Het menselijk lichaam Naam:………… 1 ADEMHALING 1) Waarom je ademhaalt? Heb je wel eens geprobeerd je adem in te houden? Je lichaam laat je dan al gauw voelen dat je weer adem moet halen. Dit komt omdat je zuurstof nodig hebt om in leven te blijven. Dit levenbrengend gas (zuurstof) is een deel van de lucht die je inademt. Al meteen na je ……………………………………. begin je adem te halen. Je hele leven lang haal je adem zonder erbij na te denken. Het is niet iets wat je besluit te doen, zoals eten of lopen. Je kan wel zelf langzamer of sneller gaan ademen. Als je hard gerend hebt, kun je "……………………………………….." zijn. Je ………………………………… geven je ademhalingsspieren opdracht om harder te werken om meer ……………………………. in je lichaam te krijgen. 2) De reis naar je longen Op zijn weg naar je longen gaat de lucht door de ademhalingswegen, die samen je ademhalingssysteem vormen. Als je door je neus ademhaalt, wordt de lucht ………………... en ……………………………. . Dan kunnen je longen de zuurstof beter opnemen. De lucht wordt schoongemaakt door heel kleine ……………………………………… in je neusgaten voordat hij naar beneden, langs de achterzijde van je keel, door de keelholte gaat. Dan komt hij in het ………………………………………….. Dit is het deel waarvan je stem vandaan komt. Een klein klepje, gaat open om de lucht door te laten. Bij eten wordt dit klepje gesloten om te voorkomen dat er voedsel in je luchtpijp komt, waardoor je zou kunnen stikken. Na het strottenhoofd gaat de lucht door je …………………………………………. . 2 De lucht komt in twee bronchiale buizen die naar de ………………………………gaan. Deze buizen delen zicht als boomtakken in steeds kleinere vertakkingen. 3) De longen Je longen lijken op sponzen, vol heel kleine holten. Wanneer je inademt zetten je ………………………… uit omdat deze holten zich met lucht vullen. Ze zijn heel rekbaar en honderd maal gemakkelijker op te blazen dan een ballon. Ze wegen ook heel weinig. Ook al gaat er zo'n drie liter lucht in als ze vol zijn, ze wegen toch maar één kilo. Gezonde longen hebben een roze kleur, maar door ……………………………………... (bv roken) worden ze geleidelijk grijs, of zelfs zwart als je ouder wordt. 4) Miljoenen kleine blaasjes Je longen bevatten tussen de 300 en 450 miljoen heel kleine holle blaasjes. Waarom hebben de longen zó veel van deze kleine blaasjes nodig? Ze moeten levensbelangrijk werk doen. Door hun ongelooflijk dunne wanden nemen de bloedvaten het voor ons leven zo belangrijke ………………………………..op in de bloedstroom. Wanneer zuurstof voor het leveren van energie wordt gebruikt, ontstaat ………………………………. Dit gas wordt door het bloed als ………………………………. naar je longen vervoerd, waar het weer door de wanden van de longblaasjes dringt en je lichaam verlaat als je …………………………………... . 3 5) Hoe je longen werken Inademing Als je inademt, wordt je ………………………………. neergedrukt om meer ruimte voor je longen te maken. De spieren tussen je ribben bewegen zich omhoog en naar buiten. Je longen kunnen nu uitzetten en lucht stroomt naar binnen om de ruimte te vullen. Uitademing Als je uitademt ontspannen je middenrif en je spieren tussen je ribben zich. Je middenrif komt ………………………………. en je ribben gaan …………………………………..en naar binnen. Nu is er minder ruimte en de lucht wordt eruit geperst. 4 Wat moet ik nu kennen over het ademhalingstelsel? Opsomming 1. 2. Wat moet ik kennen? Waar vind ik het? Ik moet de weg van de lucht naar mijn longen in p. 2 mijn eigen woorden kunnen uitleggen. leestekst achteraan Ik moet kunnen vertellen met welk voorwerp ik p. 3 mijn longen kan vergelijken en waarom. 3. Ik moet kunnen uitleggen wat de longblaasjes p. 3 doen, waar ze liggen in mijn lichaam. 4. Ik moet kunnen uitleggen wat er met mijn p. 4 middenrif en ribbenkast gebeurt als ik in- en uitadem. 5 DE BLOEDSOMLOOP 1. HET HART 1.1 Je hart - een heel bijzondere spier Je hart neemt nooit rust. Al voordat je wordt …………………………… begin het te kloppen en het zal voor de rest van je leven blijven doorgaan met kloppen. Je hart is van een speciale soort …………………………..gemaakt, die we de hartspier noemen. Als je groeit, wordt die hartspier ook groter. Hij is ongeveer even groot als je gebalde vuist en weegt zo'n 250 gram. Als je je vuist met je knokkels naar je linkerkant wijzend tegen het midden van je borst houdt, kan je je hart ongeveer eenmaal per ………………………………… voelen kloppen. Omringd door je ……………………………………..en beschermd door de ………………… van je …………………………………… werkt je hart als een krachtige pomp, die elk deel van je lichaam van ……………………………. voorziet. Afhankelijk van de hoeveelheid zuurstof, die je lichaam nodig heeft, kan je hart soms sneller of langzamer gaan kloppen. 6 1.2 Binnenin je hart Je hart is verdeeld in twee helften. Ze liggen links en rechts tegenover elkaar en worden van elkaar gescheiden door een wand. Elke helft is weer verdeeld in twee gedeelten: een bovenste kamer of boezem en een onderste kamer of ventrikel. De bovenste kamers of boezems worden tegelijkertijd met bloed gevuld. Hun dunne spierwanden trekken zich samen en stuwen het bloed naar de beide onderste kamers door kleppen die maar naar één kant opengaan. Ze sluiten zich weer stevig zodra het bloed is gepasseerd. Als de hartkamers helemaal met bloed zijn gevuld, trekken ze zich krachtig samen en stuwen het bloed in je slagaders, de sterke buizen waardoor je bloed wordt weggevoerd. De rechterzijde van je hart stuurt het ………………………………………….. bloed terug naar je longen, om daar van een verse voorraad zuurstof te worden voorzien. Dit 'verse' bloed stroomt dan terug naar de …………………………………………… van je hart om weer aan een nieuwe reis door je lichaam te beginnen. De …………………………….hartkamer heeft de taak om het bloed door je hele lichaam te pompen. Om extra kracht te geven zijn de spierwanden aan deze kant dan ook dikker dan die van het rechterhartkamer. 7 1.3 Een hartslag verloopt in drie stappen. Wat gebeurt er per stap? 8 2.DE BLOEDSOMLOOP Je hart is het middelpunt van een heel groot transportsysteem, waarbij bloed naar alle delen van je lichaam wordt gepompt. We noemen dat systeem de ……………………………………….. De reis van je hart naar je longen en weer terug noemen we de kleine bloedsomloop. Het koolzuurrijke bloed komt eerst in je rechterboezem en wordt vandaar naar je rechterkamer gepompt. Daarvandaan wordt het naar je longen gepompt. In je longen gaat je bloed door duizenden kleine longblaasjes, die het …………………………….. uit je bloed opnemen en je bloed weer van verse ……………………………voorzien. Dat zuurstofrijke bloed stroomt door je longaders weer terug naar je …………………………………….van je hart. Daarna wordt je bloed door je hele lichaam gepompt (de grote bloedsomloop) en staat overal waar dat nodig is de zuurstof af. Tegelijkertijd wordt koolzuurafval opgenomen, waarna het door je aderen naar de rechterkant van je hart terug stroomt om weer aan een nieuwe reis te beginnen. 9 2.1 Je kloppende hart Je hart klopt niet altijd met dezelfde snelheid; het past zichzelf aan de behoeften van je lichaam aan. Wanneer je rust, klopt je hart vrij langzaam. Maar het gaat sneller kloppen als je actiever wordt. Tussen rusten en rennen kan het aantal hartslagen per minuut verdubbelen. 2.2 Pas goed op je hart - je hebt er maar één! Eet niet te veel vet voedsel en eet zoveel mogelijk fruit en groenten. Probeer het juiste lichaamsgewicht te behouden voor verstandig te eten. Zeg nee tegen tabak en alcohol. Probeer spanningen te vermijden. Zorg voor geregelde ontspanning in je leven. Neem geregeld voldoende lichaamsbeweging. Bedenk dat je hart een spier is die net zoveel beweging nodig heeft als elk ander deel van je lichaam. 10 3.HET BLOED 3.1 Het transportsysteem van je lichaam Doe je ogen eens dicht en stop je vingers in je oren. Kan je horen hoe je bloed door je lichaam wordt gepompt? Je bloed is altijd aan het werk, het stroomt onafgebroken door je lichaam en doet daarbij een aantal heel belangrijke dingen om je in leven te houden. Bloed is bij vrijwel alles wat er in je lichaam gebeurt van levensbelang. 3.2 Waar dient je bloed eigenlijk voor? Je bloed moet een heleboel belangrijke taken verrichten. Het brengt zuurstof en voedingsstoffen naar alle delen van je lichaam, van het kruintje van je hoofd tot de puntjes van je tenen. Bij de reis door je lichaam verzamelt je bloed ook kooldioxide (koolzuur) en afvalstoffen van je cellen. Het vervoert het …………………………naar je longen, zodat je dat kan uitademen. Het bloed brengt ………………………………………..naar je lever en nieren waar die afgebroken en uitgescheiden worden. Je bloed vervoert ook hormonen, die de manier waarop men groeit regelen. Vitaminen, zouten en mineralen worden naar plaatsen in je lichaam gebracht waar zij het nuttigst kunnen zijn. Het water in het bloedplasma wast je cellen schoon en houdt alles goed gesmeerd. Je bloed bevat chemische stoffen die snijwonden in je huid afsluiten door de vorming van ……………………………………….. Die zorgen ervoor dat er geen bloed naar buiten vloeit en verloren gaat. 11 Witte bloedlichaampjes bestrijden infecties van schadelijke …………………………….. en ………………………………… die anders ziekten zouden veroorzaken. Deze fantastische vloeistof regelt zelfs je ……………………………………………. door warmte van je hardwerkende organen - zoals je lever en je hart - op te nemen en naar koelere, rustigere plaatsen te brengen, zodat die warmte gelijkmatiger wordt verdeeld. 3.3 Waarvan is je bloed gemaakt? Meer dan de helft van het bloed bestaan uit een geelachtige waterige vloeistof die we plasma noemen en waarin verteerde voedingsstoffen, mineralen, zouten en hormonen zitten. Ongeveer 45% van je bloed is opgebouwd uit vaste stof, de zogenaamde bloedcellen of bloedlichaampjes. Er zijn drie soorten bloedcellen: Rode bloedlichaampjes: die hun kleur van de hemoglobine (bloedkleurstof) krijgen Witte bloedlichaampjes: die je lichaam tegen ziekmakende virussen en bacteriën beschermen Bloedplaatjes: zijn hele kleine bloedcelletjes die je bloed helpen hij het stollen, zodat wonden kunnen genezen. 12 3.4 Bloedgroepen Als iemand bij een ongeluk veel bloed heeft verloren, kan hij een …………………………….……………nodig hebben om de verloren hoeveelheid bloed terug aan te vullen. Voordat dit kan worden gedaan, moet zijn bloed eerst worden onderzocht om te zien welke …………………………………………………. hij heeft. De vier voornaamste bloedgroepen zijn ……….., ……………, …………… en ……….. Het is belangrijk om te weten welke bloedgroep een gewonde heeft, want bepaalde bloedgroepen mogen beslist niet met elkaar worden vermengd. Mensen met bloedgroep O mogen bijvoorbeeld alleen bloed van bloedgroep O krijgen, maar iemand met bloedgroep AB kan elke andere bloedgroep krijgen. 13 Wat moet ik nu kennen over de bloedsomloop? Opsomming 1. Wat moet ik kennen? Waar vind ik het? Ik moet kunnen vertellen waar mijn hart ligt en p. 6 door welke andere delen van het lichaam het omringd wordt. 2. Ik moet de delen van het hart kunnen benoemen. p. 7 3. Ik moet de werking van de delen van het hart p. 7 - 8 kunnen uitleggen. 4. Ik moet kunnen uitleggen in mijn eigen woorden p. 9 wat er gebeurt in de kleine en de grote bloedsomloop. 5. Je moet kunnen vertellen uit welke delen je bloed p. 11 - 12 bestaat en waarvoor al die delen zorgen. 14 DE SPIJSVERTERING 1) Wat gebeurt er met je eten? Je hebt lekker gegeten. Hoe wordt dit eten nu eigenlijk in energie omgezet? Je spijsverteringsstelsel lijkt wel op een grote chemische fabriek waar voedsel wordt afgebroken in hele kleine deeltjes, die we moleculen noemen. Deze deeltjes worden opgenomen in de …………………………………………… die ze dan naar je lichaamscellen brengt, waar ze gebruikt worden om energie te maken. Dit gebeurt door chemische veranderingen. Wanneer je lichaam meer energie nodig heeft, wat zowel overdag als 's nachts kan gebeuren, zal je lichaam je daar wel aan herinneren. Je krijgt dan …………………en begint naar de volgende maaltijd uit te zien en je spijsverteringsstelsel maakt zich gereed om in actie te komen. 2) Kauwen en slikken Wanneer je je eten hebt doorgeslikt, denk je er al gauw niet meer aan. Je lichaam verteert je eten zelfs als je slaapt. Je hoeft er helemaal niet over na te denken. Je eten reist door meer dan negen buizen en kamers in je lichaam. Gedurende die reis wordt het in hele kleine deeltjes afgebroken, zodat het door je lichaam kan worden opgenomen. Wanneer je kauwt, wordt je eten met …………………………………. vermengd en in een brijachtige massa veranderd, die veel gemakkelijker door je keel naar beneden kan glijden. Spieren leiden het eten door je ……………………………… naar je ………………………………… Dit gebeurt zelfs als je op je hoofd zou gaan staan. 15 3) Waar je eten heen gaat De hele weg door je spijsverteringsstelsel wordt het eten voortgeduwd. Op zijn reis door het lichaam wordt het eten vermengd met verteringssappen, die meehelpen om het te veranderen in de energie die je lichaam nodig heeft. Deze sappen worden gemaakt door verteringsklieren, die ieder voor zich een speciale taak bij het verteringsproces hebben. De verteringssappen vermengen zich met de eiwitten, de vetten en de koolhydraten in je eten. 4) Van mond naar maag Je eten begint langs zijn lange reis door je lichaam vanaf het moment dat je het in je mond neemt. De spijsvertering begint in je ……………... Je lippen en tong duwen je eten je mond binnen, waar je ……………………… en ……………………… het vermalen in kleine stukjes (zo ontstond dus ook het woord maaltijd!). Je ……………………. doet hetzelfde werk als een mixer. Hij roert het eten rond samen met het ……………………., dat door de speekselklieren afgescheiden wordt. De grootste van deze klieren zitten voor in je mond, onder je tong en beneden je oren. Ze zijn door dunne kanaaltjes met je mond verbonden. In speeksel zitten enzymen die de koolhydraten in je eten beginnen af te breken. 16 Achter in de mond begint de ………………………………………..., een doorgang die je mond- en je neusholte met je slokdarm verbindt. In het achterste gedeelte van je mondholte heb je twee kleppen die ervoor zorgen dat je eten bij het slikken niet de verkeerde weg inslaat. De bovenopening van je …………………………….. wordt afgesloten door een klepje, om te voorkomen dat er eten in komt en je zou stikken. Een ander klepje achteraan in je mondholte zorgt ervoor dat er geen eten naar boven in je neusholte komt. Dit wordt het zachte verhemelte genoemd. De enige route die voor het eten overblijft, is naar beneden je …………………………………………….. in. De spierwand van je slokdarm duwt met golvende bewegingen, je eten naar beneden in de richting van je ……………………………. Soms kan je je maag horen 'rommelen'. Dat gerommel hoeft niet noodzakelijk van je maag te komen. Het zijn geluiden van het met lucht vermengde eten dat zich door je ingewanden voortbeweegt. 17 5) Wat gebeurt er in je maag? Je maag lijkt op een gebogen, elastische zak. Zijn wanden zijn bekleed met spierweefsel. Per maaltijd kan er tussen de één en twee liter voedsel in. Je eten komt door je slokdarm in je maag terecht en blijft daar zo'n 2,5 tot 3 uur. De krachtige spieren in de wand van je maag ……………………………. je eten net zolang tot het een pulpachtige brij is. Als je na het eten je oor op de maagstreek van een vriend legt, kan je duidelijk de maag zijn werk horen doen! Spijsverteringsklieren in de maagwand maken ……………………………………. Hierin zitten enzymen, die eiwitten in je eten afbreken. In die verteringssappen zit ook zoutzuur, dat alle naar binnen gekomen ziektekiemen doodt. Als je je eten naar binnen hebt geschrokt of niet voldoende gekauwd hebt, moeten je verteringssappen veel meer werk verzetten. Wanneer je eten voldoende is afgebroken, is het klaar om naar het voorste gedeelte van je dunne darm, je twaalfvingerige darm, te worden doorgestuurd. 18 6) Je dunne darm Je dunne darm is een kronkelende buis, die zes tot zeven meter lang is en een doorsnee van ongeveer drie centimeter heeft. Hij bestaat uit verschillende delen: In het eerste gedeelte van je dunne darm wordt het eten vermengd met de verteringssappen uit je pancreas en de gal uit je lever. In het tweede gedeelte van je dunne darm worden de voedingsstoffen in het …………………………………….. opgenomen. Het laatste en langste gedeelte van de dunne darm eindigt in een klein klepje, waardoor het eten niet meer de kans krijgt om terug te gaan. 7) Je dikke darm Water en al het onverteerbare voedsel gaat naar de dikke darm. Hij is korter en wijder dan de dunne darm en bekleed met slijmvlies, waardoor de afvalproductie er gemakkelijker doorheen gaat. Het grootste gedeelte van je dikke darm (het colon) heeft ringvormige spieren, die de afvalproductie er doorheen duwen. Het colon neemt water en mineralen op. Wanneer je eten het rectum heeft bereikt, bestaat het allen nog maar uit vezelstoffen. Je lichaam kan deze niet verteren en verzamelt ze als afvalstoffen; onze ontlasting. De spieren van je rectum drukken deze uit je lichaam wanneer je naar de wc gaat. 19 Wat moet ik nu kennen over het spijsverteringstelsel? Opsomming 1. Wat moet ik kennen? Waar vind ik het? Ik moet kunnen vertellen welke weg het voedsel p. 15 – 16 – 17 in mijn lichaam aflegt. 2. Ik moet kunnen vertellen wat er in mijn maag p. 18 gebeurt. 3. Ik moet kunnen vertellen uit welke delen de dunne p. 19 darm bestaat. 20 HET ZENUWSTELSEL 1. WAT DOEN JE ZENUWEN EIGENLIJK ? Je zenuwstelsel regelt alles wat er in je lichaam gebeurt. Het is een heel ingewikkeld netwerk dat uit je ……………………………, je ……………………………………… en je ………………………………………. is samengesteld. Alle organen in je lichaam, zoals je hart en je longen, hebben een speciale taak te verrichten. Je bloed wordt bijvoorbeeld door je hele lichaam gepompt zonder dat je daar bij hoeft na te denken. Hetzelfde gebeurt wanneer je ademhaalt of je eten verteert. Je zenuwstelsel zorgt ervoor dat al je inwendige organen samenwerken. Elk orgaan doet zijn werk zonder het andere te storen. Ze werken samen in een team. Zenuwen strekken zich tot elk deel van je lichaam uit. Ze brengen berichten naar je hersenen. Je hersenen verwerken die en zenden via de zenuwen weer andere berichten uit, zodat je lichaam op elke situatie kan reageren. Stel je voor dat je een steentje in je schoen hebt. Via je zenuwen wordt een bericht naar je hersenen gestuurd. Je buigt je voorover om je schoen uit te trekken en het steentje eruit te halen. Je hersenen zenden berichten naar je ogen en je spieren. Ze regelen de oplossing voor je probleem via je zenuwstelsel. 1.1 Miljoenen neuronen Elk deel van je lichaam is opgebouwd uit cellen en dat geldt dus ook voor je zenuwstelsel. Zenuwcellen, of neuronen, zenden berichten naar en van je ……………………………………….. Elk neuron staat met zijn vertakkingen in verbinding met niet minder dan zo'n 25.000 zenuwcellen. 21 1.2 Wat zit er binnenin je hersenen? Je hersenen zijn erg zacht. Daarom worden ze door het harde omhulsel van je ………………………………………. beschermd. Ze worden in drie delen verdeeld: a) ……………………………………………: het grootste deel van de hersenen. Het maakt ongeveer een vijfde deel van je hersenen uit. Het lijkt wel op een kronkelige walnoot; die plooien en windingen zijn nodig om ruimte aan al die hersencellen te geven! Het wordt door een diepe groef in twee helften verdeeld. b) ……………………………………………: liggen aan de achterzijde van je hoofd, goed verborgen onder de grote hersenen. Ze zijn erg klein, ongeveer een tiende deel van de grote hersenen. c) …………………………………………...: gaat over in het bovenste deel van je ruggenmerg. Het ruggenmerg verbindt je hersenen met het netwerk van zenuwen, dat door je hele lichaam loopt. 22 1.3 Een bundel zenuwvezels Je ruggenmerg is een lange bundel zenuwvezels die vanaf de basis van je ……………………………………. langs je ………………………naar beneden loopt. Hij wordt beschermd door je wervels. 2. HET ZENUWSTELSEL Het centrale zenuwstelsel staat in verbinding met je lichaam door een netwerk van zenuwen. Je zenuwstelsel zorgt voor het overbrengen van de informatie die je hersenen over de buitenwereld nodig hebben en die door de ………………………………………… werden waargenomen. Deze signalen worden door de gevoelszenuwen naar je hersenen geseind. 3. HET REGELCENTRUM Geleerden ontdekken nog steeds nieuwe dingen over je hersenen. Het is het regelcentrum van je lichaam; ze hebben veel meer mogelijkheden en zijn ingewikkelder dan welke computer ook. De berichten van je oren, ogen en andere zintuigen worden daar gesorteerd en vervolgens naar de juiste plekken van je hersenen doorgestuurd. Je hersenen zenden miljoenen motorische zenuwsignalen naar je spieren en vertellen zo precies wat ze moeten doen. Rennen, springen of fietsen zijn allemaal willekeurige handelingen die door je hersenen worden geregeld. Je hersenen houden informatie, herinneringen, ideeën en gevoelens vast. Ze stellen je in staat om je bang, gelukkig of opgewonden te voelen. Je kan je lievelingsgeuren herkennen of een brief schrijven. Je bent in staat om te denken! De kleine hersenen coördineren je bewegingen en je evenwicht. Zonder dat zou je bijna nooit rechtop kunnen staan. Je zou steeds lopen te waggelen. Een groot aantal van je lichaamsdelen wordt automatisch door je hersenen bestuurd. Dit betekent dat je bij bepaalde handelingen niet hoeft na te denken. Je hart klopt, je longen vullen zich met lucht en je eten wordt verteerd. Je hersenstam is het 23 zenuwcentrum voor die automatische handelingen. Het zit in het onderste gedeelte van je hersenen, daar waar het in je ruggenmerg overgaat. 4. ZUURSTOF ALSTUBLIEFT ! Als je erover nadenkt welke dingen je hersenen allemaal moeten doen, zal het je niks verwonderen dat ze een heleboel voedingsstoffen nodig hebben. Je hersenen verbruiken elke dag 20% van al het …………………………in je bloed. Om de benodigde 60 liter zuurstof te kunnen opnemen moet er elke dag 2000 liter bloed door je hersenen stromen. Zuurstof is voor je hersenen van levensbelang. Wanneer de zuurstof zo'n 10 seconden ontbreekt, kunnen er ernstige beschadigingen optreden. Dat komt omdat hersencellen bij gebrek aan zuurstofcellen dood gaan. In tegenstelling tot andere cellen worden hersencellen nooit vervangen. Wat moet ik nu kennen over het zenuwstelsel? Opsomming Wat moet ik kennen? Waar vind ik het? 1. Ik moet de onderdelen van het zenuwstelsel kennen en kunnen vertellen wat ze doen. p. 21 2. Ik moet de delen van de hersenen kunnen benoemen en wat ze doen. p. 22 3. Ik moet kunnen vertellen waar het ruggenmerg zit, p. 23 wat het is en hoe het wordt beschermd. 24 BELANGRIJKE TEKSTEN OM INFORMATIE UIT TE HALEN EN OM MEER TE WETEN TE KOMEN OVER ONS LICHAAM ! Achteraan in deze bundel zitten enkele informatieve teksten over de verschillende onderwerpen die we bespreken tijdens het thema “Mijn lichaam”. Je zal deze tekst dikwijls moeten of kunnen gebruiken om je bundel aan te vullen of om opdrachten uit te voeren. In deze teksten mag je naar eigen zin markeringen aanbrengen. Let wel op de gemaakte afspraken in de klas: Heel je tekst markeren is hetzelfde als niets markeren. Noteer eventueel enkele opmerkingen in de kantlijn. Zorg ervoor dat je de kleurtjes in een bepaalde structuur gebruikt. … Tekst 1: De bloedsomloop Tekst 2: De ademhaling Tekst 3: De spijsvertering Tekst 4: Het zenuwstelsel 25 Tekst 1: De bloedsomloop Het Hart Binnen Belangrijk zijn de grote bloedvaten naar en uit het hart. Er zijn ook bloedvaten op het hart en hun taak is om bloed te verstrekken van het hart naar het hart. De spier waarvan het hart is gemaakt wordt de hartspier genoemd en is erg bijzonder ( zie ook hartspier). Het hart is een verbazingwekkend efficiënte pomp. Linker deel/ Rechter deel We kunnen het hart in twee delen. Net zoals bij de boezem en de hartkamer, kunnen wij ook naar de linker en rechter delen van het hart kijken. De linkerkant ontvangt en pompt bloed naar buiten dat geen zuurstof heeft en de rechter kant ontvangt en pompt zuurstofrijk bloed. Kleppen Omdat het hart zo krachtig is, kan het gevaar ontstaan dat het bloed naar voren en naar achteren beweegt; dus tussen de boezem en de hartkamer (net zoals in aders en grote slagaders) bevinden zich kleppen. Ze lijken op deuren die alleen naar een kant kunnen openen ( net zoals de meeste deuren bij jou thuis). Je kunt de deur openen, er doorheen gaan, maar je kunt niet terug duwen of achteruit gaan. Het resultaat is dat het bloed altijd vooruit gestuwd wordt. Hartspier Anders dan normale spieren kan de hartspier niet uit zichzelf samentrekken. 26 Een hartcel kan spontaan samentrekken en ontspannen. Een bijzonder kenmerk van hartcellen is dat als er veel samen zijn, ze deze samentrekkingen naar elkaar kunnen communiceren. Daarom kunnen alle hartcellen samentrekken op hetzelfde ritme. Op deze manier klopt het hele hart als een geheel. Ook kan geen enkel deel van het hart sneller kloppen dan een ander. Dit is vitaal voor het optimaal functioneren van het hart. Controle van het hart Wie is de baas? Het hoofd of het hart? Eigenlijk is het allebei een beetje. Tijdens een doorsnee dag zul je lopen, zitten, praten, rennen, eten , slapen, bang of verrast worden, zenuwachtig zijn enzovoorts, enzovoorts. Elke activiteit stelt een andere eis aan jouw lichaam. Deze controle is belangrijk. Wanneer jouw lichaam meer werk moet doen, zal het meer zuurstof nodig hebben en dus moet het hart harder pompen zodat de zuurstof in jouw bloed snel naar alle delen van jouw lichaam kan gaan. 27 Tekst 2: De ademhaling Longen Heb je wel eens nagedacht over wat er gebeurt met de lucht die wij ademen? Waarschijnlijk niet. Je zult pas jouw eigen adem opmerken wanneer jij je adem moet inhouden of wanneer je niet meer kunt ademen. Het is een van die dingen die jouw lichaam doet vanaf het moment van jouw geboorte. Maar onder normale omstandigheden zou het jouw niet eens opvallen. Denk eens na over deze analogie: Een auto met en volle tank benzine en een volle accu zou stoppen als de luchtfilter geblokkeerd is. Dat is hoe belangrijk lucht is voor een auto en hoe belangrijk het is voor jouw. Ook al bevat lucht geen voedingstoffen helpt het absoluut alles functioneren in het lichaam. Een slachtoffer van een ongeluk kan overleven als een deel van het lichaam beschadigd is, maar heeft maar enkele minuten te leven als hij stopt met ademen. Een andere manier om naar ademen te kijken is je te realiseren dat twee van de meest krachtige reflexen die wij hebben, hoesten en niezen, zijn ontworpen om jouw luchtwegen schoon te houden van potentiële schade. Daar moet een reden voor zijn. De taak De longen hebben eigenlijk twee taken. Ze vervoeren zuurstof het lichaam in en nemen kooldioxide uit. Allebei zijn even belangrijk voor het functioneren van het lichaam. Elke keer dat je inademt komt zuurstofrijk lucht jou longen binnen. Bloed neemt dit zuurstof naar alle delen van jouw lichaam waar het wordt gebruikt door alle cellen. Wanneer jij uitademt, word alle kooldioxide die jouw lichaam heeft geproduceerd vervoerd en verwijderd van jouw lichaam. 28 Buiten Een ander ding om te noteren is hoe de luchtpijp is gemaakt. Het heeft ringen van kraakbeen die door zijn lengte lopen, maar de ringen zijn niet echt compleet. Een smalle strook van gladde spieren loopt langs de lengte van de luchtpijp. Deze gladde spier kan krimpen of ontspannen en dit maakt de opening van de luchtpijp groter of kleiner. Dan kun je bijvoorbeeld, de grote van de opening verkleinen als je in een stoffige ruimte bevindt. Als je kort van adem bent dan zou het openen om meer lucht binnen te halen. Beweeg je muis over het plaatje om deze actie te zien. Opblazen en leeglopen Vaak wordt verkeerd gedacht dat het lucht die binnenkomt de longen opblaast zoals een ballon. Maar als iemand jouw vertelde dat de longen eerst groter worden en pas daarna het lucht erin stroomt zou jij dat geloven? Het middenrif is de Sleutel Het hele actie van ademen is afhankelijk van de actie van het middenrif. Het is een groot vel spieren die jouw torso in tweeën deelt, het scheidt jouw longen en hart van jouw buikholte. Om lucht in de longen te nemen gebeuren een aan aantal veranderingen in de borstholte. Vergelijk het met een fietspomp. Wanneer je het handvat naar BENEDEN trekt wordt de lucht IN de pomp geforceerd . Om in te ademen krimpt het middenrif in en dit veranderd zijn vorm en trekt het naar beneden. Op hetzelfde moment zwaaien de ribben omhoog. Het resultaat is dat de borstholte vergroot. Dat is bijna hetzelfde als trekken aan een fietspomp. Het resultaat is dat het lucht door de mond naar binnenstroomt en de longen uitzetten. Om uit te ademen ontspant het middenrif , de ribben zwaaien naar beneden terug naar hun normale positie. De borstholte verkleind en lucht wordt uit de longen geduwd. Je kunt zien dat het middenrif datgene is wat het adem controleert. Je kunt nu zien dat het fout is te veronderstellen dat het lucht zichzelf de longen induwt. Het legt ook uit de reactie van jouw lichaam wanneer je aan het sporten bent en je krijgt een bal in jouw buik geschoten, je raakt plotseling buiten adem. De klap die je ontvangt schokt jouw middenrif en die stopt met werken voor een paar seconden. Binnen Net zoals takken in een boom hebben de longen buisjes die vertakken, ze worden steeds dunner en steeds meer. Aan het einde van elk tak is een zakje of Longblaasje. Wanneer lucht de longen binnenkomt dan vullen deze miljoenen longblaasjes met lucht. 29 Opgeblazen longblaasjes In minder dan een seconde moeten deze longblaasjes twee taken uitvoeren. Zuurstof innemen en koolzuur verwijderen . Het geheim is het rijke bloedvoorraad . Elke longblaasje heeft een netwerk van haarvaten om zich heen. Zuurstof beweegt van de longblaasjes naar het bloed en koolzuur beweegt vanuit het bloed naar de longblaasjes. Elke adem die je neemt maakt dat dit proces zich opnieuw herhaalt. Controle van de Longen Nu we weten dat de longen het lichaam zuurstof verstrekken en dat zuurstof nodig is voor elk lichaamsfunctie, kunnen wij hetzelfde logica toepassen. Wanneer je ontspant dan hoor je langzaam te ademen. Wanneer je gaat rennen gaat jouw adem sneller. Deze functie is gekoppeld aan die van het hart. Zodat wanneer je sneller ademt dan klopt het hart ook sneller. Er is geen enkele reden om snel te ademen als het bloed die naar de longen gaat nog langzaam is. Zenuwen die naar het hart gaan, gaan ook naar de longen zodat een boodschap om sneller te gaan kloppen ook naar de longen gaat om sneller te gaan ademen. Reflexen zoals hoesten en niezen controleren het middenrif direct . Allebei lijken op elkaar: het middenrif wordt onvrijwillig geduwd waardoor het lucht uit de longen geforceerd wordt. Bij hoesten is het omdat je een obstructie of een irritatie in jouw luchtwegen hebt en bij niezen wanneer je een irritatie in jouw neus hebt. 30 Tekst 3: De spijsvertering Maag en Darmen om voedsel te verteren. Je lichaam heeft bouwstoffen nodig om te groeien en sterk te worden. Die bouwstoffen haal je uit wat je eet en drinkt. Ze zitten in brood, vlees, groenten, fruit, melk, ... Maar het lichaam kan ze pas gebruiken als al dat voedsel eerst wordt verteerd. Dat wil zeggen: afgebroken tot kleine voedseldeeltjes die door het bloed kunnen opgenomen worden. Dat afbraakwerk gebeurt in het spijsverteringskanaal. Zo werkt de spijsvertering Een lange reis Elke hap voedsel maakt een reis door een lange buis in je lichaam. Sommige delen van die buis zijn smal, en andere delen zijn breed. Sommige zijn kort en sommige zijn lang. De totale lengte van het spijsverteringskanaal bedraagt ongeveer 9 m! Het is dus geen wonder dat het 24 uur of langer kan duren voordat de resten van een maaltijd het lichaam verlaten! Wat gebeurt er als je eet? Het voedsel wordt in de mond fijngemalen en vermengd met het speeksel dat door de speekselklieren wordt afgescheiden. Het ingeslikte voedsel gaat door de slokdarm naar de maag. In de maag wordt het voedsel gemalen, geplet en vermengd met zure maagsappen. Die maagsappen doden de bacteriën en lossen het voedsel op. 31 In de twaalfvingerige darm worden bruikbare voedingsstoffen uit de brij gehaald. Dat gebeurt met gal, een sap dat gemaakt wordt door de lever en in de galblaas wordt opgeslagen. Ook sappen van de alvleesklier helpen bij de vertering. In de dunne darm gaan de bouwstoffen door de wand en komen ze in het bloed terecht. Wat het lichaam niet kan gebruiken, gaat door de dikke darm naar de endeldarm. Uiteindelijk worden de afvalstoffen langs de anus uitgescheiden. Jakkes, zo´n stinkende wind Tijdens de spijsvertering wordt in de darmen veel gas gevormd. Een deel daarvan ontsnapt als een zucht door de endeldarm. Soms is dat 'windje' reukloos, soms stinkt het vreselijk. Dat hangt af van wat je gegeten hebt. Help, mijn maag knort Geregeld hoor je uit je maag knorrende en rommelende geluiden komen. Meestal komen ze niet uit de maag, maar uit de darmen. Het zijn gassen die zich verplaatsen. Energie uit voedsel Niet alle voedingsmiddelen geven je lichaam evenveel energie. De voedingswaarde wordt uitgedrukt in calorieën of joules. Hoeveel energie heb je nodig? Wie een hele dag op een stoel zit, heeft weinig calorieën nodig. Wie een hele dag aan sport doet, zal veel calorieën verbruiken. Gemiddeld heeft een jongen van 11-12 jaar 2600 kcal per dag nodig. Voor een meisje is dat 2400 kcal per dag. Voedingsmiddel Aardappelen (gekookt) Aardappelen (frieten) Volkorenbrood Wit brood Cornflakes Spaghetti (in blik) Ei Worst Biefstuk kcal per 100 gr voedsel 68 312 206 240 330 80 150 115 370 32 Waarom word ik dik? Je lichaam heeft elke dag energie nodig om goed te kunnen werken. Je kan het vergelijken met een verwarmingsketel die stookolie nodig heeft om het huis te verwarmen. Voedsel zorgt voor die energie onder de vorm van calorieën. Maar ... opgepast voor teveel calorieën! Als je een beetje te dik bent, is er een slecht evenwicht tussen wat je eet en wat je verbruikt aan energie. Dat is gemakkelijk te begrijpen: als je meer calorieën binnenkrijgt dan wat je nodig hebt, wordt het teveel op verschillende plaatsen in je lichaam opgeslagen in de vorm van vet. Ui die reserve kun je putten als je extra energie nodig hebt. Zo´n reserve maak je niet alleen door veel te eten, maar ook door verkeerde dingen te eten. Bijvoorbeeld veel vette en gesuikerde voedingswaren zoals chocolade, cola, chips, koekjes, snoep, ... Ook als je niet genoeg beweging neemt, kun je dik worden. Want je lichaam verbruikt dan niet veel calorieën. Hoeveel uur per dag zit je languit voor de televisie? Bovendien is de kans groot dat je van kwaad tot erger gaat: hoe dikker je wordt, hoe minder sport je doet en hoe minder sport je doet, hoe dikker je wordt! Sommige mensen slikken massa´s zoetigheid, doen zelden of nooit aan sport en blijven toch mager. Het lijkt niet eerlijk, maar het heeft te maken met de manier waarop ieder van ons de calorieën gebruikt. En die manier kun je geërfd hebben van je ouders. Als je ouders een normaal gewicht hebben, heb je slechts 3 tot 5% kans om zwaarlijvig te worden. Maar als je vader of je moeder erg dik is, vermeerdert die kans tot 25-30 %, en zelfs tot 50% als beide ouders overgewicht hebben. Je hebt dan wel meer aanleg om dik te worden, maar door een evenwichtige voeding en voldoende lichaamsbeweging kun je toch mager blijven. Wat kan ik doen? Zoals je ziet, zijn er verschillende oorzaken van zwaarlijvigheid en kun je er niet altijd iets aan doen. Op je voeding letten is heel belangrijk, maar begin zeker niet met een dieet zonder de huisarts raad te plegen! Hij zal nagaan of je een normaal gewicht hebt, en hij houdt daarbij rekening met je leeftijd, je lichaamslengte en je activiteiten. Je mag trouwens niet vergeten dat je op jouw leeftijd ook nog veel energie nodig hebt om te groeien. Wat wel belangrijk is voor jou, is een gezonde voeding en voldoende lichaamsbeweging! 33 Tekst 4: Het zenuwstelsel De hersenen De gevoelige organen van ons zenuwstelsel worden goed beschermd. De hersenen worden beschermd door de schedel en de hersenvliezen; het ruggenmerg door de wervels van de ruggengraat. De hersenen Het zenuwstelsel kan men best vergelijken met een ingewikkeld, maar goed werkend telefoonnet: Het zenuwstelsel: de hersenen het ruggenmerg de zenuwen Het telefoonnet de telefooncentrale de schakel tussen de centrale en het telefoonnet de draden van het telefoonnet Tussen de prikkel en het reageren wordt een hele weg afgelegd. Dat gebeurt wel razend snel. Kijk hier maar eens: 34 1. Je bijt in een onrijpe zure appel. 2. De zenuwuiteinden in de smaakpapillen van de tong vangen de prikkels op. 3. De gevoelszenuwen zenden de informatie naar het ruggenmerg en naar de hersenen. 4. De hersenen verwerken de informatie: je proeft de zure smaak. 5. De verwerkte informatie wordt langs de bewegingszenuwen teruggezonden. 6. Je spuwt het stukje appel uit. Er is een onderscheid tussen de functie van de gevoelszenuwen en de werking van de bewegingszenuwen: zintuig gevoelszenuw hersenen bewegingszenuw hersenen spieren 35