Biologie voor jou - ecologie/ mens en milieu

advertisement
SAMENVATTING
Biologie voor jou - ecologie/ mens en milieu
Samenvatting Biologie:
Ecologie:
· Predatoren= die hun prooi vangen doden en opeten (jagers)
· Abiotisch= uit de levenloze natuur
· Populatie= groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die samen
een voortplantingsgemeenschap vormen
· Levensgemeenschap= een bepaald gebied waarin populaties van verschillende
soorten leven
· Ecosysteem= een gebied war zich een levensgemeenschap bevindt samen met de
abiotischefactoren
· Biosfeer= alle ecosystemen op aarde samen
· Voedselketen= reeks soorten waarbij elk soort een voedsel bron is voor de
volgende soort
· Autotrofe organismen= producenten, zij produceren uit anorganische stoffen
organische stoffen
· Heterotrofe organismen= consumenten, zij hebben andere organismen nodig
· Carnivoren= vleeseters
· Herbivoren= planteneters
· Omnivoren= alleseters
· Alle dieren die niet autotroof zijn behoren tot de consumenten
· Biomassa= totale gewicht van organismen van een voedselniveau per oppervlakte,
ruimte of eenheid
· Elke schakel verbruikt energie, e de gifstoffen stapelen zich op hoe verder je in
voedsel keten komt hoe minder energie en hoe meer gifstoffen
· Populatiedichtheid= gemiddeld aantal individuen per oppervlakte (land) volume
eenheid (water)
· Immigratie van ergens anders hierheen
· Parasitisme= een parasiet leeft op of in een ander soort en ontrekt er voedsel aan
(vlooien, luizen, spoelwormen)
· J vormige groei curve= als de hulpbronnen beperkt zijn (grafiek loopt
exponentioneel)
· Draagkracht= maximale populatie grootte die over een langere tijd in een
ecosysteem kan worden gehandhaafd
· Biologisch evenwicht= populatie dichtheid schommelt om evenwichtswaarde
· Negatieve terugkoppling= als de populatie toeneemt krijgen de factoren die afname
veroorzaken meer invloed ( bv koeien meer koeien is minder gras in ook weer minder
koeien minder koeien is meer gras is meer koeien enzenz)
· Successie= soortensamenstellingen in een levensgemeenschap verandert zodat
deze langzaam in een andere overgaat (biomassa neemt altijd toe) de voedsel
webben worden ingewikkelder en de abiotischefactoren wordne constanter
· Climaxecosysteem= einde van de successie eind stadium warbij abiotiche factoren
en de soortensamenstellingen ongeveer constant zijn. Kringloop van stoffen is
gesloten, productie en afbraak weefsels ongeveer gelijk waardoor biomassa ook
ongeveer gelijk blijft.
· Pionierecosysteem= ecosysteem dat als eerste ontstaat op onbegroeid terrein
· Primaire successie= successie op kale ondergrond
· Secundaire successie= dan is er al een humus bevattende bodem
· Pionierecosysteem in duinen begint met biestarwe gras en helm
· Loofbos= natuurlijk climaxecosysteem in grootste deel van NL de vegetatie groeit in
lagen: eerst moslaag , kruidlaag, struiklaag, boomlaag
· Watersuccessie= waterplanten , oeverplanten, moerasplanten
· Natuurlijke selectie= individuen die het zwakst zijn of het minst goed aangepast aan
het milieu hebben de minste overlevingskansen
· Coöperatie= taakverdeling rangorde (bv bij kippen)
· Symbiose= langdurig samenleving van individuen van verschillende soorten
· Mutualisme= allebei voordeel (bv Korstmos)
· Commensalisme= 1 voordeel 1 maakt niet uit (bv boomalg)
· Parasitisme= 1 voordeel 1 last (bv spoelworm)
· Voortplanting wordt meestal beïnvloed door daglengte (o.i.v het licht)
· Waterplanten hebben vaak geen of heel klein wortelstelsel, vaak luchtkanalen in de
stengels, grote slappe bladeren, huidmondjes zitten aan de bovenkant van het blad.
· Dieren in koud klimaat hebben kleine uitstulpingen aan de buitenkant van hun
lichaam dieren in een warmklimaat hebben bijvoorbeeld grote oorschelpen
· Dieren die in een droog milieu leven daarvan is de huid meestal ondoorbdringbaar
voor water (om verdamping door de huid te voorkomen) en hun urine is sterk
geconcentreerd (zo weinig mogelijk water en zo veel mogelijk afval stoffen)
Mens en Milieu:
· milieu problemen ontstaan als het natuurlijke milieu door het ingrijpen van de mens
ernstig wordt verstoord. Oorzaken: enorme bevolkingstoename, industriële productie,
chemische en technische ontwikkelingen, grootschalige landbouw, infrastructuur,
welvaartsgroei.
· Ontginning= van de echte wilde ecosystemen kunstmatige ecosystemen maken
zoals akkers en weilanden.
· Nitrificatie = het proces van ammoniumoxidatie in de bodem (wordt veroorzaakt
door nitrificerende bacteriën )
· Door bodembewerking zoals ploegen komt er meer zuurstof in de bodem en
nitrificerende bacteriën zijn actief in een zuurstof rijke bodem.
· Oorzaken toename hoeveelheid stikstofverbindingen in NL: invoer veevoer( door
zitten veel eiwitten in en in eiwitten zit weer stikstof)+invoer kunstmest+invoer
fossiele brandstoffen
· Als je steeds dezelfde gewassen op een stuk grond verbouwd worden steeds
dezelfde mineralen aan de ringloop van stoffen ontrokken hierdoor wordt
hoeveelheid mineralen in de grond minder en daardoor nemen de gewassen in
kwantiteit en kwaliteit af.
· Insecticiden= een insecten bestrijdingsmiddel
· Pesticiden= chemische bestrijdingsmiddelen in het algemeen
· Biologische bestrijding= rekening houden met natuurlijke verschijnselen en
natuurlijke vijanden.
· Dieren kunnen ongevoelig worden voor pesticiden door gemuteerde genen deze
overleven en planten zichzelf weer voort. Je krijgt een resistente diersoort.
· De nadelen van pesticiden zijn: ze zijn niet soortspecifiek en persistent (=langzaam
afbreekbaar)
· Een bepaald soort gifstoffen uit een bacterie halen en in een plant stoppen is
recombinant DNA techniek
· Monoculturen vergroten kans op plagen
· Bij biologische landbouw wordt geen kunstmest gebruikt
· Intensieve veehouderij = bio-industrie waar veel dieren op klein stukje grond zijn
· Luchtvervuiling= vervuiling aan atmosfeer richt schade aan mens dier en plant
· Gevolgen van zuurdepositie: komen mineralen vrij en spoelen uit de grond, lossen
sommige giftige metalen zoals aluminium en cadmium op en komen dan in hoge
concentraties voor in de grond en het grondwater, planten kunnen minder water
opnemen doordat wortels zijn aagetast, de huidmondjes zijn kapot dus verdampt
meer water uit de plant, minder fotosynthese, in meren en vennen vind bijna geen
leven meer plaats, gebouwen worden aagetast
· Verzuring= door stijging zuurdepositie wordt bodem en water zuurder dit wordt
veroorzaakt door ammoniak, stikstoffen en zwaveloxiden
· Broeikas effect=een deel van de warmte uitstraling van de aarde wordt
tegengehouden door gassen in de dampkring (broeikasgassen)
· Fossiele brandstoffen= steenkool, aardolie, benzine
· Organen die koolstof assimileren zijn producenten (planten) zij kunnen worden
omgezet in fossielebrandstoffen deze leveren weer CO2 die worden weer door de
producente geassimileerd en vervolgens worden ze opgenomen door de
concumenten (die prooi vangen doden en opeten)
· Ozonlaag wordt aangetast door CFK’s chloorfluorkoolwaterstoffen
· De veehouderij is vooral verantwoordelijk voor de uitstoot van ammoniak en
methaan
· De ozonlaag bevindt zich hoog in de atmosfeer en voorkomt het doordringen van te
veel ultra violette stralin (UV straling)
· Door het gat in de ozonlaag bereikt meer warmte de aarde waardoor de zeespiegel
stijgt
· Waterbloei ontstaat door toename van mineralen daardoor komen er meer algen
daardoor krijgt het water een groene kleur. Die algen drijven vaak naar kustwateren
waar de dode resten naar de bodem zakken daar wordt het water zuurstof arm
omdat de reducenten veel zuurstof nodig hebben bij het verwerken van al die dode
organismen. Door te weinig zuurstof sterven nog meer organisme. Oorzaken zijn
fosfaatbelasting: overbemesting met stalmest of kunstmest
· Biologische naam voor het verijken van het oppervlakte water is eutrofiering
· Eutrofer betekend voedingstof rijker
· Bij verbranding en storten van afval vind verspilling van grondstoffen plaats.
· Alleen GFT afval (= biologisch afbreekbaar) kan door reducenten omgezet worden
naar compost, compost maakt de grond weer vruchtbaar doordat er nog veel
organische stoffen in compost zitten deze zetten de mineralistaie proces weer voort
· Alternatieve energiebronnen bijvoorbeeld zon en wind energie raken nooit op en
zijn veilig voor het milieu
· Een katalysator bindt stikstoffen
· Bij evenwichtsbemesting is de aanvoer van mineralen gelijk aan de afvoer plus de
acceptabel (wat er verbruikt is bij het vormen van het product) verlies aan het milieu
· Door mestinjectie wordt de uitstoot van ammoniak verminderd
· Door areaalvergroting van natuurgebieden hoeven dieren geen wegen over te
steken om bij hun voortplantingsgebieden te komen.
Download