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal Mijn kind zijn. Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood. A1: De nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Openb.21:1 Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer. We komen in dit gedeelte van het boek Openbaring aan het einde van de chronologische serie gebeurtenissen in het boek; Openb.21:8 is het definitieve einde van de openbaring die de Heilige Geest aan de gemeente gegeven heeft als informatie over de eindtijd. In het begin van de Bijbel schiep God de hemel en de aarde en daarna de mens, maar aan het eind van de Bijbel schept God eerst de nieuwe mens en daarna pas de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. De eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de daarbij behorende zee is ook verdwenen; op dit moment is het grote mysterie van God voltooid en zijn de hemel en aarde definitief onder één Hoofd bijeen gebracht, en dat is Christus (Efez.1:9-10). Openb.21:6a Toen zei Hij tegen mij: Het is voltrokken! Deze woorden komen overeen met de laatste woorden van Jezus op het kruis, want daar zei Hij: Het is volbracht! (Joh.19:30); op dit moment heeft de Vader Zijn eeuwige mysterie tot voltooiing gebracht en daarom wordt er een volledig nieuw begin gemaakt met een nieuwe hemel en een nieuwe aarde en daarop een nieuwe mensheid. Drie keer wordt er in de Bijbel al eerder geprofeteerd over de komst van deze nieuwe hemel en nieuwe aarde. Jes.65:17-19 Zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Wat er vroeger was raakt in vergetelheid, het komt niemand ooit nog voor de geest. Er zal alleen maar blijdschap zijn en groot gejuich om wat Ik schep. Ik herschep Jeruzalem in een jubelende stad en schenk haar bevolking vreugde. Dan zal Ik over Jeruzalem jubelen en Mij verblijden over Mijn volk. Geen geween of geweeklaag wordt daar nog gehoord. Jes.66:22 Zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die Ik maak zullen voortbestaan, spreekt de HEER, zo zullen jullie naam en jullie nageslacht voortbestaan. 2Petr.3:13 Maar wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. A2: De Bruid van Christus. Openb.21:2 Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze was als een Bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar Man en Hem opwacht. 1 In Openb.19:7-8 wordt de Bruid van Christus omschreven als een zeer grote groep mensen, dat zijn de heiligen die in rechtvaardigheid hebben geleefd (19:8b); maar hier wordt de Bruid van Christus omschreven als een stad, het Nieuwe Jeruzalem. Hetzelfde zien we gebeuren in Openb.21:9-10 waar in vers 9 nog gesproken wordt over de Bruid als de vrouw van het Lam, wat een persoonsaanduiding is, maar in vers 10 wordt opnieuw gesproken over de heilige stad Jeruzalem. In 19:8 wordt er gesproken over de heiligen, en in 21:2+10 wordt er gesproken over de heilige stad; dit laat wel zien hoezeer de heiligen van God verweven zijn met de stad van God, en het is ook onze eeuwige erfenis om voor eeuwig een geestelijk onderdeel te zijn van deze bovennatuurlijke stad. Openb.3:12 Wie overwint maak Ik tot een zuil in de tempel van mijn God. Daar zal hij voor altijd blijven staan. Ik zal op hem de naam schrijven van Mijn God en van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem dat bij Mijn God vandaan uit de hemel zal neerdalen, en ook Mijn eigen nieuwe naam. Wat op aarde niet mogelijk is vanwege de materiële kwaliteiten van de bouwproducten van een aardse tempel, dat is in het eeuwige koninkrijk van God wel mogelijk, namelijk dat wij een eeuwig onderdeel zullen zijn van de tempel van God; want wij als gelovigen vormen voor eeuwig de tempel waarin God wonen zal (2Kor.6:16). Wie dus spreekt over de Bruid van Christus, spreekt tegelijkertijd over het Nieuwe Jeruzalem; wij zullen in de stad wonen, maar tegelijkertijd een wezenlijk onderdeel van de stad zijn. Wat verder opvalt is dat Johannes in vers 2 een ander visioen zag dan in vers 1, want er staat twee keer vermeld dat hij iets zag; maar het tweede visioen vloeit voort uit de realiteit van het eerste visioen, vandaar dat vers 2 begint met het woordje toen. A3: Het mysterie van de eeuwigheid. Openb.21:3 Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen Zijn volken zijn en God Zelf zal als hun God bij hen zijn. Dit is de allergrootste climax van het boek Openbaring, ja zelfs de grootste climax van Gods mysterie in de hele Bijbel; hier is het allemaal om begonnen dat de Vader Zelf temidden van Zijn mensen kan wonen. Om tot dit grote doel te komen heeft de mensheid 7000 jaar lang een intense leerschool ondergaan, een leerschool die verschillende fases heeft gekend. De eerste 2000 jaar van Adam tot Abraham vormden de lagere leerschool voor de mensheid, de tweede 2000 jaar van Abraham tot Christus vormden de middelbare leerschool voor de mensheid, en de derde 2000 jaar vanaf de eerste komst van Christus tot aan Zijn tweede komst vormen de hogere leerschool voor de mensheid. Daarna breekt het millennium aan waarin Jezus Christus Zijn heerschappij over de millennium-aarde uitoefenen zal om de mensheid voor te bereiden op de komst van de Vader naar de nieuwe aarde. 1Kor.15:23-28 Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer Hij komt, zij die Hem toebehoren. En dan komt het einde en dan draagt Hij het koningschap over aan God de Vader, nadat Hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft. Want Hij moet koning zijn totdat God alle vijanden aan Zijn voeten heeft gelegd……… En op het moment dat alles aan Hem onderworpen is, zal de Zoon Zichzelf onderwerpen aan Hem die alles aan Hem onderworpen heeft, opdat God over alles en allen zal regeren. De laatste woorden van deze tekst uit 1Kor.15 zegt in het Grieks letterlijk dat het Gods doel is dat Hij alles in allen zal zijn; de totale volheid van God heeft vanaf het begin verlangd om in Jezus de Zoon te wonen (Kol.1:19), maar dat God met Zijn volheid ook in ons wil wonen is op dit moment niet te bevatten. God is onsterfelijk en Hij bewoont een ontoegankelijk licht, en geen van de mensen heeft Hem ooit gezien of kan Hem zien (1Tim.6:16), maar toch werkt de Vader toe naar een moment waarop Hij Zelf temidden van de mensen kan wonen en ook door hen gezien kan worden. Wij hebben vrijwel geen besef van het grote verlangen van de Vader om bij ons te zijn, maar dat is nu nog niet mogelijk; als voorlopers van de mensheid zullen wij echter tijdens het millennium al kunnen genieten van het voorrecht om voor de troon van God de Vader te mogen zijn, waar wij Hem met eigen ogen zullen zien (22:3b-4). Dat is voor de geredde mensen op de millennium-aarde echter nog niet mogelijk, maar op de 2 nieuwe aarde zullen alle geredde mensen volop van het voorrecht kunnen genieten om God de Vader zelf te mogen zien. Dan is letterlijk elke barrière uit de weg geruimd, elke hindernis is vernietigd, elke natuurlijke beperking is opgeheven, elke begrenzing is weggedaan en God de Vader Zelf zal in ons midden wonen. Dan zullen wij waarachtig mens zijn zoals de Vader altijd heeft bedoeld, en zal Hij waarachtig onze God kunnen zijn zoals Hij altijd heeft gewild. 2Kor.6:16b-18 Wijzelf zijn de tempel van de levende God, zoals God heeft gezegd: Ik zal bij hen wonen en in hun midden verkeren, Ik zal hun God zijn en zij Mijn volk. Daarom zegt de Heer: Ga weg bij de ongelovigen, zonder je van hen af en raak niets aan dat onrein is. Dan zal Ik jullie aannemen en jullie Vader zijn, en jullie Mijn zonen en dochters, zegt de almachtige Heer. Salomo stelde de vraag aan God of het mogelijk was dat Hij werkelijk bij de mensen op de aarde zou kunnen wonen, want zelfs de hoogste hemel was immers niet in staat om God te bevatten, laat staan dat God op de aarde zou kunnen wonen (2Kron.6:18). Maar toch is het onmogelijke mogelijk gemaakt door Jezus tijdens Zijn eerste komst naar de aarde dankzij het volbrachte werk op het kruis van Golgotha en tijdens Zijn tweede komst naar de aarde dankzij Zijn heerschappij in het millennium. Jezus heeft de weg gebaand en Hij zal de weg banen voor de Vader om voor eeuwig temidden van mensen te wonen. De Vader heeft door Jezus alles met Zichzelf willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met het bloed van Jezus aan het kruis (Kol.2:20, 2Kor.5:19, 1Joh.2:2). A4: Alles wordt nieuw gemaakt. Openb.21:4-5 Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij. Hij die op de troon zat zei: Alles maak Ik nieuw! Ik hoorde zeggen: Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar en waar. In Openb.21:1-8 spreekt de Vader driemaal; de eerste keer in vers 3, de tweede keer in vers 5, en de derde keer in vers 6. In vers 3 spreekt de Vader over de vervulling van het grote mysterie dat Hijzelf temidden van Zijn mensen zal wonen, en hier in vers 5 spreekt de Vader dat Hij alles nieuw zal maken. Dit is de eerste keer in de geschiedenis van de mensheid dat er sprake is van totale vernieuwing. Bij de tweede komst van Jezus zal het millennium een behoorlijke verbetering zijn ten opzichte van 6000 jaar tragische menselijke geschiedenis, maar het millennium zal nog geen totale vernieuwing betekenen voor het leven op aarde. Maar tijdens het millennium zal er wel sprake zijn van totale vernieuwing in het Nieuwe Jeruzalem, waarbij dezelfde beloften in vervulling gaan als in Openb.21:4-5. Openb.7:14-17 Dat zijn degenen die uit de grote verschrikkingen gekomen zijn. Ze hebben hun kleren wit gewassen met het bloed van het Lam. Daarom staan ze voor Gods troon en zijn ze dag en nacht in Zijn tempel om Hem te vereren. En Hij die op de troon zit zal bij hen wonen. Dan zullen ze geen honger meer lijden en geen dorst, de zon zal hen niet meer steken, de hitte hen niet bevangen. Want het Lam midden voor de troon zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen uit hun ogen wissen. Tijdens het millennium ervaren de gelovigen in het Nieuwe Jeruzalem al de volledige door God beloofde vernieuwing, maar na afloop van het millennium spreekt God deze volledige vernieuwing uit over Zijn hele schepping. Op dit moment is niet meer het Nieuwe Jeruzalem nieuw, maar ook de hemel en de aarde zijn volledig nieuw geworden, omdat de laatste vijand vernietigd is, namelijk de dood (1Kor.15:26, Openb.20:14). En voor de twaalfde en laatste keer krijgt Johannes de opdracht om op te schrijven wat hij de Vader vanaf Zijn troon hoort zeggen, want deze woorden zijn zeer betrouwbaar en waar. Deze woordcombinatie van betrouwbaar en waar komen we in het Grieks 4 keer tegen in het boek Openbaring, twee keer als de naam van Jezus (3:14, 19:11), en twee keer als aanduiding van de woorden van God in dit boek (21:5, 22:6). Deze woorden van de Vader zijn betrouwbaar of geloofwaardig omdat ze waar zijn, en omdat ze waar zijn kunnen en mogen wij geloven dat ze tot stand zullen komen. Op dit moment is werkelijk al het oude voorbij en is werkelijk al het nieuwe gekomen (2Kor.5:17); wat als een persoonlijke werkelijkheid in ons leven begonnen is bij de wedergeboorte, dat wordt hier werkelijkheid in de totale schepping. 3 A5: De Alfa en Omega. Openb.21:6a Toen zei Hij tegen mij: Het is voltrokken! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Het is onvoorstelbaar, maar bijna 3000 jaar voordat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen komen, profeteerde de Vader tegen Johannes dat het was voltrokken. God zag op dat moment al de goede afloop, en de Vader koppelde de goede afloop aan het feit dat Hij de alfa en de omega is zoals Hij ook aan het begin van het boek Openbaring had gezegd (1:8), een titel die ook van toepassing is op onze Heer Jezus (22:13); en zo sprak ook de profeet Jesaja (Jes.48:12). Het geheim is echter dat God niet alleen van tevoren de goede afloop kent, maar dat Hij de goede afloop heeft gepland. God is geen voorspeller van de toekomst, maar Hij is de organisator van de toekomst, want de geschiedenis ontwikkelt zich volgens de mysteries die diep verborgen in het hart van God aanwezig zijn. Jes.46:9-11 Denk terug aan alles wat eertijds is gebeurd. Ik ben God, er is geen ander, Ik ben God, niemand is aan Mij gelijk. Die in het begin al het einde aankondigde en lang tevoren wat nog gebeuren moest. Die zegt: Wat Ik besluit, wordt van kracht, en alles wat Ik wil, breng Ik ten uitvoer…… Ik heb gesproken, en zo zal het gebeuren. Zoals Ik het bepaald heb, zo zal het gaan. Gods oorspronkelijke plan is Gods uiteindelijke plan en dat is Gods eeuwige plan, daarom is God degene die is, die was en die komt (Openb.1:4); de Heer, onze God, is de Schepper van alle dingen, en Zijn wil is de oorsprong van alles wat er is (Openb.4:11). Wanneer onze God 3000 jaar van tevoren - d.w.z. 2000 jaar vanaf Johannes op Patmos tot aan de tweede komst van Christus en de 1000 jaar van het millennium - precies kan vertellen hoe de afloop van de menselijke geschiedenis inclusief de eindtijd en het millennium zal zijn, betekent het dat Hij volledig soeverein is in alles wat Hij doet. Jes.14:24 De HEER van de hemelse machten heeft gezworen: Voorwaar, het zal gaan zoals Ik heb bepaald, het zal gebeuren zoals Ik heb besloten. Jes.42:9 Wat eertijds werd voorzegd, is nu vervuld en Ik kondig jullie nieuwe dingen aan, nog voor ze ontkiemen zal Ik ze openbaren. Jes.44:8a Vrees niet, laat de angst je niet verlammen: heb Ik het je niet vanaf het begin laten horen, heb Ik het je niet aldoor verteld? Jes.48:3 Lang geleden kondigde Ik aan wat nog stond te gebeuren, Ik heb het uitgesproken, Ik heb het laten horen. Onverwachts bracht Ik die gebeurtenissen tot stand. Jes.48:16 Kom naderbij en luister hiernaar. Van meet af aan heb Ik openlijk gesproken, vanaf het begin van de geschiedenis was Ik erbij. De Drie-Enige God is de oorsprong van de geschiedenis, en Vader, Zoon en Heilige Geest zijn ook het einddoel van de geschiedenis; in volledige harmonie werken Vader, Zoon en Geest samen om de geschiedenis van de schepping tot zijn allerhoogste ontplooiing te brengen in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waarbij het Nieuwe Jeruzalem de hemel en de aarde zal verbinden. Zoals Jezus op het kruis riep “Het is volbracht”(Joh.19:30), en zoals een luide stem vanaf de troon bij de laatste schaal riep “Het is voorbij”(Openb.16:17), zo roept de Vader hier uit “Het is voltrokken”; de grote Architect van de geschiedenis der schepping heeft Zijn mysterieuze plan tot een volledig goed einde gebracht, en Hem komt alle eer toe. Rom.11:33+36 Hoe onuitputtelijk zijn Gods rijkdom, wijsheid en kennis, hoe ondoorgrondelijk Zijn oordelen en hoe onbegrijpelijk Zijn wegen.... Alles is uit Hem ontstaan, alles is door Hem geschapen, alles heeft in Hem zijn doel. Hem komt de eer toe tot in eeuwigheid. Amen. A6: Het levende water van God. Openb.21:6b Wie dorst heeft geef Ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft. Sinds de zondeval tot aan de eerste komst van Christus heeft de mensheid ongeveer 4000 jaar lang dorst geleden omdat het water uit de rivier van het paradijs (Gen.2:10) niet meer bereikbaar was; alleen voor hen die als David geleerd hadden om te drinken uit de liefde van God was deze liefde als een rivier van vreugde beschikbaar (Ps.36:8-10). Maar de profeet Ezechiël profeteerde van een rivier die tijdens het millennium uit de oostkant van de tempel zou stromen, waardoor de Dode Zee weer gezond zou worden en er bomen aan de oevers 4 van de rivier zouden groeien die genezing zouden brengen aan de volken (Ezech.47:1-12). Bij de eerste komst van Jezus werd het levende water van de Heilige Geest al overvloedig beschikbaar voor hen die geestelijke dorst hadden en hun leven aan Jezus zouden geven om bij Hem te komen drinken van het levende water (Joh.4:14, 7:37-39). Voor de gelovigen zal tijdens het millennium het levende water al voor eeuwig beschikbaar zijn in het Nieuwe Jeruzalem (Openb.7:16-17). Maar in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde zal het levende water van de Heilige Geest én voor eeuwig én voor iedereen beschikbaar zijn in een permanente overvloed waarvan we nu alleen nog maar kunnen dromen. Deze rivier van levend water wordt in Dan.7:9-10 beschreven als een rivier van vuur, maar de realiteit is hetzelfde; de Heilige Geest is tegelijkertijd een bron van levend water die onze geestelijke dorst lest en een bron van vuur die ons hart in vuur en vlam zet met hartstochtelijke passie voor de Vader en de Zoon. Deze rivier van water is tegelijkertijd een rivier van vuur en op hetzelfde moment ook een rivier van vreugde; wij worden echter met deze belofte niet opgeroepen om passief de toekomst af te wachten, maar ons actief uit te strekken naar de vervulling van deze belofte in het heden. Hoewel de grootste volheid van deze realiteit bewaard wordt voor de eeuwigheid, klinkt de uitnodiging om te komen drinken nu al voor iedereen die het horen wil. Openb.22:17 De Geest en de Bruid zeggen: Kom! Laat wie luistert zeggen: Kom! Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft. A7: Onze eeuwige erfenis. Openb.21:7 (NBV) Wie overwint komen al deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal Mijn kind zijn. Openb.21:7 (NBG’51) Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn. Het evangelie van Jezus Christus is niet alleen maar bedoeld om ons tot bekering te leiden, zodat wij vergeving van zonden kunnen ontvangen; hoe geweldig dit heerlijke aspect van de boodschap ook is, toch is het “maar” een introductie tot de volledige boodschap van het koninkrijk. Gods doel is niet alleen om ons te redden van een eeuwig oordeel maar ook om ons te roepen voor een eeuwige bestemming (2Tess.2:13-14, 2Tim.2:10, Hebr.9:15). Deel hebben aan iets heeft in de Bijbel de betekenis van erfelijk deel hebben aan; wanneer je deel krijgt aan het koninkrijk van God, ontvang je het als een erfenis uit Gods handen. Hand.26:17b-18 …… de heidenen, naar wie Ik je uitzend om hun de ogen te openen, zodat ze zich van de duisternis naar het licht keren, en van de macht van satan naar God. Door het geloof in Mij zullen ze vergeving krijgen voor hun zonden, en samen met allen die Mij toebehoren zullen ze deel krijgen aan Mijn koninkrijk. Rom.8:16-17 De Geest Zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn. En nu we Zijn kinderen zijn, zijn we ook Zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in Zijn lijden om met Hem te kunnen delen in Gods luister. Gal.4:7 U bent nu geen slaven meer, u bent kinderen van God en als Zijn kinderen bent u erfgenamen door de wil van God. Kol.1:12 Breng dus met vreugde dank aan de Vader. Hij stelt u in staat om te delen in de erfenis die alle heiligen wacht in het licht. Tit.2:7 Zo zijn wij door Zijn genade als rechtvaardigen aangenomen en krijgen we deel aan het eeuwige leven waarop we hopen. Jac.2:5 Luister, geliefde broeders en zusters: heeft God niet juist hen die naar wereldse maatstaven arm zijn, uitgekozen om rijk te zijn door het geloof en deel te krijgen aan het koninkrijk dat Hij heeft beloofd aan wie Hem liefhebben? Deze erfenis is bestemd voor overwinnaars (Openb.2:7+11+17+26, 3:5+12+21, 12:11, 15:2), en deze overwinning heeft vooral betrekking op de overwinning van ons hart dat wij de Vader kunnen aanbieden, wanneer wij de bekroning van ons leven aan Zijn voeten neerwerpen met een dankbaar hart (Openb.4:10-11). Wanneer de Heilige Geest in ons hart de ruimte krijgt om het Vaderhart van God aan ons te openbaren, zal Hij ons ook leren om erfgenamen van de Vader en mede-erfgenamen van Jezus te zijn (Rom.8:15, Gal.4:6). De Bijbel spreekt over twee testamenten, het Oude Testament (Verbond) en het Nieuwe Testament (Verbond), en 5 het is de bedoeling dat wij de Bijbel niet leren lezen als een notaris maar als een erfgenaam van een eeuwige erfenis. Hebr.9:15 Zo is Jezus dan bemiddelaar van een nieuw verbond; Hij is immers gestorven om ons te verlossen van de overtredingen tegen het eerste verbond. Nu kunnen allen die geroepen zijn het beloofde eeuwige erfdeel ontvangen. A8: Een eeuwig oordeel. Openb.21:8 Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood. Lafheid wordt in het eeuwige oordeel op één lijn gezet met trouweloosheid, maar het woord trouweloos kunnen we vanuit het Grieks ook vertalen met ongelovig. Het woord laf (deilos) komt maar drie keer voor in het Nieuwe Testament maar wordt in alle drie teksten verbonden met kleingeloof of ongeloof; zie ook Matt.8:26, Marc.4:40. De lafaards van de eindtijd zijn geen mensen die worstelen met angst in hun hart maar mensen die géén gehoor hebben gegeven aan de prediking van het evangelie, terwijl het evangelie met grote kracht en vele zichtbare wonderen en tekenen is verkondigd. Ze hebben wél gehoor gegeven aan de misleiding van de antichrist, omdat ze meer gesteld zijn op de eer van mensen waardoor zij niet tot geloof hebben kunnen komen (Joh.5:44, 12:43). Als gevolg daarvan hebben ze zich overgegeven aan de vier grote goddeloosheden van de eindtijd, namelijk moord, ontucht, toverij, afgoderij, waar 9:21 nog diefstal aan toevoegt en 22:15 nog leugen aan toevoegt. Omdat ze bewust gekozen hebben tegen de waarheid, zijn ze getroffen door verblinding en zijn ze verdwaald door de leugen, zodat ze rechtvaardig voor eeuwig worden veroordeeld (2Tess.2:10-12). Dit eeuwige oordeel heeft al plaatsgehad in Openb.20:11-15. B: Het Nieuwe Jeruzalem in het millennium. Openb.21:9-11 Een van de zeven engelen met de offerschalen die gevuld waren met de laatste zeven plagen kwam op me af en zei: Ik wil je de Bruid laten zien, de vrouw van het Lam. Ik raakte in vervoering, en hij nam mij mee naar een heel hoge berg en liet me de heilige stad Jeruzalem zien die uit de hemel neerdaalde, bij God vandaan. De stad schitterde door Gods luister met een schittering als van een edelsteen, als een kristalheldere jaspis. Het is opmerkelijk dat dit tweede visioen aan Johannes getoond wordt door een van de zeven engelen die een offerschaal heeft met een van de laatste zeven plagen uit Openb.16; het maakt voor deze engel geen enkel verschil of hij een van de laatste zeven oordelen over de aarde moet uitstorten of dat hij aan een apostel het visioen over het Nieuwe Jeruzalem moet laten zien. Er is voor deze engel geen enkele tegenstrijdigheid tussen het oordeel in de offerschaal die hij vasthoudt of de glorie waarmee het Nieuwe Jeruzalem gevuld is; voor hem komen de heftigheid van Gods oordeel en de glorie van Gods majesteit voort uit één en dezelfde bron van Gods transcendente heiligheid (4:8). B1: Het tweede visioen over het Nieuwe Jeruzalem. In Openb.21:9-22:5 krijgt Johannes een tweede visioen over het Nieuwe Jeruzalem te zien, en uit de context blijkt dat dit tweede visioen spreekt over de rol van het Nieuwe Jeruzalem in de tijd van het millennium. Maar de glorieuze kwaliteiten van deze stad zijn eeuwig, zodat het Nieuwe Jeruzalem in de eeuwigheid gelijk is aan het Nieuwe Jeruzalem in het millennium en er geen enkel verschil is tussen de visioenen van 21:1-8 en 21:9-22:5. Maar de situatie waarin de stad verkeert is wel verschillend, want in het eerste visioen zijn de hemel en de aarde volledig nieuw, terwijl in het tweede visioen nog sprake is van de oude hemel en de millennium-aarde. De geestelijke kwaliteiten van de stad zijn in beide visioenen gelijk, maar de invloed van de stad op de aarde zal op de millennium-aarde minder groot zijn dan op de nieuwe aarde in de eeuwigheid. De oorzaak daarvoor ligt overigens niet in de stad maar aan de geestelijke conditie waarin de aarde verkeert; in 21:1 is er sprake van een nieuwe aarde, terwijl vanaf 21:9 nog sprake is van de oude aarde in het millennium. 1) De koningen van de aarde komen in het nieuwe Jeruzalem tijdens het millennium om daar de rijkdom en de glorie van hun natie aan Koning Jezus aan te bieden (21:24). 6 2) De bladeren van de levensboom in het millennium zijn tot genezing van de volken (22:2), wat betekent dat er nog sprake is van ziekte in het millennium. 3) De poorten van het nieuwe Jeruzalem in het millennium worden bewaakt door engelen om te voorkomen dat zondaars de stad binnengaan (21:12+27, 22:14-15). 4) In het millennium geeft het nieuwe Jeruzalem licht aan de volken (21:24), maar toch zijn er volken die aan het eind van het millennium weer in opstand komen tegen de heerschappij van Koning Jezus (20:7-9). 5) In het millennium is er volgens Jes.65:20 nog sprake van het feit dat de mensen op de aarde sterven, want de mensen op aarde zijn nog steeds onderworpen aan het proces van het ouder worden (Zach.8:4). Maar op de nieuwe aarde zal geen dood meer zijn (21:4). B2: De berg van het huis van de Heer. Openb.21:10b Ik raakte in vervoering, en hij nam mij mee naar een heel hoge berg…… Wanneer Jezus Koning zal zijn over de hele aarde, zal het hele land Israël zo vlak worden als de Jordaanvallei, maar Jeruzalem zal zijn hoogverheven plaats behouden (Zach.14:9-10) en Jeruzalem zal blijven staan waar het staat (Zach.12:6b). Zowel het aardse als hemelse Jeruzalem zullen op een hoge berg komen te liggen, waarbij de ligging van het aardse Jeruzalem beschreven wordt aan de zuidkant van de berg (Ezech.40:2), terwijl de ligging van het hemelse Jeruzalem beschreven wordt aan de noordkant van de berg (Ps.48:2-3). Hoe dit in werkelijkheid zal zijn, is op dit moment moeilijk te zeggen, maar het spreekt van een eenheid tussen hemel en aarde, tussen bovennatuurlijke en natuurlijke realiteit, en dat is het hoofddoel van Gods mysterie (Efez.1:9-10). Over deze berg worden schitterende profetische beloften uitgesproken in het boek van de profeet Jesaja. Jes.2:2-4 Eens zal de dag komen dat de berg met de tempel van de HEER rotsvast zal staan, verheven boven de heuvels, hoger dan alle bergen. Alle volken zullen daar samenstromen, machtige naties zullen zeggen: Laten we optrekken naar de berg van de HEER, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen Zijn paden bewandelen. Vanaf de Sion klinkt Zijn onderricht, vanuit Jeruzalem spreekt de HEER. Hij zal rechtspreken tussen de volken, over machtige naties een oordeel vellen. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is. Jes.11:9-10 Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel Mijn heilige berg. Want kennis van de HEER vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee bedekt. Op die dag zal de Telg van Isaï als een vaandel voor alle volken staan. Dan zullen de volken Hem zoeken en Zijn woonplaats zal schitterend zijn. Jes.25:6-7 Op deze berg richt de HEER van de hemelse machten voor alle volken een feestmaal aan: uitgelezen gerechten en belegen wijnen, een feestmaal rijk aan merg en vet, met pure, rijpe wijnen. Op deze berg vernietigt Hij het waas dat alle volken het zicht beneemt, de sluier waarmee alle volken omhuld zijn. B3: De glorie van het Nieuwe Jeruzalem. Openb.21:11+18+21b+22:1a De stad schitterde door Gods luister met een schittering als van een edelsteen, als een kristalheldere jaspis…… De muur was gemaakt van jaspis, en de stad zelf was van zuiver goud, helder als glas……. De straten van de stad waren van zuiver goud en schitterden als glas…… De rivier was helder als kristal…… De jaspis wordt zeven keer genoemd in de Bijbel. 1) Als onderdeel van het hogepriesterlijke gewaad (Ex.28:17-20). 2) Opnieuw als onderdeel van het hogepriesterlijke gewaad (Ex.39:10-13). 3) Als onderdeel van de kleding van Lucifer, voordat hij in zonde viel (Ezech.28:12-15). 4) Als beschrijving van de glorie van de Vader (Openb.4:3). 5) Als beschrijving van de schittering van het Nieuwe Jeruzalem (Openb.21:11). 6) Als beschrijving van het bouwmateriaal van de muur van de stad (Openb.21:18). 7) Als beschrijving van het eerste fundament van de stadsmuur (Openb.21:19). In een ander document van deze serie is de betekenis van jaspis uitvoerig beschreven als een expressie van de glorie van God, zodat dit hier niet opnieuw gedaan hoeft te worden. 7 Wat echter opvalt is dat de stad in haar geheel gemaakt is van transparant materiaal, zowel kristalheldere jaspis, helder glas als schitterend glas; niemand heeft in deze stad nog iets voor een ander te verbergen zoals Adam en Eva deden, want zij verborgen zich zowel voor elkaar als voor de Heer (Gen.3:7-8). Maar deze stad wordt beschenen door de glorie van God en het licht in deze stad komt van het Lam (21:23); wanneer wij in het licht gaan zoals God licht is, hebben wij relatie met elkaar, omdat het bloed van Jezus ons gereinigd heeft van alle zonde (1Joh.1:7). Want God is licht en in Hem is geen spoor van duisternis, zodat er ook in deze stad geen enkele sprake kan zijn van duisternis (1Joh.1:5). C: Het externe perspectief van het Nieuwe Jeruzalem. Openb.21:12-21a Ze had een grote, hoge muur met twaalf poorten en bij elke poort stond een engel. Op de poorten waren namen geschreven: de namen van de twaalf stammen van Israëls zonen. Vanuit het oosten gezien waren er drie poorten, vanuit het noorden drie, vanuit het zuiden drie en vanuit het westen drie. De stadsmuur had twaalf grondstenen, met daarop de namen van de twaalf apostelen van het Lam. Degene die met mij sprak had een gouden meetstok om daarmee de stad, de poorten en de muur op te meten. De stad was vierkant, even lang als breed. Hij mat de stad met zijn meetstok: twaalfduizend stadie, zowel in de lengte als in de breedte en in de hoogte. Hij mat de stadsmuur: honderdvierenveertig el, in gewone mensenmaat, die ook engelenmaat is. De muur was gemaakt van jaspis, en de stad zelf was van zuiver goud, helder als glas. De grondstenen van de stadsmuur waren versierd met allerlei edelstenen. De eerste was van jaspis, de tweede van lazuursteen, de derde kornalijn, de vierde smaragd, de vijfde sardonyx, de zesde sarder, de zevende olivijn, de achtste aquamarijn, de negende topaas, de tiende turkoois, de elfde granaat en de twaalfde amethist. De twaalf stadspoorten waren twaalf parels, elke poort een parel op zich. Johannes ziet in dit tweede visioen het Nieuwe Jeruzalem zowel van buitenaf in een extern perspectief alsook van binnenuit in een intern perspectief; het externe perspectief wordt beschreven in 21:12-21a en het interne perspectief wordt beschreven in 21:21b-22:5. In het externe perspectief wordt alles beschreven wat Johannes van buitenaf te zien krijgt over de schoonheid van de stad, zoals de poorten van de stad, de muur en haar fundamenten, en de afmetingen van de stad. In het interne perspectief wordt alles beschreven wat Johannes van binnenuit te zien krijgt over de schoonheid van stad, zoals de troon van God, een rivier met levend water en de levensboom. C1: De muur van de stad. Openb.21:12a+14+18a+19-20 Ze had een grote, hoge muur…… De stadsmuur had twaalf grondstenen, met daarop de namen van de twaalf apostelen van het Lam. De muur was gemaakt van jaspis…… De grondstenen van de stadsmuur waren versierd met allerlei edelstenen. De eerste was van jaspis, de tweede van lazuursteen, de derde kornalijn, de vierde smaragd, de vijfde sardonyx, de zesde sarder, de zevende olivijn, de achtste aquamarijn, de negende topaas, de tiende turkoois, de elfde granaat, de twaalfde amethist. In de tijd van het Oude Testament werden er muren om de stad Jeruzalem gebouwd om vijanden buiten de stad te kunnen houden zoals in de tijd van Nehemia, maar de muur van het Nieuwe Jeruzalem heeft die functie niet, omdat de poorten overdag nooit gesloten zullen worden en er geen nacht meer zal zijn waarin de poorten eventueel wel gesloten zouden moeten worden (21:25). Er staan engelen bij de poorten (21:12) en de Heer is Zelf een vurige muur om de stad heen (Zach.2:9), zodat deze muur niet een beschermende functie heeft in de betekenis van het buitenhouden van de vijand. De muur van het hemelse Jeruzalem is bedoeld om getuigenis te geven over het karakter van God (Ps.48:13-15) en te vertellen van Zijn verlossende werk in de levens van Gods kinderen (Ps.51:20-21). Want Jeruzalem is een stad die hecht en dicht opeen gebouwd is, terwijl vrede heerst binnen de muren van deze vesting van God (Ps.122:3+7). Deze muur spreekt van het evangelie. Jes.26:1-3 Op die dag zal in Juda dit lied klinken: Wij hebben een sterke stad, de HEER biedt ons redding als een wal, als een muur. Open de poorten, opdat het rechtvaardige volk kan binnentreden, het volk van Uw getrouwen. De standvastige is veilig bij U, vrede is er voor wie op U vertrouwt. 8 Op de fundamentstenen van de muur staan de namen van de 12 apostelen van het Lam, want het huis van God is gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus Zelf de hoeksteen is (Efez.2:19-20). Apostelen zijn mensen door wie wij allemaal indirect tot geloof zijn gekomen (1Kor.3:5), en zij hebben door hun onderwijs en voorbeeld en zelfs martelaarschap het fundament gelegd voor 2000 jaar geschiedenis van de gemeente van Jezus, zodat het terecht is dat hun namen op het fundament van de muur van onze redding staan geschreven. De muur is gemaakt van jaspis, zoals ook de hele stad schittert met de glorie van God als met een kristalheldere jaspis (21:11+18); dit betekent dat de glorie van Gods wezen het bouwmateriaal is voor de muur van onze redding. 2Petr.1:3-4 Zijn Goddelijke macht heeft ons alles geschonken wat nodig is voor een vroom leven door de kennis van Hem die ons geroepen heeft door Zijn majesteit en wonderbaarlijke kracht. Hiermee zijn ons kostbare, rijke beloften gedaan …… opdat u deel zou krijgen aan de Goddelijke natuur. De fundamentstenen zijn versierd met 12 verschillende edelstenen die we ook terugvinden in de kleding van de hogepriester (Ex.28:17-20), hoewel in het Hebreeuws enkele andere benamingen worden gebruikt dan in het Grieks. De edelstenen waarover gesproken wordt zijn mineralen die zich in de natuur hebben gevormd tot kleurige stenen met een kristallen vorm, en zij herinneren ons aan Jezus de Hogepriester, die menselijke natuur aangenomen heeft om ons te kunnen redden (Joh.1:14) en voor eeuwig als Hogepriester voor ons op de bres te kunnen staan totdat de genade van God zijn volle doel heeft bereikt. Hebr.2:10 Want om vele kinderen in Zijn luister te laten delen achtte God, voor wie en door wie alles bestaat, het passend de Bereider van hun redding door het lijden naar de uiteindelijke volmaaktheid te voeren. Deze muur van het Nieuwe Jeruzalem is voor eeuwig het getuigenis van onze redding door Jezus die de apostelen heeft gebruikt om ons het evangelie te verkondigen; de muur is versierd met de Hogepriesterlijke bediening van Jezus Zelf, en op de muur van Jeruzalem staan wachters die door God zijn aangesteld om dag en nacht voorbede te doen voor deze stad, totdat haar roem zich over de aarde heeft verbreid (Jes.62:6-7). In de muur zitten twaalf poorten waardoor wij voor eeuwig in en uit kunnen gaan naar de nieuwe aarde om zowel in het millennium (20:6) als in de eeuwigheid (22:5b) met Christus als koningen te regeren. C2: De poorten van de stad. Openb.21:12-13+21a Ze had een grote, hoge muur met twaalf poorten en bij elke poort stond een engel. Op de poorten waren namen geschreven: de namen van de twaalf stammen van Israëls zonen. Vanuit het oosten gezien waren er drie poorten, vanuit het noorden drie, vanuit het zuiden drie en vanuit het westen drie…… De twaalf stadspoorten waren twaalf parels, elke poort een parel op zich. De muur is niet bedoeld om mensen buiten te houden, maar deze twaalf poorten zijn wél bedoeld om mensen binnen te laten; op de twaalf poorten staan de namen van de twaalf stammen van het volk Israël. Het is Bijbels gezien onverantwoord om dit te ‘vergeestelijken’ en we moeten hier letterlijk lezen dat het volk Israël een zeer grote rol speelt in de menselijke geschiedenis om mensen binnen te laten in het Nieuwe Jeruzalem, want de redding komt via het Joodse volk (Joh.4:22). Jeruzalem is namelijk de poort der volken (Ezech.26:2); en God heeft de Israëlieten als Zijn kinderen aangenomen en aan hen Zijn glorie, de verbonden, de wet, de tempeldienst en de beloften geschonken (Rom.9:4). Zij zijn de natuurlijke takken van de edele olijfboom (Rom.11:16), aan wie God Zijn woord heeft toevertrouwd (Rom.3:2), en het evangelie is in de eerste plaats voor het Joodse volk bestemd (Rom.1:16). Het evangelie moest eerst aan het Joodse volk gebracht worden (Matt.10:6, 15:24, Hand.13:46), en als gelovigen uit de heidenen moeten wij altijd blijven beseffen dat wij door genade deel hebben gekregen aan het evangelie dat rechtens aan het volk Israël toebehoort (Efez.2:11-13,19-22, 3:5-6). We komen de namen van de twaalf apostelen tegen op de fundamentstenen van de muur, en we komen de namen van de twaalf stammen van Israël tegen op de poorten van de stad; zo komen de volheid van het Oude Testament en het Nieuwe Testament bij elkaar in de eeuwige volheid van de stad van God. De 24 oudsten voor de troon van God (4:4) zijn ook een beeld van deze volheid van twaalf en twaalf bij elkaar opgeteld. Het is heerlijk om te 9 lezen dat de stad drie poorten heeft aan elke kant van de stad; vanuit elke windrichting worden mensen uitgenodigd om de stad van God binnen te gaan, zodat er geen enkele sprake meer is van enige vorm van voorkeur. God heeft de hele wereld lief (Joh.3:16) en iedereen wordt uitgenodigd. Maar bij het binnengaan van de stad kan iedereen zien hoe elke afzonderlijke poort een parel is, en elke parel spreekt van het lijden dat het volk Israël heeft moeten ondergaan om tot deze hoge positie te kunnen komen. De profetie van Jes.53 wordt door de gemeente uit de heidenen alleen maar gelezen als een profetie over het lijden van Jezus, maar het Joodse volk leest deze profetie als een profetie over hun lijden als het volk van God. Beide opvattingen zijn waar, want het volk Israël heeft evenzeer moeten lijden als Jezus die de Koning der Joden is (Joh.19:19); alleen heeft het volk Israël niet de zonde van de wereld op zich kunnen nemen, want dat heeft alleen het Lam van God gekund. C3: De afmetingen van de stad. Openb.21:15-17 Degene die met mij sprak had een gouden meetstok om daarmee de stad, de poorten en de muur op te meten. De stad was vierkant, even lang als breed. Hij mat de stad met zijn meetstok: twaalfduizend stadie, zowel in de lengte als in de breedte en in de hoogte. Hij mat de stadsmuur: honderdvierenveertig el, in gewone mensenmaat, die ook engelenmaat is. In het visioen van de millennium-tempel ziet de profeet Ezechiël hoe een man met een linnen koord en een meetstok in zijn hand de tempel opmeet (Ezech.40:3-4), maar van de meetstok voor het Nieuwe Jeruzalem wordt nadrukkelijk vermeld dat het een meetstok van goud is. Goud is een edelmetaal dat niet kan roesten en van blijvende duurzame kwaliteit is, en wat nooit zijn waarde verliest; God hanteert een zeer hoge norm om de afmetingen van het Nieuwe Jeruzalem op te meten. God de Vader heeft maar één maatstaf om te meten of iets aan Zijn bedoelingen en verwachtingen voldoet, en deze maatstaf is Zijn Zoon Jezus; want in Christus is al de volheid van God aanwezig (Kol.2:9), en Hij is de volmaakte weerspiegeling van de glorie van de Vader (Hebr.1:3). De volheid van het Nieuwe Jeruzalem wordt bepaald door de mate van Gods volheid die in deze stad aanwezig is; daarom schittert de stad ook met de glorie van God (21:11+23b), en de enige Lichtbron in de stad is Jezus als het Lam van God (21:23b). Het is opmerkelijk dat in de beschrijving van het Nieuwe Jeruzalem zeven keer over Jezus gesproken wordt als over het Lam (21:9, 14, 22, 23, 27, 22:1+3); zo wordt ons duidelijk gemaakt dat wij nooit zullen vergeten wat Jezus voor ons volbracht heeft op het kruis van Golgotha, en dat wij onze positie in het Nieuwe Jeruzalem te danken hebben aan Jezus, het Lam van God. De lengte en de breedte en de hoogte van de stad zijn gelijk, namelijk 12.000 stadie; een stadie is een oude Griekse lengtemaat waar ook het woord stadion van afstamt, en een stadie is ongeveer 185 meter lang. Dat betekent dat het Nieuwe Jeruzalem de vorm heeft van een kubus met afmetingen van ongeveer 2220 km, wat inhoudt dat de stad voor meer dan de helft boven de atmosfeer van de aarde uitsteekt. Daarvan kunnen we ons geen voorstelling maken, omdat de kwaliteit van deze stad toch vooral een geestelijke kwaliteit is die de hemel met de aarde verbindt. De hoogte van de muur (ook de dikte?) is 144 el, wat ongeveer 70 meter is, maar er wordt opvallend genoeg bij vermeld dat in dit geval de gewone mensenmaat gelijk is aan de engelenmaat. Hier zien we dat de maatstaf van de aarde gelijk geworden is aan de maatstaf van de hemel; ook in dit opzicht gaat Efez.1:9-10 op een schitterende manier in vervulling, want de aarde hanteert op dit moment dezelfde maatstaf als de hemel. Het hemelse Jeruzalem is vierkant, zoals ook het brandofferaltaar in de tabernakel van Mozes vierkant was (Ex.27:1), ook de borsttas van de hogepriester was vierkant (Ex.28:15), en ook het reukofferaltaar was vierkant (Ex.30:2); d.w.z. dat de boodschap van Gods genade naar alle kanten op een gelijkwaardige manier wordt verkondigd door deze dingen heen. De millennium-stad uit de profetie van Ezech.40-48 is ook vierkant, maar de omtrek van deze stad is 18.000 el wat ongeveer negen kilometer is; bovendien wordt er niet gesproken over de hoogte van het aardse Jeruzalem in het millennium, terwijl het Nieuwe Jeruzalem even hoog als lang en breed is. Ook dit profeteert een belangrijke boodschap aan ons over het wezenlijke verschil tussen het aardse millennium-Jeruzalem en het hemelse Jeruzalem. 10 D: Het interne perspectief van het Nieuwe Jeruzalem. Openb.21:21b-22:5 De straten van de stad waren van zuiver goud en schitterden als glas. Maar een tempel zag ik niet in de stad, want God, de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het Lam. De stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig: over haar schijnt Gods luister, en het Lam is haar licht. De volken zullen in haar licht leven en de koningen op aarde betuigen daar hun lof. De poorten zullen overdag nooit gesloten worden, en nacht zal het er niet meer zijn. De volken zullen in haar hun lof en eer komen betuigen. Maar alles wat verwerpelijk is en iedereen die zich met gruwelijke dingen en leugens inlaat, komt de stad niet binnen, alleen zij die in het boek van het leven staan, het boek van het Lam. Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft. De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de troon van God en van het Lam. In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing. Er zal niets meer zijn waarop nog een vloek rust. De troon van God en van het Lam zal daar in de stad staan. Zijn dienaren zullen Hem vereren en Hem met eigen ogen zien, en Zijn naam staat op hun voorhoofd. Het zal er geen nacht meer zijn en het licht van een lamp of het licht van de zon hebben ze niet nodig, want God de Heer zal hun licht zijn. En zij zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid. D1: De straat van de stad. Openb.21:21b De straten van de stad waren van zuiver goud en schitterden als glas. De NBV-vertaling vertaalt het Griekse woord ‘plateia’ in het meervoud maar dit woord heeft een enkelvoudige betekenis; in 22:2 vertaalt de NBV hetzelfde woord met het woord plein in het enkelvoud. Er zit wel een zekere logica achter deze verschillende vertalingen, want in de Griekse wereld liep de hoofdstraat van de stad van poort tot poort, en verder sprak men dan toch vooral over stegen; aan de hoofdstraat lag ook het centrale plein van de stad. Maar naarmate een stad groter werd, kwamen er ook meer (hoofd)straten (Luc.14:21). Op dit moment van het visioen worden we vanuit het externe perspectief meegenomen naar het interne perspectief, en het eerste wat we van de binnenkant van de stad te zien krijgen is de straat of het plein. Wat opvalt is dat er op dit moment ook voor het laatst gesproken wordt over de bouwmaterialen van de stad, want vanaf nu wordt er in dit tweede visioen alleen nog maar de nadruk gelegd op de paradijselijke functie van het Nieuwe Jeruzalem. De straat of het plein van de stad spreekt van de permanente verbinding tussen alle bewoners van de stad, en iedereen heeft een open relatie met iedereen. De bouwstof van de straat is zuiver goud wat spreekt van het eeuwige edele karakter van de relatie tussen gelovigen in de stad van God, en ook schittert de straat als glas wat spreekt van het transparante karakter van de eeuwige relatie die wij met elkaar zullen hebben. D2: Er is geen tempel in de stad. Openb.21:21b Maar een tempel zag ik niet in de stad, want God de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het Lam. Johannes moet op dit moment in het visioen verbaasd zijn geweest, want hij had zeker een tempel in het Nieuwe Jeruzalem verwacht; hij kende de profetie van Ezechiël over de stad Jeruzalem in Ezech.40-48, waarbij hoofdzakelijk gesproken werd over de tempel. Ook de profeet Haggai profeteerde over de toekomstige glorie van de tempel van God in Jeruzalem (Hag.2:9). Het woord tempel (naos) komt maar liefst 16 keer voor in het boek Openbaring, en Jezus beloofde dat de overwinnaars als een zuil in de tempel van God zouden staan en nooit meer van die plaats verwijderd zouden worden (3:12). En de vele martelaars uit de Grote Verdrukking kregen van Jezus de belofte dat zij dag en nacht God zouden vereren in Zijn tempel (7:15); er wordt in het boek Openbaring diverse malen gesproken over de tempel die in de hemel aanwezig is (11:19, 14:15+17, 15:5-8, 16:1+17). De profetie van Ezech.40-48 spreekt over een millennium-tempel op de aarde, maar nu wordt er voor het eerst gesproken over het feit dat er geen aparte tempel meer zal zijn. Het kenmerk van de tabernakel van Mozes en de tempel van Salomo was dat God temidden 11 van Zijn volk wilde wonen (Ex.25:8, 1Kon.6:12-13), maar op voorwaarde dat er toch duidelijk sprake zou zijn van een scheiding tussen God en Zijn volk (Ex.26:31-33). De Heer koos er voor om in een donkere wolk in Zijn eigen huis op aarde te wonen (1Kon.8:12-13), en zo bleef er altijd sprake van een onoverbrugbare afstand tussen God en Zijn volk. Maar Jezus is gekomen om de scheiding op te heffen (Efez.2:14) en dankzij Hem hebben wij volledige toegang tot de Vader door de Heilige Geest (Efez.2:18). Daarom scheurde het voorhangsel in de tempel van Jeruzalem van boven naar beneden in tweeën op het moment dat Jezus stierf (Matt.27:51), en daarmee gaf de Heilige Geest te kennen dat de weg naar de Vader volledig open lag. Daarom kan er in het Nieuwe Jeruzalem geen enkele sprake meer zijn van een tempel die de tegenwoordigheid van God voor ons verbergt; de Vader wil Zelf in alle openheid voor eeuwig temidden van Zijn volk wonen (21:3). Daarom functioneert het Nieuwe Jeruzalem in haar geheel als een tempel waarin de Vader samen met Zijn kinderen voor eeuwig wonen zal, en in deze stad zullen wij voor eeuwig als Zijn priesters functioneren (1:6, 5:10). Dan zullen wij de tempel zijn waarin God woont (2Kor.6:16) en God zal de tempel zijn waarin wij wonen (21:22), want in het Nieuwe Jeruzalem is de tempel geen gebouw meer maar een levende realiteit in de relatie tussen God en Zijn volk. Zo beschreef Jezus Zichzelf als de tempel van God (Joh.2:21), omdat de volheid van God lichamelijk in Hem woont (Kol.2:9), en zo zullen ook wij de tempel van God zijn omdat Zijn volheid ook in ons volop aanwezig is (Kol.2:10). D3: De lichtbron van de stad. Openb.21:23 De stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig: over haar schijnt Gods luister, en het Lam is haar licht. Het hemelse Jeruzalem schittert met de glorie van God (21:11), en de glorie van de Heer geeft zoveel schitterend licht dat de heldere maan zich schaamt en de stralende zon van schaamte verbleekt (Jes.24:23). Het licht van het hemelse Jeruzalem is zo krachtig dat het aardse Jeruzalem in het millennium er volledig door wordt verlicht (Jes.60:19-20). Jes.60 is een parallel met Openb.21, maar spreekt over het aardse Jeruzalem, want haar heiligdom is de plaats waar Jezus Zijn voeten laat rusten (Jes.60:13b, Jes.6:1, Ezech.43:7), terwijl het hemelse Jeruzalem de plaats is waar Jezus Zijn troon heeft staan (Openb.22:3). Het aardse Jeruzalem wordt tijdens het millennium verlicht door het hemelse Jeruzalem dat boven de plaats van het aardse Jeruzalem aanwezig is (Jes.4:5). D4: De millennium-aarde. Openb.21:24-27 De volken zullen in haar licht leven en de koningen op aarde betuigen daar hun lof. De poorten zullen overdag nooit gesloten worden, en nacht zal het er niet meer zijn. De volken zullen in haar hun lof en eer komen betuigen. Maar alles wat verwerpelijk is en iedereen die zich met gruwelijke dingen en leugens inlaat, komt de stad niet binnen, alleen zij die in het boek van het leven staan, het boek van het Lam. Dit tekstgedeelte beschrijft de relatie tussen het Nieuwe Jeruzalem en de aarde tijdens het millennium, want hoewel zondaars tijdens het millennium Jeruzalem niet binnengaan, zijn ze nog niet voor eeuwig veroordeeld zoals wel het geval is in 21:8. De volken zullen tijdens het millennium leven en opbloeien door de invloed van de glorie van het hemelse Jeruzalem die via het aardse Jeruzalem over de aarde wordt verspreid. De volken zullen hun aanbidding in de millennium-tempel van Jeruzalem brengen, en de heiligen van God zullen als priesters de aanbidding van de volken via de corridor van glorie naar de troon van God in het hemelse Jeruzalem brengen. D5: Het Nieuwe Jeruzalem als paradijs. Openb.22:1-5 Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft. De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de troon van God en van het Lam. In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing. Er zal niets meer zijn waarop nog een vloek rust. De troon van God en van het Lam zal daar in de 12 stad staan. Zijn dienaren zullen Hem vereren en Hem met eigen ogen zien, en Zijn naam staat op hun voorhoofd. Het zal er geen nacht meer zijn en het licht van een lamp of het licht van de zon hebben ze niet nodig, want God de Heer zal hun licht zijn. En zij zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid. Hier eindigt de Bijbel op dezelfde manier zoals de Bijbel begonnen is, namelijk de door God geschapen nieuwe mens in het paradijs van het Nieuwe Jeruzalem dat dezelfde kenmerken heeft als het paradijs of de tuin van Eden in de schepping van Genesis 1. De kenmerken van het Nieuwe Jeruzalem hebben echter een geestelijke kwaliteit waar de kenmerken van het eerste paradijs nog een natuurlijke kwaliteit hadden. 1) De rivier in het eerste paradijs ontsprong uit de aarde en bevatte natuurlijk water, en deze rivier vertakte zich in vier verschillende stromen (Gen.2:10); maar de rivier in het Nieuwe Jeruzalem bevat water dat leven geeft, omdat deze rivier niet uit de aarde maar uit de troon van God ontspringt. David sprak in Ps.36:9 over een rivier van vreugde en het daar gebruikte Hebreeuwse woord is letterlijk ‘eden’, want de betekenis van de naam Eden is lieflijkheid, plezier of lekkernij. Deze rivier van levend water heeft hetzelfde effect op onze innerlijke mens als de rivier van vuur die ook uit de troon van God ontspringt (Dan.7:9-10). 2) Een levensboom stond in het eerste paradijs zoals ook in het Nieuwe Jeruzalem een levensboom staat, maar in Gen.2:9 had de levensboom nog concurrentie van de boom van kennis van goed en kwaad. Maar in het hemelse paradijs is de boom van kennis niet meer aanwezig, en er zal niets meer zijn waarop nog een vloek rust (22:3a); het gevaar van deze boom is vernietigd door de overwinning van het Lam op het kruis van Golgotha. Waar de boom uit het eerste paradijs het leven intact hield, heeft de levensboom in het Nieuwe Jeruzalem zelfs het vermogen om genezing te brengen (22:2b), zoals ook de vruchtbomen in het aardse Jeruzalem tijdens het millennium genezing brengen (Ezech.47:12). 3) De troon van God de Vader en van Jezus het Lam zal het centrale punt in het Nieuwe Jeruzalem zijn; deze manifeste tegenwoordigheid van God missen we in het eerste paradijs van Gen.1. In het eerste paradijs wandelde God met Adam en Eva door de tuin, maar Zijn troon was op dat moment nog in de hemel; de relatie van God met de eerste mensen was een voorbereiding voor de komst van Zijn manifeste tegenwoordigheid op de aarde. 4) Wij zullen als dienaren van God Hem aanbidden als vervulling van het hoogste doel van God met de mensen (Joh.4:23-24); om die reden zullen wij Hem met eigen ogen zien, en Zijn naam zal op ons voorhoofd staan. Dit laatste kenmerk is een beschrijving van gezalfd begrip, want ons verstand zal voortdurend door de Heilige Geest gezalfd worden met de bovennatuurlijke wijsheid en kennis van God Zelf (1Kor.2:9-13). Dit is het logische gevolg van het feit dat God Zelf onze Lichtbron zal zijn (22:5b), en in het licht van Zijn openbaring zullen wij voortdurend een verlichte geest van openbaring hebben (Ps.36:10). 5) Als laatste kenmerk wordt verteld dat de heiligen van God als koningen heersen zullen tot in eeuwigheid (22:5b), terwijl al eerder was verteld dat wij als koningen zullen heersen tijdens het millennium (20:6). Hier komt het oorspronkelijke doel van de schepping van de mens tot zijn volle recht, en hier komt onze hoge roeping tot volledige vervulling. Gen.1:26-27 God zei: Laten Wij mensen maken die Ons evenbeeld zijn, die op Ons lijken; zij moeten heerschappij voeren…... God schiep de mens als Zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over …… Openb.3:20-21 Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik binnenkomen en we zullen samen eten, Ik met hem en hij met Mij. Wie overwint zal samen met Mij op Mijn troon zitten, net zoals Ikzelf overwonnen heb en samen met Mijn Vader op Zijn troon zit. Hier eindigt de chronologische volgorde met de intervals van het boek Openbaring; het slot van het boek bestaat uit werkelijk de meest krachtige aansporing die de Heilige Geest aan de gemeente van Jezus heeft gegeven om ons voor te bereiden op de eeuwigheid. V.v.d.B. 13