ABC van de Verenigde Naties Hoofdstuk 5 – Humanitaire hulp HUMANITAIRE HULP Sinds de eerste gecoördineerde hulpoperaties in Europa na de verwoestingen en massale vluchtelingenstromen tijdens en naar aanleiding van de Tweede Wereldoorlog, heeft de internationale gemeenschap geregeld een beroep gedaan op de VN voor noodhulp bij natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen die het vermogen van nationale overheden te boven gingen. Nu is de organisatie een belangrijke verstrekker van noodhulp en bijstand op langere termijn, een katalysator voor inspanningen van regeringen en hulporganisaties, en een pleitbezorger voor de belangen van slachtoffers van rampen. Oorlogen en natuurrampen blijven mensen uit hun huizen drijven. In 2002 raakten 5,8 miljoen mensen ontheemd en staken nog eens 14,8 miljoen vluchtelingen de grenzen over naar andere landen. In 2003 leidden natuurrampen – meestal ten gevolge van extreme weersomstandigheden – tot de dood van ruwweg 50.000 mensen; de economische schade bedroeg 60 miljard dollar. UNDP stelt vast dat 94 procent van de natuurrampen wordt veroorzaakt door orkanen, overstromingen, aardbevingen en droogte. Hittegolven en bosbranden hebben ook hun tol aan menselijk leed geëist. Volgens een verslag van UNDP van februari 2004* leefde 98,2 procent – een dramatisch hoog cijfer – van de slachtoffers van natuurrampen in ontwikkelingslanden, een markante bewijs dat armoede, bevolkingsexplosies en milieuverloedering leed en vernieling verergeren. Weer oplaaiende conflicten en het hoog oplopen van menselijke en financiële kosten bij natuurrampen zetten de VN op twee fronten aan het werk. Enerzijds verzorgt de organisatie – vooral via haar operationele organen – noodhulp voor slachtoffers, anderzijds zoekt ze naar meer doeltreffende strategieën om noodsituaties vooral te voorkomen. Bij rampen haasten de VN en haar agentschappen zich om humanitaire hulp te bieden. Alleen al in 2002 deed het Bureau voor de coördinatie van humanitaire aangelegenheden 24 oproepen aan de agentschappen, die samen 4,2 miljard dollar fourneerden om 35 miljoen mensen in 18 landen en gebieden te helpen. Zo biedt UNHCR jaarlijks internationale bescherming en hulp aan 20 miljoen mensen – naast vluchtelingen ook een groeiend aantal ontheemden. In 2003 leverde UNFP voedselhulp aan 110 miljoen mensen waaronder de meeste vluchtelingen en ontheemden in de wereld. Bij rampenpreventie probeert men de kwetsbaarheid van gemeenschappen voor rampen te verminderen en de menselijke oorzaken ervan aan te pakken. Tijdig alarm is heel belangrijk voor preventie op korte termijn. De VN-organisaties voeren hun deskundigheid op dit vlak dan ook gestaag op: FAO houdt toezicht op dreigende hongersnoden, terwijl WMO zich bezighoudt met het voorspellen van tropische stormen en het volgen van droogte. Voorbereid * Bron: Reducing Disaster Risks: A Challenge for Development, een uitgave van het UNDP Bureau for Crisis Prevention and Recovery (2004). zijn is al even belangrijk: UNDP helpt rampgevoelige landen bij het opzetten van rampenplannen en andere voorbereidende maatregelen. Conflictpreventie impliceert strategieën als preventieve diplomatie, preventieve ontwapening en bevordering van de mensenrechten. Recente crises illustreren duidelijk het verband tussen oorlog en schendingen van mensenrechten enerzijds en vluchtelingenstromen anderzijds. Langetermijnpreventie pakt de oorzaken aan de basis van conflicten aan en richt zich op het bevorderen van veiligheid, economische groei, goed bestuur en respect voor de mensenrechten – de beste bescherming tegen natuurlijke of, zoals steeds vaker het geval is, door de mens veroorzaakte rampen. Coördinatie van humanitaire hulp De laatste tien jaar zijn burgeroorlogen in aantal en intensiteit toegenomen. Deze conflicten hebben geleid tot grootschalige humanitaire crises in complexe politieke en militaire situaties, met veel slachtoffers, vluchtelingen en verstrekkende gevolgen voor samenlevingen. In antwoord op deze 'complexe noodsituaties' voert de VN haar deskundigheid op om doeltreffend en snel te kunnen reageren. In 1991 installeerde de Algemene Vergadering een permanente commissie voor interagentschappelijk overleg bij de coördinatie van de internationale hulpverlening in humanitaire noodsituaties. De Noodhulpcoördinator van de VN staat op dit vlak centraal binnen de organisatie en treedt op als de belangrijkste beleidsadviseur, coördinator en pleitbezorger voor humanitaire noodsituaties. De Noodhulpcoördinator leidt het Bureau voor de coördinatie van humanitaire aangelegenheden (OCHA) dat de VN-hulpverlening coördineert bij humanitaire rampen die het vermogen en mandaat van afzonderlijke agentschappen overstijgen. Bij complexe noodsituaties zijn er veel participanten – o.a. regeringen, NGO's en VNagentschappen – die tegelijkertijd reageren. OCHA zorgt ervoor dat er een samenhangend kader is waarin iedereen snel en doeltreffend zijn bijdrage kan leveren. In geval van nood coördineert OCHA de internationale hulp. Het pleegt overleg met het VNteam in het betrokken land en voert op het hoofdkantoor overleg met de verschillende agentschappen over de prioriteiten. Vervolgens steunt OCHA de coördinatie van activiteiten in het getroffen land. Het Bureau coördineert vooral missies te velde van operationele VN-organisaties om de hulpbehoefte te taxeren; verzoekt namens diverse VN-organisaties om fondsen voor humanitaire hulp; organiseert donorvergaderingen en regelt de follow-up daarvan; ziet toe op de betaling van toegezegde middelen; en publiceert rapporten om donoren en anderen op de hoogte te houden van ontwikkelingen. Gemiddeld worden er jaarlijks 27 interagentschappelijke oproepen gedaan. Sinds 1992 heeft men zo meer dan 14 miljard dollar voor noodhulp geworven. OCHA werkt samen met partners uit de wereld van de hulpverlening aan een consensus over het te voeren beleid en aan het in kaart brengen van specifieke humanitaire kwesties die hun operaties ter plaatse aan het licht brengen. Het Bureau zorgt ervoor dat humanitaire kwesties aan de orde worden gesteld, met inbegrip van kwesties die tussen de mandaten van humanitaire organisaties vallen, zoals de benarde toestand van ontheemden (vluchtelingen in eigen land). Als pleitbezorger voor humanitaire kwesties spreekt OCHA voor de stille slachtoffers van rampen en ook zorgt het ervoor dat de meningen en belangen van de humanitaire gemeenschap gestalte krijgen in het geheel van inspanningen voor herstel en vrede. OCHA roept op tot meer respect voor humanitaire normen en waarden, en richt de aandacht op specifieke kwesties zoals onbelemmerde toegang tot getroffen volkeren, humanitaire gevolgen van sancties, AP-mijnen en op de wildgroei van kleine wapens. [inzet blz. 255] Reageren bij noodtoestanden Bij noodtoestanden en rampen moeten snel alle middelen worden ingezet‚ menselijke, financiële en logistieke. OCHA ontwikkelde mechanismen om dat te verwezenlijken. Een dag en nacht alert ‘disaster response system’ zorgt ervoor dat men voortdurend is voorbereid op rampen: het houdt toezicht op plaatselijke situaties om natuurrampen, milieurampen en industriële ongevallen te identificeren en om de reactie van de internationale gemeenschap te coördineren. VN-teams voor rampentaxatie en -coördinatie zijn onmiddellijk inzetbaar bij complexe noodsituaties. De teams zijn samengesteld uit speciaal daartoe opgeleide nationale noodhulpdeskundigen en OCHA-personeel, en kunnen binnen een paar uur de autoriteiten helpen bij het vaststellen van de hulpbehoefte en aansluitend de hulpcoördinatie op zich nemen. Bij een ramp coördineert OCHA de inzameling en inzet van burgerlijke en militaire middelen – zoals gespecialiseerd personeel en noodvoorraden – afkomstig uit landen en van internationale organisaties. OCHA heeft ook een centraal register voor faciliteiten voor rampenbeheersing opengesteld dat beschikbaar is voor internationale hulpverlening. Bij een centraal magazijn voor noodvoorraden in Brindisi (Italië) kunnen vliegtuigen een tussenstop maken om zich te bevoorraden. In veel rampgevoelige ontwikkelingslanden zijn VN-rampenbeheersingsteams opgericht die zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van VN-organisaties in die landen en onder leiding staan van een plaatselijke coördinator (meestal de UNDP-vertegenwoordiger). Deze teams treffen regelingen voor de coördinatie van hulpacties voordat zich een nieuwe ramp voordoet. In samenwerking met internationale organisaties en NGO's heeft de VN geholpen bij het opstarten van programma's in meer dan 70 landen om ervoor te zorgen dat deze beter zijn voorbereid op eventuele rampen. [einde inzet] OCHA beheert het centraal noodhulpfonds, een cashflowmechanisme om in noodsituaties snel hulp te kunnen verlenen. Het is bedoeld om humanitaire organisaties met cashflowproblemen te helpen in afwachting van het beschikbaar komen van donorgelden. De ontlenende organisatie moet het geleende bedrag binnen een jaar terugbetalen. Sinds 1992 hebben organisaties al bij 160 aangelegenheden geld geleend van het fonds en is er al 288 miljoen dollar terugbetaald. OCHA beheert voorts ReliefWeb, 's werelds belangrijkste humanitaire website dat de laatste informatie over noodsituaties in de wereld geeft (zie www.reliefweb.int). [inzet blz. 256] Coördinatie van noodhulp De Permanente commissie voor interagentschapsoverleg brengt alle belangrijke humanitaire agentschappen binnen en buiten de VN bij elkaar. De Commissie wordt voorgezeten door de Noodhulpcoördinator en ziet toe op de internationale respons bij noodtoestanden. De deelnemers zijn: De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, die humanitaire hulp biedt aan vluchtelingen en ontheemden (begroting programma in 2003: 1,15 miljard dollar). WFP, dat voedselhulp biedt aan slachtoffers (begroting voor 2003: 4,3 miljard dollar) . UNICEF, dat de hulp toespitst op vrouwen en kinderen (uitgaven voor humanitaire hulp: 243,3 miljoen dollar in 2002) . FAO, die helpt bij het herstellen van de landbouwproductie (begroting voor 20042005: 749 miljoen dollar) . WHO, die hulp biedt op het vlak van gezondheid (begroting hulpoperaties voor 20042005: 71,4 miljoen dollar) . UNDP, dat fondsen mobiliseert voor hulpoperaties en de humanitaire hulp in de getroffen landen coördineert. UNPF, dat in crisissituaties projecten rond reproductieve gezondheid ondersteunt. De Wereldbank, die na conflicten herstel- en wederopbouwprojecten steunt. OHCHR, dat de naleving van de mensenrechten stimuleert met juridische steun en zijn aanwezigheid ter plaatse. Belangrijke intergouvernementele humanitaire organisaties‚ de Internationale Organisatie voor Migratievraagstukken, het Internationale Comité van het Rode Kruis, de Internationale federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen. De speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor ontheemden. Drie internationale consortia van niet-gouvernementele organisaties: InterAction, de Internationale Raad van Vrijwilligersverenigingen en de Stuurgroep voor humanitaire actie. Andere agentschappen kunnen op ad hoc-basis worden ingezet. [einde inzet] Hulpverlening en bescherming Vier VN-organen, UNICEF, UNDP, WFP en UNHCR, spelen een centrale rol bij het bieden van bescherming en hulp bij humanitaire crises. De meeste vluchtelingen en ontheemden zijn vrouwen en kinderen. In dringende noodsituaties werkt UNICEF nauw samen met andere hulporganisaties aan het herstel van fundamentele voorzieningen zoals drinkwater en algemene hygiëne, het opzetten van scholen en inentingsprojecten, en het leveren van medicijnen en andere voorraden aan de ontwrichte bevolking. UNICEF roept regeringen en strijdende partijen ook voortdurend op om kinderen beter te beschermen. De programma's in conflictzones spannen zich ook in voor onderhandelingen over bestandsakkoorden om kinderen te bereiken, bijvoorbeeld in het kader van vaccinatiecampagnes. Als voorlopers van het concept ‘kinderen als vredeszone’, heeft UNICEF zogeheten rustdagen en vredescorridors ingesteld in oorlogsgebieden. Speciale programma's helpen getraumatiseerde kinderen en herenigen kinderen zonder begeleiding met hun ouders of andere gezinnen. In 2002 bood UNICEF humanitaire hulp in 51 landen. UNDP speelt een centrale rol bij de coördinatie van activiteiten voor het inperken, voorkomen en anticiperen van natuurrampen. Als zich een ramp voordoet, coördineren de plaatselijke UNDP-coördinatoren hulp- en hersteloperaties op nationaal niveau. Regeringen doen vaak een beroep op UNDP voor hulp bij de formulering van herstelprogramma’s en om donorgelden een goede bestemming te geven. UNDP en hulporganisaties werken nauw samen om ervoor te zorgen dat hulpoperaties de weg vrijmaken voor ontwikkeling op lange termijn. UNDP steunt ook programma's gericht op de ontwapening van oud-strijders, mijnopruimingscampagnes, de terugkeer en reïntegratie van vluchtelingen en ontheemden, en de wederopbouw van bestuurlijke instellingen. Om ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen maximale effect sorteren, wordt elk project uitgevoerd in overleg met plaatselijke en nationale autoriteiten. UNDP biedt snel hulp aan volledige gemeenschappen en helpt bij het leggen van de sociale en economische basis voor duurzame vrede, ontwikkeling en armoedeverlichting. Deze op de gemeenschap gerichte aanpak draagt er toe bij dat noodhulp een duurzame dimensie krijgt en honderdduizenden slachtoffers van wapengeweld bereikt. Dankzij opleidingsprogramma’s, leningen en infrastructurele projecten zijn veel door twisten verscheurde gemeenschappen erin geslaagd hun levenspeil te verbeteren. In noodsituaties verschaft het Wereldvoedselprogramma (WFP) snel en doeltreffend noodhulp aan miljoenen slachtoffers van natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen, inclusief vluchtelingen en ontheemden. WFP besteedt vrijwel al zijn middelen aan dit soort crises. Tien jaar geleden werd twee van de drie ton voedselhulp van WFP gebruikt om mensen te helpen zichzelf te kunnen redden. Nu is het plaatje omgekeerd: 80 procent van de WFP-voedselhulp gaat naar slachtoffers van humanitaire crises. In 2002 bereikte WFP 58 miljoen mensen met kort- en langlopende noodhulpoperaties, onder hen ontheemden, vluchtelingen, aids-wezen en slachtoffers van natuurrampen veroorzaakt door overstromingen en droogte. Het agentschap is verantwoordelijk voor het mobiliseren van voedsel en fondsen voor alle grootschalige, door UNHCR beheerde voedselhulpoperaties ten bate van vluchtelingen. WFP zet zich ook steeds meer in voor projecten waarbij men voedselhulp verstrekt ter ondersteuning van de demobilisering van troepen of van ontmijningsacties in oorlogsgebied. In de nasleep van oorlogen of rampen start WFP ook infrastructurele herstelprojecten. De meeste slachtoffers van rampen leven op het platteland. FAO werkt samen met WFP bij het tijdig signaleren van dreigende voedselrampen en problemen met voedselvoorraden in de hele wereld. Het Mondiaal systeem voor informatie en vroegtijdig alarm van FAO biedt actuele gegevens over de voedselsituatie in de wereld. Het maakt ook melding van de voedselsituatie in landen waar schaarste dreigt ten gevolge van natuurlijke of door de mens veroorzaakte rampen. [inzet blz. 258] Bescherming van kinderen in oorlogszones In meer dan 30 landen worden meer dan 300.000 jongeren onder de 18 meedogenloos uitgebuit als soldaten. Sommigen van hen‚ jongens én meisjes‚ zijn amper zeven of acht jaar oud. De afgelopen tien jaar stierven 2 miljoen kinderen in (burger)oorlogen; 6 miljoen kinderen raakten verminkt of invalide. Nog veel meer kinderen die achterbleven als wees of van hun ouders werden gescheiden, zijn getraumatiseerd door hun strijd om te overleven. Om deze tragedie aan te pakken zijn diverse maatregelen getroffen. Zo riep de Veiligheidsraad staten op zich meer in te spannen om een einde te maken aan de inzet van kindsoldaten en om kinderen in oorlogsgebied te beschermen. Een deel van het mandaat van vredesoperaties richt zich specifiek op de bescherming van kinderen, en verscheidene vredesoperaties – onder meer in Sierra Leone, de Democratische Republiek Congo en Ivoorkust – werken met niet-militaire deskundigen op het vlak van kinderbescherming. De speciale vertegenwoordiger voor kinderen en gewapende conflicten, Olara Otunnu, vraagt sinds 1997 wereldwijd aandacht voor de impact van conflicten op kinderen en probeert politieke steun te krijgen bij regeringen en maatschappelijke organisaties voor een betere bescherming van de kinderen. Hij speelt een cruciale rol als pleitbezorger voor maatregelen zoals het versterken van controle- en rapportagemechanismen inzake de schending van de rechten van kinderen in gewapende conflicten. Hij beoogt het kinderwelzijn een vast onderdeel maken van de vredesagenda en de behoeften van kinderen centraal te stellen bij hersteloperaties na conflicten. Olara Otunnu bezoekt oorlogsgebieden en vraagt en verkrijgt ook belangrijke beloften van regeringen en opstandelingen voor de bescherming en het welzijn van kinderen ten tijde van en na conflicten. Daarnaast werkt UNICEF al lang nauw samen met regeringen en rebellenbewegingen om kindsoldaten te demobiliseren, met hun familie te herenigen en hun sociale reïntegratie te bevorderen. [einde inzet] Op basis van vaststellingen die in samenwerking met WFP tot stand komen, bereiden FAO en WFP gezamenlijk voedselhulpacties voor. FAO richt zich met name op de landbouw voor het herstel van de voedselproductie en verleent technisch advies bij agrarische noodsituaties. Ook het FAO-bureau voor speciale hulpoperaties biedt getroffen boeren belangrijke ondersteuning. Hulpprogramma's van WHO beoordelen de medische situatie bij slachtoffers van noodtoestanden en rampen, verlenen advies op het vlak van gezondheidszorg en helpen bij de coördinatie en planning. WHO voert hulpprogramma's uit op het vlak van voeding en epidemiologie, de beteugeling van epidemieën (waaronder HIV/aids), inenting, de levering van levensnoodzakelijke geneesmiddelen en medische voorzieningen, reproductieve en geestelijke gezondheid. WHO spant zich met name in voor de uitroeiing van polio en het onder controle houden van malaria in getroffen gebieden. [inzet blz. 259] Kinderen in oorlogsgebieden – normen en richtlijnen In de loop der jaren is geleidelijk een raamwerk van normen en richtlijnen voor de bescherming van kinderen in oorlogszones ontstaan. Dit kader omvat: Volgens het Statuut van Rome inzake het international strafhof is het oproepen, rekruteren en inzetten van kinderen onder 15 jaar een oorlogsmisdaad. In het Facultatief protocol bij het Verdrag voor de rechten van het kind wordt de minimumleeftijd voor dienstplicht en deelname aan vijandigheden verhoogt tot 18 jaar. Verder komen staten overeen de leeftijd voor vrijwillige rekrutering te verhogen tot minstens 16 jaar. De Veiligheidsraad vaardigde vier resoluties uit– 1261 (1999), 1314 (2000), 1379 (2001) en 1460 (2003) – ter bescherming van kinderen in oorlogsgebieden. ILO-verdrag 182 omschrijft het inzetten van kindsoldaten als een van de ergste vormen van kinderarbeid en bepaalt dat 18 jaar de minimumleeftijd is voor gedwongen of verplichte rekrutering. De Verdragen van Genève en bijhorende protocollen bepalen dat kinderen recht hebben op respect en in conflicten moeten worden beschermd tegen elke vorm van geweld, en ‘de zorg en hulp die ze vergen’ moeten krijgen Andere internationale instrumenten voor de bescherming van kinderen zijn het Verdrag van Ottowa inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van anti-personeelsmijnen en inzake de vernietiging van deze wapen, en het Afrikaans handvest inzake de rechten en het welzijn van het kind – het eerste regionale verdrag dat 18 jaar als de minimumleeftijd stelt voor rekrutering en deelname aan vijandigheden. [einde inzet] [inzet blz. 260] VN-medewerkers en humanitaire hulpverleners beschermen De laatste jaren zijn de aanvallen op VN-personeel en andere hulpverleners dramatisch toegenomen. Veel medewerkers kwamen om het leven of werden gegijzeld en gearresteerd tijdens hun werkzaamheden in conflictgebieden. Bij deze gewelddadige incidenten met VNmedewerkers ging het onder meer over gewapende overvallen, aanrandingen en verkrachtingen. Sinds 1992 zijn 196 niet-militaire VN-medewerkers bij aanslagen overleden en kwamen nog eens 18 mensen gedurende de uitoefening van hun taken om bij vliegtuigongelukken. Wereldwijd werden ongeveer 240 mensen tijdens VN-operaties gegijzeld of ontvoerd. Verder zijn er nog 34 hangende gevallen van medewerkers die zijn gearresteerd, gedetineerd of vermist – soms al meer dan twintig jaar geleden – waarbij de VN haar recht op bescherming niet te volle heeft kunnen afdwingen. In de eerste helft van 2003 alleen al (30 juni was de sluitingsdatum voor deze gegevens) hebben zich vijf sterfgevallen door boosaardige opzet voorgedaan, vonden er meer dan 258 aanslagen plaats op medewerkers van de VN en NGO’s, en waren er 270 gewelddadige aanvallen op hun onderkomens en konvooien. Er is sprake geweest van minstens 83 invallen in VN-gebouwen, meer dan 550 diefstallen op officiële VN-locaties en in woningen van medewerkers, en 168 gevallen van molesttie. VN-medewerkers werken in gevaarlijke gebieden en krijgen dus ook vaak te maken met straatcriminaliteit. In september 2003 rapporteerde de Secretaris-Generaal dat ‘de veiligheid en bescherming van VN-medewerkers schrikbarend vaak bedreigd worden’. ‘Als vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap zijn VN-medewerkers zichtbaar aanwezig en is het risico groot dat zij het doelwit worden van uiteenlopende groeperingen en individuen.’ Dit werd jammerlijk bevestigd met de verwoestende bomaanslag van 19 augustus 2003 op het VN-hoofdkwartier in Bagdad waarbij 22 doden vielen en 150 mensen gewond raakten. Het was de meest doelbewuste en vernietigende aanval op niet-militair personeel in het 58jarige bestaan van de VN. Bij de aanslag kwam ook Sergio Vieira de Mello om, de Hoge VN-Commissaris voor de Rechten van de Mens en hoofd van de VN-missie in Irak. Het Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel van 1994 verplicht regeringen van landen waar VN-medewerkers actief zijn tot het beschermen van deze mensen en tot het treffen van alle maatregelen om moord en ontvoering te voorkomen. Helaas werden in verband met de hierboven vermelde 196 gewelddadige overlijdens slecht 24 daders gevat. Maar weinig landen hebben aanvallen op of bedreigingen aan het adres van internationaal en lokaal gerekruteerd personeel van de VN en hulppersoneel degelijk onderzocht of de verantwoordelijke daders opgespoord. Deze cijfers verwijzen alleen naar niet-militair personeel. Sinds 1948 kwamen 1934 VNvredessoldaten om het leven, 68 van hen in de eerste helft van 2004. [einde inzet] Internationale bescherming en ondersteuning van vluchtelingen Eind 2003 bood UNHCR internationale bescherming en hulp aan 17,1 miljoen mensen die op de vlucht waren voor oorlog en vervolging. Een jaar eerder kregen 20,6 miljoen mensen steun – 10,4 miljoen vluchtelingen, 5,8 miljoen ontheemden, 2,4 miljoen repatrianten, 1 miljoen asielzoekers en 951.000 staatlozen en anderen waar het agentschap zich zorgen over maakt. De laatste decennia is de aard van de oorlogsvoering veranderd en hebben oorlogen tussen landen onderling plaatsgemaakt voor interne conflicten. Daarbij is het aantal ontheemden opmerkelijke toegenomen; zij vormen nu de op een na grootste groep waar UNHCR zich om bekommert. UNHCR is in de naoorlogse geschiedenis een van de belangrijkste hulporganisaties bij noodsituaties. Het agentschap verleende hulp bij de conflicten op de Balkan die de grootste vluchtelingenstroom in Europa ontketenden sinds de Tweede Wereldoorlog; in de nasleep van de Golfoorlog; in het Grote-Merengebied in Afrika; bij de massale exodussen uit Kosovo en Oost-Timor; en recenter in West-Afrika en bij de repatriëringsoperatie in Afghanistan. Een vluchteling is iemand die zich wegens gegronde vrees voor vervolging op basis van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke opvattingen of lidmaatschap van een bepaalde sociale groep, zijn land is ontvlucht en niet in staat of van zins is ernaar terug te keren. Twee internationale verdragen definiëren de wettelijke status van vluchtelingen en bepalen hun rechten en plichten: het Verdrag inzake de status van vluchtelingen (1951) en het Protocol bij dat verdrag (1967). Eind 2003 waren 145 staten partij bij één of beide instrumenten. De belangrijkste taak van UNHCR is internationale bescherming‚ het waarborgen van de naleving van de fundamentele mensenrechten van vluchtelingen (inclusief hun recht asiel aan te vragen) en om ervoor te zorgen dat niemand onvrijwillig wordt gerepatrieerd naar een land waar hij of zij mogelijk wordt vervolgd. Andere vormen van hulp zijn: Hulp bij noodsituaties waarbij grote vluchtelingenstromen ontstaan; Programma's op het vlak van onderwijs, gezondheid en onderdak; Hulp bij het bevorderen van de onafhankelijkheid van vluchtelingen en hun integratie in gastlanden; Vrijwillige repatriëring; Opvang in derde landen voor vluchtelingen die niet naar huis kunnen terugkeren en niet afdoende kunnen worden beschermd in het land waar zij in eerste instantie asiel hebben gevraagd. Het mandaat van UNHCR bestaat uit het beschermen en helpen van vluchtelingen, maar steeds vaker wordt de organisatie opgeroepen om een bredere waaier mensen te helpen in situaties die overeenkomsten vertonen met de vluchtelingproblematiek. Het gaat dan onder meer om ontheemden, om voormalige vluchtelingen die na terugkeer in hun land moeten worden gevolgd en geholpen door UNHCR, om staatlozen en om mensen die tijdelijk bescherming krijgen in het buitenland, maar niet de volledige wettelijke status van vluchteling genieten. Momenteel maken 'echte' vluchtelingen nog maar de helft uit van de mensen die UNHCR helpt. [inzet blz. 262] Ontheemden: vluchtelingen in eigen land Ontheemden zijn mensen die gedwongen zijn hun woonplaats te verlaten om te ontsnappen aan oorlogen, ander grootschalig geweld, schendingen van de mensenrechten of aan natuurlijke of door de mens veroorzaakte rampen, zonder daarbij echter de landsgrenzen over te steken. Burgeroorlogen veroorzaken wereldwijd grote stromen ontheemden. Hun aantal wordt geraamd op 20 tot 25 miljoen‚ meer dan het aantal vluchtelingen. Vluchtelingen vinden vaak onderdak, veiligheid en voedsel in een ander land. Ze worden daar beschermd door een duidelijk kader van internationale regelgeving en verdragen, en geholpen door UNHCR en andere organisaties. De situatie van ontheemden is vaak minder zeker. Ze raken vaak verstrikt in een slepend intern conflict en zijn daarbij overgeleverd aan de willekeur van de strijdende partijen die hulpverlening gevaarlijk en vaak onmogelijk maken. De verantwoordelijk voor ontheemden ligt in de eerste plaats bij hun eigen regering. Soms kan of wil deze echter die verantwoordelijkheid niet op zich nemen. De regering in wier handen hun lot ligt, beschouwt hen mogelijk als ‘staatsvijanden’. Er bestaan geen specifieke verdragen die hen beschermen en tot voor kort hielden donoren zich bij binnenlandse conflicten liever afzijdig. Toch vertonen de behoeften van ontheemden vaak grote overeenkomsten met die van vluchtelingen: ze hebben allemaal bescherming en hulp nodig, en oplossingen voor de lange termijn – zoals terugkeer of opvang in derde landen. Doeltreffende coördinatie is essentieel bij de hulpverlening aan ontheemden omdat er geen organisatie is die bij voorbaat de leiding in handen heeft om zich over hen te bekommeren. Er wordt op dit vlak samengewerkt door het Internationale Comité van het Rode Kruis, UNHCR, OCHA, de vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor ontheemden en OHCHR. De vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal, Francis M. Deng, heeft uitgangspunten geformuleerd die omschrijven wat ontheemden zijn, een breed kader schetsen van internationale regelgeving voor de bescherming van fundamentele rechten, en de verantwoordelijkheden van staten afbakenen. Deze principes zijn door steeds meer landen aanvaard. UNHCR werd opgeroepen om ongeveer 5,8 miljoen ontheemden in verschillende gebieden op te vangen. Steeds vaker – in voormalig Joegoslavië, Timor-Leste, Colombia, Tsjetsjenië en recent ook Afghanistan – besluit UNHCR alle mensen die uit hun eigen omgeving zijn weggetrokken te helpen op basis van hun behoeften en niet meer op grond van hun vluchtelingenstatus. Ondanks deze inspanningen blijven veel ontheemden verstoken van humanitaire hulp of bescherming. Hieruit blijkt dat nationale overheden en de internationale gemeenschap vooralsnog selectief, ongelijk en vaak ontoereikend reageren. Men blijft zoeken naar doeltreffender manieren om deze mensen te helpen. . [einde inzet] Asielzoekers zijn mensen die hun geboorteland hebben verlaten en de status van vluchteling hebben aangevraagd in een ander land, maar voor wie deze procedure nog niet rond is. UNHCR helpt op dit ogenblik 1 miljoen mensen in deze situatie. De meeste asielzoekers wonen in de geïndustrialiseerde landen. De meeste vluchtelingen willen naar huis terugkeren als de omstandigheden dat toelaten. Eind 2002 verleende UNHCR hulp aan 2,4 miljoen van deze repatrianten. In dat jaar hielp het agentschap bij de repatriëring van 3,6 miljoen vluchtelingen en andere groepen mensen, onder hen bijna 2 miljoen Afghanen die vanuit Pakistan en Iran terugkeerden naar huis en 750.000 burgers die in Afghanistan zelf uit hun vertrouwde omgeving waren weggetrokken. Er vonden ook belangrijke repatriëringsoperaties plaats in Angola (90.000), Sierra Leone (76.000), Burundi (54.000) en Bosnië-Herzegovina (42.000). Maar de terugkeer van grote groepen mensen kan een fragiele economische en sociale infrastructuur snel ontregelen. Om te verzekeren dat repatrianten na hun terugkeer hun leven weer kunnen opbouwen, werkt UNHCR samen met een groot aantal instanties om herintegratie te bevorderen. Een geslaagde herintegratie vergt noodhulp voor slachtoffers, ontwikkelingsprogramma's voor verwoeste gebieden en werkvoorzieningsprogramma's. [inzet blz. 263] Mensen op de vlucht Aantal mensen geholpen door UNHCR* Totaal: 17,1 miljoen Per regio: Afrika 4,3 miljoen Azië 6,2 miljoen Europa 4,3 miljoen Latijns-Amerika en het Caribisch gebied Noord-Amerika 962.000 Oceanië 74.000 1.3 miljoen Ongeveer 4 miljoen Palestijnen (geholpen door UNRWA) zijn hier niet bij inbegrepen. Palestijnen buiten het mandaatgebied van UNRWA (bijvoorbeeld in Irak of Libië) vallen wel onder de verantwoordelijkheid van UNHCR. Eind 2002 waren dit 428.700 mensen. * Het betreft vluchtelingen, asielzoekers, repatrianten, ontheemden en anderen die UNHCR per 1 januari 2004 onder zijn hoede had. Bron: UNHCR [einde inzet] Bij het zoeken naar duurzame oplossingen voor het vluchtelingenprobleem erkent men nu alom de correlatie tussen vrede, stabiliteit, veiligheid, respect voor mensenrechten en duurzame ontwikkeling. Palestijnse vluchtelingen Het Agentschap van de VN voor Hulp aan de Palestijnse Vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA) biedt sinds 1950 onderwijs, gezondheidszorg, hulp en sociale voorzieningen aan Palestijnse vluchtelingen. De Algemene Vergadering richtte UNRWA op om noodhulp te bieden aan 750.000 Palestijnse vluchtelingen die hun huis en middelen van bestaan waren verloren ten gevolge van het Arabisch-Israëlische conflict van 1948. In 2003 verzorgde UNRWA de elementaire dienstverlening voor meer dan 4 miljoen geregistreerde Palestijnse vluchtelingen in Jordanië, Libanon, de Syrië, op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. De humanitaire rol van UNRWA wordt versterkt door de zich herhalende conflicten in het Midden-Oosten zoals de burgeroorlog in Libanon en de Palestijnse opstand ('intifada') van 1987 en de tweede golf van geweld die begon in september 2000 (‘de Al-Aqsa intifada’). Het gros van de activiteiten van UNRWA is gericht op onderwijs, waarvoor de helft van het reguliere budget en twee derde van het personeel wordt ingezet. De 656 scholen voor lager en middelbaar onderwijs telden in het schooljaar 2002/2003 490.900 leerlingen. De acht UNRWA-centra voor beroepsopleidingen telden samen 5100 studenten. Het netwerk van 122 gezondheidscentra verzorgde in 2002 9,4 miljoen patiënten. De 1,3 miljoen vluchtelingen in de 59 vluchtelingenkampen konden rekenen op habitatgerelateerde gezondheidsvoorzieningen. Ongeveer 229.000 mensen ontvingen in 2002 speciale bijstand: met armoedeverlichtende programma's werd voor hen voorzien in basisvereisten op het vlak van voeding en onderdak en ter bevordering van zelfredzaamheid. Het inkomstengenererende programma op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook verstrekte 54.900 leningen voor een totaalbedrag van 66,2 miljoen dollar aan kleine ondernemingen en microbedrijfjes op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. UNRWA werkt nauw samen met de Palestijnse Autoriteit. Na de akkoorden van 1993 tussen Israël en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) en de installatie van de Palestijnse Autoriteit op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook, startte UNRWA het Vredesimplementatieprogramma om er zeker van te zijn dat de voordelen van het vredesproces ook op lokaal niveau zouden worden verwezenlijkt. Het programma herstelde de infrastructuur, creëerde jobs en verbeterde de sociaal-economische omstandigheden in de vluchtelingengemeenschappen binnen de mandaatzone. Eind 2002 hadden UNRWAprojecten donaties en toezeggingen ontvangen voor een bedrag van in totaal 297,8 miljoen dollar. De internationale gemeenschap beschouwt UNRWA als een stabiliserende factor in het Midden-Oosten. Voor de vluchtelingen vormen de programma's het bewijs dat het de internationale gemeenschap menens is met het streven naar een oplossing voor het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk.