1 INLEIDING ........................................................................................................................................................ 2 1 KRACHTEN TIJDENS HET LANDEN ................................................................................................... 3 1.1 BEREKENING STOPAFSTAND, SNELHEID EN VERSNELLING .................................................................... 3 1.2 VEREENVOUDIGD MODEL ..................................................................................................................... 4 1.2.1 Aanvliegen ....................................................................................................................................... 4 1.2.2 Remmen op de motoren ................................................................................................................... 5 1.2.3 Remmen op de wielen ...................................................................................................................... 5 1.2.4 Stilstand ........................................................................................................................................... 6 1.2 VERBETERD MODEL....................................................................................................................................... 7 1.2.5 Aanvliegen ....................................................................................................................................... 7 1.2.6 Remmen op de motoren ................................................................................................................... 7 1.2.7 Remmen op wielen ........................................................................................................................... 8 1.2.8 Stilstand ........................................................................................................................................... 9 1.3 VERSCHIL TUSSEN DE BENADERINGEN. ................................................................................................. 9 2 DE STOOT BIJ HET LANDEN .............................................................................................................. 10 3 ENERGIEWET – TWEEDE BEHOUDSWET ...................................................................................... 12 4 INTREKKEN VAN HET LANDINGSGESTEL .................................................................................... 15 4.1 4.2 5 KINEMATICA ....................................................................................................................................... 15 DYNAMICA ......................................................................................................................................... 18 VIRTUELE ARBEID ................................................................................................................................ 25 1 Inleiding We hebben gekozen om een case-studie te maken van het landingsgestel van een vliegtuig. Om met concrete waarden te kunnen werken hebben we gekozen om met de gegevens van de A330 van Airbus te gebruiken. De Airbus A330 is het tweemotorige 'broertje' van de viermotorige Airbus A340. Beide typen zijn min of meer gelanceerd als één project. De A330 vloog voor het eerst in november 1992 en kwam in januari 1994 in gebruik bij de Franse maatschappij Air Inter. De oorspronkelijke versie van de Airbus A330, de A330-300, kan rond 335 passagiers vervoeren. Later ontwikkelde Airbus Industrie een kortere versie, de A330-200, die bedoeld is voor vluchten over langere afstanden. We hebben in deze case geopteerd om de A330-200 te bespreken. In het eerste deel hebben we de krachten bekeken die op het landingsgestel optreden wanneer een vliegtuig land. In een eerste benadering hebben we geen banden verondersteld en enkel maar staafjes waarop dan het vliegtuig land. In een tweede benadering hebben we wel rekening gehouden met de banden. In een tweede deel hebben we de dynamica en de kinematica bekeken, wanneer het vliegtuig juist na het opstijgen zijn landingsgestel intrekt. Tijdens het laatste deel van deze case hebben we eens bekeken hoe we de methode van virtuele arbeid eens kunnen toepassen op het neuswiel. 1 Krachten tijdens het landen In dit eerste deel hebben we de krachten op het landingsgestel bestudeerd. Maar om al deze krachten te berekenen hebben we eerst de landingssnelheid, vertraging en stopafstand bepaalt. 1.1 Berekening stopafstand, snelheid en versnelling Uit de gegevens die we teruggevonden hebben, blijkt dat de A330 een ladingsbaan van 1372m nodig heeft. Deze gegevens worden altijd gecorrigeerd met een veiligheidsfactor van 0.6. Dus de werkelijke stopafstand is lstop 1372*0.6 823 m De onderstaande figuur geeft de aanvliegroute van het vliegtuig weer. Er staan 2 snelheden op namelijk de touchdown snelheid (de snelheid van het vliegtuig wanneer de wielen de grond raken) en de referentie snelheid. Dit is de snelheid die het vliegtuig heeft wanneer het zich op 50 voet hoogte bevindt. Figuur 1.1 Landingsbaan vliegtuig De referentie of approach snelheid van het vliegtuig is 244 km/u. Wanneer we dit omrekenen via vs bekomen we de touchdown snelheid. 1.25* vref 1.25*244 vtd 235 km / u 1.3 1.3 Als we nu de vertraging berekenen dan is deze 235 2 ( ) v2 a 3.6 2.6 m / s 2 2 L 2*823 We rekenen dus met de volgende gegevens verder Stopafstand 823 m Landingssnelheid 235 km/u Gemiddelde vertraging 2.6 m/s² 1.2 Vereenvoudigd model We beschouwen eerst een vereenvoudigt model. Hierin gaan we er vanuit dat er geen wielen aan het vliegtuig staan, maar enkel stokken. In een tweede benadering gaan we er wel rekening mee houden dat aan het vliegtuig wielen staan. We kunnen de landing in 4 blokken opsplitsen Aanvliegen Remmen op de motoren Remmen op de wielen Stilstand van het vliegtuig 1.2.1 Aanvliegen Wanneer het vliegtuig aanvliegt werken de volgende krachten op het vliegtuig FD FP Flift FG Figuur 1.2 Krachten wanneer vliegtuig in de lucht is F ma FD FP FG FLift m a FD FP m ax Flift FG m a y Wanneer we er vanuit gaan dat er geen versnellingen zijn wanneer het vliegtuig komt aangevlogen. Ziet men dat de kracht die de motor levert gelijk is aan de luchtweerstand of drag. Juist hetzelfde geldt voor de Y-richting, hier compenseert de liftkracht juist het gewicht van het toestel. 1.2.2 Remmen op de motoren De volgende fase van de landing is wanneer het vliegtuig de landingsbaan raakt en vertraagt door middel van zijn straalomkeerders. FD FWv FP F Wa Fvoor FG Flift Fachter Figuur 1.3 Krachten wanneer het vliegtuig remt op zijn motoren We passen nu het tweede postulaat van Newton toe F ma FD FWv FVoor FP FWa FG Fachter FLift m a Projectie op de X-as geeft FD FWv FP FWa m a Projectie op de Y-as geeft Fvoor FG Fachter Flift 0 We weten ook dat de wrijvingskrachten van de wielen overeenkomt met de statische wrijvingsfactor vermenigvuldigd met de normaalkracht op dat oppervlak. Dit geeft dan de volgende vergelijkingen FD Fvoor FP Fachter m a Fvoor m g Fachter Flift 0 In deze vergelijkingen zijn de liftkracht en de drag afhankelijk van de snelheid van het vliegtuig. 1.2.3 Remmen op de wielen De volgende en voorlaatste fase in de landing is wanneer de snelheid al vrij laag is. Nu zal het vliegtuig niet meer remmen op zijn straalomkeerders, maar zal er geremd worden door de remschijven die voorzien zijn. Door de lage snelheid verwaarlozen we de luchtweerstand (drag) en de liftkracht. Frem FWv FWa Fvoor FG Fachter Figuur 1.4 Krachten wanneer het vliegtuig remt op de wielen F ma FWv FVoor FWa FG Fachter Frem m a FWv FWa Frem m a Fvoor Fachter m g 0 We veronderstellen bij deze eerste benadering dat er een remkracht is en dat deze aangrijpt in het massacentrum. 1.2.4 Stilstand En tot slot de laatste fase in de landing is wanneer het vliegtuig helemaal tot stilstand gekomen is. Fvoor FG Fachter Figuur 1.5 Krachten op stilstaand vliegtuig Volgens het tweede postulaat van Newton is dan F ma Fvoor Fachter FG m a Fvoor Fachter m g 0 We bekijken even het verloop van de lift en de drag kracht in figuur 1.6. Er wordt gesteld dat de liftkracht afhankelijk is van de snelheid en dat de dragkracht afhankelijk is van de snelheid in het kwadraat. 2000000 1800000 1600000 Kracht [N] 1400000 1200000 Lift 1000000 Drag 800000 600000 400000 200000 Tijd [s] Figuur 1.6 Lift en Drag Kracht Ander krachten worden bekeken na het verbeterde model. 39 36 33 30 27 24 21 18 15 12 9 6 3 0 0 1.2 Verbeterd model Bij de tweede benadering bekijken we de wielen mee, dit geeft een iets ander beeld. 1.2.5 Aanvliegen Bij het eerste gedeelte van de landing, waarbij het vliegtuig nog in de lucht hangt is er geen verschil te merken met het vorige model dat we aangenomen hadden. 1.2.6 Remmen op de motoren In het tweede gedeelte van de landing wordt er enkel geremd door middel van de straalomkeerders en niet door de remmen van het vliegtuig te gebruiken. FVx FD Flift FP Fvoor FAx FG Fachter Fvoor Fachter FVx FWv FAx ωvoor ωachter1 ωachter2 FWa1 FWa2 Fvoor Fachter1 Fachter2 Figuur 1.7 Krachten als het vliegtuig remt op de motoren Bij deze figuur kunnen we enkele veronderstellingen maken Ten eerste gaan we ervan uit dat alle wielen even groot zijn. Dit heeft als gevolg dat voor achter1 achter 2 We veronderstellen ook dat de kracht op de achterwielen gelijkmatig verdeeld is omdat de aansluitstang in het midden staat F Fachter1 Fachter 2 achter 2 Hieruit volgt dat de wrijvingskrachten Fachter FWa 2 FWa1 Fachter1 Fachter 2 2 F ma FD FWv FVoor FP FWa1 FWa 2 FG Fachter1 Fachter 2 FLift m a Projectie op de X-as geeft FD FWv FP FWa1 FWa 2 m a Projectie op de Y-as geeft Fvoor FG Fachter1 Fachter 2 Flift 0 De momentenvergelijkingen geven M achterwiel1 I M voorwiel I FAx l FWa1 r FWa 2 r Fachter 2 2 r Fachter r I FVx l FWv r I FAx l FWa1 r FWa 2 r I Het verschil tussen deze benadering en onze eerste benadering is dat hier de momenten vergelijking niet gelijk is aan 0 maar aan het traagheidsmoment. Wanneer we stellen dat de wielen bijna tegen elkaar staan en dat de kracht gelijk over de 2 wielen verdeeld wordt. Dan vallen de verticale krachten tegen elkaar weg. FVx en FAx zijn 2 krachten die we op het vrijgemaakte wiel moeten plaatsen, om de traagheid van het vliegtuig te compenseren. 1.2.7 Remmen op wielen In het derde gedeelte van de landing wordt er ook op de wielen geremd FVx FAx Fvoor Fachter FG Fvoor Fachter FVx FAx Mvoor FWv Machter1 ωvoor Machter2 ωachter1 ωachter2 FWa1 FWa2 Fvoor Fachter1 Figuur 1.8 Krachten als het vliegtuig afgeremd wordt F ma FD FWv FVoor FP FWa1 FWa 2 FG Fachter1 Fachter 2 FLift m a Fachter2 Projectie op de X-as geeft FD FWv FP FWa1 FWa 2 m a Projectie op de Y-as geeft Fvoor FG Fachter1 Fachter 2 Flift 0 De momentenvergelijking rond het voorwiel geeft dan het volgende M voorwiel I FVx l FWv rwiel M rem I M achterwiel 1 I FAx l FWa1 r FWa 2 r Fachter 2 2 r Fachter r M achter1 M achter 2 I FAx l FWa1 r FWa 2 r 2 M rem I Hier komt in de momenten vergelijking nog een remmoment bij. In onze eerste benadering hadden we gewoon gesteld dat er een extra remkracht bij kwam. De FAx en FVx komen van de traagheid van het vliegtuig. 1.2.8 Stilstand Het laatste gedeelte van de landing. Dit is wanneer het vliegtuig al stil staat blijft ook hetzelfde zowel bij de eerste als bij deze benadering. 1.3 Verschil tussen de benaderingen. Omdat de wielen mee in rekening gebracht worden zal de kracht die de straalomkeerders leveren kleiner moet zijn. Dit is te zien uit onderstaande figuur 1.8. Wanneer de propulsiekracht negatief wordt wil dit fysisch zeggen dat de motoren in de andere richting gebruikt worden. 800000 600000 200000 Tweede model Eerste Model -200000 -400000 -600000 Tijd [s] Figuur 1.9 Propulsiekracht 39 36 33 30 27 24 21 18 15 9 12 6 3 0 0 Propulsiekracht [N] 400000 Wanneer we nu een kleine controle uitvoeren van de formules. Dan moet in de Y-richting de som van de krachten gelijk zijn aan nul. Of alle positieve krachten moeten gelijk zijn aan het gewicht van het vliegtuig. 2000000 1800000 1600000 Kracht [N] 1400000 Fachter2 1200000 Fachter1 1000000 Fvoor 800000 Lift 600000 400000 200000 39 36 33 30 27 24 21 18 15 12 9 6 3 0 0 Tijd [s] Figuur 1.10 Horizontale krachten Uit figuur 1.9 kunnen we afleiden dat dit krachten evenwicht klopt. 2 De stoot bij het landen Om het behoud van impuls te illustreren tijdens het landen, hebben we gekozen om de stoot te berekenen, wanneer het vliegtuig de landingsbaan raakt. We bekijken als beginsituatie het moment dat het vliegtuig nog juist niet de landingsbaan raakt. En als eindsituatie het moment dat het vliegtuig juist de landingsbaan geraakt heeft. N i 1, n ' i p2 p1 p2 m vC 2 en p1 m vC1 We berekenen dus eerst p1 en p2. Hierbij blijft de massa constant omdat we, het vliegtuig beschouwen in een klein tijdsinterval. Hierdoor is er bijna geen brandstofverbruik en blijft de massa constant. De snelheid v daar in tegen is wel constant in grootte maar veranderd van richting. Omdat het vliegtuig een onvervormbaar voorwerp is bekijken we het impulsmoment vanuit het massacentrum. v2 v1 Figuur 2.1 Snelheid bij landen van het vliegtuig Wanneer we nu stellen dat de landingshoek ongeveer 10° is. Dan kunnen we de volgende berekeningen maken. p2 m v e x p1 m v cos(10) ex m v sin(10) e y p2 p1 m v ex ( m v cos(10) ex m v sin(10) e y ) p2 p1 m v (cos(10) 1) ex m v sin(10) e y Het impulsverschil moet volgens de wet van behoud van impuls gelijk zijn aan de stoot. Deze stoot is afkomstig van het raken van de wielen van het vliegtuig met de grond. N ' i p2 p1 m v (cos(10) 1) ex m v sin(10) e y N ' i m v (cos(10) 1) ex m v sin(10) e y i 1, n i 1, n N x m v (cos(10) 1) N y m v sin(10) We kunnen deze stoot nu opdelen in 2 componenten, volgens de X en Y as en v is de snelheid van het massacentrum. Dit heeft als gevolg dat er een betere benadering van de landing van een vliegtuig in acht kan genomen worden met dezelfde berekeningen. Het enigste waar we dan wel vanuit gaan is dat de rolbeweging, die gemaakt wordt tijdens het landen, gebeurd rond het massacentrum. Er heerst behoud van impuls en impulsmoment wanneer het vliegtuig afremt op de landingsbaan. dL 0 dt Hieruit volgt dat dL M C Fi ' dt 0 FD FWv FP F Wa Fvoor FG Flift Fachter Figuur 2.2 Krachten op het vliegtuig juist na Touchdown FD X rD FWv X rWv Fvoor X rvoor FP X rP FWa X rWa FG X rG Fachter X rachter Flift X rlidt 0 Al de stralen die hierin verwerkt zijn, is de afstand tussen het massacentrum en het aangrijpingspunt van de vector. Deze zijn in een vector uitgedrukt. 3 Energiewet – tweede behoudswet In dit deel zal de energiewet in integraalvorm toegepast worden op een materieel systeem (het vliegtuig). Als toestand één nemen we het vliegtuig dat tijdens het landen op een hoogte z 1 van 15.25 m (50 ft) en aan een snelheid van 244 km/h (1.3 Vs) vliegt. Als tweede toestand z2 wordt de toestand genomen waarbij het vliegtuig aan een snelheid van 235 km/h (1.25 Vs) en een hoogte van 3.3 m vliegt zodat de landingsbaan juist niet aangeraakt wordt met de voorste wielen. Figuur 3.1 geeft het veronderstelde landingstraject en de bijhorende krachten weer. Fl : lift-kracht Fd : drag-kracht Fp : propulsie-kracht G : zwaartekracht α : landingshoek = 5 ° Figuur 3.1 Landingsbaan van het vliegtuig Het geval dat hier onderzocht wordt is duidelijk een niet volledig conservatief systeem. Naast de potentiaalkracht (de zwaartekracht) werken er namelijk nog vreemde krachten op het vliegtuig in. De energiewet voor dit systeem wordt als gevolg op de volgende manier geformuleerd: T2 V2 T1 V1 U ' 2 2 mvc m v' i i T1,2: kinetische energie van respectievelijk toestand 1 en 2: T 2 2 (verondersteld wordt dat de wielen niet draaien zodat de laatste termen nul worden) V1,2: U’: is een potentiaalfunctie, de functie die bij de zwaartekracht hoort gaat als volgt: V mgz K arbeid geleverd door de vreemde krachten Het is een goede benadering om de kinetische energie in de twee toestanden gelijk te nemen omdat de tijd tussen de twee toestanden klein is. Als de massa ‘m’ van het vliegtuig tijdens het landen gelijk is aan 181982 kg (maximaal toegelaten landingsmassa) dan zal: V1 181982 9.8115.25 K 27224962 K en V2 181982 9.81 3.3 K 5891303 K De arbeid geleverd door de vreemde krachten wordt als volgt berekend: 2 2 2 2 U ' Fi dri Fd drd Fl drl F p drp 1 1 1 1 met: 2 2 2 Fd drd Fd ds cos k v ds k v² s2 s1 2 1 1 1 De drag-kracht wordt evenredig verondersteld met vlanding² waarbij de evenredigheidfactor (k-factor) ,conform de literatuur, gelijk gesteld wordt aan 125.7. Voor v wordt de gemiddelde snelheid 66.66 m/s (240 km/h) genomen. De grote van s is gelijk aan die van r. Zo bekomt men uit de driehoeksmeetkunde: s1 175 m en s2 40 m. 2 Fd drd k v² s2 s1 125.7 66.66² 35 75420 kJ 1 2 Fl drl Fl ds cos 0 J (vectoren staan loodrecht op elkaar) 2 1 1 2 F d r p p Fp ds cos Fp gem s 2 s1 Fp gem 135 2 1 1 De energievergelijking krijgt dus deze vorm: 5891303 27224962 75420000 Fp gem 45 Waaruit de gemiddelde propulsiekracht tijdens het landen kan berekend worden: Fp ( gem) m g z 2 z1 5891303 27224962 75420000 k v² 716694 N s2 s1 135 BESLUIT: Nu kan de gemiddelde propulsie-kracht en -arbeid tijdens het landen in functie van de landingshoek en de massa uitgezet worden (zie figuur 3.2, 3.3 en 3.4). Hieruit blijkt dat hoewel de propulsiekracht stijgt bij toenemende landingshoek, de te leveren arbeid door deze kracht spectaculair daalt bij toenemende hoek. Gemiddelde propulsiekracht i.f.v. de landingshoek 2500 2300 2100 1900 1700 kN 1500 1300 1100 900 700 500 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 landingshoek [°] Figuur 3.2 Grafiek propulsiekracht Geleverde arbeid door propulsiekracht i.f.v. de landingshoek 0 20 -50000 0 40 60 80 100 -100000 -150000 kW -200000 -250000 -300000 -350000 -400000 -450000 landingshoek [°] Figuur 3.3 Grafiek van de arbeid door de propulsiekracht Gemiddelde propulsiekracht i.f.v. de massa (landingshoek = 5°) 720 710 700 690 kN 680 670 660 650 640 100 110 120 130 140 150 160 170 massa [ton] Figuur 3.4 Grafiek van de propulsiekracht 180 190 200 4 Intrekken van het landingsgestel 4.1 Kinematica In dit deel zal de ogenblikkelijke snelheid van een punt P op de band berekend worden wanneer het landingsgestel zijdelings wordt ingeklapt bij het opstijgen. Hierbij draait het achterwiel nog op de snelheid van het opstijgen, en is er de rolbeweging ω 3 van het opstijgen. Enkel de situatie waarbij de hoek tussen het landingsgestel en de horizontale 45° is, wordt onderzocht. Ook wordt verondersteld dat de rolbeweging pas begint juist voor deze hoek van 45° bereikt is. De verschillende snelheden die hierbij horen zijn in figuur 4.1 en 4.2 weergegeven. vc : translatiesnelheid van het zwaartepunt = 240 km/h = 66.67 m/s ω1 : rotatiesnelheid van het inklappen = 0.32 rad/s ω2 : rotatiesnelheid van de wielen ω3: rotatiesnelheid van het vliegtuig om zijn zwaartepunt = 0.1 rad/s Figuur 4.1 Vooraanzicht vliegtuig Figuur 4.2 Zijaanzicht vliegtuig Er wordt een assenkruis (X’Y’Z’) vast aan het vliegtuig bevestigd. XYZ zit vast aan de grond. In het standpunt van de bewegende waarnemer (vast gemaakt aan het assenkruis X’Y’Z’) voert het achterwiel een rotatie uit rond O1 en O2. Volgens de volgende formule: vrel 2 rwiel 1 O1 P Het assenkruis is een bewegend assenkruis. Het heeft de snelheid van het vliegtuig en het ondervind een rotatie. v s vc 3 CP Wanneer we nu de snelheid van een punt op het wiel willen weten hoeven we enkel de sleepsnelheid en de relatieve snelheid op te tellen. v p v s v rel v p vc 3 CP 2 rwiel 1 O1 P De verschillende termen zijn: vc : vc = 66.67 m/s vc vc k 66.67 k 2 rwiel : Als de wrijving door de lucht en in de lagers verwaarloosd wordt en verondersteld wordt dat de wielen rollen zonder glijden kan ω2 geschreven v 66,67 worden als: 2 m 95.24rad / s , met rwiel 0.7 vm de snelheid waarmee het vliegtuig de landingsbaan verlaat. richting: de richting van 2 rwiel is weergegeven Figuur 4.3 Vergroting Wiel in figuur 4.3. grootte (volgens het assenkruis XYZ vast aan het vliegtuig): i j k 2 rwiel 2 cos 45 2 cos 45 0 2 2 r cos 45² k 66.67 k r cos 45 r cos 45 0 1 O1 P : ω1 = 0.32 rad/s en O1P = 2.8 m (3.5-0.7) richting: de richting van 2 rwiel is weergegeven in figuur 4.5. grootte (we veronderstellen dat punt P in het verlengde van de as ligt zoals in figuur 4.4): 1 O1 P i j k 0 0 1 O1 P cos 45 O1 P cos 45 Figuur 4.4 Vergroting wiel Figuur 4 0 1 O1 P cos 45 i O1 P cos 45 j 0.63 i 0.63 j 3 CP : ω3 = 0.1 rad/s en CP 3.34 i 2 j 6.3 k met CP = 7.4 m grootte: i j k 3 CP 3 0 0 3.34 2 6.3 3 6.3 j 2 k 0.63 j 0.2 k De formule van de ogenblikkelijke snelheid wordt: v p 0.63 i 1.26 j 133.5 k met v p 133.5 m/s Doordat de hoeksnelheden ω1 en ω2 zo klein zijn, is hun inbreng in de ogenblikkelijke snelheid nihil. De richting van deze snelheid valt daarom benaderend samen met de Z-as (zie figuur 4.5) Figuur 4.5 Inklappen van het wiel De versnelling volgt als de afgeleide van de versnelling naar de tijd: dv ap dt dvc d (3 CP) d ( 2 rwiel ) d (1 O1 P) ap dt dt dt dt d CP d2 drwiel d1 dO P dvc d3 ap CP 3 rwiel 2 O1 P 1 1 dt dt dt dt dt dt dt d CP drwiel dO P a p ac 3 CP 3 2 rwiel 2 1 O1 P 1 1 dt dt dt Hierin zien we nu 3 verschillende componenten zitten, namelijk de sleepversnelling, de relatieve versnelling en een zogenaamde Coriolis versnelling. a p asleep arel acoriolis a sleep ac 3 CP arel 2 rwiel 1 O1 P d CP drwiel d O1 P acoriolis 3 2 1 dt dt dt Als alle hoekversnellingen en ac nul verondersteld worden, wordt de ogenblikkelijke versnelling van punt P: ap d CP drwiel d O1 P 3 2 1 dt dt dt 4.2 Dynamica In dit deel worden de krachten berekend op het landingsgestel tijdens het intrekken van de wielen bij het opstijgen onder een constante hoek. De wrijvingskrachten op het landingsgestel worden echter niet in rekening gebracht. De hoekversnellingen worden nul verondersteld en O2 valt samen met het massacentrum van de wielen. Hoewel het landingsgestel van dit type vliegtuig uit 4 wielen bestaat, worden voor de eenvoud enkel 2 wielen verondersteld. De krachten worden m.b.v. de bewegingsvergelijkingen voor de algemene driedimensionale beweging uitgerekend. De richting van de snelheden die bij deze handeling horen zijn weergegeven in figuur 4.6. De grootte van de snelheden zijn dezelfde als in figuur 4.1 en 4.2. Figuur 4.6 Intrekken landingsstel Wiel vrijmaken: Momentenvergelijkingen: In figuur 4.7 is het vrijgemaakte wiel te zien met alle hoeksnelheden en momenten werkend rond het x’y’z’assenkruis. Dit assenkruis is een centraal hoofdassenkruis dat voor de eenvoudigheid van de berekeningen niet mee roteert met ω2. De positieve reactiemomenten rond de x’, y’ en z’-as zijn niet weergegeven om de tekening overzichtelijk te houden. Figuur 4.7 Vrijgemaakt wiel Aangezien het x’y’z’-assenkruis niet vast aan het voorwerp bevestigt is, is het gebruik van de dynamische vergelijkingen van Euler uitgesloten. Als basisvergelijking wordt dus vgl. 7-34 genomen: dLo dLo M o Fi dt dt Lo rel met: m2 r ² Lx' I x 'x ' x' 4 0 0 m r² 2 Lo L y ' I y ' y ' y ' 2 2 L I m2 r ² z 'z ' z' 1 z ' 4 dLo dt 0 (relatieve verandering) rel Lo (sleepverandering) met 1 i Lo 0 j k 0 1 1 2 0 Ly' Lz ' m2 r ² i 2 zodat: M Ox' 1 2 M oy ' 0 m2 r ² M1 2 M oz ' 0 Krachtenvergelijkingen: In figuur 4.8 is het krachtenevenwicht van het wiel weergegeven. De reactiekracht in de z-richting is nul omdat de versnelling ‘an‘ en ‘F2‘ in het xy-vlak liggen. ‘l’ is de lengte van de as tussen ‘O1’ en ‘O2’ en ‘an’ is de middelpuntzoekende versnelling van O2 t.g.v. de cirkelvormige baan en is gelijk aan v2 ² . l Figuur 4.8 Krachten op het wiel F i m2 a c v2 ² cos l F m2 a x RH 2 m2 an cos m2 F v ² m2 a y F2 RV 2 m2 a n sin RV 2 m2 2 sin g l x y As vrijmaken: Momentenvergelijkingen: Alle momenten rond het x’y’z’-assenkruis zijn in figuur 4.9 weergegeven uitgezonderd de reactiemomenten rond respectievelijk de x’-as (M2), de y’-as (M3) en de z’-as (M4). Figuur 4.9 Krachten op verbindingsstaaf Doordat x’y’z’ een hoofdassenstelsel vast aan het voorwerp is, kunnen de dynamische vergelijkingen van Euler hier wel gebruikt worden: M 2 M 1 M Ox' I ox' x ' x ' I oz ' z ' I oy ' y ' z ' y ' 0 M 3 M Oy ' I oy ' y ' y ' I ox' x ' I oz ' z ' x ' y ' 0 M 4 F1 e RH 2 f RV 2 d M Oz ' I oz ' z ' z ' I oy ' y ' I ox' x ' y ' x ' 0 M3 0 m2 r ² M1 2 M 4 F1 e RH 2 f RV 2 d M 2 1 2 v2 ² v ² cos m2 2 sin g d l l m1 g e f m2 1 ² l cos m2 1 ² l sin g d m1 g e f m2 l e cos 2 met: d l cos f l sin 1 M 4 m1 g l cos l sin m2 1 ² l cos 2 m2 1 ² l sin g l cos Krachtenvergelijkingen: In figuur 4.10 is het krachtenevenwicht van de as weergegeven. De reactiekracht in de z-richting is nul omdat de versnelling in het xy-vlak plaatsvindt. Figuur 4.10 Krachten op verbindingsstaaf F i m1 ac F x m1 a x RH 1 RH 2 m1 an cos m1 2 v1 ² cos l 1 m RH 1 m1 1 ² l cos m2 1 ² l cos 1 ² l cos 1 m2 2 2 F y m1 a y RV 2 F1 RV 1 m1 an sin 2 v1 ² v ² RV 1 m2 2 sin g m1 g m1 sin l l ² l m2 1 ² l sin g m1 g m1 1 sin 2 Besluit: Figuur 4.11 Krachten op aansluitpunt vliegtuig M x M 2 m2 r ² 1 2 2 1 m1 g l cos l sin m2 1 ² l cos 2 m m2 1 ² l sin g l cos g l cos 1 m2 2 Mz M4 m RH RH 1 1 ² l cos 1 m2 2 RV RV 1 m2 1 ² l sin g m1 g m1 1 ² l 2 sin Met de verzamelde gegevens die in tabel 1 weergegeven zijn, kunnen de gevonden reactiemomenten en -krachten uitgezet worden i.f.v. de openingshoek θ . w1 [rad/s] 0,32 w2 [rad/s] 95,24 m1 [kg] 500 m2 [kg] 200 l [m] 3,5 g [m/s²] 9,81 r [m] 0,7 Tabel 1 Het effect van sneller of trager de wielen in te trekken, is ook gesimuleerd door de reactiekrachten en -momenten ook weer te geven i.f.v. ω1 voor θ = 45°. Reactie-krachten en –momenten voor ω1 = 0.32 rad/s i.f.v. θ Horizontale reactiekracht 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 N Nm Moment rond x-as 0 20 40 60 80 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 0 100 20 40 N Nm 18000 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 40 60 hoek [°] 100 80 100 Verticale reactiekracht Moment rond z-as 20 80 hoek [°] hoek [°] 0 60 80 100 7040 7020 7000 6980 6960 6940 6920 6900 6880 6860 6840 0 20 40 60 hoek [°] Reactie-krachten en –momenten voor θ = 45° i.f.v. ω1 Horizontale reactiekracht 10000 5000 8000 4000 6000 3000 N Nm Moment rond x-as 4000 2000 2000 1000 0 0 0 0,5 1 1,5 2 2,5 0 0,5 hoeksnelheid [rad/s] 1,5 2 2,5 2 2,5 hoeksnelheid [rad/s] Moment rond z-as Verticale reactiekracht 15000 11800 13000 10800 11000 9800 N Nm 1 9000 8800 7000 7800 5000 6800 0 0,5 1 1,5 hoeksnelheid [rad/s] 2 2,5 0 0,5 1 1,5 hoeksnelheid [rad/s] 5 Virtuele Arbeid Bewegingsrichting vliegtuig ω Flucht FG Figuur 5.1 Krachten op het voorwiel tijdens het uitklappen We zijn op zoek naar het moment dat de motor moet leveren om het voorwiel uitgeklapt te krijgen. De krachten die erop werken zijn het gewicht, de traagheidskrachten en de luchtweerstand. In dit systeem is er slechts één vrijheidsgraad namelijk de hoek waaronder het wiel staat. Dit is onze veralgemeende coördinaat θ. We beschouwen de krachten die op het systeem werken constant. n mv T i i 2 i 1 In dit geval werken we met poolcoördinaten dus vi2 vir2 vi2 . (mwiel l 2 mstaaf l 2 . 2 ) (mwiel mstaaf . 2 )l2 mwiel (l ) I 3 3 2 2 2 2 Als referentie voor de potentiaal krachten gebruiken we de aansluiting van de stang aan het vliegtuig. En de Y-as staat naar boven. mstaaf V VG mwiel g ywiel mstaaf g ystaaf g l sin (mwiel ) 2 Hieruit volgt de Lagrange vergelijking T 2 2 - 25 - L T V L (mwiel mstaaf (mwiel mstaaf 3 2 . 2 )l 2 mstaaf g l sin mwiel 2 . 2 )l2 mstaaf 3 g l sin mwiel 2 2 Nu moeten we enkel de niet conservatieve krachten nog veralgemenen. r Q Fi i Flucht l d M d M d L Q' Flucht l M FW cos ( ) l M 2 De eerste component valt uit deze vergelijking omdat de lengte van de staaf niet veranderd als de hoek verandert. Als we nu de stelling van Lagrange toepassen. Dit is een systeem van de derde soort omdat er conservatieve (het gewicht, …) en niet conservatieve (luchtweerstand, moment) krachten aanwezig zijn. d L L Q 'j . dt mstaaf 2 . L ( m )l wiel . 3 waarin mstaaf 2 .. d L )l . (mwiel dt 3 mstaaf L g l cos mwiel 2 Als we dit nu terug in de vergelijking van Lagrange plaatsen krijgen we een uitdrukking voor het moment dat de motor moet leveren. d L L Q 'j . dt mstaaf 2 .. mstaaf (mwiel ) l g l cos mwiel FW cos ( ) l M 3 2 2 mstaaf M FW cos ( ) l g l cos mwiel 2 2 We zien dat het tegenhoudt moment daalt naarmate het landingsgestel verder uitgeklapt is. Dit is normaal want het moment ten gevolge van de zwaartekracht word kleiner omdat de krachtarm kleiner wordt. - 26 -