Lesvoorbereiding - Project: bloemen en planten

advertisement
Lesvoorbereiding
Zakelijke gegevens
Naam student: Stageschool: Sterrenschool te Zevenaar.
Iselinge klas: VR3B
mentor/mentrix: Datum:
aantal leerlingen: -
tijd: 60 minuten
groep: 4,5
Inhoudelijke gegevens
Vak of vormingsgebied: Wereldoriëntatie, met de nadruk op natuur.
Activiteit: De leerlingen krijgen eerst uitleg over verschillende plantengroepen. Daarna gaan ze zelf
naar buiten en bekijken ze op verschillende plekken welke plantengroepen daar groeien.
Aan het einde leggen de leerlingen de link tussen de plek waar de planten groeien en de
omstandigheden die daar zijn.
Componenten van de les
Lesdoelen
proces-/productdoelen; kennis-, vaardigheids-, vormingsdoelen:
 De leerlingen ontdekken de grote variatie aan: bloemvormen en kleuren. (productdoel;
vormingsdoel)
 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten te onderscheiden en
benoemen. (procesdoel; vaardigheidsdoel)
 De leerlingen leren een connectie te leggen tussen de benodigdheden van de plant en de
plaats waar de plant groeit. (Procesdoel; vaardigheidsdoel)
Voorbereiding van de les:

In de school omgeving kies je een aantal verschillende gebieden uit waar planten groeien.
Bijvoorbeeld: het school plein (met plantjes tussen en op de tegels), een stuk grasveld, een
gebied met bomen, struiken en (vochtige) muurtjes.

Per gebied zet je steeds een representatief stuk van 1 m2 en zet het gebied af met vier stokjes
en een stuk touw, je kunt ook met een hoepel een bepaald gebied markeren. Op de stoep of
schoolplein kun je krijt gebruiken.

Kijk van te voren of de links die in de PowerPoint staan werken.

Zorg dat er per groepje 1 uitlegkaart uitgeprint en geseald is en per kind een opdrachtenkaart
gekopieerd is.
Wat heb je allemaal nodig om deze les te kunnen geven:








Per groepje 1 opdrachtenkaart (met uitleg)en evenveel opdrachten als kinderen.
Per kind: pen, papier en een onderlegger zodat de leerlingen buiten ook kunnen schrijven.
Per locatie: 4 stokjes en een stuk touw van ruim 4 meter, of een hoepel of stoepkrijt.
Zoekkaarten over: bomen, paddenstoelen, varens, gras, bermplanten en mossen.
Per groepje 1 groen A3 vel.
Stiften/potloden.
De bijbehoorde PowerPoint.
De achterliggende informatie.
Achtergrond informatie:
Tijdens deze les wordt er gebruik gemaakt van 6 verschillende plantengroepen:
- bomen
- grassen
- mossen
- paddenstoelen
- varens
- bermplanten
Dit zijn geen officiële groepen maar wel de groepen die de leerlingen waarschijnlijk het meest tegen
komen en hen het meest aanspreekt.
Bomen
Bij bomen wordt er onderscheidt gemaakt tussen loofbomen en naaldbomen.
Naaldbomen
De naaldbomen hebben smalle, harde bladeren in de vorm van naalden. Ze behoren tot de groep van de
coniferen. Bekende soorten zijn de fijnspar, vaak ten onrechte dennenboom genoemd, en de grove
den, die je veel in Nederlandse Naaldbossen ziet en die een roodgekleurde bovenstam heeft. Deze
bomen zijn goed van elkaar te onderscheiden door de plaatsing van de naalden aan de takken. Bij een
Spar zitten de naalden individueel (Solo) aan de takken en bij de Den zitten de naalden in paren (Duo)
aan takken. De Lariks is ook een goed herkenbare naaldboom en heeft naalden die in groepjes (Legio)
aan de takken zitten. In de herfst kleuren de naalden van een lariks geel en vallen ze af. De meeste
andere naaldbomen hebben naalden die altijd groen blijven en een aantal jaren aan de boom vast
blijven zitten.
Loofbomen
Alle loofbomen behoren tot de groep van bloemplanten. Karakteristiek voor de loofbomen zijn vaak
platte en brede bladeren. Deze kunnen enkelvoudig of samengesteld zijn. Een samengesteld blad
bestaat uit één bladsteel met meerder blaadjes.
Grassen
De meeste kinderen zullen zeggen: gras is gras, maar niets is minder waar, er zijn veel verschillende
soorten gras. Het is zelfs één van de planten families met de meeste soorten op aarde. Er bestaan
ongeveer 8000 soorten. Leden van deze familie komt op alle werelddelen voor.
Al eeuwen wordt gras door de mens gebruikt, en dan vooral in de vorm van grasvelden. Dergelijke
grasvelden dienen uiteenlopende doelen: van decoratie van tuin, of park tot het gebruik van sportveld,
en natuurlijk voedsel. Het blad wordt door grazende dieren gegeten. Een aanzienlijk deel van de rest
van ons voedsel wordt gevormd door grazende dieren die weer afhankelijk zijn van gras. De
afhankelijkheid van de grassenfamilie bedraagt zo’n 95% van de menselijke voedselbehoefte.
Mossen
Mossen zijn landplanten, maar hebben wel een vochtige leefomgeving nodig, Je kunt ze bijvoorbeeld
vinden op vochtige bosgrond, aan de schaduwzijde van een boomstam en op vochtige tegels of muren.
De mosplanten nemen het water met de daarin opgeloste voedingsstoffen rechtstreeks op via hun
dunne, eenvoudige blaadjes. Om het benodigde water goed vast te houden en verdamping tegen te
gaan, zie je dat mosplanten in groepjes bij elkaar groeien. Er worden ‘kussentjes’ gevormd van vele
mosplanten bij elkaar.
Om zich voort te planten produceren mosplanten zogenoemde ‘sporendragers’ of ‘sporenkapsels’. Een
sporendrager ziet eruit als een soort doosje op een steeltje. In het doosje worden sporen gevormd.
Sporen zijn vele malen kleiner dan zaden. In het voorjaar kun je mosplanten vinden met
sporendragers. Je ziet dan dunne bruine ‘steeltjes’ uit de moskussentjes steken. Bij droog weer
springt de sporendrager open en worden de lichte sporen als een soort stof via de lucht verspreid. Als
een spore op een geschikte plaats terechtkomt, groeit deze uit tot een dun draadje van cellen,
waaruit weer nieuwe mosplanten kunnen groeien.
Paddenstoelen
De meeste paddenstoelen kun je binnen drie hoofdgroepen indelen. Deze indeling is gebaseerd op de
wijs waarop sporen worden gevormd.
De drie hoofd groepen zijn: De plaatjeszwam, de buisjeszwammen en de stuifzwammen.
Plaatjeszwam (zoals de vliegenzwam)
Als je (met een spiegeltje) onder de
hoed van een plaatjes zwam kijkt, zie
je, zoals de naam al zegt, plaatjes
waaraan de sporen tot ontwikkeling komen.
Buisjeszwam (zoals eekhoorntjesbrood)
Bij buisjeszwammen zie je een verzameling
gaatjes onder aan de hoed. Dit zijn de
uiteinden van de buisjes, waarbinnen de
sporen tot ontwikkeling komen.
Stuifzwam (zoals de aardappelbovist)
Bij stuifzwammen ontwikkeling de
sporen zich in het midden van een
vaak bolvormige paddenstoel.
Als de sporen rijp zijn, barst de
paddenstoel open, waardoor de
sporen kunnen verstuiven.
Varens
Varens groeien uit een wortelstok en hebben meestal grote veernervige bladeren. Het patroon van de
vertakkingen van de nerven lijkt op het patroon van een vogelveer. Vaak is elk blaadje weer vertakt in
kleinere ‘deelblaadjes’ De bovengrondse stengel is vrij klein en onopvallend. Varenbladeren komen
stevig opgerold uit de grond. Als ze gaan groeien, ontrollen de varenbladeren zich langzaam maar
zeker. Aan de onderkant van de bladeren ontstaan op een gegeven moment de ‘sporendragers’ die er
uitzien als kleine bruine puntjes of streepjes. Als je aan de bladeren schudt als de sporen rijp zijn, zie
je de sporen er als bruin poeder uitvallen.
Bermplanten
In de vrije natuur moet elk grasje en elk bloemetje vechten voor zijn voedsel. Tussen de graspolletjes
vind je daar allerlei andere plantjes. Het plantje dat het meeste voedsel en voldoende water te pakken
krijgt wint. Ook de beschikbaarheid van schaduw en of een plant tegen weer en wind kan, bepaald welk
plantje waar kan groeien. Planten met veel bladeren hebben een grote behoefte aan water en zullen in
de vrije natuur zelden op hoge, droge plekken groeien. Bloemen die veel licht nodig hebben, zullen niet
onder beukenbomen groeien. Onder beuken komt maar weinig licht. Zo heeft ieder plantje zijn
voorkeur.
De lager gelegen, vochtige, voedselrijkere en vooral ook open (zonlicht!) gebieden zijn erg in trek bij
veel soorten bloemen. Tussen het gras zie je vaak klaprozen, pinkster-, paarden-, en boterbloemen.
Die vallen vaak op, ze zijn wat groter. Andere bloemen zoals die van de ereprijs zijn een stuk kleiner.
Je moet goed zoeken voordat je ze ziet.
lesfase
tijd
didactische route (wat doen de kinderen?)
leerstof
leerling
interventies van de
leerkracht
organisatie en
hulpmiddelen
leefwereld
inleiding
5’
De leerlingen vertellen wat zij al weten over bloemen en planten.
De leerkracht verteld dat de
leerlingen het gaan hebben
over planten en bloemen.
De leerkracht maakt een
woordspin op het bord met
daarin ‘planten en bloemen’.
De leerkracht schrijft bij de
woordspin wat de leerlingen
noemen. Dit kan heel breed
zijn, namen van planten,
onderdelen van planten, hoe
ze groeien.
-Bord
De leerlingen zitten aan hun
tafel.
2’
De leerlingen luisteren naar de leerkracht.
De leerlingen delen hun ervaringen als ze wat willen vertellen over het
onderwerp.
PowerPoint starten
PowerPoint
De leerlingen zitten aan hun
tafel.
kern
De leerkracht verteld dat ze
het vandaag gaan hebben
over 6 verschillende groepen
van planten namelijk:
- bomen
- mossen
- varens
- paddenstoelen
- grassen
- bermplanten
De leerlingen moeten goed
opletten hoe ze de
verschillende planten kunnen
herkennen want straks
moeten ze de planten buiten
gaan zoeken.
3’
De leerlingen luisteren naar de leerkracht.
De leerlingen delen hun ervaringen als ze wat willen vertellen over het
onderwerp.
De leerlingen kijken naar het filmpje.
Naar volgende dia gaan in de
PowerPoint.
De leerkracht verteld:
De eerste groep zijn de
bomen. Er zijn twee soorten
bomen, loofbomen en
naaldbomen. Is er iemand die
het verschil tussen deze
bomen al weet?
De loofbomen zijn de bomen
die je het meest ziet buiten,
het zijn bomen met blaadjes.
De naaldbomen zijn de bomen
met geen blaadjes, maar
naalden. Blaadjes hebben
veel water nodig en vallen
vaak in de herfst van de boom
af. Naalden hebben bijna
geen water nodig en blijven
dan ook vaak heel lang aan de
boom zitten.
Link aanklikken en filmpje
starten.
PowerPoint
Internet
3’
De leerlingen luisteren naar de leerkracht.
De leerlingen delen hun ervaringen als ze wat willen vertellen over het
onderwerp.
Volgende dia aanklikken.
De leerkracht verteld:
De volgende plantengroep is
gras. Gras lijkt misschien niet
zo bijzonder, er zitten geen
PowerPoint
mooie bloemen in en je ziet
er heel veel van, maar toch is
gras best bijzonder. Gras is
één van de plantensoorten
waar er bijna de meeste
soorten van zijn op de aarde,
er zijn wel 8000 verschillende
soorten gras.
Gras wordt voor heel veel
verschillende dingen gebruikt
wie kan verzinnen waarvoor?
Leerling beurt geven.
Voorbeeld: - decoratie
- voetbalvelden
- eten voor dieren.
Uit sommige soorten gras
groeien wel bloemen, kijk
maar naar het plaatje.
3’
De leerlingen luisteren naar de leerkracht.
De leerlingen delen hun ervaringen als ze wat willen vertellen over het
onderwerp.
Volgende dia aanklikken.
Vertellen:
Dit is mos, mos zie je op veel
verschillende plaatsen in
verschillende vormen.
Meestal wordt mos alleen
door mensen gebruikt om
mooie bloemstukken te
maken, maar soms wordt het
ook gebruik als graffiti.
Volgende pagina aanklikken.
Het wordt dan gemengd tot
een soort papje en dat wordt
op de muur geschilderd.
PowerPoint
Daarna gaat het mos groeien
en komt er een mooi plaatje
of tekst.
3’
De leerlingen luisteren naar de leerkracht.
De leerlingen delen hun ervaringen als ze wat willen vertellen over het
onderwerp.
De leerlingen kijken naar het filmpje.
3’
De leerlingen luisteren naar de leerkracht.
De leerlingen delen hun ervaringen als ze wat willen vertellen over het
onderwerp.
Volgende dia aanklikken.
De leerkracht verteld:
Paddenstoelen zie je vooral in
de herfst. Veel paddenstoelen
zijn giftig, je mag ze dus
nooit plukken of aanraken.
Link aanklikken.
Ken je de uitdrukken: De
gebouwen schieten als
paddenstoelen uit de grond?
Het betekend dat er ineens
heel veel nieuwe gebouwen
staan. Zo lijkt het ook echt
bij paddenstoelen, de ene dag
staat er nog niets en de
volgende dag staat er opeens
een grote paddenstoel. Dit
komt omdat ze heel snel
kunnen groeien.
PowerPoint
Internet
Digibord
Volgende dia aanklikken.
De leerkracht verteld:
Varens zijn planten met grote
bladeren. De bladeren lijken
een beetje op de veren van
een vogel. Vaak staan varens
niet alleen, maar met veel bij
elkaar, dit komt omdat de
zaadjes (de sporen) verspreidt
worden door de lucht,
PowerPoint
Digibord
sommige sporen komen niet
zo ver en vallen dicht bij de
plant op de grond, hier groeit
dan weer een nieuwe vaten
uit.
3’
De leerlingen luisteren naar de leerkracht.
De leerlingen delen hun ervaringen als ze wat willen vertellen over het
onderwerp.
De leerlingen kijken naar het filmpje.
De leerlingen luisteren naar de leerkracht.
3
De leerlingen noemen de 6 plantengroepen.
De volgende dia aanklikken
De leerkracht verteld:
De laatste groep zijn de
bermplanten. Dit zijn de
planten en bloemen die naast
de kant van de weg staan.
Het zijn heel veel
verschillende planten en ze
doen allemaal hun best om op
het beste stukje grond te
komen. Het plantje dat het
meeste voedsel en voldoende
water te pakken krijgt wint.
Ook de beschikbaarheid van
schaduw en of een plant tegen
weer en wind kan, bepaald
welk plantje waar kan groeien.
Wie kan er een plant noemen
die hij/zij wel eens langs de
weg ziet staan?
Link aan klikken.
Volgende dia aanklikken.
De klas opdelen in groepjes.
Leerkracht legt uit:
Nu weten jullie welken
plantengroepen er zijn.
Wie kan nog even de 6 groepen
noemen?
PowerPoint
Internet
Digibord
PowerPoint
Digibord
- hoepel
- stoepkrijt
- stokken
30’
De leerlingen gaan in groepjes naar buiten en zoeken de 6 afgezette
plaatsen. Ze schrijven op hoe de plek eruit ziet en welke plantengroepen
daar leven.
Daarna zoeken ze per plantensoort 2 plantennamen van planten die daar
groeien via de zoekkaart.
Als de leerlingen vragen hebben zoeken ze de leerkracht op.
Rond om de school zijn 6
plekken afgezet met
touw/stoepkrijt of een hoepel.
Je gaat samen met je groepje
op zoek naar deze plekken.
Als je er 1 gevonden hebt kijk
je op je uitleg kaart. Hier staat
de opdracht uitgelegd. Daarna
vult iedereen zijn opdracht in.
Als je een vraag hebt kan je
naar mij toekomen. Ik zit
(spreek een plek af waar je
centraal zit en alle kinderen
kan zien)……………………………..
Voor de opdrachten heb je zoek
kaarten nodig, je krijgt per
groepje 4 zoekkaarten.
Als je alle plekken gehad hebt
ga je terug naar de klas.
- touw
- uitlegkaarten (1 per groep)
- opdrachten kaarten (1 per
kind)
- pen (1 per kind)
- onderleggers (1 per kind)
- 4 zoekkaarten per groepje
(over: bomen, varen,mos en
gras, paddenstoelen en
bermplanten)
Ieder groepje krijgt een groen
vel en schrijft/tekent per
plantengroep op welke
omstandigheden de plant
nodig heeft.
- een groot groen vel per
groep
- potloden/stiften
- de leerlingen zitten in
groepjes
De leerlingen gaan in
groepjes naar buiten
afsluiting
5’
De leerlingen schrijven/tekenen in de groepjes op een groot groen vel
welke plantengroepen welke leefomstandigheden nodig hebben.
Download