INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 1: INLEIDING – MOLECULEN EN ATOMEN 1 OVERZICHT 1. Zuivere stof, moleculen en atomen 2. 1. Moleculeformules Elementen 3. Atoomtheorie 4. Atoommassa 5. Moleculemassa 6. De mol 7. Wetten van Avogadro 8. De chemische reactie 9. Het periodiek systeem 2 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN 3 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN Heterogeen materiaal: geen homogene samenstelling, eigenschappen kunnen verschillen van monster tot monster 4 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN Zuivere stof • Elk monster heeft dezelfde samenstelling en eigenschappen • Niet door fysische middelen te scheiden tot eenvoudigere stoffen Vastomlijnde eigenschappen • • • • Smeltpunt Kookpunt Brandbaarheid … Voorbeelden • • • • • Water Marmer Zink Keukenzout … 5 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN Onzuivere stoffen of mengsels van zuivere stoffen = wel door fysische middelen te scheiden (bv. destillatie, filtratie, kristallisatie,…) Voorbeelden • Zoutoplossing • Melk, verf 6 SCHEIDING IN BOUW Kristallisatie van zouten Destillatie van ruwe olie levert stookolie en gas Filtratie 7 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN Zuivere stof = verzameling van dezelfde deeltjes die de fysische en chemische eigenschappen van die stof dragen moleculen of atomen (of formule-eenheden) Zn NaCl H2O CaCO3 8 MOLECULEFORMULES 4 H2CO3 Index Coëfficient = aantal moleculen Index = aantal atomen in molecule 9 MOLECULEFORMULES: OEFENINGEN 1. 2. Waar of niet waar? 1. De index wordt steeds vóór de molecule geschreven 2. De coëfficiënt geeft aan hoeveel moleculen er zijn Hoeveel atomen zitten er in 3 moleculen H2SO4? 10 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN Zuivere stof moleculen of atomen Molecule bestaat uit atomen Voorbeelden molecule • H2O (water) • CaCO3 (calciumcarbonaat) • NaCl (keukenzout) Let op notatie: aantal elementen in subscript! Voorbeelden atomen • Zie periodiek systeem der elementen (PSE) 11 Elementen Atoommassa 12 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN Zuivere stof enkelvoudige stof of samengestelde stof Enkelvoudige stof slechts één atoomsoort Voorbeelden • H2 • O2 • Ne ((di)waterstof) (zuurstof) (neon) Samengestelde stof twee of meer atoomsoorten Voorbeelden • H2O • NaCl (water) (keukenzout) 13 OVERZICHT INDELING STOFFEN Materie STOFFEN Heterogeen Homogeen Fysisch proces Mengsel Scheidingstechniek Zuivere stof Samengestelde Chemisch zuivere stof proces (verbinding) Enkelvoudige zuivere stof meerdere soorten moleculen 1 soort moleculen meerdere atoomsoorten 1 soort moleculen 1 atoomsoort 14 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN OEFENINGEN Waar of niet waar? 1. Een atoom kan uit meerdere moleculen bestaan. 2. Een zuivere stof kan enkel op chemische wijze gescheiden worden. 3. Destillatie is een manier om een onzuivere stof op fysische wijze te scheiden. 4. Een samengestelde stof bestaat steeds uit twee of meer atomen. 5. Hg (kwik) is een zuivere stof en ook een enkelvoudige stof. 15 ELEMENTEN ± 110 gekende elementen 16 ELEMENTEN Grove indeling metalen en niet-metalen Metalen • Geleiden warmte en elektriciteit • Zijn pletbaar en rekbaar • Kunnen positieve deeltjes vormen Niet-metalen • Geleiden warmte en elektriciteit nagenoeg niet (isoleren ze) • Zijn bros • Kunnen negatieve deeltjes vormen 17 ELEMENTEN 18 ELEMENTEN: OEFENINGEN 1. Zoek de notaties van de volgende 13 elementen en bepaal of het een metaal of een niet-metaal is (tip: zie het PSE) Lood, zink, waterstof, koolstof, stikstof, tin, calcium, helium, aluminium, kalium, zwavel, koper 2. Waarvoor staan de volgende 13 symbolen? Zijn het metalen of nietmetalen? (tip: PSE) Cd, O, Ag, Cl, Hg, Li, Ne, Ar, Na, Fe, I, Mg, F 19 OVERZICHT 1. Zuivere stof, moleculen en atomen 2. 1. Moleculeformules Elementen 3. Atoomtheorie 4. Atoommassa 5. Moleculemassa 6. De mol 7. Wetten van Avogadro 8. De chemische reactie 9. Het periodiek systeem 20 ATOOMTHEORIE Niels Bohr The yorkshire diamond Volgens de atomaire structuur van diamant atomium Fe atomen in vast ijzer 21 ATOOMTHEORIE VAN DALTON • “Alle materie is opgebouwd uit atomen (kleine deeltjes)” • “Atomen zijn ondeelbaar en onafbreekbaar (noch vernietigd, noch geschapen worden)” • “Alle atomen van een gegeven element zijn identiek (grootte, massa, eigenschappen). Atomen van verschillende elementen hebben een andere massa en eigenschappen” • “Tijdens een chemische reactie worden atomen niet gevormd, vernietigd of omgezet in andere types atomen (atomen zijn onveranderlijk), maar treedt er een hergroepering van atomen op” • “Verbindingen worden gevormd door de combinatie van gehele aantallen atomen van verschillende elementen. Dezelfde elementen kunnen meer dan één verbinding vormen” “Knikkermodel” 22 ATOOMTHEORIE VAN DALTON Kritiek op atoomtheorie van Dalton • Atomen zijn niet de kleinste deeltjes (bv. protonen, elektronen, neutronen,…) • Atomen zijn veranderlijk: bepaalde atomen kunnen in andere atomen omgezet worden door radioactieve ontbinding (vb. uranium) • Atomen zijn wel deelbaar (kernsplijting) • Atomen blijven niet behouden: bepaalde atomen kunnen vernietigd worden met vrijstelling van energie in kernreacties • Atomen van eenzelfde element zijn niet altijd identiek in massa aangezien er “isotopen” bestaan Kernfysica en -chemie: atoomtheorie van Dalton is onbruikbaar 23 ATOOMTHEORIE VAN BOHR H2O Niels Bohr 24 ATOOMMODEL BOHR VERSUS QUANTUM MECHANICA 25 CHEMISCHE REACTIE Chemische reactie: hergroepering van atomen om nieuwe moleculen te vormen Voorbeeld Mg + 2 HCl MgCl2 + H2 + + 26 ATOOMTHEORIE : OEFENINGEN Waar of niet waar? 1. Atomen zijn onveranderlijk. 2. Dalton werkte in een kerncentrale. 3. Een chemische reactie is een hergroepering van moleculen. 4. Atomen zijn ondeelbaar. 27 OVERZICHT 1. Zuivere stof, moleculen en atomen 2. 1. Moleculeformules Elementen 3. Atoomtheorie 4. Atoommassa 5. Moleculemassa 6. De mol 7. Wetten van Avogadro 8. De chemische reactie 9. Het periodiek systeem 28 ATOOMMASSA Hoeveel weegt 1 atoom H? A. B. C. D. E. 1,67 g 0,00167 g 0,00000167 g 0,00000000167 g 0,00000000000000000000000167 g = 1,67.10-3 g = 1,67.10-6 g = 1,67.10-9 g = 1,67.10-24 g 29 ATOOMMASSA (Absolute) atoommassa m van enkele atomen •H •C •N 1,67 x 10-27 kg 20,04 x 10-27 kg 23,38 x 10-27 kg Standaard kilogram Gebaseerd op massa van 1 liter zuiver water Veel te klein om mee te werken! Relatieve atoommassa Ar 1 unit = 1,67 x 10-27 kg = 1 amu of 1 u Niet zo vreemd als je denkt… 30 ATOOMMASSA Formules Relatieve atoommassa Ar = matoom/u Voorbeelden • H • C • N 1,0079 12,011 14,0067 Absolute atoommassa matoom = Ar . u Voorbeelden • H • C • N 1,67 x 10-27 kg 20,04 x 10-27 kg 23,38 x 10-27 kg OF OF OF 1,0079 u 12,011 u 14,0067 u 31 Opzoeken Ar? in periodiek systeem der elementen 32 ATOOMMASSA Hoeveel weegt 1 atoom H? A. B. C. D. E. 1,67 g 0,00167 g 0,00000167 g 0,00000000167 g 0,00000000000000000000000167 g = 1,67.10-3 g = 1,67.10-6 g = 1,67.10-9 g = 1,67.10-24 g 33 ATOOMMASSA: OEFENINGEN 1. Geef de relatieve atoommassa van volgende 10 elementen (Tip: PSE) He, Li, Be, B, C, N, O, F, Ag, Pb Wat valt er op in relatie met het atoomnummer? 2. Geef de absolute atoommassa van volgende 5 elementen (Tip: PSE) He, C, N, O, Pb 3. Hoeveel is 1,67 x 10-27 kg in g? 34 MOLECULEMASSA (Absolute) moleculemassa m en relatieve moleculemassa Mr Optellen van atoommassa’s naargelang aantal atomen Basiskennis! Voorbeeld: moleculemassa van water H2O • Absolute atoommassa’s m • H: 1,67.10-27 kg • O: 26,78.10-27 kg • Relatieve atoommassa’s Ar • H: 1,0079 • O: 15,999 • Relatieve moleculemassa Mr • 2 * 1,0079 + 15,999 ≈ 18 35 MOLECULEMASSA: OEFENINGEN 1. Geef de relatieve moleculemassa van volgende 5 moleculen 1. 2. 3. 4. 5. 2. HCl H2 HNO3 NaCl C8H18 (zoutzuur) ((di)waterstof) (waterstofnitraat) (keukenzout) (octaan) Geef de absolute moleculemassa van volgende 2 moleculen 1. 2. O2 CH4 (zuurstof) (methaan) 36 DE MOL Aanduiding aantal deeltjes 1 mol = 6,02 x 1023 deeltjes getal van Avogadro NA Welke deeltjes? Blijft gelijk: atomen, moleculen, ionen, elektronen, ... Massa van 1 mol deeltjes Massa van 1 mol deeltjes (molaire massa M) = Ar of Mr uitgedrukt in g Voorbeeld 1 mol water (H2O) • 6,02 x 1023 deeltjes • Relatieve moleculemassa Mr (H2O) = 18 • M (H2O) = 18 g/mol 37 DE MOL: OEFENINGEN 1. Waarvoor staan de volgende 3 symbolen 1. 2. 3. 2. Wat is de eenheid van volgende 3 grootheden: 1. 2. 3. 3. m Mr Ar Molaire massa Relatieve deeltjesmassa Absolute deeltjesmassa Hoeveel gram weegt 1. 2. 3. 2 mol H2 4 mol HCl 10 mol Pb 38 WETTEN VAN AVOGADRO 1 mol is steeds 6,02 x 1023 deeltjes, van om het even welke stof 1 mol van gelijk welk gas neemt steeds eenzelfde volume in bij gelijke temperatuur (T) en druk (p): 22,42 l bij 0 °C en atmosferische luchtdruk (101300 Pa = 1 atm) DUS bij 0 °C en 101300 Pa: • • • • 1 mol H2 neemt 22,42 liter in 1 mol He neemt 22,42 liter in 1 mol O2 neemt 22,42 liter in ... 39 LET OP ! Diatomaire gassen H2, N2, O2, F2, Cl2 Edelgassen: niet diatomair He, Ne, Ar, Kr, Xe, Rn Diatomaire stoffen die niet gasvormig zijn Br2, I2 40 WAT HEEFT DAT MET ARCHITECTUUR TE MAKEN? Lagere warmtegeleidbaarheid => betere isolatie (samen met low-E coatings of Ag laagjes) 41 WETTEN VAN AVOGADRO: OEFENINGEN Waar of niet waar? 1. Bij 0 Pa en 101300 °C neemt 1 mol van om het even welk gas exact 22,42 liter in 2. Een luchtdruk van 101300 Pa komt overeen met 1 bar 42 OVERZICHT 1. Zuivere stof, moleculen en atomen 2. 1. Moleculeformules Elementen 3. Atoomtheorie 4. Atoommassa 5. Moleculemassa 6. De mol 7. Wetten van Avogadro 8. De chemische reactie 9. Het periodiek systeem 43 CHEMISCHE REACTIE aA + bB cC + dD Reactieproducten Reagentia Stoichiometrische coëfficiënten of voorgetallen Evenveel atomen links als rechts! Coëfficiënt 1 wordt weggelaten Mg + 2 HCl MgCl2 + H2 44 CHEMISCHE REACTIE Richtlijnen • Eens de moleculeformules juist zijn (correcte indices), mogen deze niet meer veranderd worden Voorbeeld Mg en HCl reageren tot MgCl2 en H2 • Vervolgens dient enkel m.b.v. de coëfficiënten het gelijk aantal atomen links en rechts bereikt te worden Voorbeeld Mg + 2 HCl MgCl2 + H2 45 CHEMISCHE REACTIE Hoe een chemische reactie balanceren? 1. 2. Bepaal hoeveel atomen van iedere soort er links en rechts zijn Zoek één atoom (of complex ion zoals SO4) dat links in slechts één molecule staat en rechts ook in slechts één molecule staat • 3. Balanceer dat atoom • • 4. Wacht met waterstof (H) en zuurstof (O) tot op ‘t laatste Vermenigvuldig desnoods niet-gehele getallen (bijv. 2,5) Breng daarna alles naar gehele getallen (vermenigvuldig bijv. ganse reactie met 2) Zoek het volgende atoom in onevenwicht en herhaal stap 3 voor dat atoom 46 CHEMISCHE REACTIE: OEFENINGEN Zoek de juiste coëfficiënten bij de volgende reacties NaOH 1. HCl + NaCl + 2. CaO + H2O Ca(OH)2 3. HNO2 + 4. Na + 5. SO3 + 6. HNO3 + 7. HF + 8. HBr + 9. Al + 10. P + Ca(OH)2 O2 H2O Ca(NO3)2 + H2O H2SO4 Ca(OH)2 KOH KF + Ca(OH)2 O2 Ca(NO2)2 + Na2O H2O HCl H2O H2O CaBr2 + AlCl3 + H2O H2 P2O5 47 OVERZICHT 1. Zuivere stof, moleculen en atomen 2. 1. Moleculeformules Elementen 3. Atoomtheorie 4. Atoommassa 5. Moleculemassa 6. De mol 7. Wetten van Avogadro 8. De chemische reactie 9. Het periodiek systeem 48 PERIODIEK SYSTEEM Rangschikking van de elementen • Atomen geordend volgens toenemende atoommassa (eigenlijk atoomnummer = aantal protonen, zie later) • Periodisch weerkeren van eigenschappen H He Li Be B C N O F Ne Na Mg Al Si P S Cl Ar K Ca Periode Groep 49 PERIODIEK SYSTEEM 50 METALEN 51 NIET-METALEN 52 HALFMETALEN 53 PERIODIEK SYSTEEM: GROEPEN 54 PERIODIEK SYSTEEM: PERIODEN 55 ALKALIMETALEN 56 AARDALKALIMETALEN 57 HALOGENEN 58 EDELGASSEN 59 ELEMENTEN UIT HOOFDGROEPEN 60 OVERGANGSELEMENTEN 61 LANTHANIDES EN ACTINIDES 62 PERIODIEK SYSTEEM: OEFENINGEN Waar of niet waar? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Het element Zn bevindt zich in een a-groep Fe, Co en Ni zitten in dezelfde groep omdat ze grote horizontale verwantschap vertonen. Elementen in één periode bezitten bepaalde overeenkomsten in fysische en chemische eigenschappen. Elementen in één groep bezitten bepaalde overeenkomsten in fysische en chemische eigenschappen. Niet-metalen staan links in het PSE. De groep van alkalimetalen bevindt zich naast die van aardalkalimetalen. Het atoomnummer van een element kan afgeleid worden uit haar plaats in het PSE. 63 HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 1: Geef de naam van de volgende elementen 1. 2. 3. 4. 5. C P Ca Ti Si ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… VRAAG 2: Geef het symbool voor de volgende elementen 1. 2. 3. Lithium Chloor Magnesium ……………………………… ……………………………… ……………………………… 64 HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 3: Bepaal de molaire massa van de volgende stoffen A. B. C. Fe2O3 BF3 N2O ……………………………… ……………………………… ……………………………… VRAAG 4: Hoeveel mol zitten er in 1 g van de volgende stoffen? A. CH3OH B. NH4NO3 ……………………………… ……………………………… VRAAG 5: Zoek de juiste coëfficiënten bij de reacties op p. 10 in de cursustekst 65 HERHALINGSOEFENINGEN 66 HERHALINGSOEFENINGEN 67