1 I.onze werkelijkheid van God gegeven Eerste preek in de serie van vijf over enkele fundamentele aspecten van ons christelijk geloof, gehouden door ds.Cees Glashouwer te Harlingen in de zomer van 2008. Gelezen bijbelgedeelten: Genesis 1:1 + 2:8-17 en Handelingen 17:22-27. Niemand weet wat leven is alleen dat het gegeven is en dat van dit geheimenis God het begin en einde is. In al zijn simpelheid verwoordt dit versje van Huub Oosterhuis een wezenlijk aspect van onze christelijke geloofsovertuiging. Wij geloven dat deze werkelijkheid gegeven is. Dat bedoelen wij als wij zeggen dat God de Schepper is van hemel en aarde. De aardse werkelijkheid om ons heen, de tijd die ons van het verleden naar de toekomst draagt, de natuur in al zijn rijkdom, de mogelijkheden om te bestaan, is het ons gegeven. In dat besef zijn wij verbonden met talloze mensen, ook buiten de kerk, ook mensen van andere godsdiensten. Dit leven is niet door onszelf gemaakt, niet door ons zelf georganiseerd. Wij komen in een wereld die ons gegeven is door onze Schepper. Dat is een uiterst belangrijke gedachte. Want het betekent dat er alle reden is om dit aardse leven positief tegemoet te treden. Reden om de werkelijkheid zowel naar zijn materiële zijde als naar zijn geestelijke zijde volstrekt serieus te nemen. In de tijd dat het christendom ontstond, waren er stromingen die heel negatief stonden tegenover het leven in deze wereld. Zij hadden het idee dat de aarde slechts een oord van ballingschap is. Onze echte menselijke bestemming lag achter de horizon van deze wereld in het hemels licht, zo dachten zij. Ons lichaam, deze materie was in hun ogen een gevangenis en het aardse gedoe leidde maar af van de spirituele werkelijkheid. Deze stromingen, deze gnostieke stromingen, die ook tegenwoordig weer belangstelling genieten, zeiden hardop, dat deze wereld het werk was van een gemene god. En die gemene god probeerde onze levensvonken afkomstig uit de lichtwereld van de Eeuwige onwetend te houden. Maar via afzondering en rituelen kon de mens uit deze vreemdelingschap bevrijd worden. De kerk heeft zich tot het uiterste verzet tegen deze stromingen. Dat blijkt direct al uit de aanhef van onze geloofsbelijdenis: ik geloof in God de vader, schepper van de hemel en van de aarde. Maar toch heeft de kerk best wel een tic meegekregen van die gnostieke overtuiging. Denk maar aan de kloosterbeweging die de suggestie gewekt heeft, dat het eigenlijk in dit leven om iets hogers, om iets spirituelers gaat dan de gewone werkelijkheid van alledag. Denk ook maar aan de moeite die de kerk gehad heeft met de seksualiteit. Kerkvaders hebben zich het hoofd gebroken over de vraag hoe het toch kon dat God de seksualiteit geschapen heeft. Het is nu eenmaal nodig om kinderen te verwekken, maar eigenlijk leidt sex een mens toch maar af van het gebed. Dat erotische lustgevoelens ook van de schepper afkomstig konden zijn, wilde er bij hen niet in. Maar de overtuiging dat deze werkelijkheid ons van God gegeven is, betekent dat wij 1 dit bestaan naar lichaam en geest aanvaarden als uit de hand van de schepper. En de mensen die werken, de huisvaders die eten koken, de huismoeders die de was draaien, het meisje achter de kassa en de jongen die bij ons de krant bezorgt, zijn evenzeer met Gods zaak bezig als de monnik tijdens het koorgebed, ook al zijn zij zich dat doorgaans niet bewust. En dat laatste is jammer. De werkelijkheid is zoals die is, wij zoeken er niks achter. Het brood dat wij eten, de wijn die wij drinken, het zijn tekenen van de genegenheid van de schepper die wilde dat wij zouden leven. Wij aanvaarden het leven in verwondering, in dankbaarheid en dat ook in nieuwsgierigheid. Alles om ons heen draagt het stempel van het wonder van die goddelijke oorsprong. Voor alle duidelijkheid, wij zeggen niet dat alles wat gebeurt door de schepper zo bestuurd is. Soms kon de gelovige de verleiding niet weerstaan om ook die gedachte te omhelzen. Wij vinden liederen in die trant in ons liedboek terug, met teksten zoals die wolken lucht en winden wijst spoor en loop en baan, zal ook wel wegen vinden, waarlangs uw voet kan gaan. Of wat God doet dat is welgedaan. Waarbij men er van uit gaat, dat het mensenlot de wil van God is. Maar dat kan niet kloppen. Er gebeuren zulke vreselijke dingen dat wij niet kunnen volhouden, dat God liefde is, als Hij daar verantwoordelijk voor zou zijn. Wij waren enkele weken geleden tijdens onze vakantie in Verdun. In een groot oorlogsmonument liggen daar de beenderen opgestapeld van 130.000 niet meer bij naam bekende soldaten die in de eerste wereldoorlog in de slag om Verdun gesneuveld zijn. De worstmachine werd het slagveld met zijn loopgraven en gifgassen genoemd. Elke minuut reed er een vrachtauto met jonge mannen naar het front, waarvan de meesten binnen korte tijd dood waren. Als je daar rondloopt en je een voorstelling maakt van de oorlogswaanzin, dan is het laster om te zeggen dat God daar achter zit. God heeft met liefde de wereld geschapen en daarbij de vrijheid gegeven zichzelf te ontwikkelen. En die vrijheid die in liefde gegeven is, is een vrijheid ten goede, maar ook een vrijheid ten kwade. God heeft met grote verwachting ons geboren zien worden. Hij gunt ons de vrijheid om iets met ons leven te doen, maar als wij verkeerde wegen kiezen, houdt Hij ons niet tegen. Wij zouden dat misschien wel willen, maar wij weten dat dat niet zo is. Een mens is tot verantwoordelijkheid geboren in een wereld die hem gegeven is. En hoezeer het geschenk van het leven ook misbruikt is, het houdt het stempel van de Gever. Daarom staan wij dankbaar en nieuwsgierig in het leven. De jongeren die in de afgelopen tijd geslaagd zijn voor hun middelbare school en die straks na de vakantie verder gaan met studeren, die brengen misschien wel zonder dat ze het in de gaten hebben, eer aan de schepper, omdat zij zich verdiepen in zijn geschenk. Onze overtuiging dat deze wereld ons door onze schepper gegeven is, betekent ook dat wij verantwoordelijk zijn voor wat wij er mee doen. In deze werkelijkheid ligt onze roeping, voor deze wereld zijn wij geboren. Dat is immers ook de betekenis van de woorden, dat God de mens in de hof plaatste om die hof te dienen en te hoeden, te bewerken en te onderhouden. De gegeven werkelijkheid vraagt een reactie van ons, nodigt ons uit om onze rol op ons te nemen, nodigt ons uit tot verantwoordelijkheid. In de vakantietijd willen wij graag even vrij zijn. En daar is niks op tegen. Een mens 1 heeft van tijd tot tijd een adempauze nodig om de veerkracht weer terug te halen. Maar duidelijk is, dat een mens geboren is om te werken, geboren om mee het leven te dienen en te onderhouden. Dat geldt voor de arbeid waarmee wij ons brood en beleg verdienen, dat geldt ook voor het vrijwilligerswerk, dat we pro deo doen. Pro deo, voor God, betekent dat en dat is niet eens zo slecht uitgedrukt. Je kunt in onze tijd gemakkelijk scoren met kritiek op de politiek. Dat die politici de kleine man altijd weer vergeten en vooral aan hun eigen positie denken enzovoort. Maar juist ook politici zijn betrokken bij het beheer van de schepping die ons door onze schepper in handen gelegd is. Politiek is ten diepste een heilige taak, of de politici zich dat altijd realiseren is iets anders, maar politiek is een heilige taak. Van uit dat oogpunt denken wij met respect terug aan burgemeester Arlman die afgelopen week zo plotseling is overleden. En verder zouden wij misschien wat meer voor degenen die ons besturen, moeten bidden. Dit alles zijn zo maar enkele gedachten bij dat eerste aspect van onze geloofsovertuiging. Enkele gedachten, want we hebben het nog niet eens gehad over evolutie en creationisme, en ook niet over racisme dat het ene ras boven het andere stelt, en ook niet over bijgeloof dat bijzondere goddelijke krachten toekent aan bepaalde voorwerpen, stenen, bomen, planeten, terwijl ook die gewoon behoren tot de schepping. Je kunt ook niet alles in een preek. Maar er dringt zich zo langzamerhand wel een andere vraag op. Namelijk: is deze aardse werkelijkheid dan alles? Betekent het als wij dit leven omhelzen, dat dit het enige is dat er voor ons bestaat? Neen, dat betekent het niet, en wel om twee redenen. De eerste reden klinkt op in het eerste vers van de bijbel. In het begin schiep God de hemel en de aarde. Het aardse leven is gegeven, is een gegeven, maar er is meer. Voorbij de horizon van onze wereld is er nog een andere werkelijkheid tot aanzijn geroepen. De hemel. De hemel onttrekt zich aan onze aardse waarneming en aan onze aardse begrippen. De hemel is van God. Daarvandaan wordt het leven op aarde met ingehouden adem gevolgd. En de tweede reden om dit aardse niet als het een en het al te beschouwen, is gelegen in het kwaad. Steeds weer wordt het leven bedreigd en kapot gemaakt. Steeds weer is daar de pijn, de angst, het schrijnende gemis, het onvermogen, en de schuld, de eindeloze schuld. En de dood komt niet als een vriend, maar als een rover. Zonde van eth leven dat de schepper gaf. En hoewel hier op aarde de oorspronkelijke bestemming en de eerste verantwoordelijkheid van de mens ligt, stelt de bijbel ons ook een tijd in het vooruitzicht waarin alles goed gekomen is. Herschepping, nieuwe hemel, nieuwe aarde, Koninkrijk der hemelen, wedergeboorte, eeuwig leven, niet omdat wij mensen heimelijk onsterfelijk zijn, maar omdat God niet laat varen het werk van zijn handen. Niemand weet wat leven is, alleen dat het gegeven is 1 en dat van dit geheimenis God het begin en einde is. Zo staan wij rechtop met beide benen op de aarde, waar de schepper ons geplaatst heeft, en mogen wij ons er van bewust zijn dat er een hemel over ons heen gespannen is. Amen.