Proefwerkweek 2 / SEW 2 Natuurkunde Natuurkunde hoofdstuk 6 havo 5 6.1 + 6.2 Radioactiviteit is het verschijnsel dat instabiele atoomkeren vervallen, veranderen Het aantal protonen bepaalt de atoomsoort Indien de kern NIET stabiel is KAN er straling uit de kern komen 1) 2) 3) Ioniserende – straling 3 soorten α – straling : Snelheid: +/- 10% van de licht β – straling Snelheid: 30 – 90% van de lichtsnelheid ƴ – straling Snelheid : de lichtsnelheid 29972458 m/s 2 protonen 2 neutronen elektronen geen deeltjes straling Ioniseren 8 protonen dus ook 8 elektronen een elektron schiet weg met hoge snelheid Daardoor kan er alfa straling plaats vinden Dan blijft er een ion over Atoomnummer : aantal protonen in de kern Massagetal: aantal protonen + neutronen in de kern Proton: Neutron: Elektron: 1) 2.1) 2.2) 3) 1 1P 1 0N 0 -1E α – straling : Snelheid: +/- 10% van de licht β- – straling Snelheid: 30 – 90% van de lichtsnelheid β+ – straling Snelheid: 30 – 90% van de lichtsnelheid ƴ – straling Snelheid : de lichtsnelheid 29972458 m/s Proton = 1 = 1P neutron 1 0n + + 2 protonen -----> 2 neutronen -----> elektronen -----> 4 2He positronen 0 1e -----> 0 -1e geen deeltjes straling ----> ƴ positron 0 1e Vb. Vervalreactie van Pu – 240 240 94PU ---> 4 2He + 236 92U Een isotoop is een atoom met hetzelfde atoomnummer (dus gelijk aantal protonen) maar met een verschillend massagetal (dus verschillend aantal neutronen) 6.3 We kennen 3 soorten natuurlijk verval 1) 2.1) 2.2) 3) 4 α – straling : 2 protonen -----> 2He Snelheid: +/- 10% van de licht 2 neutronen -----> β- – straling elektronen -----> 0-1e Snelheid: 30 – 90% van de lichtsnelheid β+ – straling positronen -----> 01e Snelheid: 30 – 90% van de lichtsnelheid ƴ – straling geen deeltjes straling ----> ƴ + HEEL VEEL ENERGIE Snelheid : de lichtsnelheid 29972458 m/s Bij radiactief verval verander de atoomkern en krijg je een nieuwe stof De tijd waarin dehelft van een stof is vervallen noemen we de halveringstijd (=t½) De activiteit: dit is het aantal kernen dat per seconde vervalt A = ………….. Bq A = 500 Bq Op dit tijdstip vervallen er dus 500 kernen per seconde De activiteit door middel van een taak lijn in een (N,T) hierbij is n het aantal keren en T de tijd 6.4 stralingsdosis en dosisequivalent - Stalingsdosis is de hoeveelheid stralingsenergie die per kilogram stof wordt geabsorbeerd D=E/M D = stralingsdosis Joules / Kilogram of Gy E = Energie in Joules M = Massa in kilogram 5 j/kg = 5 Gy Dosisequivalent: dit zegt iets over de schadelijkheid van de opgelopen straling H=q*D H = q * (e/m) H = dosisequivalent sV Q = weegfactor α = 20 β=1 Ƴ=1 D = stralingsdosis 6.5 zelf door moeten lezen 6.6 zelf door moeten lezen 6.7 Bij radioactief verval ontstaan spontaan α of β deeltjes. De kern verandert hierbij (we kunnen het niet tegen houden) Bij kernsplijting botst een langzaam neutron tegen een grote kern Gevolg± er ontstaan 2 nieuwe kernen, neutronen en heel veel energie VB. 235 92U 99 134 1 + 10N ---> 42Mo + 50Sn + 3 0N Dan tel je de massa voor de pijl op en na de pijl. Kernmassa = atoommassa – elektronen * rustmassa elektronen Kernmassa U : 235,04393 – 92 * 0,00054858 = 234,9934606 Kernmassa Mo 98,90772 – 42 * 0,00054858 = 98,88467964 Kernmassa SN 133,92785 – 50 * 0,00054858 = 133,900421 Kernmassa Neutron 1,008665 Massa `voor´ 234,9934606 1,008665 ------------------ + 236,0021256 Massa ´na´ 98,88467964 133,900421 3,025995 ------------------ + 235,8110896 Einstein ∆E = ∆M * C2 ∆E = ontstaande energie in Joules ∆M = verschil in massa (voor en na) C2 = lichtsnelheid 299792458 m/s ∆E = ∆M * C2 ∆M = 0,1910356 * (1,66054 * 10-27) ∆M = 3,17222853 * 10-28 ∆E = (3,17222853 * 10-28) * 2997924582 ∆E = 2,85 * 10-11 Joules