Samenvatting voor de toets biologie over hoofdstuk 5, 6, 7, 8 en 9 Toets is op vrijdag 18 november 2016 Paddenstoelen Een paddenstoel is een schimmel. Hij bestaat uit een steel met een hoed. Onder de hoed zitten plaatjes waar de sporen in zitten. Sporen zijn een soort zaadjes. Als de paddenstoel rijp is, vallen de sporen eruit. Vanuit de sporen groeit een nieuwe paddenstoel. Eerst beginnen er dunne, grijswitte draden uit te groeien. Deze draadjes vlechten zich onder de grond samen. Dit vlechtwerk heet een zwamvlok. Het menselijk lichaam In je lichaam zitten veel organen. Voorbeelden van organen zijn: - Hart, longen, darmen, alvleesklier, maag, nier, lever, milt. Je organen zijn een soort machines. Als je ademhaalt, komt er lucht in je longen. In deze lucht zit zuurstof. De zuurstof komt in je bloed terecht en je bloed brengt de zuurstof naar je organen. Zonder zuurstof werken je organen niet. Bomen Er zijn 2 soorten bomen: - Loofbomen en naaldbomen Loofbomen zijn bomen met bladeren, zoals eikenboom, beukenboom, berk, kastanjeboom. Naaldbomen zijn bomen met naalden. Bij de naaldbomen heb je ook verschillende soorten. Als er steeds 1 naald aan de tak zit, is het een spar. Als de naalden steeds met 2 aan de tak zitten, is het een den. In de winter moeten planten overwinteren om te kunnen overleven. De bomen zijn kaal, maar je ziet vaak wel weer knoppen aan de bomen. In die knoppen zitten de nieuwe blaadjes. De knoppen beschermen de blaadjes tegen de kou. Andere planten beschermen zich tegen de kou doordat de bladeren heel dicht op elkaar zitten. Dit noem je een rozet. Andere planten verstoppen zich in de grond. In hun wortels, knollen en bollen bewaren ze reservevoedsel voor de winter. In de lente groeien ze weer boven de grond.