Hoofdstuk 4 – De rechten van de mens

advertisement
ABC van de Verenigde Naties
Hoofdstuk 5 – Humanitaire hulp
HUMANITAIRE HULP
Sinds de eerste gecoördineerde hulpoperaties in Europa na de verwoestingen en massale
vluchtelingenstromen tijdens en naar aanleiding van de Tweede Wereldoorlog, heeft de
internationale gemeenschap geregeld een beroep gedaan op de VN voor noodhulp bij
natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen die het vermogen van nationale overheden
te boven gingen. Nu is de organisatie een belangrijke verstrekker van noodhulp en bijstand
op langere termijn, een katalysator voor inspanningen van regeringen en hulporganisaties, en
een pleitbezorger voor de belangen van slachtoffers van rampen.
Oorlogen en natuurrampen blijven mensen uit hun huizen drijven. In 2002 raakten 5,8
miljoen mensen ontheemd en staken nog eens 14,8 miljoen vluchtelingen de grenzen over
naar andere landen.
In 2003 leidden natuurrampen – meestal ten gevolge van extreme weersomstandigheden – tot
de dood van ruwweg 50.000 mensen; de economische schade bedroeg 60 miljard dollar.
UNDP stelt vast dat 94 procent van de natuurrampen wordt veroorzaakt door orkanen,
overstromingen, aardbevingen en droogte. Hittegolven en bosbranden hebben ook hun tol
aan menselijk leed geëist. Volgens een verslag van UNDP van februari 2004* leefde 98,2
procent – een dramatisch hoog cijfer – van de slachtoffers van natuurrampen in
ontwikkelingslanden, een markante bewijs dat armoede, bevolkingsexplosies en
milieuverloedering leed en vernieling verergeren.
Weer oplaaiende conflicten en het hoog oplopen van menselijke en financiële kosten bij
natuurrampen zetten de VN op twee fronten aan het werk. Enerzijds verzorgt de organisatie –
vooral via haar operationele organen – noodhulp voor slachtoffers, anderzijds zoekt ze naar
meer doeltreffende strategieën om noodsituaties vooral te voorkomen.
Bij rampen haasten de VN en haar agentschappen zich om humanitaire hulp te bieden. Alleen
al in 2002 deed het Bureau voor de coördinatie van humanitaire aangelegenheden 24
oproepen aan de agentschappen, die samen 4,2 miljard dollar fourneerden om 35 miljoen
mensen in 18 landen en gebieden te helpen. Zo biedt UNHCR jaarlijks internationale
bescherming en hulp aan 20 miljoen mensen – naast vluchtelingen ook een groeiend aantal
ontheemden. In 2003 leverde UNFP voedselhulp aan 110 miljoen mensen waaronder de
meeste vluchtelingen en ontheemden in de wereld.
Bij rampenpreventie probeert men de kwetsbaarheid van gemeenschappen voor rampen te
verminderen en de menselijke oorzaken ervan aan te pakken. Tijdig alarm is heel belangrijk
voor preventie op korte termijn. De VN-organisaties voeren hun deskundigheid op dit vlak
dan ook gestaag op: FAO houdt toezicht op dreigende hongersnoden, terwijl WMO zich
bezighoudt met het voorspellen van tropische stormen en het volgen van droogte. Voorbereid
*
Bron: Reducing Disaster Risks: A Challenge for Development, een uitgave van het UNDP Bureau for Crisis Prevention and
Recovery (2004).
zijn is al even belangrijk: UNDP helpt rampgevoelige landen bij het opzetten van
rampenplannen en andere voorbereidende maatregelen.
Conflictpreventie impliceert strategieën als preventieve diplomatie, preventieve ontwapening
en bevordering van de mensenrechten. Recente crises illustreren duidelijk het verband tussen
oorlog en schendingen van mensenrechten enerzijds en vluchtelingenstromen anderzijds.
Langetermijnpreventie pakt de oorzaken aan de basis van conflicten aan en richt zich op het
bevorderen van veiligheid, economische groei, goed bestuur en respect voor de
mensenrechten – de beste bescherming tegen natuurlijke of, zoals steeds vaker het geval is,
door de mens veroorzaakte rampen.
Coördinatie van humanitaire hulp
De laatste tien jaar zijn burgeroorlogen in aantal en intensiteit toegenomen. Deze conflicten
hebben geleid tot grootschalige humanitaire crises in complexe politieke en militaire
situaties, met veel slachtoffers, vluchtelingen en verstrekkende gevolgen voor
samenlevingen. In antwoord op deze 'complexe noodsituaties' voert de VN haar
deskundigheid op om doeltreffend en snel te kunnen reageren.
In 1991 installeerde de Algemene Vergadering een permanente commissie voor
interagentschappelijk overleg bij de coördinatie van de internationale hulpverlening in
humanitaire noodsituaties. De Noodhulpcoördinator van de VN staat op dit vlak centraal
binnen de organisatie en treedt op als de belangrijkste beleidsadviseur, coördinator en
pleitbezorger voor humanitaire noodsituaties. De Noodhulpcoördinator leidt het Bureau
voor de coördinatie van humanitaire aangelegenheden (OCHA) dat de VN-hulpverlening
coördineert bij humanitaire rampen die het vermogen en mandaat van afzonderlijke
agentschappen overstijgen.
Bij complexe noodsituaties zijn er veel participanten – o.a. regeringen, NGO's en VNagentschappen – die tegelijkertijd reageren. OCHA zorgt ervoor dat er een samenhangend
kader is waarin iedereen snel en doeltreffend zijn bijdrage kan leveren.
In geval van nood coördineert OCHA de internationale hulp. Het pleegt overleg met het VNteam in het betrokken land en voert op het hoofdkantoor overleg met de verschillende
agentschappen over de prioriteiten. Vervolgens steunt OCHA de coördinatie van activiteiten
in het getroffen land.
Het Bureau coördineert vooral missies te velde van operationele VN-organisaties om de
hulpbehoefte te taxeren; verzoekt namens diverse VN-organisaties om fondsen voor
humanitaire hulp; organiseert donorvergaderingen en regelt de follow-up daarvan; ziet toe op
de betaling van toegezegde middelen; en publiceert rapporten om donoren en anderen op de
hoogte te houden van ontwikkelingen. Gemiddeld worden er jaarlijks 27
interagentschappelijke oproepen gedaan. Sinds 1992 heeft men zo meer dan 14 miljard dollar
voor noodhulp geworven.
OCHA werkt samen met partners uit de wereld van de hulpverlening aan een consensus over
het te voeren beleid en aan het in kaart brengen van specifieke humanitaire kwesties die hun
operaties ter plaatse aan het licht brengen. Het Bureau zorgt ervoor dat humanitaire kwesties
aan de orde worden gesteld, met inbegrip van kwesties die tussen de mandaten van
humanitaire organisaties vallen, zoals de benarde toestand van ontheemden (vluchtelingen in
eigen land).
Als pleitbezorger voor humanitaire kwesties spreekt OCHA voor de stille slachtoffers van
rampen en ook zorgt het ervoor dat de meningen en belangen van de humanitaire
gemeenschap gestalte krijgen in het geheel van inspanningen voor herstel en vrede. OCHA
roept op tot meer respect voor humanitaire normen en waarden, en richt de aandacht op
specifieke kwesties zoals onbelemmerde toegang tot getroffen volkeren, humanitaire
gevolgen van sancties, AP-mijnen en op de wildgroei van kleine wapens.
[inzet blz. 255]
Reageren bij noodtoestanden
Bij noodtoestanden en rampen moeten snel alle middelen worden ingezet‚ menselijke,
financiële en logistieke. OCHA ontwikkelde mechanismen om dat te verwezenlijken.
Een dag en nacht alert ‘disaster response system’ zorgt ervoor dat men voortdurend is
voorbereid op rampen: het houdt toezicht op plaatselijke situaties om natuurrampen,
milieurampen en industriële ongevallen te identificeren en om de reactie van de
internationale gemeenschap te coördineren.
VN-teams voor rampentaxatie en -coördinatie zijn onmiddellijk inzetbaar bij complexe
noodsituaties. De teams zijn samengesteld uit speciaal daartoe opgeleide nationale
noodhulpdeskundigen en OCHA-personeel, en kunnen binnen een paar uur de autoriteiten
helpen bij het vaststellen van de hulpbehoefte en aansluitend de hulpcoördinatie op zich
nemen.
Bij een ramp coördineert OCHA de inzameling en inzet van burgerlijke en militaire middelen
– zoals gespecialiseerd personeel en noodvoorraden – afkomstig uit landen en van
internationale organisaties. OCHA heeft ook een centraal register voor faciliteiten voor
rampenbeheersing opengesteld dat beschikbaar is voor internationale hulpverlening. Bij een
centraal magazijn voor noodvoorraden in Brindisi (Italië) kunnen vliegtuigen een tussenstop
maken om zich te bevoorraden.
In veel rampgevoelige ontwikkelingslanden zijn VN-rampenbeheersingsteams opgericht die
zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van VN-organisaties in die landen en onder leiding
staan van een plaatselijke coördinator (meestal de UNDP-vertegenwoordiger). Deze teams
treffen regelingen voor de coördinatie van hulpacties voordat zich een nieuwe ramp
voordoet.
In samenwerking met internationale organisaties en NGO's heeft de VN geholpen bij het
opstarten van programma's in meer dan 70 landen om ervoor te zorgen dat deze beter zijn
voorbereid op eventuele rampen.
[einde inzet]
OCHA beheert het centraal noodhulpfonds, een cashflowmechanisme om in noodsituaties
snel hulp te kunnen verlenen. Het is bedoeld om humanitaire organisaties met
cashflowproblemen te helpen in afwachting van het beschikbaar komen van donorgelden. De
ontlenende organisatie moet het geleende bedrag binnen een jaar terugbetalen. Sinds 1992
hebben organisaties al bij 160 aangelegenheden geld geleend van het fonds en is er al 288
miljoen dollar terugbetaald.
OCHA beheert voorts ReliefWeb, 's werelds belangrijkste humanitaire website dat de laatste
informatie over noodsituaties in de wereld geeft (zie www.reliefweb.int).
[inzet blz. 256]
Coördinatie van noodhulp
De Permanente commissie voor interagentschapsoverleg brengt alle belangrijke humanitaire
agentschappen binnen en buiten de VN bij elkaar. De Commissie wordt voorgezeten door de
Noodhulpcoördinator en ziet toe op de internationale respons bij noodtoestanden. De
deelnemers zijn:
 De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, die humanitaire hulp biedt aan
vluchtelingen en ontheemden (begroting programma in 2003: 1,15 miljard dollar).
 WFP, dat voedselhulp biedt aan slachtoffers (begroting voor 2003: 4,3 miljard dollar)
.
 UNICEF, dat de hulp toespitst op vrouwen en kinderen (uitgaven voor humanitaire
hulp: 243,3 miljoen dollar in 2002) .
 FAO, die helpt bij het herstellen van de landbouwproductie (begroting voor 20042005: 749 miljoen dollar) .
 WHO, die hulp biedt op het vlak van gezondheid (begroting hulpoperaties voor 20042005: 71,4 miljoen dollar) .
 UNDP, dat fondsen mobiliseert voor hulpoperaties en de humanitaire hulp in de
getroffen landen coördineert.
 UNPF, dat in crisissituaties projecten rond reproductieve gezondheid ondersteunt.
 De Wereldbank, die na conflicten herstel- en wederopbouwprojecten steunt.
 OHCHR, dat de naleving van de mensenrechten stimuleert met juridische steun en
zijn aanwezigheid ter plaatse.
 Belangrijke intergouvernementele humanitaire organisaties‚ de Internationale
Organisatie voor Migratievraagstukken, het Internationale Comité van het Rode
Kruis, de Internationale federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen.
 De speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor ontheemden.
 Drie internationale consortia van niet-gouvernementele organisaties: InterAction, de
Internationale Raad van Vrijwilligersverenigingen en de Stuurgroep voor humanitaire
actie.
Andere agentschappen kunnen op ad hoc-basis worden ingezet.
[einde inzet]
Hulpverlening en bescherming
Vier VN-organen, UNICEF, UNDP, WFP en UNHCR, spelen een centrale rol bij het bieden
van bescherming en hulp bij humanitaire crises.
De meeste vluchtelingen en ontheemden zijn vrouwen en kinderen. In dringende
noodsituaties werkt UNICEF nauw samen met andere hulporganisaties aan het herstel van
fundamentele voorzieningen zoals drinkwater en algemene hygiëne, het opzetten van scholen
en inentingsprojecten, en het leveren van medicijnen en andere voorraden aan de ontwrichte
bevolking.
UNICEF roept regeringen en strijdende partijen ook voortdurend op om kinderen beter te
beschermen. De programma's in conflictzones spannen zich ook in voor onderhandelingen
over bestandsakkoorden om kinderen te bereiken, bijvoorbeeld in het kader van
vaccinatiecampagnes. Als voorlopers van het concept ‘kinderen als vredeszone’, heeft
UNICEF zogeheten rustdagen en vredescorridors ingesteld in oorlogsgebieden. Speciale
programma's helpen getraumatiseerde kinderen en herenigen kinderen zonder begeleiding
met hun ouders of andere gezinnen. In 2002 bood UNICEF humanitaire hulp in 51 landen.
UNDP speelt een centrale rol bij de coördinatie van activiteiten voor het inperken,
voorkomen en anticiperen van natuurrampen. Als zich een ramp voordoet, coördineren de
plaatselijke UNDP-coördinatoren hulp- en hersteloperaties op nationaal niveau. Regeringen
doen vaak een beroep op UNDP voor hulp bij de formulering van herstelprogramma’s en om
donorgelden een goede bestemming te geven.
UNDP en hulporganisaties werken nauw samen om ervoor te zorgen dat hulpoperaties de
weg vrijmaken voor ontwikkeling op lange termijn. UNDP steunt ook programma's gericht
op de ontwapening van oud-strijders, mijnopruimingscampagnes, de terugkeer en reïntegratie
van vluchtelingen en ontheemden, en de wederopbouw van bestuurlijke instellingen.
Om ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen maximale effect sorteren, wordt elk project
uitgevoerd in overleg met plaatselijke en nationale autoriteiten. UNDP biedt snel hulp aan
volledige gemeenschappen en helpt bij het leggen van de sociale en economische basis voor
duurzame vrede, ontwikkeling en armoedeverlichting. Deze op de gemeenschap gerichte
aanpak draagt er toe bij dat noodhulp een duurzame dimensie krijgt en honderdduizenden
slachtoffers van wapengeweld bereikt. Dankzij opleidingsprogramma’s, leningen en
infrastructurele projecten zijn veel door twisten verscheurde gemeenschappen erin geslaagd
hun levenspeil te verbeteren.
In noodsituaties verschaft het Wereldvoedselprogramma (WFP) snel en doeltreffend
noodhulp aan miljoenen slachtoffers van natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen,
inclusief vluchtelingen en ontheemden. WFP besteedt vrijwel al zijn middelen aan dit soort
crises. Tien jaar geleden werd twee van de drie ton voedselhulp van WFP gebruikt om
mensen te helpen zichzelf te kunnen redden. Nu is het plaatje omgekeerd: 80 procent van de
WFP-voedselhulp gaat naar slachtoffers van humanitaire crises.
In 2002 bereikte WFP 58 miljoen mensen met kort- en langlopende noodhulpoperaties, onder
hen ontheemden, vluchtelingen, aids-wezen en slachtoffers van natuurrampen veroorzaakt
door overstromingen en droogte. Het agentschap is verantwoordelijk voor het mobiliseren
van voedsel en fondsen voor alle grootschalige, door UNHCR beheerde voedselhulpoperaties
ten bate van vluchtelingen.
WFP zet zich ook steeds meer in voor projecten waarbij men voedselhulp verstrekt ter
ondersteuning van de demobilisering van troepen of van ontmijningsacties in oorlogsgebied.
In de nasleep van oorlogen of rampen start WFP ook infrastructurele herstelprojecten.
De meeste slachtoffers van rampen leven op het platteland. FAO werkt samen met WFP bij
het tijdig signaleren van dreigende voedselrampen en problemen met voedselvoorraden in de
hele wereld.
Het Mondiaal systeem voor informatie en vroegtijdig alarm van FAO biedt actuele gegevens
over de voedselsituatie in de wereld. Het maakt ook melding van de voedselsituatie in landen
waar schaarste dreigt ten gevolge van natuurlijke of door de mens veroorzaakte rampen.
[inzet blz. 258]
Bescherming van kinderen in oorlogszones
In meer dan 30 landen worden meer dan 300.000 jongeren onder de 18 meedogenloos
uitgebuit als soldaten. Sommigen van hen‚ jongens én meisjes‚ zijn amper zeven of acht jaar
oud. De afgelopen tien jaar stierven 2 miljoen kinderen in (burger)oorlogen; 6 miljoen
kinderen raakten verminkt of invalide. Nog veel meer kinderen die achterbleven als wees of
van hun ouders werden gescheiden, zijn getraumatiseerd door hun strijd om te overleven.
Om deze tragedie aan te pakken zijn diverse maatregelen getroffen. Zo riep de
Veiligheidsraad staten op zich meer in te spannen om een einde te maken aan de inzet van
kindsoldaten en om kinderen in oorlogsgebied te beschermen. Een deel van het mandaat van
vredesoperaties richt zich specifiek op de bescherming van kinderen, en verscheidene
vredesoperaties – onder meer in Sierra Leone, de Democratische Republiek Congo en
Ivoorkust – werken met niet-militaire deskundigen op het vlak van kinderbescherming.
De speciale vertegenwoordiger voor kinderen en gewapende conflicten, Olara Otunnu, vraagt
sinds 1997 wereldwijd aandacht voor de impact van conflicten op kinderen en probeert
politieke steun te krijgen bij regeringen en maatschappelijke organisaties voor een betere
bescherming van de kinderen. Hij speelt een cruciale rol als pleitbezorger voor maatregelen
zoals het versterken van controle- en rapportagemechanismen inzake de schending van de
rechten van kinderen in gewapende conflicten. Hij beoogt het kinderwelzijn een vast
onderdeel maken van de vredesagenda en de behoeften van kinderen centraal te stellen bij
hersteloperaties na conflicten.
Olara Otunnu bezoekt oorlogsgebieden en vraagt en verkrijgt ook belangrijke beloften van
regeringen en opstandelingen voor de bescherming en het welzijn van kinderen ten tijde van
en na conflicten. Daarnaast werkt UNICEF al lang nauw samen met regeringen en
rebellenbewegingen om kindsoldaten te demobiliseren, met hun familie te herenigen en hun
sociale reïntegratie te bevorderen.
[einde inzet]
Op basis van vaststellingen die in samenwerking met WFP tot stand komen, bereiden FAO
en WFP gezamenlijk voedselhulpacties voor. FAO richt zich met name op de landbouw voor
het herstel van de voedselproductie en verleent technisch advies bij agrarische noodsituaties.
Ook het FAO-bureau voor speciale hulpoperaties biedt getroffen boeren belangrijke
ondersteuning.
Hulpprogramma's van WHO beoordelen de medische situatie bij slachtoffers van
noodtoestanden en rampen, verlenen advies op het vlak van gezondheidszorg en helpen bij de
coördinatie en planning. WHO voert hulpprogramma's uit op het vlak van voeding en
epidemiologie, de beteugeling van epidemieën (waaronder HIV/aids), inenting, de levering
van levensnoodzakelijke geneesmiddelen en medische voorzieningen, reproductieve en
geestelijke gezondheid. WHO spant zich met name in voor de uitroeiing van polio en het
onder controle houden van malaria in getroffen gebieden.
[inzet blz. 259]
Kinderen in oorlogsgebieden – normen en richtlijnen
In de loop der jaren is geleidelijk een raamwerk van normen en richtlijnen voor de
bescherming van kinderen in oorlogszones ontstaan. Dit kader omvat:
 Volgens het Statuut van Rome inzake het international strafhof is het oproepen,
rekruteren en inzetten van kinderen onder 15 jaar een oorlogsmisdaad.
 In het Facultatief protocol bij het Verdrag voor de rechten van het kind wordt de
minimumleeftijd voor dienstplicht en deelname aan vijandigheden verhoogt tot 18
jaar. Verder komen staten overeen de leeftijd voor vrijwillige rekrutering te verhogen
tot minstens 16 jaar.
 De Veiligheidsraad vaardigde vier resoluties uit– 1261 (1999), 1314 (2000), 1379
(2001) en 1460 (2003) – ter bescherming van kinderen in oorlogsgebieden.
 ILO-verdrag 182 omschrijft het inzetten van kindsoldaten als een van de ergste
vormen van kinderarbeid en bepaalt dat 18 jaar de minimumleeftijd is voor
gedwongen of verplichte rekrutering.
 De Verdragen van Genève en bijhorende protocollen bepalen dat kinderen recht
hebben op respect en in conflicten moeten worden beschermd tegen elke vorm van
geweld, en ‘de zorg en hulp die ze vergen’ moeten krijgen
Andere internationale instrumenten voor de bescherming van kinderen zijn het Verdrag van
Ottowa inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de
overdracht van anti-personeelsmijnen en inzake de vernietiging van deze wapen, en het
Afrikaans handvest inzake de rechten en het welzijn van het kind – het eerste regionale
verdrag dat 18 jaar als de minimumleeftijd stelt voor rekrutering en deelname aan
vijandigheden.
[einde inzet]
[inzet blz. 260]
VN-medewerkers en humanitaire hulpverleners beschermen
De laatste jaren zijn de aanvallen op VN-personeel en andere hulpverleners dramatisch
toegenomen. Veel medewerkers kwamen om het leven of werden gegijzeld en gearresteerd
tijdens hun werkzaamheden in conflictgebieden. Bij deze gewelddadige incidenten met VNmedewerkers ging het onder meer over gewapende overvallen, aanrandingen en
verkrachtingen.
Sinds 1992 zijn 196 niet-militaire VN-medewerkers bij aanslagen overleden en kwamen nog
eens 18 mensen gedurende de uitoefening van hun taken om bij vliegtuigongelukken.
Wereldwijd werden ongeveer 240 mensen tijdens VN-operaties gegijzeld of ontvoerd.
Verder zijn er nog 34 hangende gevallen van medewerkers die zijn gearresteerd, gedetineerd
of vermist – soms al meer dan twintig jaar geleden – waarbij de VN haar recht op
bescherming niet te volle heeft kunnen afdwingen.
In de eerste helft van 2003 alleen al (30 juni was de sluitingsdatum voor deze gegevens)
hebben zich vijf sterfgevallen door boosaardige opzet voorgedaan, vonden er meer dan 258
aanslagen plaats op medewerkers van de VN en NGO’s, en waren er 270 gewelddadige
aanvallen op hun onderkomens en konvooien. Er is sprake geweest van minstens 83 invallen
in VN-gebouwen, meer dan 550 diefstallen op officiële VN-locaties en in woningen van
medewerkers, en 168 gevallen van molesttie. VN-medewerkers werken in gevaarlijke
gebieden en krijgen dus ook vaak te maken met straatcriminaliteit.
In september 2003 rapporteerde de Secretaris-Generaal dat ‘de veiligheid en bescherming
van VN-medewerkers schrikbarend vaak bedreigd worden’. ‘Als vertegenwoordigers van de
internationale gemeenschap zijn VN-medewerkers zichtbaar aanwezig en is het risico groot
dat zij het doelwit worden van uiteenlopende groeperingen en individuen.’
Dit werd jammerlijk bevestigd met de verwoestende bomaanslag van 19 augustus 2003 op
het VN-hoofdkwartier in Bagdad waarbij 22 doden vielen en 150 mensen gewond raakten.
Het was de meest doelbewuste en vernietigende aanval op niet-militair personeel in het 58jarige bestaan van de VN. Bij de aanslag kwam ook Sergio Vieira de Mello om, de Hoge
VN-Commissaris voor de Rechten van de Mens en hoofd van de VN-missie in Irak.
Het Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel van 1994 verplicht regeringen van
landen waar VN-medewerkers actief zijn tot het beschermen van deze mensen en tot het
treffen van alle maatregelen om moord en ontvoering te voorkomen. Helaas werden in
verband met de hierboven vermelde 196 gewelddadige overlijdens slecht 24 daders gevat.
Maar weinig landen hebben aanvallen op of bedreigingen aan het adres van internationaal en
lokaal gerekruteerd personeel van de VN en hulppersoneel degelijk onderzocht of de
verantwoordelijke daders opgespoord.
Deze cijfers verwijzen alleen naar niet-militair personeel. Sinds 1948 kwamen 1934 VNvredessoldaten om het leven, 68 van hen in de eerste helft van 2004.
[einde inzet]
Internationale bescherming en ondersteuning van vluchtelingen
Eind 2003 bood UNHCR internationale bescherming en hulp aan 17,1 miljoen mensen die
op de vlucht waren voor oorlog en vervolging. Een jaar eerder kregen 20,6 miljoen mensen
steun – 10,4 miljoen vluchtelingen, 5,8 miljoen ontheemden, 2,4 miljoen repatrianten, 1
miljoen asielzoekers en 951.000 staatlozen en anderen waar het agentschap zich zorgen over
maakt. De laatste decennia is de aard van de oorlogsvoering veranderd en hebben oorlogen
tussen landen onderling plaatsgemaakt voor interne conflicten. Daarbij is het aantal
ontheemden opmerkelijke toegenomen; zij vormen nu de op een na grootste groep waar
UNHCR zich om bekommert.
UNHCR is in de naoorlogse geschiedenis een van de belangrijkste hulporganisaties bij
noodsituaties. Het agentschap verleende hulp bij de conflicten op de Balkan die de grootste
vluchtelingenstroom in Europa ontketenden sinds de Tweede Wereldoorlog; in de nasleep
van de Golfoorlog; in het Grote-Merengebied in Afrika; bij de massale exodussen uit Kosovo
en Oost-Timor; en recenter in West-Afrika en bij de repatriëringsoperatie in Afghanistan.
Een vluchteling is iemand die zich wegens gegronde vrees voor vervolging op basis van ras,
godsdienst, nationaliteit, politieke opvattingen of lidmaatschap van een bepaalde sociale
groep, zijn land is ontvlucht en niet in staat of van zins is ernaar terug te keren.
Twee internationale verdragen definiëren de wettelijke status van vluchtelingen en bepalen
hun rechten en plichten: het Verdrag inzake de status van vluchtelingen (1951) en het
Protocol bij dat verdrag (1967). Eind 2003 waren 145 staten partij bij één of beide
instrumenten.
De belangrijkste taak van UNHCR is internationale bescherming‚ het waarborgen van de
naleving van de fundamentele mensenrechten van vluchtelingen (inclusief hun recht asiel aan
te vragen) en om ervoor te zorgen dat niemand onvrijwillig wordt gerepatrieerd naar een land
waar hij of zij mogelijk wordt vervolgd. Andere vormen van hulp zijn:
 Hulp bij noodsituaties waarbij grote vluchtelingenstromen ontstaan;
 Programma's op het vlak van onderwijs, gezondheid en onderdak;
 Hulp bij het bevorderen van de onafhankelijkheid van vluchtelingen en hun integratie
in gastlanden;
 Vrijwillige repatriëring;
 Opvang in derde landen voor vluchtelingen die niet naar huis kunnen terugkeren en
niet afdoende kunnen worden beschermd in het land waar zij in eerste instantie asiel
hebben gevraagd.
Het mandaat van UNHCR bestaat uit het beschermen en helpen van vluchtelingen, maar
steeds vaker wordt de organisatie opgeroepen om een bredere waaier mensen te helpen in
situaties die overeenkomsten vertonen met de vluchtelingproblematiek. Het gaat dan onder
meer om ontheemden, om voormalige vluchtelingen die na terugkeer in hun land moeten
worden gevolgd en geholpen door UNHCR, om staatlozen en om mensen die tijdelijk
bescherming krijgen in het buitenland, maar niet de volledige wettelijke status van
vluchteling genieten. Momenteel maken 'echte' vluchtelingen nog maar de helft uit van de
mensen die UNHCR helpt.
[inzet blz. 262]
Ontheemden: vluchtelingen in eigen land
Ontheemden zijn mensen die gedwongen zijn hun woonplaats te verlaten om te ontsnappen
aan oorlogen, ander grootschalig geweld, schendingen van de mensenrechten of aan
natuurlijke of door de mens veroorzaakte rampen, zonder daarbij echter de landsgrenzen over
te steken. Burgeroorlogen veroorzaken wereldwijd grote stromen ontheemden. Hun aantal
wordt geraamd op 20 tot 25 miljoen‚ meer dan het aantal vluchtelingen.
Vluchtelingen vinden vaak onderdak, veiligheid en voedsel in een ander land. Ze worden
daar beschermd door een duidelijk kader van internationale regelgeving en verdragen, en
geholpen door UNHCR en andere organisaties. De situatie van ontheemden is vaak minder
zeker. Ze raken vaak verstrikt in een slepend intern conflict en zijn daarbij overgeleverd aan
de willekeur van de strijdende partijen die hulpverlening gevaarlijk en vaak onmogelijk
maken.
De verantwoordelijk voor ontheemden ligt in de eerste plaats bij hun eigen regering. Soms
kan of wil deze echter die verantwoordelijkheid niet op zich nemen. De regering in wier
handen hun lot ligt, beschouwt hen mogelijk als ‘staatsvijanden’. Er bestaan geen specifieke
verdragen die hen beschermen en tot voor kort hielden donoren zich bij binnenlandse
conflicten liever afzijdig.
Toch vertonen de behoeften van ontheemden vaak grote overeenkomsten met die van
vluchtelingen: ze hebben allemaal bescherming en hulp nodig, en oplossingen voor de lange
termijn – zoals terugkeer of opvang in derde landen.
Doeltreffende coördinatie is essentieel bij de hulpverlening aan ontheemden omdat er geen
organisatie is die bij voorbaat de leiding in handen heeft om zich over hen te bekommeren.
Er wordt op dit vlak samengewerkt door het Internationale Comité van het Rode Kruis,
UNHCR, OCHA, de vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor ontheemden en
OHCHR.
De vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal, Francis M. Deng, heeft uitgangspunten
geformuleerd die omschrijven wat ontheemden zijn, een breed kader schetsen van
internationale regelgeving voor de bescherming van fundamentele rechten, en de
verantwoordelijkheden van staten afbakenen. Deze principes zijn door steeds meer landen
aanvaard.
UNHCR werd opgeroepen om ongeveer 5,8 miljoen ontheemden in verschillende gebieden
op te vangen. Steeds vaker – in voormalig Joegoslavië, Timor-Leste, Colombia, Tsjetsjenië
en recent ook Afghanistan – besluit UNHCR alle mensen die uit hun eigen omgeving zijn
weggetrokken te helpen op basis van hun behoeften en niet meer op grond van hun
vluchtelingenstatus.
Ondanks deze inspanningen blijven veel ontheemden verstoken van humanitaire hulp of
bescherming. Hieruit blijkt dat nationale overheden en de internationale gemeenschap
vooralsnog selectief, ongelijk en vaak ontoereikend reageren. Men blijft zoeken naar
doeltreffender manieren om deze mensen te helpen.
.
[einde inzet]
Asielzoekers zijn mensen die hun geboorteland hebben verlaten en de status van vluchteling
hebben aangevraagd in een ander land, maar voor wie deze procedure nog niet rond is.
UNHCR helpt op dit ogenblik 1 miljoen mensen in deze situatie. De meeste asielzoekers
wonen in de geïndustrialiseerde landen.
De meeste vluchtelingen willen naar huis terugkeren als de omstandigheden dat toelaten.
Eind 2002 verleende UNHCR hulp aan 2,4 miljoen van deze repatrianten. In dat jaar hielp
het agentschap bij de repatriëring van 3,6 miljoen vluchtelingen en andere groepen mensen,
onder hen bijna 2 miljoen Afghanen die vanuit Pakistan en Iran terugkeerden naar huis en
750.000 burgers die in Afghanistan zelf uit hun vertrouwde omgeving waren weggetrokken.
Er vonden ook belangrijke repatriëringsoperaties plaats in Angola (90.000), Sierra Leone
(76.000), Burundi (54.000) en Bosnië-Herzegovina (42.000).
Maar de terugkeer van grote groepen mensen kan een fragiele economische en sociale
infrastructuur snel ontregelen. Om te verzekeren dat repatrianten na hun terugkeer hun leven
weer kunnen opbouwen, werkt UNHCR samen met een groot aantal instanties om
herintegratie te bevorderen. Een geslaagde herintegratie vergt noodhulp voor slachtoffers,
ontwikkelingsprogramma's voor verwoeste gebieden en werkvoorzieningsprogramma's.
[inzet blz. 263]
Mensen op de vlucht
Aantal mensen geholpen door UNHCR*
Totaal: 17,1 miljoen
Per regio:
Afrika
4,3 miljoen
Azië
6,2 miljoen
Europa
4,3 miljoen
Latijns-Amerika en het Caribisch gebied
Noord-Amerika
962.000
Oceanië
74.000
1.3 miljoen
Ongeveer 4 miljoen Palestijnen (geholpen door UNRWA) zijn hier niet bij inbegrepen.
Palestijnen buiten het mandaatgebied van UNRWA (bijvoorbeeld in Irak of Libië) vallen wel
onder de verantwoordelijkheid van UNHCR. Eind 2002 waren dit 428.700 mensen.
* Het betreft vluchtelingen, asielzoekers, repatrianten, ontheemden en anderen die UNHCR per 1 januari 2004 onder zijn hoede had.
Bron: UNHCR
[einde inzet]
Bij het zoeken naar duurzame oplossingen voor het vluchtelingenprobleem erkent men nu
alom de correlatie tussen vrede, stabiliteit, veiligheid, respect voor mensenrechten en
duurzame ontwikkeling.
Palestijnse vluchtelingen
Het Agentschap van de VN voor Hulp aan de Palestijnse Vluchtelingen in het Nabije
Oosten (UNRWA) biedt sinds 1950 onderwijs, gezondheidszorg, hulp en sociale
voorzieningen aan Palestijnse vluchtelingen. De Algemene Vergadering richtte UNRWA op
om noodhulp te bieden aan 750.000 Palestijnse vluchtelingen die hun huis en middelen van
bestaan waren verloren ten gevolge van het Arabisch-Israëlische conflict van 1948. In 2003
verzorgde UNRWA de elementaire dienstverlening voor meer dan 4 miljoen geregistreerde
Palestijnse vluchtelingen in Jordanië, Libanon, de Syrië, op de Westelijke Jordaanoever en in
de Gazastrook.
De humanitaire rol van UNRWA wordt versterkt door de zich herhalende conflicten in het
Midden-Oosten zoals de burgeroorlog in Libanon en de Palestijnse opstand ('intifada') van
1987 en de tweede golf van geweld die begon in september 2000 (‘de Al-Aqsa intifada’).
Het gros van de activiteiten van UNRWA is gericht op onderwijs, waarvoor de helft van het
reguliere budget en twee derde van het personeel wordt ingezet. De 656 scholen voor lager
en middelbaar onderwijs telden in het schooljaar 2002/2003 490.900 leerlingen. De acht
UNRWA-centra voor beroepsopleidingen telden samen 5100 studenten.
Het netwerk van 122 gezondheidscentra verzorgde in 2002 9,4 miljoen patiënten. De 1,3
miljoen vluchtelingen in de 59 vluchtelingenkampen konden rekenen op habitatgerelateerde
gezondheidsvoorzieningen.
Ongeveer 229.000 mensen ontvingen in 2002 speciale bijstand: met armoedeverlichtende
programma's werd voor hen voorzien in basisvereisten op het vlak van voeding en onderdak
en ter bevordering van zelfredzaamheid. Het inkomstengenererende programma op de
Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook verstrekte 54.900 leningen voor een
totaalbedrag van 66,2 miljoen dollar aan kleine ondernemingen en microbedrijfjes op de
Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.
UNRWA werkt nauw samen met de Palestijnse Autoriteit. Na de akkoorden van 1993 tussen
Israël en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) en de installatie van de Palestijnse
Autoriteit op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook, startte UNRWA het
Vredesimplementatieprogramma om er zeker van te zijn dat de voordelen van het
vredesproces ook op lokaal niveau zouden worden verwezenlijkt. Het programma herstelde
de infrastructuur, creëerde jobs en verbeterde de sociaal-economische omstandigheden in de
vluchtelingengemeenschappen binnen de mandaatzone. Eind 2002 hadden UNRWAprojecten donaties en toezeggingen ontvangen voor een bedrag van in totaal 297,8 miljoen
dollar.
De internationale gemeenschap beschouwt UNRWA als een stabiliserende factor in het
Midden-Oosten. Voor de vluchtelingen vormen de programma's het bewijs dat het de
internationale gemeenschap menens is met het streven naar een oplossing voor het Palestijnse
vluchtelingenvraagstuk.
Download