А6Helpen bij het gebruik van hulpmiddelen bij - Profi

advertisement
Thema
6
Helpen bij het gebruik van
hulpmiddelen bij verplaatsen
6.1 Inleiding
Als zorghulp zul je te maken krijgen met cliënten die lopen met een kruk of twee krukken,
een looprek of een rollater. Die hulpmiddelen zijn bedoeld als steun, maar moeten dan wel
goed gebruikt worden. Anders heeft de cliënt er niets aan.
Ook zul je mensen die in een rolstoel zitten verplaatsen. Dat moet je dan wel doen op een
manier die prettig is voor de cliënt.
In dit thema gaan we vertellen wat belangrijk is bij het verplaatsen met gebruik van hulpmiddelen.
De inhoud van dit thema:
6.2 Met een kruk lopen
6.3 Met twee krukken lopen
6.4 Met een rollator lopen
6.5 Met een looprek lopen
6.6 In een rolstoel rijden
6.7 Tips voor de praktijk
1
Zorghulp DC 6 Helpen bij het gebruik van hulpmiddelen bij verplaatsen
1
6.2 Met een kruk lopen
Een cliënt kan met een kruk of een stok lopen. Die kruk of stok moet hij aan de kant van
het goede been houden. Dat klinkt je misschien raar. Je zou juist verwachten dat je de stok
aan de kant van het slechte been moet houden. Dat heeft echter geen enkele zin. De cliënt
moet de stok aan de kant van het goede been houden; hij heeft dan steun op het moment
dat hij het goede been optilt om het te verplaatsen. Anders moet hij op zijn slechte been
staan om zijn goede been te verplaatsen.
Houd de kruk aan de kant van het goede been
De cliënt moet de stok tegelijk met het slechte been verplaatsen. Hier moet hij mee beginnen. Als de stok of de kruk naar voren geplaatst is, brengt de cliënt zijn gewicht over naar
de kruk. Hij kan dan zijn gezonde been verplaatsen.
Juiste volgorde bij het lopen met één kruk of
stok:
• kruk aan de kant van het goede been
• kruk en slechte been verplaatsen
• gewicht overbrengen op de kruk
• gezonde been verplaatsen
2
2
Zorghulp Digitale Content
6.3 Met twee krukken lopen
Twee krukken zijn nodig als de cliënt één kant van het lichaam niet goed kan gebruiken.
Of de cliënt kan één been niet goedgebruiken en lopen met één kruk is niet mogelijk.
Je begeleidt zo’n cliënt het beste door naast hem te staan aan zijn slechte kant. Dan geef je
hem instructies. Blijf tijdens het lopen steeds aan de slechte kant van de cliënt.
Instructie voor lopen met twee krukken:
• sta goed rechtop
• zet de krukken ongeveer 10 centimeter schuin voor
de voeten
• gebruik de krukken als afzetpunt
• breng het lichaam naar voren en zet de slechte voet of
de slechte kant tussen de krukken
• breng de goede voet of kant nu naar voren en zet
deze voor de krukken
• verzet de krukken weer naar voren
• enzovoort
3
Lopen met twee krukken
Slechte voet blijft boven de grond
Als een cliënt een voet niet mag belasten, loopt hij ook met twee krukken. De cliënt mag
de slechte voet niet neerzetten. Hij houdt de voet steeds een stukje boven de grond.
Zorghulp DC 6 Helpen bij het gebruik van hulpmiddelen bij verplaatsen
3
6.4 Met een rollator lopen
Een cliënt die met een rollator loopt, moet eigenlijk net zo lopen als voordat hij een rollator nodig had.
Aan de rollater zit vaak een mandje. Daarin kan de cliënt van alles meenemen. Ook heeft
een rollater wel een plateau. Hier kan de cliënt een kop koffie of een bord eten op zetten.
Een rollater heeft handremmen. Die werken net als bij een fiets. Je knijpt erin en daardoor
rem je de wielen af. Vaak heeft de rollator een zitkussentje. De cliënt kan hier even op gaan
zitten als hij moe wordt.
Iemand begeleiden bij het lopen met een rollator
4
Zorghulp Digitale Content
6.5 Met een looprek lopen
Een rollater kan weg rollen. Dat is soms lastig voor een cliënt. Een oplossing is dan het
looprek. De cliënt heeft er meer steun aan. En als de cliënt onzeker is, is het looprek wat
veiliger. Het blijft staan en rolt niet weg. Het nadeel is dat de cliënt het looprek bij iedere
stap moet optillen.
Een looprek kan niet wegrollen
Bij lopen met een looprek moet je goed opletten, dat de cliënt het rek niet te ver naar voren zet. Een cliënt vindt het soms moeilijk om een been te verzetten. In plaats daarvan zet
hij dan het rek maar weer een stukje naar voren.
Zorghulp DC 6 Helpen bij het gebruik van hulpmiddelen bij verplaatsen
5
6.6 In een rolstoel rijden
Een cliënt die in een rolstoel zit, is een cliënt die niet of nauwelijks meer kan lopen. Als de
cliënt wel loopt, loopt hij langzaam, voetje voor voetje. Als hij door zijn kamer loopt, gaat
dat in een slakkengangetje. Zo’n cliënt is dus niet meer gewend aan snel bewegen.
Als jij zo’n cliënt ergens heen moet brengen, moet je daar aan denken. Jij wilt hem misschien snel even wegbrengen. Je hebt misschien wel haast. Vraag de cliënt of hij liever
langzaam of snel gereden wil worden. En als de cliënt dat niet kan zeggen, kun je beter
maar rustig rijden. Snel rijden kan heel eng zijn voor de cliënt.
Vraag de cliënt hoe hij gereden wil worden
Dorien werkt als zorghulp in verpleeghuis de Wingerd. Vandaag gaat ze een stukje wandelen
met Monique. Monique zit in een rolstoel. Ze is erg gevoelig voor hobbels en roept dan steeds
hard ‘au’. Dorien moet dus erg voorzichtig rijden.
‘Ha Monique’, zegt Dorien als ze binnenkomt. Monique lacht. ‘Hoi’, zegt ze. ‘Zullen we lekker naar
buiten gaan, het is zulk lekker weer’, zegt Dorien. ‘Goed’, zegt Monique. Dorien haalt de rolstoel
van de rem en rijdt heel voorzichtig met Monique door de gangen naar buiten. Om in het park
aan de overkant te komen, moeten ze een straat oversteken. ‘Monique, let op, ik moet nu even
de stoep af’ zegt Dorien. Ze zet de rolstoel met de achterkant naar de straat. Heel langzaam laat
ze de grote wielen zakken, Ze houdt de stoel steeds even tegen, tot ze op de straat landen. Dan
trekt ze de stoel voorzichtig naar zich toe en kiept hem een beetje. De kleine wielen staan nu
ook op straat. Voorzichtig draait ze de rolstoel. ‘Dan heb ik goed gedaan’, denkt ze bij zichzelf.
6
Zorghulp Digitale Content
Aan de andere kant zet ze de rolstoel met de kleine wielen tegen de stoeprand. Ze zet haar voet
op het stepje aan de achterkant en laat de stoel omhoog komen. De kleine wieltjes rijdt ze nu
de stoep op. Daarna duwt ze voorzichtig de hele rolstoel de stoep op. Monique heeft geen een
keer ‘au’ geroepen. Dorien rijdt de rolstoel het park in. ‘Zo, Monique, nu gaan we lekker in de
zon bij de vijver zitten, zegt ze.
In een instelling is alles vaak gelijkvloers. Er zijn geen drempels. Deuren gaan automatisch
open. De doorgangen zijn breed.
Buiten is dat anders. Daar moet je van de stoep af en er weer op. Soms moet je over verkeersdrempels heen. Je komt er allerlei hindernissen tegen. Hoe je daar op, af of over moet,
is afhankelijk van de soort wielen van de rolstoel. Veel rolstoelen hebben achter twee grote
wielen en vóór twee kleine zwenkwielen.
De stoep op en de stoep af:
4
De stoep op:
• zet de rolstoel vooruit tegen de stoeprand
• zet je voet op het stepje aan de achterkant van de
rolstoel
• kiep de rolstoel een beetje achterover
• duw de rolstoel naar voren: de kleine wieltjes komen
op de stoep
• rijd nu de hele rolstoel de stoep op
De stoep af:
• zet de rolstoel met de achterkant naar de straat
• trek de rolstoel naar achter, zodat de grote wielen van
de stoep af zijn
• houd de rolstoel wel tegen, zodat het niet te snel gaat
• de kleine wielen volgen vanzelf
Wil je hierop: zet de rolstoel vooruit tegen de verhoging
Zorghulp DC 6 Helpen bij het gebruik van hulpmiddelen bij verplaatsen
7
De stoep af gaat achteruit
Er zijn ook rolstoelen met vier wat kleinere wielen. Die wielen zijn geen zwenkwielen.
Deze rolstoel kun je het beste met de achterkant eerst het trottoir op trekken.
Sommige cliënten kunnen zichzelf slecht in evenwicht houden. Vooral als een rolstoel van
een helling af rijdt. De cliënt valt voorover of glijdt uit de rolstoel. Je kunt een cliënt in een
veiligheidsgordel in de rolstoel laten zitten. Overleg dit met de cliënt en eventueel ook met
de leidinggevende.
8
Zorghulp Digitale Content
6.7 Tips voor de praktijk
Tip 1 De kruk naast het goede been
Als een cliënt met één stok loopt, of met één kruk, dan moet de cliënt de stok aan de kant van
het goede been houden. Dan heeft hij steun op het moment dat hij het goede been optilt om
het te verplaatsen.
Tip 2 De goede maat
Het is erg belangrijk dat de stok of de kruk de juiste maat heeft voor de cliënt. Een kruk kun je
instellen op diverse hoogten. De cliënt mag niet scheef lopen met een kruk.
Tip 3 Met twee krukken lopen
Je begeleidt een cliënt het beste door naast hem te staan aan zijn slechte kant en hem instructies te geven. Blijf tijdens het lopen steeds aan de slechte kant van de cliënt.
Tip 4 Het looprek niet te ver vooruit zetten
Sommige cliënten zijn geneigd het looprek te ver voor zich uit te zetten. Ze moeten dan sterk
voorover leunen omdat hun benen en het rek te ver uit elkaar staan. Cliënten doen dit vaak uit
ongeduld. Ze willen opschieten en door het rek ver naar voren te plaatsen, denken ze harder te
gaan. Omdat ze dan uit balans zijn, kunnen ze vaak helemaal geen stap meer zetten.
Tip 5 In de veiligheidsgordel
Net als in een auto kun je een cliënt voor zijn eigen veiligheid in een gordel zetten. Zeker als de
cliënt het moeilijk vindt om recht te zitten of zijn evenwicht te bewaren.
Zorghulp DC 6 Helpen bij het gebruik van hulpmiddelen bij verplaatsen
9
Download