De nieuwe musical Onder de groene hemel gaat over de roerige periode eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Mét de liedjes van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh. Meer dan de cliché hippies Door: Rinske Wels Hoofdrolspeler René van Kooten (42) wilde Onder de groene hemel heel graag doen, vertelt hij: “Ik ben gek op de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. Te vroeg geboren? Nee, precies op tijd, maar als er één tijd is die ik graag had willen meemaken... Het was alsof in de jaren zestig de deuren opengingen op alle gebieden: muziek, jeugdcultuur. De mogelijkheid om je te ontplooien begon toen. Er zijn veel idealen uit die tijd verwezenlijkt: we hebben nu bijvoorbeeld Greenwheels-auto’s in plaats van het witte-fietsenplan en je struikelt over de hippe natuurwinkels.” Walmen in huis Wie jaren zestig zegt, zegt hippies. “Je ontkomt niet aan dat beeld”, vertelt Van Kooten. “Maar het moet niet karikaturaal worden. Het mooie is dat een flink aantal songs van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh die tijd heel goed typeren. Dus is het leuk om de muziek te koppelen aan die tijd, maar ook aan de gebeurtenissen van toen in Amsterdam. Met de blik van nu. We willen niet belerend doen, maar die tijd hoeft ook niet geïdealiseerd te worden.” Muzikaal leider – en de oudste zoon van Boudewijn – Marcel de Groot (50) is een kind van twee hippieouders. “Ik heb flarden herinneringen uit die tijd, ik kan me sferen en geuren herinneren. Maar hoe de wereld er voor stond? Die summer of love is mij ontgaan. Er hingen wel allerlei walmen in huis, wierook en zo. En tot mijn dertiende had ik haar tot op mijn schouders.” Ongeboren kind Van Kooten speelt in Onder de groene hemel de rol van Jimmy. “De verteller van het stuk en daarnaast speel ik allerlei andere rolletjes. Ik ben als het ware het ongeboren kind dat uit alle macht probeert zijn ouders bij elkaar te brengen.” Die ouders, de vrijgevochten kunstenaar Berend en de ijverige gymnasiaste Barbara, komen uit zulke verschillende milieus dat dat nog niet één, twee, drie geregeld is. Zij komt van het keurige Haarlem naar Amsterdam en wordt verliefd op haar tegenpool, hij streeft als echte hippie naar totale vrijheid. “Ik moet dus best wat toeren uithalen, ja”, zegt Van Kooten lachend. Nieuw geluid Voor Marcel de Groot betekent Onder de groene hemel een omslag. De afgelopen jaren toerde hij met zijn vader het land rond, nu speelt hij dezelfde liedjes als voorheen, maar in een totaal andere setting. “Ik vind dat wel spannend. Leuk om dat met twee muzikanten te doen die niet uit de cirkel rond mijn vader komen. Zij zijn heel onbevangen, dat kan een heel mooi en ander geluid opleveren.” De Groot groeide op met een vader die tegelijkertijd een publiek persoon was. “Met name vroeger waren de meningen en oordelen over hem niet van de lucht en dat kreeg ik allemaal te horen. Dat heeft me verbaasd, want het was gebaseerd op wat mensen op de radio hoorden of op tv zagen. Ik had te maken met een man in levenden lijve. Die aan mijn kop zeurde dat ik beter mijn best moest doen op school. Dat was wel wat vreemd.” Door al die tijd met zijn vader op pad te zijn heeft De Groot geen ander beeld van hem gekregen. “We zijn wel enorm in onze relatie gegroeid, ten goede. Mijn bewondering voor hem is ook ontzettend gegroeid. Maar ik weet nog steeds met wie ik te maken heb. Boudewijn is erg in zijn element op het toneel. En ik heb van dichtbij gezien hoe ontspannen hij in het spelen is geworden. Dat vond ik heel mooi om te zien.” Tijdloos en poëtisch De liedjes die Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh samen schreven zijn al bijna vijftig jaar een vast onderdeel van ons culturele erfgoed. ‘Meester Prikkebeen’, ‘Avond’, ‘Het land van Maas en Waal’, ‘Testament’ en de favoriet van Van Kooten: ‘Tip van de sluier’. Wat maakt die nummers zo goed? Van Kooten: “Het zijn hele mooie, rake typeringen die ruimte geven voor je eigen gevoel en beeld. Poëtisch, zonder dat het onbegrijpelijk wordt, dus je kunt je er makkelijk in herkennen. De muziek en de melodieën zijn heel fijn, bijna folk. Het zijn echt singer-songwriterliedjes met de wijsheid van een oude ziel. ‘Tip van de sluier’ is gewoon filosofisch! Echt te gek.” De Groot kreeg de liedjes van zijn vader thuis niet vaak te horen, maar luisterde er zelf wel af en toe naar. Is zijn vader eigenlijk trots op zijn oeuvre? “Dat zul je hem niet snel horen zeggen. Hij is kritisch en meent te weten hoe het moet. Dus dan zorgt hij er wel voor dat hij aan zijn eigen criteria voldoet. Dat mensen nu, vijftig jaar later, nog steeds van zijn liedjes houden, bewijst de tijdloosheid ervan. En hoe Lennaert schreef is gewoon nog steeds bewonderenswaardig mooi.”