APE Bijstandsscan Leiden

advertisement
B&W.nr.: 05.0478 d.d. 12 april 2005
APE Bijstandsscan Leiden
Onderwerp
BESLUITEN
Behoudens advies van de commi ssie SWM G
1.
2.
3.
Kennis te nemen van het onderzoek "APE Bijstandsscan Leiden" naar de mogelijke oorzaken van
het verschil tussen feitelijke en objectieve uitgaven op het gebied van bijstandsuitkeringen, dat de
dienst Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid in samenspraak met de wethouder SWMG heeft laten
uitvoeren.
De nota naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek vast te stellen en
daarmee in te stemmen met de bevinding dat Leiden inmiddels op onder meer het gebied van
instroombeperking en uitstroombevordering het beleid en de uitvoering dusdanig zijn gewijzigd
dat daarmee tegemoet gekomen wordt aan deze conclusies en aanbevelingen en waardoor de
gemeente Leiden voor 2005 naar alle waarschijnlijkheid zal toekomen met het WWB-inkomensdeel
.
Dit besluit, de APE Bijstandsscan Leiden en de nota ter kennis te brengen van de commissie/Raad.
Samenvatting:
Volgens het objectief financieel verdeelmodel WWB, waarmee wordt bepaald hoeveel middelen voor
uitkeringen en reïntegratie er voor Leiden zijn bestemd, bleek dat Leiden meer aan uitkeringen uitgeeft
dan op grond van objectieve omstandigheden nodig is. Het ongunstige verschil zou de gemeente voor
financiële problemen kunnen stellen. APE is voor de gemeente op zoek gegaan naar de mogelijke
oorzaken van het verschil tussen feitelijke en objectieve uitgaven en heeft handvatten aangereikt voor
de vermindering van de bijstandsuitgaven.
APE heeft het onderzoek verricht op basis van historische gegevens, ofwel gegevens over 2000 tot
medio 2003. De afgelopen jaren heeft SOZA reeds een aantal wijzigingen kunnen doorvoeren die
vooruitlopen op de conclusies van APE. Met het rapport van APE wordt aangetoond dat dit stappen in
de goede richting zijn geweest. Zo heeft de bijstandskans zich in Leiden vanaf 2002 gunstig ontwikkeld
ten opzichte van de referentiegemeenten en de landelijke ontwikkelingen. Deze ontwikkeling is
zodanig, dat het in augustus jl. nog verwachte tekort voor het inkomensdeel voor
2005 op basis van de ontwikkelingen vanaf 2002 naar alle waarschijnlijkheid teniet is gedaan.
RAADSAANBIEDINGSFORMULIER
(Naam commissie/raad)
REG.NR: 05.0478
Voorstel van : v.d. Moolen/Bartelds
B&W
Telefoon
: 7364
Portefeuillehouder(s): Wim de Boer
Email
: [email protected]
Datum B&W
Titel: APE Bijstandsscan
: 12 maart 2005
Voorstel:
3. Kennis te nemen van het onderzoek "APE Bijstandsscan Leiden" naar de mogelijke oorzaken van het verschil
tussen feitelijke en objectieve uitgaven op het gebied van bijstandsuitkeringen, dat de dienst Sociale Zaken
en Arbeidsmarktbeleid in samenspraak met de wethouder SWMG heeft laten uitvoeren.
4. Kennis te nemen van de nota naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek waarin
SOZA aangeeft dat inmiddels op onder meer het gebied van instroombeperking en uitstroombevordering
het beleid en de uitvoering dusdanig zijn gewijzigd dat tegemoet gekomen wordt aan deze conclusies en
aanbevelingen, waardoor de gemeente Leiden voor 2005 naar alle waarschijnlijkheid zal toekomen met het
WWB-inkomensdeel.
Korte inhoud document:
Op verzoek van de dienst Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid en in samenspraak met wethouder De Boer
heeft bureau APE eind 2004 een onderzoek verricht waarin een vergelijking is gemaakt van de Leidse
bijstandsaanpak met die van andere gemeenten. De vergelijking bestaat uit twee delen: de bijstandsresultaten
van Leiden (toeslaguitgaven, bijstandsafhankelijkheid, instroom en uitstroom) en de uitvoeringspraktijk van de
dienst.
Aanleiding voor het verzoek aan bureau APE voor deze vergelijking was de invoering van de Wet werk en
bijstand (WWB) per januari 2004 en de volledige verantwoordelijkheid voor de financiën die daarmee bij de
gemeente werd gelegd.
Volgens het objectief financieel verdeelmodel WWB, waarmee wordt bepaald hoeveel middelen voor
uitkeringen en reïntegratie er voor Leiden zijn bestemd, bleek dat Leiden meer aan uitkeringen uitgeeft dan op
grond van objectieve omstandigheden nodig is. Het ongunstige verschil zou de gemeente voor financiële
problemen kunnen stellen. APE is voor de gemeente op zoek gegaan naar de mogelijke oorzaken van het
verschil tussen feitelijke en objectieve uitgaven en heeft handvatten aangereikt voor de vermindering van de
bijstandsuitgaven.
APE heeft het onderzoek verricht op basis van historische gegevens, ofwel gegevens over 2000 tot medio 2003.
De afgelopen jaren heeft SOZA reeds een aantal wijzigingen kunnen doorvoeren die vooruitlopen op de
conclusies van APE. Met het rapport van APE wordt aangetoond dat dit stappen in de goede richting zijn
geweest. Zo heeft de bijstandskans zich in Leiden vanaf 2002 gunstig ontwikkeld ten opzichte van de
referentiegemeenten en de landelijke ontwikkelingen. Deze ontwikkeling is zodanig, dat het in augustus jl. nog
verwachte tekort voor het inkomensdeel voor 2005 op basis van de ontwikkelingen vanaf 2002 naar alle
waarschijnlijkheid teniet is gedaan.
Soort onderwerp: (I/M/B)
Ter kennisname
Deadline behandeling raad
Financiële consequenties
Gezien de huidige ontwikkelingen is het te verwachten, dat het toegekende budget
voor 2005 toereikend is voor de gemeente Leiden. Of het budget structureel
toereikend is, is afhankelijk van de verdere ontwikkelingen, zoals de ontwikkeling van
het Leidse bestand in relatie tot de landelijke ontwikkelingen, de eventuele
wijzigingen van het objectief verdeelmodel , de al of niet volledige toepassing van
het objectief verdeelmodel ( nu 73% objectief en 27% historisch ). het Leidse
bijstandsbeleid en de effecten van de reorganisatie in de bedrijfsvoering binnen
SOZA
Commissie: (naam commissie)
d.d. (datum
commissie)
Gemeenteraad
d.d. (datum raad)
Griffie: par.
d.d.
Naam:
Tst 516
Emailadres:
APE Bijstandsscan Leiden
Nota toelichting SOZA
1. Inleiding
Op verzoek van de dienst Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid en in samenspraak met wethouder
de Boer heeft bureau APE eind 2004 een onderzoek verricht waarin een vergelijking is gemaakt van
de Leidse bijstandsaanpak met die van andere gemeenten. De vergelijking bestaat uit twee delen: de
bijstandsresultaten van Leiden (toeslaguitgaven, bijstandsafhankelijkheid, instroom en uitstroom) en de
dienst zelf.
Aanleiding voor het verzoek aan bureau APE voor deze vergelijking was de invoering van de Wet
werk en bijstand (WWB) per januari 2004 en de verantwoordelijkheid voor de financiën die
daarmee bij de gemeente werd gelegd. Volgens het objectief financieel verdeelmodel WWB, waarmee
wordt bepaald hoeveel middelen voor uitkeringen en reïntegratie er voor Leiden zijn bestemd, bleek
dat Leiden meer aan uitkeringen uitgeeft dan op grond van objectieve omstandigheden nodig is. Het
ongunstige verschil zou de gemeente voor financiële problemen kunnen stellen. APE is voor de
gemeente op zoek gegaan naar de mogelijke oorzaken van het verschil tussen feitelijke en objectieve
uitgaven en heeft handvatten aangereikt voor de vermindering van de bijstandsuitgaven.
Opgemerkt moet worden, dat APE dit onderzoek heeft verricht op basis van historische gegevens,
ofwel gegevens over 2000 tot medio 2003. De afgelopen jaren heeft SOZA reeds een aantal
wijzigingen kunnen doorvoeren die van invloed blijken te zijn op de conclusies van APE. Met het
rapport van APE wordt aangetoond dat dit stappen in de goede richting zijn geweest! Zo heeft de
bijstandskans zich in Leiden vanaf 2002 gunstig ontwikkeld ten opzichte van de referentiegemeenten
en de landelijke ontwikkelingen. Deze ontwikkeling is zodanig, dat het in augustus jl. nog verwachte
tekort voor het inkomensdeel voor 2005 op basis van de ontwikkelingen vanaf 2002 naar alle
waarschijnlijkheid teniet is gedaan. De ontwikkelingen vanaf 2006 zijn mede afhankelijk van het
volledig invoeren van het zgn. objectief verdeelmodel.
2. Ontwikkeling inkomensdeel
APE geeft in haar rapport aan, dat volgens de geldende versie van het objectief verdeelmodel
(geijkt op gegevens uit 2002) de WWB-uitkeringuitgaven in Leiden 15% hoger zijn dan op grond
van objectieve omstandigheden mag worden verwacht.
Zij geven daarvoor een aantal redenen aan, waar we later in deze notitie op in zullen gaan.
Eerst willen wij u inzicht geven in de prognoses en ontwikkeling van het inkomensdeel vanaf 2004
in relatie tot de feitelijke ontwikkeling van het cliëntenbestand
De stand per januari 2005 is als volgt
In augustus 2004 werd voor het inkomensdeel een overschot geraamd van € 1,6 miljoen. Hierbij
werd van het volgende uitgegaan:
Na de neerwaartse bijstelling door het Rijk van het inkomensdeel met 8 % in de eerste helft van
2004 werd een verdere bijstelling bij de vaststelling van het definitieve budget in september niet
verwacht. Dit is daadwerkelijk het geval geweest.
Tevens werd er van uit gegaan, dat vanaf juli 2004 het aantal bijstandsgerechtigden met 40 per
maand conform de verwachte landelijke ontwikkelingen zou stijgen. In plaats van een stijging met
240 bijstandsgerechtigden heeft zich zelfs een daling voorgedaan met bijna 80. Dit resulteert in een
voordeel van bijna € 2 miljoen, waarmee het totale voordeel
op € 3,6 miljoen komt. Landelijk
wordt voor 2004 uiteindelijk een lichte daling met nog geen 1% verwacht, terwijl de daling van het
bijstandsbestand in Leiden in de orde van grootte van 3 % ligt.
Op basis van de cijfers van het gedeeltelijk invoeren van het objectief verdeelmodel voor 2005 (73
% objectief en 27% historisch) werd in augustus
voor 2005 een tekort geraamd van € 2,4
miljoen.
Bij volledige toepassing van het objectief verdeelmodel zou dit tekort in 2005 en 2006 stijgen
met € 2,3 miljoen tot een totaal bedrag van € 4,7 miljoen. Dit bedrag komt overeen met het in
het rapport van APE genoemde bedrag van € 5,0 miljoen, dat Leiden op basis van cijfers van 2002
meer aan WWB – uitkeringen uitgeeft dan op grond van objectieve omstandigheden nodig zou zijn.
Volgens het rapport van APE zijn de uitgaven in 2002 15 % (€ 5 miljoen in 2002) hoger dan
de objectieve uitgaven.
De ramingen van APE zijn gebaseerd op het jaar 2002. Vanaf 2002 gaat de bijstandskans in de
referentiegemeenten echter stijgen , terwijl de Leidse bijstandskans blijft dalen tot medio 2002. Eind
2003 is de bijstandskans vrijwel even hoog als die van de referentiegemeenten en vanaf 2004
steekt Leiden gunstig af ten opzichte van de andere gemeenten.
Ervan uitgaande dat het inkomensdeel voor de landelijke ontwikkelingen door het Rijk gecorrigeerd
wordt kan het in augustus geraamde tekort voor 2005 bijgesteld worden voor dat deel van de
daling van het Leidse bestand in 2004, waarvoor Leiden gunstig afwijkt van het landelijk beeld.
Voor 2004 betekent dit globaal een bedrag van € 0,9 miljoen. Hiermee komt het voor de
ontwikkelingen in 2004 gecorrigeerde geraamde tekort voor 2005 op €1,5 miljoen.
In het rapport van APE wordt globaal de ontwikkeling van de bijstandskans aangegeven van Leiden
ten opzichte van de referentiegemeenten. Voor 2003 is het verschil ten gunste van Leiden globaal
5% van het bestand, i.c. een bedrag van € 2 miljoen. Op basis van deze calculatie is het van het
Rijk toegestane inkomensdeel voor 2005 toereikend en is er zelfs sprake van een overschot.
In 2005 wordt landelijk een stijging van ruim 14% verwacht voor het bijstandsbestand. Alleen indien
Leiden een lagere stijging of hogere daling dan landelijk realiseert zal dit gunstig zijn voor Leiden.
Opgemerkt moet worden, dat de Minister op basis van nadere gegevens de verdeling van het
landelijk budget over de gemeenten alsnog kan wijzigen b.v. ten gunste van groeigemeenten,
hetgeen dan ten laste gaat van de overige gemeenten. Indien het Rijk net als in 2004 een
substantieel deel van het voordeel van een lagere realisatie ten opzichte van de raming niet
corrigeert zal dit conform 2004 een substantieel voordeel zijn.
Bij verdere toepassing van het objectief verdeelmodel volgens de overigens nog niet besloten maar
wel te verwachte uitgezette beleidslijn van het Rijk dalen de inkomsten voor Leiden in 2006 met €
1,4 miljoen.
Bij volledige toepassing van het objectieve verdeelmodel dalen de inkomsten voor Leiden in 2007
met nog eens extra € 0,9 miljoen.
De effecten van het toepassen van het volledige objectieve verdeelmodel zijn gebaseerd op de cijfers
van 2002. Onduidelijk is nog hoe de gunstige ontwikkeling in Leiden vanaf 2003 hierop doorwerkt.
3. Toeslagen
De verstrekte toeslagen zouden volgens APE in Leiden gemiddeld 20% hoger zijn dan in de
referentiegemeenten. Dit brengt aan extra kosten voor het inkomensdeel een bedrag van € 1,7
miljoen met zich mee.
Dit percentage zou een stuk lager liggen als op dit moment (2004/2005) een onderzoek zou
hebben plaatsgevonden. In de afgelopen periode is naar aanleiding van de invoering van de WWB
en de kaderstelling hiervoor door de Raad de toeslag voor dak- en thuislozen opgeheven en zijn er
verdere aanpassingen in de toeslagenverordening gedaan. Verder is als gevolg van de WWB de
woonlastenregeling voor mensen jonger dan 65 jaar komen te vervallen.
De berekening van APE met betrekking tot de toeslagen is gebaseerd op het aantal
eenoudergezinnen dat in 2002 gebruik zou kunnen hebben gemaakt van de toeslagen. Leiden heeft
een verhoudingsgewijs groot aantal eenoudergezinnen in haar bestand. Dit heeft vooral te maken met
het feit dat Leiden er lange tijd voor heeft gekozen om, in tegenstelling tot landelijk beleid, de
sollicitatieplicht niet op te leggen aan ouders met kinderen tot 12 jaar.
Landelijk gold een sollicitatieplicht voor ouders met kinderen ouder dan 6 jaar. In 2003 heeft Leiden
besloten om de landelijke sollicitatieplichtregelgeving over te nemen. Met de invoering van de WWB
hebben alle eenoudergezinnen de sollicitatieplicht gekregen ongeacht de leeftijd van de kinderen.
Sinds 2003 wordt er dus actief ingezet op reïntegratie van hoofden van eenoudergezinnen. De
mogelijkheden voor kinderopvang spelen hierbij een belangrijke rol.
In 2002 geeft Leiden voor 2530 eenouderhuishoudens en alleenstaanden
gemiddeld een
toeslagbedrag van €3.270,= ( totaal: bijna € 8,3 miljoen ). In 2004 is aan 2500 alleenstaanden
en eenouderhuishoudens
in totaal ruim € 6,9 miljoen aan toeslagen uitgekeerd. Een gemiddeld
bedrag van € 2.760,=. Met dit gemiddelde bedrag heeft Leiden in 2002 een substantiële stap in
de richting van het gemiddelde voor de referentiegemeenten genomen ( 2002: gemiddeld: €
2.610,= ). Het verschil van € 1,7 miljoen is dus gedaald tot € 375.000,=.
4. Bijstandsafhankelijkheid
De bijstandsafhankelijkheid in de oudere leeftijdsgroepen (vanaf 35 jaar) en onder eenoudergezinnen
is relatief hoger dan in andere gemeenten. APE geeft als oorzaak aan dat dit vooral ligt bij de
uitstroom, die achter blijft bij andere gemeenten. De bovengenoemde besluitvorming met betrekking tot
eenoudergezinnen en de terughoudende inzet van handhaving hebben hier naar onze mening invloed
op gehad. Met de WWB zijn er in de diverse verordeningen aanpassingen in beleid doorgevoerd die
de bijstandsafhankelijkheid verlagen.
5. Instroomkansen
APE geeft aan dat de Leidse instroomkansen gunstiger zijn dan in de referentiegemeenten. De
instroomkans is hier gedefinieerd als het aantal nieuwe bijstandsgerechtigden in een bepaalde
leeftijdsgroep als percentage van de totale Leidse bevolking in de betreffende leeftijdsgroep. Gunstig
in dit geval betekent, dat Leiden al in 2002 erin slaagde om ten opzichte van andere gemeenten
de Poortwachtersfunctie goed uit te voeren. De afgelopen jaren is deze Poortwachtersfunctie alleen
maar verbeterd door verdere afspraken met het CWI en regiogemeenten in de zogenaamde jaarlijkse
Service Niveau Overeenkomst, intensivering van de regionale keten Werk en Inkomen waar ook het
UWV bij is betrokken en door de opstart van pilots als Work First en Sluitende Aanpak Jongeren.
In haar cijfers geeft het CWI aan, dat zij in 50% van de gevallen een uitkeringsaanvraag kan
voorkomen.
6. Uitstroomkansen
De uitstroomkans is gedefinieerd als het jaarlijks aantal beëindigde bijstandsuitkeringen als percentage
van het totale aantal bijstandsklanten. Een lage uitstroomkans betekent dat er weinig uitkeringen
worden beëindigd. Een lage uitstroomkans gaat samen met langdurige bijstandsafhankelijkheid. APE
heeft haar percentage berekend over 2002. In het beleidsverslag over 2003 is het volgende over
het bestand op dat moment vermeld:
Leiden heeft per 31 december 2003 118.884 inwoners, waarvan 3.344 bijstandsgerechtigd.
Evenals voorgaande jaren bedraagt het percentage bijstandsgerechtigden 2,8% van de gehele
bevolking. Voor het eerst sinds 15 jaar is er sprake van een stijging van het aantal
bijstandsgerechtigden. De instroom is in 2003 fors toegenomen – met bijna 14% - maar
ook de uitstroom is in 2003 behoorlijk gestegen. Daardoor is de stijging van het aantal
bijstandsgerechtigden lager dan wat op grond van de economische recessie werd gevreesd:
slechts 1,8 %.
Met de aanbesteding van reïntegratietrajecten voor 2002 en verder heeft SOZA ingezet op het
aanbieden van reïntegratie voor zoveel mogelijk doelgroepen. In juli 2003 is gestart met duale
trajecten voor oudkomers.
Gemiddeld worden er momenteel 155 trajecten voor oudkomers per jaar opgestart. Tevens is er
afgelopen jaar een extra impuls gegeven aan de taakstelling voor het opstarten van trajecten in het
kader van de agenda voor de toekomst.
Het aantal uitkeringen op 31 december 2004 ten opzichte van 31 december 2003 is met 80
gedaald (van 3126 naar 3047 uitkeringen). De inzet van SOZA heeft dus duidelijk tot resultaat
geleid.
Binnenkort zal het Reïntegratieplan 2005-2006 ter besluitvorming worden voorgelegd. In dit plan
verwoordt SOZA welke initiatieven er worden ondernomen om de uitstroom verder te bevorderen.
Aspecten die in ieder geval een rol spelen zijn de leeftijdsopbouw van het bestand en de
uitstroomkansen van ouderen.
7. Inrichting Organisatie
In dit stadium worden de plannen zoals weergegeven in SOZAmorfose
verder ontwikkeld. Het
voornemen is om de nieuwe organisatie formeel per 1 juli 2005 van start te laten gaan. De
doelstelling van de nieuwe organisatie is om conform de gemeentelijke uitgangspunten het uitvoerend
vermogen van de dienst te versterken, de activeringsactiviteiten een sterke impuls te geven en het
hoogwaardig handhaven verder te ontwikkelen. De opmerkingen van het rapport van APE liggen in
de lijn van deze ontwikkelingen.
In februari 2005 heeft de Gemeenteraad van Leiden met instemming kennis genomen van het
fraudebeleidsplan van het College van B&W, gebaseerd op de door de Raad vastgestelde
handhavingsverordening van september 2004. De dienst heeft inmiddels een aanvang gemaakt met
de implementatie van dit beleid, wat zijn effecten zal gaan hebben op het WWB-budget.
8. Conclusie
Alles overziende is de verwachting van SOZA dat rond de drie aanbevelingen van APE, nl.
a.
heroverweeg de hoge toeslaguitgaven en het ruime ontheffingenregime ten aanzien van
eenoudergezinnen;
b.
verhoog de activeringsinspanningen, en ook de effectiviteit daarvan;
c.
bevorder daarnaast de uitstroom door de handhavingsinspanningen (inclusief het
fraudebeleid) te intensiveren;
tussen 2003 en heden voldoende in gang is gezet om de verwachting te rechtvaardigen dat Leiden
erin slaagt binnen de beschikbare WWB-budgettten te blijven, tenzij in de overige gemeenten een
dermate grote inhaalslag wordt gemaakt, dat we opnieuw genoodzaakt zijn tot beleidsombuigingen.
Download