TOP 10 INTERACTIES met psychofarmaca Congres Goede GGZ 17 maart 2016 Nynke Troelstra Ziekenhuisapotheker Catharina Ziekenhuis Toezichthoudend Eindhoven Na deze workshop: • Weet u meer over de farmacologische achtergrond van de verschillende soorten interacties • Kent u de belangrijkste interacties in de psychiatrie • Weet u hoe u een interactiemelding moet interpreteren en het medicamenteus beleid hierop kunt aanpassen • Bent u alert op het ontstaan van risicovolle situaties waarin problemen door interacties op de loer liggen 2 Wisselwerking Wat doet het lichaam met het geneesmiddel 3 Wat doet het geneesmiddel met het lichaam Orale toediening First pass: Biologische beschikbaarheid Let op: Pro-drugs 4 Farmacokinetiek 5 Absorptie Distributie Metabolisme Excretie Metabolisme: Biotransformatie Doel: wateroplosbaar maken Fase I: Koppelstuk aanleggen 6 Fase II: Grote hydrofiele groep aansluiten Uitscheiden Via feces of urine Cytochroom P450 • • • • • • • 7 Grote familie van enzymen; >50 verschillende soorten Soort chemische scharen Verzorgen fase I omzettingen Voornamelijk in lever Maar ook in darm, longen, hersenen Grote verschillen tussen personen, etniciteiten Kan geremd en versterkt worden (inhibitie en inductie) CYP-systeem • Belangrijkste soorten: • CYP1A2 • CYP3A4 • CYP2D6 • CYP2C19 Substraat: wordt door een bepaald enzym omgezet Soms meerdere enzymen voor 1 medicijn Let op met pro-drugs 8 Genetisch polymorfisme Afhankelijk van ras: • Bij 7% van kaukasische (blanke) ras ontbreekt CYP2D6 • Bij 1% van aziaten ontbreekt CYP2D6 • Bij 20% van aziaten ontbreekt CYP2C19 Gemuteerde allelen worden genummerd: • Bijv. CYP2D6*1: normaal functioneel • CYP2D6*3: disfunctioneel 9 Genetisch polymorfisme EM: Extensive metaboliser = normaal metabolisme PM: Poor metaboliser = zeer weinig tot geen activiteit IM: Intermediate metabolizer = verminderde activiteit UM: Ultrarapid metabolizer = verhoogde activiteit Extra opletten met interacties bij genetisch polymorfisme! 10 Interacties • Waarom belangrijk om hier rekening mee te houden? • Elektronisch voorschrijfsysteem • Actueel medicatieoverzicht • De belangrijkste mechanismen kennen • Relevantie beoordelen 11 Soorten interacties • Farmacokinetische interacties • Farmacodynamische interacties • (Farmaceutische interacties) Er zijn ook interacties tussen voeding/middelen en medicatie 12 Farmacokinetische interactie: Verlagen absorptie • Alleen opgeloste moleculen worden opgenomen uit de maag/darm • Sommige geneesmiddelen vormen een complex met andere • Gelijktijdige inname kan ervoor zorgen dat het geneesmiddel niet geabsorbeerd wordt; geen werking! 13 1: Ciprofloxacine + ferrofumaraat Soort interactie: Farmacokinetische interactie: vermindering absorptie Gevolgen: Verminderde (tot geen) absorptie antibioticum waardoor geen adequate behandeling infectie Relevantie: Groot; interactie vermijden Advies: Ciprofloxacine inname 2 uur voor of 4 uur na de inname van ijzer (of ijzer tijdelijk stoppen) Betrokken geneesmiddelen: Ciprofloxacine/levofloxacine, tetracyclines, levothyroxine, bisfosfonaten (bv. alendroninezuur) Complexvormers: antacida (bv antagel), calcium, ferrofumaraat (ijzer), magnesium, drinkvoeding 14 Vraag: Wanneer is de kans op een relevante interactie het grootst? 1. Indien een geneesmiddel een smalle therapeutische breedte heeft 2. Indien er gecombineerd wordt met een sterke inhibitor/inductor 3. Indien een bepaald geneesmiddel verschillende metabole routes kent A. B. C. D. 15 1 en 2 zijn juist 1 en 3 zijn juist 2 en 3 zijn juist 1, 2 en 3 zijn juist Vraag: Welke van onderstaande antipsychotica wordt niet via CYP-enzymen afgebroken? A. B. C. D. 16 Olanzapine Paliperidon Risperidon Haloperidol Farmacokinetische interactie: CYP-beïnvloeding + Inhibitor: remmer van een bepaald enzym • Direct effect op snelheid van omzetting • Door competitie of blokkering • Langere halfwaardetijd • Langzaam herstel (reversibel of niet) + Inductor: versterker van een bepaald enzym • Langzaam effect; na ongeveer 1-2 weken • Door toename hoeveelheid enzym • Kortere halfwaardetijd • Langzaam herstel; 2-3 weken 17 2: Paroxetine + metoprolol Soort interactie: Farmacokinetisch: metabolisme (CYP2D6) remming Gevolgen: Effect betablokker neemt toe: daling bloeddruk en hartfrequentie Relevantie: Bij start paroxetine Vooral oppassen bij hartfalen Advies: Ander SSRI kiezen of metoprolol omzetten in atenolol Betrokken geneesmiddelen: CYP2D6 remmers oa.: bupropion, fluoxetine, paroxetine Betablokkers: Metoprolol, propranolol 18 3: Sint-janskruid (Hypericum) en anticonceptiva Soort interactie: Farmacokinetische interactie: inductie metabolisme (CYP3A4) Gevolgen: Verminderde werking anticonceptiva Relevantie: Zeer belangrijk Advies: Niet combineren, tenzij aanvullende maatregelen Betrokken geneesmiddelen: Inductoren: Sint-janskruid, carbamazepine, rifampicine, fenytoine Alle hormonale anticonceptiva 19 4: Clozapine + roken Soort interactie: Farmacokinetisch: inductie metabolisme (CYP1A2) Gevolgen: Sterke afname bloedspiegel clozapine waardoor verminderde werkzaamheid Relevantie: Bij starten/stoppen met roken Advies: Vaker bepalen clozapinespiegel. Hogere doseringen zullen nodig zijn bij roken. Betrokken geneesmiddelen: Substraat: Clozapine, olanzapine Inductor: Roken, (es)omeprazol, carbamazepine, fenytoine, rifampicine 20 5: Escitalopram + omeprazol Soort interactie: Farmacokinetisch: Remming metabolisme (CYP2C19) Gevolgen: Toename bloedspiegel escitalopram waardoor hogere kans op bijwerkingen Relevantie: Bij starten en stoppen omeprazol Advies: Niet combineren, in plaats van omeprazol pantoprazol geven Betrokken geneesmiddelen: Substraat: (es)citalopram, amitriptyline, clomipramine, sertraline Remmer: (es)omeprazol 21 Vraag: Welke interactie heeft de meeste impact? A. B. C. D. 22 Lithium + furosemide Lithium + diclofenac Lithium + hydrochloorthiazide Lithium + lisinopril Farmacokinetische interactie: Afname lithiumklaring • • • • • 23 100% renale klaring Proximaal doorlaatbaar voor lithium (80%) Klaring hangt af van: - Filtratiedruk - Nierfunctie - Natriumresorptie Thiazide diuretica remmen distale natriumresorptie Daardoor compensatie: toename proximale resorptie Na/Li (na 3-10 dagen) Farmacokinetische interactie: Afname lithiumklaring • • • • • 24 100% renale klaring Proximaal doorlaatbaar voor lithium (80%) Klaring hangt af van: - Filtratiedruk - Nierfunctie - Natriumresorptie Thiazide diuretica remmen distale natriumresorptie Daardoor compensatie: toename proximale resorptie Na/Li (na 3-10 dagen) 6: Lithium + hydrochloorthiazide Soort interactie: Farmacokinetisch: verlaging excretie lithium Gevolgen: Afname lithiumklaring met 70%; toename bloedspiegel. Risico op lithiumtoxiciteit Relevantie: Zeer groot; interactie zal zeker optreden Advies: Voor starten lithiumspiegel bepalen. Lithiumdosis verlagen met 33-50%. Na 3-5 dagen na starten opnieuw lithiumspiegel. Patiënt extra instrueren over bijwerkingen. Let op bij stoppen van hydrochloorthiazide! Betrokken geneesmiddelen: Thiazidediuretica: hydrochloorthiazide, chloortalidon, indapamide Overige diuretica ook, effect iets minder groot. 25 7: Lithium + diclofenac Soort interactie: Farmacokinetisch: verlaging excretie lithium Gevolgen: Afname lithiumklaring door verminderde doorbloeding van de nier en afgenomen glomerulaire filtratiedruk. Daarnaast waterretentie waardoor compensatoir toename Na en Li resorptie. Toename bloedspiegel met risico op lithiumtoxiciteit. Relevantie: Groot Advies: Vermijden NSAID gebruik, zeker niet zonodig. Binnen 2 dagen een lithiumspiegel. Zo kort mogelijk gebruiken. Let op bij staken NSAID. Kijk ook naar risicofactoren. (hartfalen, verminderde nierfunctie, elektrolytenbalans) Betrokken geneesmiddelen: Alle NSAID’s 26 Vraag: Welke situatie geeft het minste risico op het ontstaan van serotonerge toxiciteit: A. B. C. D. 27 Fluoxetine starten bij methadongebruiker Fluoxetine omzetten naar venlafaxine Tramadol starten bij tranylcypromine XTC gebruik naas paroxetine Farmacodynamische interactie: Serotonerge toxiciteit • Grootste risico bij combinatie verschillende mechanismen • Vrij zeldzaam fenomeen Remming heropname serotonine Remming afbraak serotonine Stimulatie afgifte serotonine Serotonine agonist SSRI’s SNRI’s clomipramine imipramine trazodon dextromethorfan fentanyl methadon pethidine tramadol MAO-remmers: Moclobemide, tranylcypramine, fenelzine amfetamines (excl. methylfenidaat) XTC cocaine mirtazapine lithium indirect: opiaten (incl. oxycodon/ morfine) levodopa buspiron triptanen LSD lithium pethidine 28 Serotoninesyndroom: diagnose Hoe onderscheiden van maligne neuroleptica syndroom? • ontstaan binnen 24 uur (vs. dagen tot weken) • voornamelijk neuromusculaire hyperreactiviteit • kan snel weer wegtrekken na stoppen 29 8: Tranylcypromine + tramadol Soort interactie: Farmacodynamische: synergie serotoninereceptor Gevolgen: Risico op (ernstige) serotonerge toxiciteit Relevantie: Zeer belangrijk: Combinatie gecontraindiceerd Advies: Alle seronerg-werkende middelen stoppen voor start Parnate (let op t1/2!). Geen middelen starten bij Parnate gebruik Betrokken geneesmiddelen: MAO-remmers: tranylcypromine, fenelzin, moclobemide Serotonerge middelen: zie sheet hiervoor 30 Farmacodynamische interactie: verlenging QT-tijd • Bij sterk verlengde QT tijd risico op ontwikkelen ventriculaire tachycardie • Symptomen: palpitaties, syncope, VF, collaps/insult, hartstilstand • Meestal zelflimiterend • Meerdere risicofactoren spelen een rol • Hoe langer de QTc-tijd, hoe hoger het risico • QT-verlengde eigenschap van geneesmiddelen is niet altijd dosisafhankelijk • Info op www.crediblemeds.org 31 Risicofactoren voor aritmie K+ Mg2+ bradycardie 32 9: Risperidon + methadon Soort interactie: Farmacodynamisch: verlenging QT-tijd (additief) Gevolgen: Risico op ontwikkelen ernstige ritmestoornis Relevantie: Afhankelijk van risicofactoren. Torsades des pointes komt weinig voor, maar is zeer gevaarlijk als het optreedt Advies: Let op overige interacties (CYPs!), bepaal risicofactoren. Bepaal een ECG 2 dagen na starten met combinatie Betrokken geneesmiddelen: De meeste psychofarmaca Zie ww.crediblemeds.org (gratis registratie) 33 Farmacodynamische interactie: trombocytenaggregatieremming • • • • Zowel NSAID’s als SSRI’s remmen de trombocytenaggregatie Synergisme/additief effect Daardoor verhoogd risico op maagbloedingen Belangrijke oorzaak van medicatie-gerelateerde ziekenhuisopnames Risicofactoren: - Ulcus/maagbloeding in voorgeschiedenis - Leeftijd >60 jaar - Gebruik van cumarine, corticosteroid, clopidogrel/acetylsalicylzuur - hartfalen, diabetes, artritis - chronisch gebruik hoge dosis NSAID • 34 10: Citalopram + naproxen Soort interactie: Farmacodynamisch: beïnvloeding van hetzelfde proces Gevolgen: Verhoogd risico op maagbloeding Relevantie: Bij toevoegen van een van beide middelen Advies: Afhankelijk van risicofactoren combinatie vermijden of een maagzuurremmer toevoegen (pantoprazol 20 mg) Betrokken geneesmiddelen: Alle NSAID’s Alle SSRI’s, trazodon en venlafaxine 35 Risicovolle omstandigheden • • • • • • • 36 Operatie Opname in kliniek (therapietrouw!) Stoppen van (somatische) medicatie Ontslag en opname (medicatieverificatie) Ziekte (ontregeling, andere dokters schrijven voor) Zelfzorg Drugsgebruik Take work messages • Psychofarmaca zijn lipofiele stoffen: voornamelijk CYP-interacties • Houd rekening met farmacogenetisch profiel indien bekend • Probeer middelen die veel interacties geven te vermijden, vooral bij ouderen: fluoxetine/paroxetine, carbamazepine, Sint-janskruid, NSAIDs, ciprofloxacine, omeprazol • Houd rekening met individuele patiëntkenmerken en risicofactoren • Wees alert op het ontstaan van risicovolle omstandigheden • Vraag de (ziekenhuis)apotheker om advies 37