DUCHENNE en BECKER- SPIERDYSTROFIE Omschrijving ziektebeeld Spierdystrofieën zijn spierziekten die zich kenmerken door het onvoldoende functioneren van de spieren. Er is sprake van een progressief verminderde spierkracht en een gering uithoudingsvermogen. De belangrijkste vertegenwoordigers van deze groep zijn de spierdystrofie van Duchenne en de spierdystrofie van Becker. Beiden hebben een progressief verloop. Bij de spierdystrofie van Duchenne raakt het kind gemiddeld op een leeftijd tussen acht en tien jaar rolstoelgebonden. Vaak is ook de hartspier aangedaan. Bij ongeveer 40% van de jongens is er sprake van een verminderde intelligentie en leer- en gedragsproblemen. De longfunctie gaat meestal in de puberteit achteruit, dit kan flinke concentratiestoornissen en hoofdpijn veroorzaken. Gewichtsverlies treedt dan op, omdat alle energie in de ademhaling gaat zitten. Op dit punt kan een leerling kiezen om 's nachts thuis beademd te worden. Dit is een emotioneel zware beslissing. Bij de spierdystrofie van Becker lopen de verschijnselen meer uiteen per individu. De ziekte kan zich uiten door alleen spierkrampen, maar ook door uitgesproken spierzwakte. Het beloop is trager. De hartspier kan zijn aangedaan. Leer- en gedragsstoornissen komen geregeld voor; exacte cijfers lopen in de literatuur hierover nogal uiteen. Voor meer informatie, ook over andere spierziekten zoals SMA, Myotone Dystrofie, FSHD, Limb Girdl e.a., kunt U terecht bij: VSN Vereniging Spierziekten Nederland, Lt. Gen. van Heutszlaan 6, 3743 JN Baarn Internet: www.vsn.nl E-mail: [email protected] Spierziekteninformatielijn: 090-5480480 / [email protected] Algemene omschrijving van medicijngebruik, dieet, voorzorgen/ maatregelen Op zich is spierdystrofie niet te genezen en bestaan er geen medicijnen tegen. Er worden wel medicijnen gegeven om het slijm in de longen op te lossen en om darmverstopping te voorkomen. Prednison remt de achteruitgang bij Duchenne en over het algemeen komen kinderen later in een rolstoel. Naar de werking van prednison bij de ziekte van Becker is nog onvoldoende bekend. Er kan een vaccinatie tegen griep gegeven worden. ACTIVITEITEN VAN HET DAGELIJKSE LEVEN ( ADL) Bij deze progressieve ziekten gaan alle activiteiten van het dagelijks leven (ADL) op den duur moeizamer. In de fase waarin het lopen slechter wordt moet er aandacht zijn voor de zithouding, de loopafstand (eventueel buggy of driewielfiets of rolstoel)en de vermoeidheid. In overleg met een ambulant begeleider of ergotherapeut van de mytylschool of het revalidatiecentrum kan aangepast meubilair en hulpmiddelen ten behoeve van de ADLactiviteiten worden aangevraagd. In de fase van het gebruik van de elektrische rolstoel dient er naast bovenstaande punten aandacht gegeven te worden aan het schrijven, de handfunctie, de verzorging, het eten en het drinken en de transfers (o.a. tilinstructie en instructie gebruik tillift) Sociaal emotionele ontwikkeling en gevolgen voor het kind Ziekte-beleving De vroege kinderjaren (van twee tot zeven jaar) zijn voor een kind met een handicap, andere factoren daargelaten, meestal een overwegend zorgeloze periode met veelal positieve indrukken. Langzamerhand ontstaat er in deze fase wel een vaag vermoeden dat er een aantal dingen anders is dan bij andere kinderen. De handicap is voor het kind maar één aspect van het leven en overschaduwt niet zijn totale persoon en ontwikkeling. Omdat handelen in deze fase zo belangrijk is, zal er alles aan gedaan moeten worden om het kind zoveel mogelijk ervaringen te laten opdoen en hem toch een gevoel van competentie (van 'iets lichamelijk voor elkaar kunnen krijgen') te laten beleven. Langzamerhand ontstaat bij het kind het besef dat het anders is. Hoe kinderen daar mee omgaan is heel verschillend. Sommige kinderen zullen er heel open over zijn, veel uit zichzelf vertellen en vragen stellen. Anderen uiten zich moeilijker of op een indirecte manier. Zij kunnen zich minder goed concentreren, worden juist veel drukker of trekken zich terug. Als een kind pijn heeft, moe is of naar het ziekenhuis is geweest, kan dit doorwerken in het gedrag. Zeker bij jonge kinderen, die nog minder woorden tot hun beschikking hebben om zich te uiten, zullen negatieve ervaringen een weg vinden in gedrag. In de periode van zeven tot twaalf jaar wordt het kind zich bewust van zijn 'anders-zijn'.. Het kind ervaart steeds duidelijker zijn afhankelijkheid. Zijn uiterlijk verandert, hij valt misschien steeds vaker buiten het spel met andere kinderen, raakt (in een aantal gevallen) op een elektrische rolstoel aangewezen, moet soms van school veranderen en krijgt te maken met reacties uit de omgeving (medelijden, spot, aanstaren). De reacties die het kind in deze fase vertoont worden behalve door zijn cognitieve en emotionele ontwikkeling ook bepaald door zijn voorgeschiedenis, zijn karakter en de reacties van de omgeving. Zij kunnen variëren van zich terugtrekken, piekeren en angstig zijn tot agressie, weigering van hulpmiddelen, vluchten in dromen en fantasie en het zoeken van compensatie('ík kan beter lezen'). Bij een goede begeleiding zien we rond het 11e,12e jaar meer zelfvertrouwen ontstaan. Het kind wil zelf iemand worden, wil gewoon meedoen en behandeld worden als iedereen. Het 'gewone' kan in het begin tot in het extreme nagestreefd worden, tot er met vallen en opstaan een evenwicht wordt bereikt. In de puberteit en jongvolwassenheid zien we alle aspecten die bij de puberteitscrisis voorkomen, ook bij jongeren met een spierziekte: ontluikende seksualiteit, nadenken over de eigen identiteit, loskomen van de ouders, invlechten in relaties met leeftijdsgenoten, zoeken van werk/studie enzovoort. Alleen zijn de mogelijkheden voor deze groep jongeren helaas soms beperkt en dat kan leiden tot een innerlijke crisis. De puber doet aan 'zelfreflectie', kan beter zijn eigen (on) mogelijkheden overzien en wordt gedwongen een positie te bepalen in of tussen de werelden van validen en invaliden.Dit is een moeilijke opgave. Reflectie over de eindigheid van het leven kan leiden tot diepe crises en depressie, maar kan ook de basis vormen voor een steeds grote zelfaanvaarding waarbij vergelijking met anderen niet meer zo nodig hoeft. een lange ziekenhuisopname Een lange ziekenhuisopname kan een kind vervreemden van de thuissituatie, wat bijvoorbeeld weer wordt gecompenseerd door het krijgen van cadeautjes. Als het niet de ouders zijn dan zijn het de grootouders en overige familie of vrienden die een kind overladen met cadeaus. Ook het contact tussen de leerling en zijn klasgenoten wordt op de proef gesteld. Het is voor het zieke kind soms moeilijk om bij terugkomst zijn plek opnieuw te verwerven in de groep. veranderingen binnen gezinsrelaties De impact van het hebben van een chronisch ziek en/ of motorisch gehandicapt kind in de gezinssituatie is groot. Meestal krijgt een ziek kind meer aandacht en zorg alleen al vanwege de vele bezoeken aan artsen en hulpverleners en alle andere hulp die geboden moet worden. Er wordt meer georganiseerd om en rond het kind. Maar het kind ervaart de situatie zoals hij is en vanuit het kind gezien is de extra zorg die aan hem besteed wordt 'gewoon'. Pas later is hij zich bewust van het feit dat de omgeving tegenover hem een andere houding aanneemt dan tegenover bijvoorbeeld zijn broertjes en zusjes. Deze extra aandacht heeft wel degelijk invloed. Het kan zich uiten in schuldgevoelens en verdriet ten opzichte van de ouders, maar ook in verwend en veeleisend gedrag. Bovenstaande geldt evenzeer voor de omgeving. zelfbeeld Het ontwikkelen van een positief zelfbeeld voor een kind is van groot belang. Ieder kind moet zijn sterke en zwakke kanten leren kennen, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, om zichzelf te accepteren zoals hij is. Een kind leert zichzelf kennen door de reacties die hij van anderen krijgt; complimentjes en gestimuleerd worden verstevigen een positief zelfbeeld. Juist bij kinderen met een chronische ziekte wordt door de omgeving vaak alleen over hun beperkingen gesproken, over wat ze niet kunnen, wat lastig is en hetgeen de opvoeders zorgen baart. Dit staat de ontwikkeling van een positief zelfbeeld in de weg. gedragsaspecten Kinderen die voelen dat er iets mis is, dat zij steeds minder kunnen, dat ze achter zijn bij andere kinderen en in lichamelijk opzicht steeds verder achteruit gaan, kunnen agressief reageren. Als gevolg van de motorische beperktheid kan agressief gedrag (verbaal en/of fysiek, automutilatie) ontstaan. Omdat zij beperkt zijn in hun bewegingen zoeken zij alternatieve mogelijkheden om hun boosheid te uiten, bijvoorbeeld schelden of onvoorzichtig rijden met de rolstoel. Er moet ook rekening gehouden worden met de volgende gedragsaspecten: • afhankelijkheid • vermoeidheid leren inschatten • overschatting en onderschatting van het eigen kunnen • teruggetrokken gedrag (in zichzelf gekeerd) of overmatig aanwezig gedrag • regressief gedrag • depressief gedrag sociale redzaamheid De schooltijd is er niet alleen voor het verwerven van kennis, het is ook een periode waarin kinderen zich allerlei sociale vaardigheden eigen maken door met andere kinderen om te gaan. Het is van belang dat een kind zo 'gewoon' mogelijk naar school kan gaan. Het kind 'is' niet zijn ziekte of handicap, het 'heeft' een ziekte of handicap waarmee hij zal moeten leren omgaan. Hij zal misschien niet alle spelletjes of activiteiten mee kunnen doen en is wellicht vaker afwezig. Hierdoor ontstaat het risico dat het kind een buitenbeentje wordt. Kinderen kunnen onder elkaar erg hard zijn, maar het kind zal zelf moeten leren zich weerbaar op te stellen. Bij kinderen met spierdystrofie kan de sociale redzaamheid nog beperkt worden door vermindering van de communicatiemogelijkheden zoals : • ondersteunende gebaren kunnen niet gemaakt worden • vlakke mimiek • het wegvallen van non-verbale communicatie • het spreken gaat moeizaam, er wordt in korte zinnen gepraat en tussendoor wordt er gepauzeerd om even bij te ademen Een kind met een spierziekte is in de eerste plaats een gewoon kind met de nodige streken en met de nodige behoefte aan aandacht. Het is van belang ook aan hem eisen te stellen en te laten weten wat wel en niet mag. Het is van belang dat bij de opvoeding de groei naar zelfstandigheid niet uit het oog verloren wordt, ook al wordt het kind in toenemende mate afhankelijk van hulp van anderen. Het mondig maken van het kind is daarom noodzakelijk. Hij zal zelf om hulp moeten durven vragen en voor zichzelf moeten opkomen. Rol van de leerkracht voor het kind, het gezin en de school/klas communicatie Een veilige omgeving is een voorwaarde voor een goed pedagogisch en didactisch klimaat, waarin kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Iedere leerkracht is verantwoordelijk voor het creëren van deze veilige en prettige omgeving voor de leerlingen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd. Openheid van een school leidt ertoe dat ouders en leerlingen zich op hun gemak voelen. Zeker ten aanzien van een kind met een aandoening is het van belang dat ouders hun kinderen met een gerust gevoel aan de school kunnen 'toevertrouwen' en dat het kind mag zijn zoals hij is. Goede communicatie tussen leerkracht, ouders en leerling, ligt ten grondslag aan het gevoel van veiligheid. Juist in die gevallen waarin het met een kind wat moeizamer gaat is het belangrijk dat ouders zich gesteund en begrepen weten door de omgeving, leerkrachten en de school. Tegelijkertijd dienen ouders zich bewust te zijn van hun verantwoordelijkheid en rol in de relatie tot de school. Openheid en duidelijkheid van alle partijen zijn hierbij de sleutelwoorden. Goed geïnformeerd zijn met betrekking tot de ziekte met zijn mogelijke beperkingen, is een eerste vereiste. Afspraken over hetgeen besproken is met een eventueel speciale behandeling, aanpassing en eventuele bijzonderheden kunnen vastgelegd worden. Beide 'partijen' weten zich dan gesteund door duidelijke afspraken, kunnen elkaar erop aanspreken en deze afspraken kunnen bij een veranderde situatie herzien en aangepast worden. bespreekbaar maken Het bespreekbaar maken in de klas van de aandoening kan klassikaal door de leerkracht of ouders gebeuren. Maar het kan ook ongedwongen en informeel aan de orde komen in een kringgesprek. Het kind kan dan zelf vertellen over ziek zijn, naar de dokter moeten, dingen die nog wel kunnen en dingen die niet meer gaan. Andere kinderen kunnen, ook weer op een ongedwongen manier, vragen stellen. Bij een iets ouder kind leent een spreekbeurt zich uitstekend om meer bekendheid over en begrip voor zijn ziekte en gevolgen te geven. het onderhouden van contacten Het onderhouden van contacten met een kind dat langdurig of regelmatig afwezig is in verband met zijn ziekte, is een punt van aandacht. Hierbij geldt dat duidelijkheid van belang is en er moeten afspraken gemaakt worden hoe het contact wordt onderhouden op het moment dat een leerling langdurig afwezig is. Hierbij gaat het niet alleen om de huiswerkafspraken voor de gemiste lessen, maar ook afspraken hoe te handelen om te voorkomen dat een leerling buitengesloten raakt en steeds meer verwijderd raakt van zijn schoolomgeving. Leerkracht, ouders en medeleerlingen hebben alle hierin hun eigen verantwoordelijkheid. Als het contact tussen school en kind ook bij zijn afwezigheid goed is kunnen veel problemen voorkomen worden. Het is belangrijk dat medeleerlingen weten van de aandoening van hun klasgenoot en wat dat betekent voor het alledaagse schoolleven. Schoolverzuim Regelmatig of langdurig schoolverzuim van de leerling kan een leerachterstand veroorzaken. Het is lastig voor de leerling en de leerkracht om daarvoor een oplossing te vinden. Immers, het kind blijft ziek en kan bij terugkomst niet dubbel hard werken om de achterstand in te halen. Ook moet de leerkracht en de ouders de contacten met de klasgenoten in stand houden want een leerling in het ziekenhuis wil er bij blijven horen. Indien in het ziekenhuis aanwezig, kan de educatieve voorziening onderwijs aanbieden. Als een leerling langdurig thuis verpleegd moet worden, kan de leerling les krijgen van een consulent voor onderwijs aan zieke leerlingen (COZL). Ook zijn er vele digitale mogelijkheden, waaronder Digibeter – MITCH – Presence Chair. Met computerapparatuur wordt de klas naar huis of ziekenhuis gebracht en de leerling virtueel in de klas. (www.ziezon.nl rubriek ICT-apparatuur) Op school kan later zonodig de hulp ingeroepen worden van een ambulant begeleider van bijvoorbeeld de mytylschool Gevolgen voor de pedagogisch en didactische onderwijsleersituatie Cognitieve gevolgen In het algemeen heeft een spierziekte geen gevolgen voor de cognitieve vaardigheden van het kind. Toch kan de aandoening wel gevolgen hebben ten aanzien van de leerprestaties van het kind. Soms kan een kind zich door de fysieke klachten of de emotionele verwerking van de ziekte moeilijker concentreren. Veel jongens hebben een normale intelligentie. Dystrofine lijkt echter ook belangrijk te zijn voor de hersenfunktie. Jongens met de ziekte van Duchenne missen ook in hun hersenen het dystrofine. Dit kan leiden tot een niet progressieve mentale retardatie en gedragsproblemen die vragen om speciale aandacht en mogelijk om speciaal onderwijs. Vaak is het eerste verschijnsel dat er iets met een kind aan de hand is de cognitieve achterstand en de spraak- en taal problemen. De achterstand ligt vooral op het gebied van de taal en is gerelateerd aan het functioneren van het centrale zenuwstelsel en dus onafhankelijk van functionele beperkingen. Uit studies naar leesproblemen bleek dat ongeveer de helft van de jongens met Duchenne leesproblemen hebben. Het is daarom belangrijk dat deze problemen op tijd worden onderkend en het fonetische bewustzijn te trainen in een voorschools programma middels rijmen, versjes, spelen met letters en woorden en hardop voorlezen (kind vragen stellen en na laten vertellen). Bron: J. Hendriksen, presentatie Duchennedag 2005 (Parent project). Als een kind al heel jong beperkte bewegingsmogelijkheden heeft, kunnen zich problemen voordoen met de ruimtelijke oriëntatie. Afhankelijk van het verloop van het ziektebeeld varieert de invloed die het heeft op de ruimtelijke oriëntatie. Indien noodzakelijk kan er in overleg met de ambulant begeleider van de mytylschool een toets worden afgenomen en eventueel een hulpprogramma worden gestart. Omgaan met leerling/leerstof Omgaan met leerling/leerstof: een selectie van de leerstof is een oplossing, om de tijd die uitgespaard wordt te besteden voor extra aandacht voor de leergebieden waar het kind een achterstand in heeft. Het betreft altijd maatwerk, het hangt van de capaciteiten van de leerling af, maar het hangt ook af van de mogelijkheden van de leerkracht. Het belang van onderwijs Het belang van onderwijs is groot. De schooltijd is er niet alleen voor het verwerven van kennis, het is ook een periode waarin kinderen zich allerlei sociale vaardigheden eigen maken in de dagelijkse omgang met andere kinderen. Het zal duidelijk zijn dat gezien het voorafgaande van de leerkracht de nodige flexibiliteit wordt vereist om een leerling met een spierziekte in een klas goed te begeleiden. Het stellen van eisen Het stellen van eisen geldt zowel voor een gezond als voor een ziek kind. Ieder kind heeft het nodig dat er dusdanige eisen aan hem gesteld worden, waar hij met enige inzet aan kan voldoen. Bij kinderen die een minder lange levensverwachting hebben, heeft men nogal eens de neiging hen geen onaangename dingen te laten doen. Kinderen met een spierziekte hebben wel eens de neiging om de pedagogische verhouding om te draaien(niet de opvoeders bepalen wat er gebeurt, maar het kind dicteert) Wanneer men een kind volwaardig wil behandelen zullen er ook eisen gesteld moeten worden, net als bij ieder ander kind. Dit neemt niet weg dat men regelmatig voor de vraag komt te staan wat wel en wat niet reëel is om te kunnen eisen in relatie tot de handicap van het kind. Voorwaarde voor de leerkracht is dat deze weet wat de aandoening inhoudt, wat de mogelijkheden en beperkingen van de leerling zijn en wat de (bij)verschijnselen van de ziekte zijn. Uiteraard moeten de eventuele bijwerkingen van de medicijnen bekend zijn bij de leerkracht. Goede informatie met betrekking tot de ziekte, het kind en zijn (on)mogelijkheden zijn een voorwaarde. Motorische vaardigheden Motorische vaardigheden zowel de grof- als fijnmotorische vaardigheden nemen bij een progressieve spierziekte in de loop van de tijd af. Bewegingsonderwijs Bewegingsonderwijs: heeft als doel de leerling te stimuleren zich al bewegend te laten ontwikkelen aan zijn omgeving op motorisch, sociaal-emotioneel en persoonlijk gebied in overeenstemming met zijn mogelijkheden. Het is ook voor leerlingen met een spierziekte van groot belang mee te doen met de lessen bewegingsonderwijs. De Ambulant Begeleider eventueel samen met de leerkracht bewegingsonderwijs van de mytylschool kunnen hierbij advies geven. De leerkracht kan daarbij gebruik maken van diverse literatuur : "En ik dan Juf?" door de mytylscholen uitgebrachte en daar verkrijgbare boek, ” Krukken geen bezwaar, praktijkboek voor het bewegingsonderwijs” door Michiel Krop en Robin Groeneveld. Aanpassingen in de school, het lokaal en hulpmiddelen Aanpassingen in de school, het lokaal en hulpmiddelen zijn voor het kind van groot belang en daar dient veel aandacht aan geschonken te worden. De inrichting van de school en het lokaal dient zodanig aangepast te zijn dat de leerling niet extra belast wordt in de fase waarin het lopen slechter wordt. Op den duur moet de hele school rolstoel toegankelijk zijn en moet er een aangepast toilet aanwezig zijn. Aangepast meubilair: voordat de leerling rolstoel afhankelijk is, kan het wenselijk zijn om in overleg met de ambulant begeleider van de mytylschool aangepast meubilair aan te schaffen. Gebruiksvoorwerpen: in overleg met de ambulant begeleider en/of de ergotherapeute van de mytylschool of het revalidatiecentrum kunnen aangepaste gebruiksvoorwerpen worden besteld. Bereikbaarheid: als de bereikbaarheid problemen oplevert kan de ambulant begeleider aangepast taxivervoer aanvragen. Gevolgen voor de omgeving van het kind Ouders Ouders zijn de eerst verantwoordelijke voor de opvoeding van hun kinderen en ze krijgen te maken met extra zorgen voor de toekomst en verstoorde toekomstverwachtingen. Dit leidt soms tot overbezorgdheid Voortdurende twijfel en onzekerheid bij de opvoeders kan tot gevolg hebben dat de verhoudingen worden omgedraaid. Niet de opvoeders bepalen dan wat er gebeurt, maar het kind dicteert. Met name lichamelijke signalen zullen gebruikt worden om de volwassenen te bewerken of op de knieën te krijgen. Bij toenemende afhankelijkheid kan dit pijnlijke vormen aannemen. Ouders hebben soms nog meer moeite met de spierziekte van hun kind dan het kind zelf. Wat het kind betreft heeft dit deels te maken met z'n ontwikkelingsfase, het al dan niet kunnen overzien van de betekenis en gevolgen van zijn spierziekte en het'gewend'zijn aan zijn beperkingen. Voor ouders lijkt het moeilijker te 'wennen'aan de beperkingen, ook omdat zij de gevolgen van de spierziekte vaak beter overzien. Uit onderzoek blijkt dat jongeren hun dagelijks functioneren en hun kwaliteit van leven doorgaans beter beoordelen dan hun ouders dat doen. De houding die ouders hebben ten opzichte van de spierziekte, kan van invloed zijn op hoe het kind met zijn ziekte omgaat. Ouders lopen kans overbelast te geraken door de vele bezoeken aan de fysiotherapeut en/of ergotherapeut, arts en specialist en de energie die ze moeten steken in de moeizaam verlopende en lang durende inspanningen voor het verkrijgen van aanpassingen en hulpmiddelen. Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat hoe beter ouders de ziekte of handicap van hun kind weten in te passen in hun (gezins-)leven, des te beter het kind doorgaans met zijn ziekte weet om te gaan. Open en eerlijke communicatie in het gezin, oriëntatie op het heden, regelmatige ontspanning voor de ouders en steun van buitenaf blijken een positieve rol hierin te spelen. Broertjes en zusjes ( “Brussen”) Broertjes en zusjes hebben te maken met een gezinssituatie waarbij altijd als eerste rekening gehouden wordt met de bijzondere situatie van het zieke kind. Ook zij worden daardoor beperkt in hun mogelijkheden. Jaloezie op de vele aandacht voor het zieke kind, schuldgevoelens of angst om ook ziek te worden zijn veel voorkomende reacties van de broertjes en zusjes. Aan de andere kant leren ze heel vanzelfsprekend om te gaan met ziekte en handicap en leren al vroeg rekening te houden met elkaar. Het kan een gezin ook hechter maken. Voor meer infomatie zie: www.brusjes.nl. Andere familieleden Grootouders, ooms en tantes, ouders van vriendjes hebben soms moeite met het vinden van de juiste houding. Negeren en bagatelliseren of overdreven aandacht en verwennen zijn veel voorkomende reacties van de omgeving. Dit is voor de ouders moeilijk te begrijpen en te accepteren. Ook hiervoor geldt dat openheid en bespreekbaar maken van de situatie de lucht kan opklaren en vele problemen kan voorkomen. De school De school krijgt te maken met de gevolgen van de ziekte of handicap van de leerling. Aanpassingen, hulpmiddelen, ziekteverzuim, leerachterstand of aangepast bewegingsonderwijs, alles behoeft extra aandacht en / of overleg met ouders of externe deskundigen. Het betreft niet alleen de eigen leerkracht, het gehele team van leerkrachten is verantwoordelijk voor het begeleiden van zijn leerlingen die bijzondere aandacht en zorg nodig hebben. Hierbij moet school steeds afwegen in hoeverre de extra inspanningen en aandacht redelijk zijn. Een school moet zich niet laten leiden door emoties. Als bijvoorbeeld een kind niet ADL zelfstandig is en hulp nodig heeft bij alle handelingen, is een afweging heel terecht of regulier onderwijs wel de beste oplossing. Het kind is dan misschien zelfs beter op z'n plaats op het speciaal onderwijs waar meer kennis aanwezig is en meer mogelijkheden zijn om een kind goed te begeleiden. Maar soms kunnen juist ook sociaal emotionele aspecten een rede te zijn om te kiezen voor het speciaal onderwijs. Het is prettig wanneer in goed overleg met de ouders deze afwegingen gemaakt kunnen worden. Literatuurlijst • • • • • • artikel spierdystrofie van de ambulante begeleding van de mytylschool Prins Johan Friso te Haren artikel spierdystrofie van de ambulante begeleiding noord-oost nederland (ABNO) artikel "Mijn benen zijn stout", hoe kinderen hun spierziekte beleven VSN Contactmagazine, oktober 1997. lijst van boeken/ verhalen/ gedichten die te gebruiken zijn voor/ met kinderen: -Lotje,D.Bruna, De Cocon, Houten, 1991, vanaf 3 jaar. Prentenboekje over Lotje die in een rolstoel zit. -Piepmuis en de renrace. G. Wiggemmans, Eburon, Delft, 1997, ISBN 9075980019, te bestellen bij de uitgever, tel 015-213484. (Voor)leesboek over een muis die niet kan lopen. -Tot ziens Simon, D. Hill, Facet, Dronten, 1993, ISBN 9050161464, vanaf ca. 13 jaar. Simon heeft spierdystrofie en weet dat hij niet lang meer te leven heeft. Zijn vriend Nathan vertelt in dit boek over zijn belevenissen met Simon. voor ouders: • • • • -Boekje open over lichamelijke handicaps, S.Rovers, De Inktvis, Dordrecht, 1996, ISBN 9075689012, te bestellen bij de uitgeven, tel. 078-6310380. Behandelt kinderboeken voor en over kinderen in een rolstoel en andere lichamelijke handicaps. Normaal maar niet gewoon; opvoeding en spierziekte, VSN 1989.VSN documentatie Baarn, o.v.v. bestelnummer P006. - Wat heb jij aan je benen? de leefwereld van het lichamelijk gehandicapte kind. K.Mulderij, De Tijdstroom, Utrecht, 1990,ISBN 905250382 - Hoe beleeft het jonge kind zijn handicap? I. Ranschaert, 1992. Zie ook eerder genoemde litaratuur en juist ook links naar verschillende websites!! Sociale kaart Ambulante begeleiding vanuit het speciaal onderwijs Voor leerlingen met een motorische handicap die het regulier onderwijs volgen bestaat de mogelijkheid voor de school om in overleg met de ouders ambulante begeleiding van de mytylschool aan te vragen met als doel de leerling zo goed mogelijk te laten functioneren in het reguliere onderwijs. Een ambulant begeleider kan bijvoorbeeld: • informatie geven over de handicap of de ziekte van de leerling en de daaruit voortvloeiende consequenties voor de school • adviseren van leerkrachten, ouders / verzorgers en leerlingen • geven van hulp aan leerkrachten bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van individuele begeleidingsplannen • adviseren bij het aanbieden en verwerken van de leerstof en de keuze van leeren hulpmiddelen • adviseren bij het aanvragen van hulpmiddelen en aangepast meubilair • regelmatig met alle betrokkenen evalueren van de begeleiding • meedenken over de toekomstmogelijkheden van de leerling VSN Vereniging Spierziekten Nederland, Lt. Gen. van Heutszlaan 6, 3743 JN Baarn http://www.vsn.nl E-mail: [email protected] Bronvermelding / auteursgegevens Het Kind Centraal en ook WEERBAAR In 1999 is een werkgroep gestart op initiatief van het Coördinatiecentrum Chronisch Zieken Noord-Nederland om een website te ontwikkelen. De informatie op deze website zal moeten bijdragen aan de verbetering van de situatie van deze groep kinderen. De informatie is specifiek voor leerkrachten bedoeld om hen een steun te zijn binnen de onderwijspraktijk. Tevens staat deze informatie open voor andere betrokkenen. Doelstelling website: De informatie op het internet zal een bijdrage leveren om leerkrachten in het basisonderwijs te ondersteunen in het herkennen en signaleren van de problemen in de onderwijsleersituatie van het (chronisch) zieke en of motorisch gehandicapte kind. Hierdoor kan hij/zij actie ondernemen om deze situatie goed op te pakken hetzij in overleg met ouders en collega's en/of door inschakelen van deskundigen die hiervoor te raadplegen zijn. Werkgroepleden van het project website (chronisch) zieke kind en/of motorisch gehandicapte kind: Educatieve Voorziening, Universitair Medisch Centrum Groningen Mw. drs. R. Stam-Bakker, Telefoon: 050-3611106. Mytylschool, Prins Johan Friso, te Haren (Gr) Mw. L. Stoffers en Mw. A. van de Pol, Telefoon: 050-5343834 Buitenschool 'Groningen' te Glimmen Mw. A. Huurdeman en dhr. D. van der Donk, Telefoon: 050-4061479 Mw. drs. N. Scheffer, pedagoog, andragoog en ervaringsdeskundige Telefoon: 050-5017426 Coördinatiecentrum Chronisch Zieken Noord-Nederland drs. I. Bos, Telefoon: 050-3612417. E-mail [email protected] De infobank “Het kind centraal” is een initiatief van het Coördinatiecentrum Chronisch Zieken Noord Nederland en wordt gefinancierd door N.S.G.K. Men heeft besloten het project te continueren. Om versnippering te voorkomen is de infobank en het daarbij behorende onderhoud in 2002 ondergebracht bij ZIEZON. De aangepaste versie 2007 is tot stand gekomen door ZIEZON in samenwerking met de heer E.van Uden en de heer R.den Dulk van de Vereniging Spierziekten Nederland( www.vsn.nl ) waarvoor onze hartelijk dank.