Ontwikkelingsmateriaal Het eerste spel- en ontwikkelingsmateriaal is ontworpen door de opvoedkundige Friedrich Fröbel. Hij ging uit van een theorie waarbij eenheid in de natuur centraal stond. Zo zou papier vouwen een goede methode zijn om kleuters kennis te laten maken met abstracte structuren. Ook was hij van mening dat driedimensionale ‘lichamen’ als de bol, kubus en cilinder de ontwikkeling zouden stimuleren. Een mening die is geresulteerd in de blokkendozen, die wij hedendaags nog inzetten. Fröbel legde daarbij de nadruk op een plezierige leeromgeving, eigen activiteit van de kinderen en lichamelijke beweging (Neuer Thüringer Frobelverein Keilhau, 2011). Een belangrijk uitgangspunt waar het Froebel College te Londen tot de dag van vandaag nog van uit gaat, is dat onderwijs een dynamisch en creatief proces moet zijn. Daarbij moeten eveneens alle aspecten van een persoonlijkheid worden ontwikkeld: sociaal, esthetisch, moreel, wetenschappelijk en spiritueel. Oftewel: de brede ontwikkeling. En het moet ook leuk zijn (Brehony, 2001). Grofweg gezegd hebben alle ‘kleuterscholen’ deze visie voor de Tweede Wereldoorlog al over genomen. Scholen die zich aansloten bij de onderwijstheorie van Fröbel werden dan ook Fröbelscholen, later kleuterscholen genoemd (Neuer Thüringer Frobelverein Keilhau, 2011). 4.1.1 Ontwikkeling door middel van materiaal Janssen-Vos (2005) sluit zich aan bij de visie van Brehony, door te stellen dat een kind ontwikkelt wanneer het actief en handelend bezig is, waarbij wordt gewerkt aan de brede en specifieke ontwikkeling van een kind. Dit gebeurt doordat het kind zelfstandig met het materiaal aan de slag kan, en waarbij een ervaringssituatie door het materiaal wordt gecreëerd en georganiseerd. Het ontwikkelingsmateriaal stuurt altijd naar een bepaalde activiteit. Deze kan productief/constructief zijn, vormgevend, manipulatief of probleemoplossend. Met dit materiaal wordt meestal naar een belangstellingsonderwerp gewerkt. Zo zijn zij niet alleen tijdens de gezamenlijke activiteiten bezig met het onderwerp, maar ook zelf. Kinderen zijn snel aangetrokken tot materialen. Deze aantrekking zorgt voor uitdaging en het willen onderzoeken. Hierbij doen leerlingen ervaringen op die belangrijk zijn voor de ontwikkeling en het leerproces. Door de materialen gaan de kinderen namelijk initiatieven nemen en plannen maken. Ook zullen zij geregeld samen moeten werken waardoor sociaal contact ontstaat. Ze ontdekken de mogelijkheden en het gebruik van bepaald gereedschap en de technieken ervan. Op basis daar van zullen zij dan problemen oplossen of tot creatieve oplossingen komen. Vaak worden ook alle functies aan het werk gezet (kijken, luisteren, denken, bewegen, doen). En, misschien wel het meest belangrijke, door deze gestuurde activiteit leidt de succeservaring tot zelfvertrouwen. Sommige kinderen hebben een sterke voorkeur voor materiaal. Dit kan zijn omdat het een ontwikkeling door maakt waarbij het kind het materiaal op verschillende manieren gebruikt. Maar het kan ook het kiezen voor zekerheid zijn. Soms is het nodig om ook eens nieuw materiaal aan te reiken. Andere materialen kunnen namelijk dezelfde ervaring veroorzaken. Het ontwikkelingsmateriaal is ingedeeld in vier categorieën, op basis van materiaalkenmerken: • Vormgevende materialen: vervormen en bewerken van materiaal. Het doel hier van is kinderen het mogelijk te maken om voorstelling om te zetten in werkelijk en verkenning van het materiaal en de eigenschappen of eventueel bijbehorende technieken er van. Vaak is dit materiaal om te tekenen, knutselen, timmeren en het gebruik van papier. • Ongevormde materialen: De naam zegt het al, het materiaal heeft nog geen vorm, zoals zand water en klei. In eerste instantie zal het kind het materiaal verkennen. Naarmate hij vordert in het proces komen en ingewikkelde instructies en leren zij de eigenschappen van het materiaal kennen. Vaak gaan kinderen hier zelf mee aan de slag, maar er kan ook een impuls worden gegeven. • Constructie- en compositiemateriaal: dit materiaal bestaat vaak uit losse onderdelen, wat een aantrekkingskracht heeft tot kinderen, namelijk het bouwen er mee. Hiermee wordt het probleemoplossend denken gestimuleerd in samenwerking met inzicht en vormgeving. Dit materiaal wordt ook weer opgedeeld in drie onderdelen: bouw, constructie- en mozaïekmateriaal. • Speelleermateriaal: dit materiaal heeft altijd een duidelijk doel en er wordt geleerd in de vorm van een spel. Vaak her en de zelfkennis van het kind. Vaak wordt de eerste keer het materiaal door een volwassene aangeboden en voor gedaan. Het kind gaat er mee aan de slag tot hij of zij het spel beheerst, waarop vervolgens een moeilijkere versie wordt aangeboden. Denk hierbij aan memory, puzzels of werkbladen. Maar niet geheel onbelangrijk is de manier waarop het materiaal wordt aangeboden. Sterker nog, dit heeft een hele grote invloed. Het materiaal kan op verschillende manieren worden aangeboden. Wat het meest zichtbaar is in de praktijk is dat dit materiaal tijdens de speelwerktijd wordt ingezet. Hierbij kan ook nog gekozen worden voor verplichte en keuze activiteiten, zodat leerlingen ook in aanraking komen met plannen. Maar ook kan er een mini-les worden gemaakt waarbij het materiaal (opnieuw) wordt aangeboden zodat er (weer) belangstelling voor ontstaat (Janssen-Vos, 2005). 4.1.2 De ontwikkeling en inzet van het materiaal Ontwikkelingsmateriaal heeft zelf ook een ontwikkeling doorgemaakt. Materiaal is duurzamer geworden, wordt steeds aantrekkelijker en krijgt steeds meer verschillende functies en mogelijkheden binnen een bepaald spel (differentiatie). Maar het doel is in de loop der jaren altijd hetzelfde gebleven: stimuleren van de brede ontwikkeling. Er is veel ontwikkelingsmateriaal te verkrijgen, maar niet alles kan worden aangeschaft of is bruikbaar, ook al ziet het er tegenwoordig allemaal veel aantrekkelijker uit dan vroeger. Een fout die op basisscholen vaak wordt gemaakt is dat er niet gegrond wordt gekozen. Natuurlijk wordt als eerste nagegaan of het materiaal bijdraagt aan het ontwikkelingsproces. Volgens Janssen-Vos (2004) moet men zich afvragen of de kinderen ook waardering hebben voor het materiaal en of het duurzaam is. Materiaal dat niet goed afgewerkt of niet aantrekkelijk is, levert geen bijdrage. 4.2 Ontwikkelingsmateriaal voor woordenschatonderwijs Op de stageschool wordt voornamelijk gewerkt met ontwikkelingsmateriaal van Rolf. Er is dan ook contact opgenomen met deze organisatie om te kijken naar de mogelijkheden voor de inzet van het materiaal dat door hen wordt ontwikkeld. Volgens Rolf dragen zo goed als alle ontwikkelingsmaterialen bij aan de ontwikkeling van de woordenschat. Er zijn specifieke materialen, maar in principe moet ieder materiaal er voor worden kunnen ingezet.