deelvraag 3

advertisement
HOOFDSTUK 3
HEBBEN OOK ANDERE ORGANISATIES OF PERSONEN BIJGEDRAGEN AAN HET ONTSTAAN
VAN NIEUW-NEDERLAND?
Columbus kwam in 1492 op het Amerikaanse continent aan. Vóór hem zijn er ook al bewoners
van andere continenten geweest. Zij troffen allemaal de oudste bewoners van het land aan: de
Indianen. De Indianen leefden van vlees, vis en vruchten. Columbus is verder getrokken naar het
zuiden. Volgens de Indianen was daar het goud waar hij naar zocht. De Spaanse invloed op
Noord-Amerika is dus gering gebleven.
De Nederlandse handelskooplieden kwamen pas aan het eind van de 16e eeuw naar NoordAmerika. Andere landen zoals Engeland en Frankrijk waren al langer in dit gebied aanwezig. Er
zijn verklaringen te geven voor de afwezigheid van de Nederlanders in deze gebieden voor 1590.
Vanaf de vijftiende eeuw waren de kooplieden uit de Noordelijke Nederlanden, en dan
voornamelijk uit Holland, Zeeland en West-Friesland, gespecialiseerd in het vervoer van
bulkgoederen. De Oostzeehandel en de zouthandel tussen Noord- en Zuid-Europa werden door
de Nederlanders gedomineerd. Europa was groot genoeg voor de kooplieden uit de Republiek.
Een andere verklaring voor de late uitbreiding van de Nederlandse handel is dat Filips II
belemmeringen opwierp voor de handel en scheepvaart van de Republiek. De Republiek begon
pas buiten Europa handel te ontwikkelen toen de handel binnen Europa zijn hoogtepunt had
bereikt.
Henry Hudson in Noord-Amerika
De Engelsman Hudson nam in 1609 (het jaar van de wapenstilstand met Spanje) van de
Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) een opdracht aan om een noordoostelijke doorvaart
te vinden naar China. Henry Hudson had in 1608 een route gezocht naar Azië via het
Noordoosten. Na een maand werd de bemanning ontmoedigd omdat hun route ten noorden van
Noorwegen geblokkeerd was door ijsschotsen.
Hudson probeerde het niet eens om Nova-Zembla te bereiken.4 In plaats daar van vaarde hij naar
het westen. Hij vaarde in Amerika aangekomen, met zijn schip de Halve Maen, een rivier op.
Hopende een doorvaart te vinden. De Halve Maen was een ontdekkingsschip. Het kon twintig
man bemanning meenemen. De Halve Maen werd op 23 maart 1609 in dienst gesteld door de
VOC. Hij gaf het gebied waar hij in Amerika aankwam de naam Nieuw-Nederland. Deze rivier is
later naar hem vernoemd. Toen Hudson terug kwam in Engeland van zijn reis schreef hij de VOC
over zijn vondsten in Amerika. Hij verzocht de VOC om zijn bevindingen van Amerika door te
geven aan de VOC-leden. De VOC was niet geïnteresseerd en stuurde de brief door naar de
Amsterdamse kooplieden.
De voorlopers van de West-Indische Compagnie
De Amsterdamse kooplieden zonden schepen naar Noord-Amerika. De bonthandelaar Aert
Vogels behoorde tot een van de eerste kooplieden die handelde in Nieuw-Nederland aan de
rivier de Hudson. De handel, voornamelijk in bont met Indianen, was winstgevend. Er kwamen
daardoor ook andere kooplieden naar Amerika.
Adriaen Block was ook een van de schippers die op Nieuw-Nederland voer. In 1613 ondernam
hij zijn derde reis. Er waren verschillende kooplieden mee op zijn reis. Allemaal waren ze lid van
4
Volgens internetsite nr 19 (zie bijlagen, blz. 23) raakte Hudson uit koers en was er geen sprake van opzet
8
een kleine groep Lutheraanse kooplieden uit Amsterdam. Lambert van Tweenhuysen was een
van de leidende figuren in de bonthandel. Hij wist de kooplieden te verenigen in een compagnie
die als eerste handel dreef op het gebied rond de rivier de Hudson. Deze compagnie kent men
onder de naam Van Tweenhuysen Compagnie. Nieuw-Nederland bestond op dit moment uit
niet meer dan een handelspost van waaruit de Nederlanders hun bonthandel met de Indianen
dreven.
In 1613 kwam er plotseling nog een schip aan varen op de Hudson. Block maakte zich niet druk
omdat hij een patent had van Prins Maurits. De van Tweenhuysen Compagnie claimde het
alleenrecht op de Noord-Amerikaanse handel, ook al hadden ze geen patent van de StatenGeneraal. De Hanz Claesz. Compagnie had dit wel. In 1614 kwam er een eind aan de onderlinge
strijd en gingen de compagnieën over in de Compagnie van Nieuw-Nederland, ook wel de
Nieuw-Nederland Compagnie. Deze kreeg een vierjarig monopolie van de Staten-Generaal. In
1614 ontstond de eerste Hollandse nederzetting, Fort Nassau. In 1624 kwam er ook een in de
buurt van het huidige Albany, Fort Oranje. Na het aflopen van hun octrooi in 1618 werd de
Compagnie opgeheven. Men was al bezig met plannen voor een West-Indische Compagnie.
Tussen 1625 en 1626 begon men met de kolonisering van het huidige Manhattan, het begin van
Nieuw-Amsterdam.
De WIC is verder gegaan met wat de particulieren al hadden opgebouwd. De mensen die na
Hudson aankwamen in Amerika hebben daar nederzettingen gesticht en zijn begonnen met
handel drijven. Dit gebeurde voornamelijk met de Indianen. Nieuw-Nederland was toen niet
meer dan een handelspost waar handel werd gedreven in bont met de Indianen. De WIC heeft,
na dat ze opgericht waren, het monopolie in die handel toegewezen gekregen door de StatenGeneraal. De WIC heeft Nieuw-Nederland verder uitgebreid. De West-Indische Compagnie is
dus niet verantwoordelijk voor het ontstaan van de vesting Nieuw-Nederland. Dat zijn de
particulieren en de Nieuw-Nederland Compagnie.
9
Download