Een land, een taal: Frankrijk erkent geen regionale talen Frankrijk staat bekend als een groot voorstander van meertaligheid binnen de instellingen van de Europese Unie. De Fransen verzetten zich vooral tegen het gebruik van het Engels als enige werktaal. Het Franse pleidooi voor meertaligheid binnen Europese instellingen lijkt echter niet in overeenstemming te zijn met het taalbeleid binnen het land zelf. Frankrijk is namelijk één van de laatste landen in Europa die geen regionale talen erkennen. Toch kent Frankrijk wel degelijk verschillende regionale talen, zoals het Elzassisch, het Occitaans, het Bretons en het Corsicaans. Ruim dertien procent van de Fransen is opgegroeid met een regionale taal en zes procent spreekt het nog geregeld. Het aantal sprekers van regionale talen is sinds de Tweede Wereldoorlog echter sterk afgenomen. Taalkundigen zijn het erover eens dat deze talen zich in een neerwaartse spiraal bevinden. Steeds minder mensen voeden hun kinderen op in een regionale taal: van de mensen geboren tussen 1980 en 1990 sprak slechts drie procent een regionale taal met hun ouders. Uitzonderingen zijn de Elzas en Corsica, waar nog maar liefst dertig procent dat deed. Het Elzassisch en het Corsicaans worden daarom beschouwd als de talen met de grootste vitaliteit. Veel regionalisten beschuldigen de Franse overheid van het opzettelijk uitroeien van de regionale talen. De staat heeft vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw de verspreiding van de Franse taal gestimuleerd, ten koste van regionale talen. Nationale eenheid op cultureel gebied wordt sinds de Franse Revolutie (1789) als een voorwaarde gezien voor de (economische) ontwikkeling van de natiestaat. Een belangrijke ontwikkeling op dit gebied was de invoering van gratis en verplicht staatsonderwijs in 1882. De UNESCO noemt Frankrijk “almost the last bastion in Europe of official and exclusive monolinguism” (UNESCO Courier, 1998, p. 41). Wel hebben de regionale talen sinds de jaren tachtig geleidelijk een plaats in het onderwijs verworven. Tegenwoordig mogen scholen een paar uur per week lesgeven in een regionale taal. Ook zijn hier en daar tweetalige plaatsnaamborden geplaatst. In 1992 heeft de Raad van Europa (in Straatsburg gevestigd, geen onderdeel van de EU!) het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden vastgesteld, met het doel de met uitsterven bedreigde regionale talen te beschermen. Hoewel de taaldiversiteit volgens de oprichters van de EU een sleutelelement is van de Europese identiteit, is dit Handvest Langues d’oïl Occitaans Franco-Provençaals Bretons Vlaams Elzassisch Corsicaans Catalaans Baskisch Francique Overig Parijs 200 km 7375 0 Figuur 1.6 Regionale talen in Frankrijk. Binnen elke regionale taal bestaat weer een scala van dialecten. Naar DGLFLF. 1 het enige verdrag met betrekking tot taalrechten in Europa. Het Handvest biedt een lijst van maatregelen om regionale talen te beschermen, waaruit de Europese staten zelf op basis van onderzoek de meest relevante mogen kiezen. Het Handvest bevat echter geen concrete lijst van Europese regionale talen. De staten moeten zelf bepalen of een taalvariëteit dient te worden beschouwd als een regionale taal (die beschermd moet worden) of slechts als een dialect. Frankrijk heeft het Handvest in 1999 wel getekend, maar de Franse Constitutionele Raad heeft de bekrachtiging ervan geblokkeerd. De Constitutionele Raad verwees daarbij naar artikel 2 van de grondwet. Dat zegt dat de taal van de Franse Republiek het Frans is. Andere talen kunnen dus niet erkend worden. Opvallend is dat de betreffende passage pas in 1992 aan de grondwet toegevoegd is, slechts een half jaar voor de presentatie van het Handvest. In aanvulling hierop, verklaarde de Franse senaat dat het onnodig was de regionale talen wettelijk te beschermen, omdat het ‘algemeen bekend’ was dat Frankrijk regionale talen en culturen respecteerde (Määttä, 2005, p. 173). Bovendien zou juridische erkenning van de regionale talen volgens de Franse senaat in strijd zijn met de mensenrechten. Het gebruik van één officiële taal zou namelijk een garantie zijn voor democratie en gelijke rechten voor alle burgers. Erkenning van regionale talen werkt volgens deze visie discriminatie in de hand. Evenmin heeft Frankrijk het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden van de Raad van Europa bekrachtigd. Dit verdrag regelt de juridische erkenning van nationale minderheden en de bescherming van hun rechten, inclusief het recht op een eigen taal. De weigering van Frankrijk om het Handvest en Kaderverdrag te bekrachtigen, hangt samen met de angst dat regionale talen dezelfde status zullen krijgen als de Franse taal: erkenning van regionale talen zou de Franse eenheid schaden. Tijdens zijn campagne voor de presidentsverkiezingen van 2007 verklaarde ook Nicolas Sarkozy een groot tegenstander te zijn van Europese bemoeienis met het Franse taalbeleid. Hij ziet de Franse taal als een sleutelelement van de Franse identiteit en vindt juridische bescherming van regionale talen onnodig. Critici benadrukken echter dat Frankrijk onmogelijk kan strijden voor meertaligheid binnen de EU (tegen het gebruik van het Engels), terwijl de eigen regionale talen niet eens beschermd worden. Franse regionale talen kunnen worden beschouwd als cultureel erfgoed, dat bescherming zou verdienen. Tegenover de veronderstelling dat de Franse staat verantwoordelijk is voor het uitsterven van regionale talen, staan ook alternatieve theorieën die de rol van de overheid nuanceren en inperken. Zo spelen allerlei min of meer autonome sociaal-geografische moderniseringen van het land een rol (Loyer 2007). De regionale talen waren oorspronkelijk rurale talen, die een sterke band hadden met de samenleving waarbinnen ze gesproken werden. Nu de rurale samenleving geleidelijk verdwijnt, is het uitsterven van de regionale talen vrijwel onvermijdelijk. Met de urbanisatie neemt de officiële taal, het Frans, geleidelijk de functie van omgangstaal van veel regionale talen over. Volgens deze theorie kan de Franse staat dus niet verantwoordelijk worden gesteld voor het verdwijnen van de regionale talen. Bovendien hebben de meeste regionale talen historisch gezien nooit een rol van betekenis gespeeld in het onderwijs of bestuur. Veel regionale talen hadden tot voor kort zelfs geen geschreven vorm. Naast de regionale talen die we tegenwoordig kennen, werd er traditioneel een andere taal gebruikt in het onderwijs, het bestuur en de rechtspraak. Deze officiële taal was sterk geworteld in de urbane gebieden, waar zich de belangrijkste onderwijs- en overheidsinstellingen bevonden. In Baskenland bijvoorbeeld, was het (inmiddels vrijwel uitgestorven) Béarnais gedurende de Middeleeuwen de officiële taal. De Baskische taal daarentegen heeft nooit een officiële functie gehad, maar werd des te meer gebruikt als informele omgangstaal. Na de inlijving 2 bij Frankrijk, verving de Franse taal het Béarnais als officiële taal, maar voor het Baskisch veranderde er weinig. Op Corsica vond een soortgelijke ontwikkeling plaats. Daar was het Toscaans-Italiaans eeuwenlang de officiële taal, tot het Frans deze functie overnam. Het Corsicaans bleef de omgangstaal, met name op het platteland. Bij de stelling dat het Franse staatsonderwijs grotendeels verantwoordelijk is voor het verdwijnen van de regionale talen, kunnen dus vraagtekens worden geplaatst. Talen zijn sterk verbonden met identiteit en natie, waardoor de discussie tussen de activisten die zich inzetten voor de regionale talen en de vertegenwoordigers van de heersende natiestaat aan beide kanten veel emoties oproept. In sommige gevallen valt het streven naar erkenning van een regionale taal samen met het streven naar autonomie. Hierdoor is het lastig om onderscheid te maken tussen de taalkundige discussie en het politieke debat. Verontwaardiging over het verdwijnen van de regionale talen, kan soms zelfs uitlopen op een gewelddadig conflict. Op Corsica bijvoorbeeld, vechten militante nationalisten al decennia tegen de Franse staat. Bezorgdheid over het lot van het Corsicaans is één van de belangrijkste redenen voor verzet. Al met al draait de discussie over regionale talen in Frankrijk in feite om twee verschillende onderwerpen. Allereerst is er het debat over de onvermijdelijkheid van het verdwijnen van de regionale talen. Daarnaast gaat de discussie over de geringe bereidheid van Frankrijk om deze talen wettelijk te erkennen en te beschermen. Dit op eentaligheid gerichte beleid botst in toenemende mate met het diversiteitsbeleid elders in Europa. Bron: Pater, B. de (red) (2009) West-Europa. Hoofdlijnen van geografie en ruimtelijke planning. Assen/Utrecht: Van Gorcum/Perspectief Uitgevers. Auteur: Koen Docter 3