Edith Giovanna Gassion (haar echte naam) werd op 19 december 1915 op het voetpad geboren ter hoogte van de woning 72 in de Rue de Belleville in Parijs, meer bepaald op de cape van een politieagent. Edith had artiestenbloed: haar vader Louis die aan het front zat was acrobaat, haar moeder, een Italiaans-Kabylische, was straatzangeres. Edith groeide op bij haar twee oma’s. Een van de twee had een bordeel in Bernay (Eure). Na de oorlog werd Ediths vader, Louis Gassion, aangeworven bij een rondreizend circus. Hij verliet zijn vrouw maar nam zijn dochter mee in zijn woonwagen. Het voetpad, het circus, het bordeel … van een bijzondere kindsheid gesproken ! Om haar vader te helpen in het circus begon de jonge Edith liedjes te zingen. Haar vader nam een andere vrouw, een zigeunerin. In 1931 werd Ediths stiefzuster Denise geboren. Edith was actief als straatzangeres. Op de leeftijd van 17 jaar ontmoette Edith Louis Dupont en ze raakte direct zwanger van hem. Voor de «op straat» geboren Edith was dit de eerste van een lange reeks amoureuze teleurstellingen en ongelukken. In 1935 stierf haar dochtertje Marcelle aan een hersenvliesontsteking... Louis Dupont liet Edith in de steek. Edith kon die scheiding moeilijk verwerken en ze verviel in totale aftakeling. Ze ging om met het Parijse gespuis, boeven en pooiers. 20 jaar oud was ze alleen, enigszins wees, op de rand van een depressie, arm, gedrogeerd en zich prostituerend. Op een avond in 1935 maakte Edith kennis met Louis Leplée, zaakvoerder van Gerny's, een showzaal die toen erg in trek was. Aangetrokken tot de jonge vrouw vroeg hij haar om bij hem enkele liedjes te komen zingen, waaronder nummers van Vincent Scotto. Van Leplée kreeg Edith haar bijnaam «môme Piaf» wegens haar kleine gestalte. De optredens in Gerny's waren een succes: Maurice Chevalier, in volle glorieperiode, en een zekere Jacques Canetti, impresario bij de radio, waren door haar gefascineerd. Canetti liet haar voor de radio zingen en einde 1935 nam hij met haar een plaat op: ‘La foule’. Maar ondanks haar groeiend succes keerde Edith al vlug terug naar de straat. Ze werd als een slecht meisje beschouwd en de politie hield haar in de gaten... In april 1936 werd Leplée, de eigenaar van Getty’s, vermoord - naar men vermoedde door «beschermers» van Edith. Zij maakte slechte momenten mee bij de politie die haar herhaaldelijk verhoorde. Edith werd ervan verdacht de moord te hebben opgedragen aan haar «beschermers». De zaak werd nooit opgelost. Dankzij Raymond Asso, die ze een tijdje voordien had ontmoet, ontsnapte Edith aan de gevangenis. Asso liet haar in januari 1937 «Mon légionnaire» opnemen. Raymond en Edith werden minnaars. Geen sprake meer van een ontspoord leven: nog één woord: WERKEN. En dat werken loonde zich. ABC engageerde de zangeres onder haar nieuwe artiestennaam: Edith Piaf. Zij ging om met de echtparen Chevalier en Trenet en maakte tournees in gans Europa. Maar de Tweede Wereldoorlog scheidde Raymond Asso en Edith. Terwijl Raymond aan het front zat wierp Edith zich in de armen van een beginnend filmacteur, Paul Meurisse, die ze na korte tijd verliet voor Michel Emer. Die schreef voor haar enkele liedjes waaronder «L’accordéoniste» en «Le disque usé». Frankrijk was bezet, maar Edith hield niet op met zingen, zowel voor de Fransen als voor de … Duitsers. Dat bracht haar in moeilijkheden na de bevrijding. Men verweet haar vooral dat ze in Berlijn was gaan zingen op uitnodiging van de bezetters. In 1944, vlak voor het einde van de oorlog, werd Edith dolverliefd op een beginnende jonge zanger, Yves Montand. Zij werd zijn beschermster en zijn minnares... In 1946 schreef ze een van haar beroemdste nummers: «La vie en rose», een lied dat de wereld rond ging. Einde 1947 sheepte Edith in voor New York. Daar ontmoette ze Marlene Dietrich, en vooral de bokser Marcel Cerdan. Ze werden minnaars, de «beste minnaars ter wereld». Het ging van Parijs naar New York, tussen een concert van Edith en een gevecht van Marcel in, en hun liefde werd sterker. Maar weer vond het noodlot Edith, die haar minnaar verloor in een vliegtuigongeluk op 27 oktober 1949. Het was voor Cerdan dat ze het ontroerende lied «Hymne à l'amour» schreef. Haar leven zou nooit meer worden wat het was geweest. In 1950 ging Edith terug naar New York voor een reeks concerten. Ze was vergezeld van een Amerikaanse acteur van Griekse origine die veel in Frankrijk verbleef: Eddie Constantine, haar nieuwe minnaar. Ook haar privésecretaris was van de partij: een zekere Charles Aznavour, die echter nooit haar minnaar is geweest... Terug in Parijs in 1951 werkte Edith aan een muzikale komedie: «La p'tite Lili», samen met Eddie Constantine en Robert Lamoureux. Het stuk kende een zeker succes, maar door ziekte en ongelukken raakte Edith aan de drugs. Beetje bij beetje takelde ze af. Op de scène had Edith nog steeds veel succes, onder andere met «Jézebel», geschreven door Aznavour, en met «Je t'ai dans la peau» van Jacques Pills en Gilbert Bécaud. Pills, een bekend auteur, werd tussen twee minnaars in en uitgedaagd - de echtgenoot van Edith. Ze trouwden op 29 juli 1952 en namen hun intrek in een appartement in de Boulevard Lannes in Parijs. Dat appartement zou Edith behouden tot aan haar dood. De dood van Marcel Cerdan had het leven van Edith verwoest. In 1953 volgde ze een eerste kuur om van haar morfineverslaving af te raken. Dan volgden tournees in New York, Mexico, Rio, Parijs, en lange reizen om te vergeten. Ze was een internationale ster, maar haar leven bleef een opeenvolging van mislukkingen. In 1956 scheidde ze van Jacques Pills. Een zekere Georges Moustaki werd haar minnaar en debuteerde als zanger. Samen kregen ze in 1958 een auto-ongeluk. Ook samen schreven ze «Milord», een ander groot succes van Edith. Begin 1959, terwijl ze nog maar eens triomfeerde in New York, zakte Edith op de scène in elkaar. Verschillende ziekenhuisopnames volgden. Edith was nog slechts een vrouw met uitstel van executie. Ze keerde in erbarmelijke staat terug naar Parijs, zonder Moustaki die haar had verlaten. Ondanks haar slechte gezondheid triomfeerde ze in 1961 in de Olympia, toen ze voor gans Parijs haar nieuw lied «Non je ne regrette rien» zong... Met Charles Aznavour Talentvolle auteurs volgden elkaar op om voor Edith liedjes te schrijven: Francis Lai, Charles Aznavour, Charles Dumont, enz. Ze werd verliefd op een zekere Theophanis Lamboukas, artiestennaam Théo Sarapo, met wie ze op 9 oktober 1962 in Parijs trouwde. Het was een schijnhuwelijk, want Edith was uitgeteld, gedrogeerd, uitgeput, ziek. Met Serge Reggiani Herstellend in de omgeving van Grasse stierf Edith op 10 oktober 1963. Ze werd in alle stilte overgebracht naar Parijs waar haar overlijden op 11 oktober officieel werd bekendgemaakt, op de dag dat haar vriend Jean Cocteau overleed. Edith werd begraven op het kerkhof Père Lachaise in aanwezigheid van een enorme menigte. Met Yves Montand Twee dagen lang kwamen lange rijen bewonderaars langs het graf. Met duizenden kwamen ze eer bewijzen aan het «kleine meisje van de straat». Ze vergaven haar graag haar niet altijd voorbeeldige leven en herinnerden zich enkel haar immens talent. Met Jacques Pills en Jean Drapeau, de burgemeester van Montréal Edith Piaf, «la môme Piaf», is al de legende binnengetreden … en niets zal haar eruit verwijderen. In de dood is ze dezelfde lieveling gebleven die ze was tijdens haar leven. In haar papieren werd deze eigenaardige brief gevonden... «Ik ben niet bang voor de dood. Ik ben nooit teleurgesteld in de liefde. Mijn minnaars hebben mij grote belevenissen bezorgd. Ik betreur niets van wat ik heb gedaan, van wat ik heb gekend, en als ik kon herbeginnen zou ik hetzelfde doen. En ik dank de hemel voor mijn leven, voor de kans om te leven, want ik heb 100 percent geleefd en dat spijt me niet.» Met Charles Dumont R.I.P. Édith Gassion dit Piaf 1915 - 1963 La môme Piaf