Het menselijk lichaam

advertisement
Het menselijk lichaam
Naam:…………
1
ADEMHALING
1) Waarom je ademhaalt?
Heb je wel eens geprobeerd je adem in te houden? Je lichaam laat je dan al gauw voelen
dat je weer adem moet halen. Dit komt omdat je zuurstof nodig hebt om in leven te blijven.
Dit levenbrengend gas (zuurstof) is een deel van de lucht die je inademt. Al meteen na je
……………………………………. begin je adem te halen. Je hele leven lang haal je adem zonder
erbij na te denken. Het is niet iets wat je besluit te doen, zoals eten of lopen. Je kan wel zelf
langzamer of sneller gaan ademen. Als je hard gerend hebt, kun je
"……………………………………….." zijn. Je ………………………………… geven je
ademhalingsspieren opdracht om harder te werken om meer ……………………………. in je
lichaam te krijgen.
2) De reis naar je longen
Op zijn weg naar je longen gaat de lucht door de
ademhalingswegen, die samen je
ademhalingssysteem vormen.
Als je door je neus ademhaalt, wordt de lucht
………………... en ……………………………. .
Dan kunnen je longen de zuurstof beter
opnemen.
De lucht wordt schoongemaakt door heel
kleine ……………………………………… in je
neusgaten voordat hij naar beneden, langs de achterzijde van je keel, door de
keelholte gaat.
Dan komt hij in het ………………………………………….. Dit is het deel waarvan je
stem vandaan komt. Een klein klepje, gaat open om de lucht door te laten. Bij eten
wordt dit klepje gesloten om te voorkomen dat er voedsel in je luchtpijp komt,
waardoor je zou kunnen stikken.
Na het strottenhoofd gaat de lucht door je …………………………………………. .
2
De lucht komt in twee bronchiale buizen die naar de ………………………………gaan.
Deze buizen delen zicht als boomtakken in steeds kleinere vertakkingen.
3) De longen
Je longen lijken op sponzen, vol heel kleine holten.
Wanneer je inademt zetten je …………………………
uit omdat deze holten zich met lucht vullen.
Ze zijn heel rekbaar en honderd maal gemakkelijker
op te blazen dan een ballon.
Ze wegen ook heel weinig. Ook al gaat er zo'n drie
liter lucht in als ze vol zijn, ze wegen toch maar één
kilo.
Gezonde longen hebben een roze kleur, maar door ……………………………………...
(bv roken) worden ze geleidelijk grijs, of zelfs zwart als je ouder wordt.
4) Miljoenen kleine blaasjes
Je longen bevatten tussen de 300 en 450 miljoen heel
kleine holle blaasjes. Waarom hebben de longen zó veel
van deze kleine blaasjes nodig?
Ze moeten levensbelangrijk werk doen. Door hun
ongelooflijk dunne wanden nemen de bloedvaten
het voor ons leven zo belangrijke
………………………………..op in de bloedstroom.
Wanneer zuurstof voor het leveren van energie
wordt gebruikt, ontstaat ……………………………….
Dit gas wordt door het bloed als ………………………………. naar je longen vervoerd,
waar het weer door de wanden van de longblaasjes dringt en je lichaam verlaat als je
…………………………………... .
3
5) Hoe je longen werken
Inademing
Als je inademt, wordt je ………………………………. neergedrukt om
meer ruimte voor je longen te maken. De spieren tussen je ribben
bewegen zich omhoog en naar buiten. Je longen kunnen nu uitzetten
en lucht stroomt naar binnen om de ruimte te vullen.
Uitademing
Als je uitademt ontspannen je middenrif en je spieren tussen je ribben
zich. Je middenrif komt ………………………………. en je ribben gaan
…………………………………..en naar binnen.
Nu is er minder ruimte en de lucht wordt eruit geperst.
4
Wat moet ik nu kennen over het
ademhalingstelsel?
Opsomming
1.
2.
Wat moet ik kennen?
Waar vind ik het?
Ik moet de weg van de lucht naar mijn longen in
p. 2
mijn eigen woorden kunnen uitleggen.
leestekst achteraan
Ik moet kunnen vertellen met welk voorwerp ik
p. 3
mijn longen kan vergelijken en waarom.
3.
Ik moet kunnen uitleggen wat de longblaasjes
p. 3
doen, waar ze liggen in mijn lichaam.
4.
Ik moet kunnen uitleggen wat er met mijn
p. 4
middenrif en ribbenkast gebeurt als ik in- en
uitadem.
5
DE BLOEDSOMLOOP
1. HET HART
1.1 Je hart - een heel bijzondere spier
Je hart neemt nooit rust. Al voordat je wordt
…………………………… begin het te kloppen en het
zal voor de rest van je leven blijven doorgaan met
kloppen.
Je hart is van een speciale soort …………………………..gemaakt, die we de
hartspier noemen. Als je groeit, wordt die hartspier ook groter. Hij is ongeveer even
groot als je gebalde vuist en weegt zo'n 250 gram. Als je je vuist met je knokkels
naar je linkerkant wijzend tegen het midden van je borst houdt, kan je je hart
ongeveer eenmaal per ………………………………… voelen kloppen.
Omringd door je ……………………………………..en beschermd door de
………………… van je …………………………………… werkt je hart als een krachtige
pomp, die elk deel van je lichaam van ……………………………. voorziet.
Afhankelijk van de hoeveelheid zuurstof, die je lichaam nodig heeft, kan je hart soms
sneller of langzamer gaan kloppen.
6
1.2 Binnenin je hart
Je hart is verdeeld in twee helften. Ze liggen links
en rechts tegenover elkaar en worden van elkaar
gescheiden door een wand.
Elke helft is weer verdeeld in twee gedeelten: een
bovenste kamer of boezem en een onderste kamer
of ventrikel.
De bovenste kamers of boezems worden tegelijkertijd met bloed gevuld.
Hun dunne spierwanden trekken zich samen en stuwen het bloed naar de beide
onderste kamers door kleppen die maar naar één kant opengaan. Ze sluiten zich
weer stevig zodra het bloed is gepasseerd. Als de hartkamers helemaal met bloed
zijn gevuld, trekken ze zich krachtig samen en stuwen het bloed in je slagaders, de
sterke buizen waardoor je bloed wordt weggevoerd.
De rechterzijde van je hart stuurt het ………………………………………….. bloed
terug naar je longen, om daar van een verse voorraad zuurstof te worden voorzien.
Dit 'verse' bloed stroomt dan terug naar de ……………………………………………
van je hart om weer aan een nieuwe reis door je lichaam te beginnen.
De …………………………….hartkamer heeft de taak om het bloed door je hele
lichaam te pompen. Om extra kracht te geven zijn de spierwanden aan deze kant
dan ook dikker dan die van het rechterhartkamer.
7
1.3 Een hartslag verloopt in drie stappen. Wat gebeurt er per stap?
8
2.DE BLOEDSOMLOOP
Je hart is het middelpunt van een heel groot transportsysteem, waarbij bloed naar
alle delen van je lichaam wordt gepompt. We noemen dat systeem de
………………………………………..
De reis van je hart naar je longen en weer terug noemen we
de kleine bloedsomloop.
Het koolzuurrijke bloed komt eerst in je rechterboezem en wordt vandaar naar je
rechterkamer gepompt. Daarvandaan wordt het naar je longen gepompt. In je longen
gaat je bloed door duizenden kleine longblaasjes, die het ……………………………..
uit je bloed opnemen en je bloed weer van verse ……………………………voorzien.
Dat zuurstofrijke bloed stroomt door je longaders weer terug naar je
…………………………………….van je hart.
Daarna wordt je bloed door je hele lichaam gepompt (de grote bloedsomloop)
en staat overal waar dat nodig is de zuurstof af. Tegelijkertijd wordt koolzuurafval
opgenomen, waarna het door je aderen naar de rechterkant van je hart terug stroomt
om weer aan een nieuwe reis te beginnen.
9
2.1 Je kloppende hart
Je hart klopt niet altijd met dezelfde snelheid; het past zichzelf aan de behoeften van
je lichaam aan. Wanneer je rust, klopt je hart vrij langzaam. Maar het gaat sneller
kloppen als je actiever wordt. Tussen rusten en rennen kan het aantal hartslagen per
minuut verdubbelen.
2.2 Pas goed op je hart - je hebt er maar één!
Eet niet te veel vet voedsel en eet zoveel mogelijk fruit en groenten.
Probeer het juiste lichaamsgewicht te behouden voor verstandig te eten.
Zeg nee tegen tabak en alcohol.
Probeer spanningen te vermijden. Zorg voor geregelde ontspanning in je leven.
Neem geregeld voldoende lichaamsbeweging. Bedenk dat je hart een spier is die net
zoveel beweging nodig heeft als elk ander deel van je lichaam.
10
3.HET BLOED
3.1 Het transportsysteem van je lichaam
Doe je ogen eens dicht en stop je vingers in je oren. Kan
je horen hoe je bloed door je lichaam wordt gepompt? Je
bloed is altijd aan het werk, het stroomt onafgebroken
door je lichaam en doet daarbij een aantal heel belangrijke
dingen om je in leven te houden.
Bloed is bij vrijwel alles wat er in je lichaam gebeurt van
levensbelang.
3.2 Waar dient je bloed eigenlijk voor?
Je bloed moet een heleboel belangrijke taken verrichten.
Het brengt zuurstof en voedingsstoffen naar alle delen van
je lichaam, van het kruintje van je hoofd tot de puntjes van
je tenen.
Bij de reis door je lichaam verzamelt je bloed ook kooldioxide (koolzuur) en
afvalstoffen van je cellen. Het vervoert het …………………………naar je longen,
zodat je dat kan uitademen. Het bloed brengt ………………………………………..naar
je lever en nieren waar die afgebroken en uitgescheiden worden. Je bloed vervoert
ook hormonen, die de manier waarop men groeit regelen. Vitaminen, zouten en
mineralen worden naar plaatsen in je lichaam gebracht waar zij het nuttigst kunnen
zijn.
Het water in het bloedplasma wast je cellen schoon en houdt alles goed gesmeerd.
Je bloed bevat chemische stoffen die snijwonden in je huid afsluiten door de vorming
van ……………………………………….. Die zorgen ervoor dat er geen bloed naar
buiten vloeit en verloren gaat.
11
Witte bloedlichaampjes bestrijden infecties van schadelijke ……………………………..
en ………………………………… die anders ziekten zouden veroorzaken.
Deze fantastische vloeistof regelt zelfs je …………………………………………….
door warmte van je hardwerkende organen - zoals je lever en je hart - op te nemen
en naar koelere, rustigere plaatsen te brengen, zodat die warmte gelijkmatiger wordt
verdeeld.
3.3 Waarvan is je bloed gemaakt?
Meer dan de helft van het bloed bestaan uit een geelachtige waterige vloeistof die we
plasma noemen en waarin verteerde voedingsstoffen, mineralen, zouten en
hormonen zitten.
Ongeveer 45% van je bloed is opgebouwd uit vaste stof, de zogenaamde bloedcellen
of bloedlichaampjes. Er zijn drie soorten bloedcellen:

Rode bloedlichaampjes: die hun kleur van de hemoglobine (bloedkleurstof)
krijgen

Witte bloedlichaampjes: die je lichaam tegen ziekmakende virussen en
bacteriën beschermen

Bloedplaatjes: zijn hele kleine bloedcelletjes die je bloed helpen hij het
stollen, zodat wonden kunnen genezen.
12
3.4 Bloedgroepen
Als iemand bij een ongeluk veel bloed heeft verloren, kan hij een
…………………………….……………nodig hebben om de verloren hoeveelheid bloed
terug aan te vullen. Voordat dit kan worden gedaan, moet zijn bloed eerst worden
onderzocht om te zien welke …………………………………………………. hij heeft.
De vier voornaamste bloedgroepen zijn ……….., ……………, …………… en ………..
Het is belangrijk om te weten welke bloedgroep een gewonde heeft, want bepaalde
bloedgroepen mogen beslist niet met elkaar worden vermengd.
Mensen met bloedgroep O mogen bijvoorbeeld alleen bloed van bloedgroep O
krijgen, maar iemand met bloedgroep AB kan elke andere bloedgroep krijgen.
13
Wat moet ik nu kennen over de bloedsomloop?
Opsomming
1.
Wat moet ik kennen?
Waar vind ik het?
Ik moet kunnen vertellen waar mijn hart ligt en
p. 6
door welke andere delen van het lichaam het
omringd wordt.
2.
Ik moet de delen van het hart kunnen benoemen.
p. 7
3.
Ik moet de werking van de delen van het hart
p. 7 - 8
kunnen uitleggen.
4.
Ik moet kunnen uitleggen in mijn eigen woorden
p. 9
wat er gebeurt in de kleine en de grote
bloedsomloop.
5.
Je moet kunnen vertellen uit welke delen je bloed
p. 11 - 12
bestaat en waarvoor al die delen zorgen.
14
DE SPIJSVERTERING
1) Wat gebeurt er met je eten?
Je hebt lekker gegeten. Hoe wordt dit
eten nu eigenlijk in energie omgezet?
Je spijsverteringsstelsel lijkt wel op een
grote chemische fabriek waar voedsel
wordt afgebroken in hele kleine deeltjes,
die we moleculen noemen.
Deze deeltjes worden opgenomen in de
……………………………………………
die ze dan naar je lichaamscellen brengt, waar ze gebruikt worden om energie te
maken. Dit gebeurt door chemische veranderingen.
Wanneer je lichaam meer energie nodig heeft, wat zowel overdag als 's nachts kan
gebeuren, zal je lichaam je daar wel aan herinneren. Je krijgt dan …………………en
begint naar de volgende maaltijd uit te zien en je spijsverteringsstelsel maakt zich
gereed om in actie te komen.
2) Kauwen en slikken
Wanneer je je eten hebt doorgeslikt, denk je er al gauw niet meer aan. Je lichaam
verteert je eten zelfs als je slaapt. Je hoeft er helemaal niet over na te denken.
Je eten reist door meer dan negen buizen en kamers in je lichaam.
Gedurende die reis wordt het in hele kleine deeltjes afgebroken, zodat het door je
lichaam kan worden opgenomen. Wanneer je kauwt, wordt je eten met
…………………………………. vermengd en in een brijachtige massa veranderd, die
veel gemakkelijker door je keel naar beneden kan glijden. Spieren leiden het eten
door je ……………………………… naar je ………………………………… Dit gebeurt
zelfs als je op je hoofd zou gaan staan.
15
3) Waar je eten heen gaat
De hele weg door je spijsverteringsstelsel wordt het eten voortgeduwd. Op zijn reis
door het lichaam wordt het eten vermengd met verteringssappen, die meehelpen om
het te veranderen in de energie die je lichaam nodig heeft. Deze sappen worden
gemaakt door verteringsklieren, die ieder voor zich een speciale taak bij het
verteringsproces hebben.
De verteringssappen vermengen zich met de eiwitten, de vetten en de koolhydraten
in je eten.
4) Van mond naar maag
Je eten begint langs zijn lange reis door je lichaam vanaf het moment dat je het in je
mond neemt.
De spijsvertering begint in je ……………...
Je lippen en tong duwen je eten je mond
binnen, waar je ……………………… en
……………………… het vermalen in kleine
stukjes (zo ontstond dus ook het woord
maaltijd!).
Je ……………………. doet hetzelfde werk
als een mixer. Hij roert het eten rond
samen met het ……………………., dat
door de speekselklieren afgescheiden wordt.
De grootste van deze klieren zitten voor in je mond, onder je tong en beneden je
oren. Ze zijn door dunne kanaaltjes met je mond verbonden. In speeksel zitten
enzymen die de koolhydraten in je eten beginnen af te breken.
16
Achter in de mond begint
de ………………………………………...,
een doorgang die je mond- en je neusholte
met je slokdarm verbindt.
In het achterste gedeelte van je mondholte
heb je twee kleppen die ervoor zorgen dat
je eten bij het slikken niet de verkeerde
weg inslaat.
De bovenopening van je …………………………….. wordt afgesloten door een klepje,
om te voorkomen dat er eten in komt en je zou stikken.
Een ander klepje achteraan in je mondholte zorgt ervoor dat er geen eten naar boven
in je neusholte komt. Dit wordt het zachte verhemelte genoemd. De enige route die
voor het eten overblijft, is naar beneden je …………………………………………….. in.
De spierwand van je slokdarm duwt met
golvende bewegingen, je eten naar beneden
in de richting van je …………………………….
Soms kan je je maag horen 'rommelen'. Dat
gerommel hoeft niet noodzakelijk van je maag
te komen. Het zijn geluiden van het met lucht
vermengde eten dat zich door je ingewanden
voortbeweegt.
17
5) Wat gebeurt er in je maag?
Je maag lijkt op een gebogen, elastische zak. Zijn wanden zijn bekleed met
spierweefsel. Per maaltijd kan er tussen de één en twee liter voedsel in.
Je eten komt door je slokdarm in je maag terecht en blijft daar zo'n 2,5 tot 3 uur.
De krachtige spieren in de wand van je maag ……………………………. je eten net
zolang tot het een pulpachtige brij is. Als je na het eten je oor op de maagstreek van
een vriend legt, kan je duidelijk de maag zijn werk horen doen!
Spijsverteringsklieren in de maagwand maken …………………………………….
Hierin zitten enzymen, die eiwitten in je eten afbreken. In die verteringssappen zit
ook zoutzuur, dat alle naar binnen gekomen ziektekiemen doodt.
Als je je eten naar binnen hebt geschrokt of niet voldoende gekauwd hebt, moeten je
verteringssappen veel meer werk verzetten.
Wanneer je eten voldoende is afgebroken, is het klaar om naar het voorste gedeelte
van je dunne darm, je twaalfvingerige darm, te worden doorgestuurd.
18
6) Je dunne darm
Je dunne darm is een kronkelende buis, die zes
tot zeven meter lang is en een doorsnee van
ongeveer drie centimeter heeft.
Hij bestaat uit verschillende delen:

In het eerste gedeelte van je dunne darm wordt het eten vermengd met de
verteringssappen uit je pancreas en de gal uit je lever.

In het tweede gedeelte van je dunne darm worden de voedingsstoffen in het
…………………………………….. opgenomen.

Het laatste en langste gedeelte van de dunne darm eindigt in een klein klepje,
waardoor het eten niet meer de kans krijgt om terug te gaan.
7) Je dikke darm
Water en al het onverteerbare voedsel gaat
naar de dikke darm. Hij is korter en wijder
dan de dunne darm en bekleed met
slijmvlies, waardoor de afvalproductie er
gemakkelijker doorheen gaat.
Het grootste gedeelte van je dikke darm (het colon) heeft ringvormige spieren, die de
afvalproductie er doorheen duwen. Het colon neemt water en mineralen op.
Wanneer je eten het rectum heeft bereikt, bestaat het allen nog maar uit vezelstoffen.
Je lichaam kan deze niet verteren en verzamelt ze als afvalstoffen; onze ontlasting.
De spieren van je rectum drukken deze uit je lichaam wanneer je naar de wc gaat.
19
Wat moet ik nu kennen over het
spijsverteringstelsel?
Opsomming
1.
Wat moet ik kennen?
Waar vind ik het?
Ik moet kunnen vertellen welke weg het voedsel
p. 15 – 16 – 17
in mijn lichaam aflegt.
2.
Ik moet kunnen vertellen wat er in mijn maag
p. 18
gebeurt.
3.
Ik moet kunnen vertellen uit welke delen de dunne
p. 19
darm bestaat.
20
HET ZENUWSTELSEL
1. WAT DOEN JE ZENUWEN EIGENLIJK ?
Je zenuwstelsel regelt alles wat er in je lichaam gebeurt. Het is een heel ingewikkeld
netwerk dat uit je ……………………………, je ……………………………………… en
je ………………………………………. is samengesteld.
Alle organen in je lichaam, zoals je hart en je longen, hebben een speciale taak te
verrichten. Je bloed wordt bijvoorbeeld door je hele lichaam gepompt zonder dat je
daar bij hoeft na te denken. Hetzelfde gebeurt wanneer je ademhaalt of je eten
verteert. Je zenuwstelsel zorgt ervoor dat al je inwendige organen samenwerken. Elk
orgaan doet zijn werk zonder het andere te storen. Ze werken samen in een team.
Zenuwen strekken zich tot elk deel van je lichaam uit. Ze brengen berichten naar je
hersenen. Je hersenen verwerken die en zenden via de zenuwen weer andere
berichten uit, zodat je lichaam op elke situatie kan reageren.
Stel je voor dat je een steentje in je schoen hebt. Via je zenuwen wordt een bericht
naar je hersenen gestuurd. Je buigt je voorover om je schoen uit te trekken en het
steentje eruit te halen. Je hersenen zenden berichten naar je ogen en je spieren. Ze
regelen de oplossing voor je probleem via je zenuwstelsel.
1.1 Miljoenen neuronen
Elk deel van je lichaam is opgebouwd uit cellen en dat geldt dus ook voor je
zenuwstelsel. Zenuwcellen, of neuronen, zenden berichten naar en van je
………………………………………..
Elk neuron staat met zijn vertakkingen in verbinding met niet minder dan zo'n 25.000
zenuwcellen.
21
1.2 Wat zit er binnenin je hersenen?
Je hersenen zijn erg zacht. Daarom worden ze door het harde omhulsel van je
………………………………………. beschermd.
Ze worden in drie delen verdeeld:
a)
……………………………………………: het grootste deel van de hersenen.
Het maakt ongeveer een vijfde deel van je hersenen uit. Het lijkt wel op een
kronkelige walnoot; die plooien en windingen zijn nodig om ruimte aan al die
hersencellen te geven! Het wordt door een diepe groef in twee helften
verdeeld.
b)
……………………………………………: liggen aan de achterzijde van je hoofd,
goed verborgen onder de grote hersenen. Ze zijn erg klein, ongeveer een
tiende deel van de grote hersenen.
c)
…………………………………………...: gaat over in het bovenste deel van je
ruggenmerg. Het ruggenmerg verbindt je hersenen met het netwerk van
zenuwen, dat door je hele lichaam loopt.
22
1.3 Een bundel zenuwvezels
Je ruggenmerg is een lange bundel zenuwvezels die
vanaf de basis van je …………………………………….
langs je ………………………naar beneden loopt. Hij
wordt beschermd door je wervels.
2. HET ZENUWSTELSEL
Het centrale zenuwstelsel staat in verbinding met je
lichaam door een netwerk van zenuwen.
Je zenuwstelsel zorgt voor het overbrengen van de
informatie die je hersenen over de buitenwereld nodig
hebben en die door de
…………………………………………
werden waargenomen.
Deze signalen worden door de gevoelszenuwen naar je hersenen geseind.
3. HET REGELCENTRUM
Geleerden ontdekken nog steeds nieuwe dingen over je hersenen. Het is het
regelcentrum van je lichaam; ze hebben veel meer mogelijkheden en zijn
ingewikkelder dan welke computer ook. De berichten van je oren, ogen en andere
zintuigen worden daar gesorteerd en vervolgens naar de juiste plekken van je
hersenen doorgestuurd.
Je hersenen zenden miljoenen motorische zenuwsignalen naar je spieren en
vertellen zo precies wat ze moeten doen. Rennen, springen of fietsen zijn allemaal
willekeurige handelingen die door je hersenen worden geregeld.
Je hersenen houden informatie, herinneringen, ideeën en gevoelens vast. Ze stellen
je in staat om je bang, gelukkig of opgewonden te voelen. Je kan je lievelingsgeuren
herkennen of een brief schrijven. Je bent in staat om te denken!
De kleine hersenen coördineren je bewegingen en je evenwicht. Zonder dat zou je
bijna nooit rechtop kunnen staan. Je zou steeds lopen te waggelen.
Een groot aantal van je lichaamsdelen wordt automatisch door je hersenen bestuurd.
Dit betekent dat je bij bepaalde handelingen niet hoeft na te denken. Je hart klopt, je
longen vullen zich met lucht en je eten wordt verteerd. Je hersenstam is het
23
zenuwcentrum voor die automatische handelingen. Het zit in het onderste gedeelte
van je hersenen, daar waar het in je ruggenmerg overgaat.
4. ZUURSTOF ALSTUBLIEFT !
Als je erover nadenkt welke dingen je hersenen allemaal moeten doen, zal het je niks
verwonderen dat ze een heleboel voedingsstoffen nodig hebben.
Je hersenen verbruiken elke dag 20% van al het …………………………in je bloed.
Om de benodigde 60 liter zuurstof te kunnen opnemen moet er elke dag 2000 liter
bloed door je hersenen stromen.
Zuurstof is voor je hersenen van levensbelang. Wanneer de zuurstof zo'n 10
seconden ontbreekt, kunnen er ernstige beschadigingen optreden. Dat komt omdat
hersencellen bij gebrek aan zuurstofcellen dood gaan. In tegenstelling tot andere
cellen worden hersencellen nooit vervangen.
Wat moet ik nu kennen over het zenuwstelsel?
Opsomming
Wat moet ik kennen?
Waar vind ik het?
1.
Ik moet de onderdelen van het zenuwstelsel
kennen en kunnen vertellen wat ze doen.
p. 21
2.
Ik moet de delen van de hersenen kunnen
benoemen en wat ze doen.
p. 22
3.
Ik moet kunnen vertellen waar het ruggenmerg zit, p. 23
wat het is en hoe het wordt beschermd.
24
BELANGRIJKE TEKSTEN OM INFORMATIE UIT TE
HALEN EN OM MEER TE WETEN TE KOMEN OVER
ONS LICHAAM !
Achteraan in deze bundel zitten enkele informatieve teksten over de verschillende
onderwerpen die we bespreken tijdens het thema “Mijn lichaam”. Je zal deze tekst
dikwijls moeten of kunnen gebruiken om je bundel aan te vullen of om opdrachten uit
te voeren.
In deze teksten mag je naar eigen zin markeringen aanbrengen. Let wel op de
gemaakte afspraken in de klas:

Heel je tekst markeren is hetzelfde als niets markeren.

Noteer eventueel enkele opmerkingen in de kantlijn.

Zorg ervoor dat je de kleurtjes in een bepaalde structuur
gebruikt.

…
Tekst 1:
De bloedsomloop
Tekst 2:
De ademhaling
Tekst 3:
De spijsvertering
Tekst 4:
Het zenuwstelsel
25
Tekst 1: De bloedsomloop
Het Hart
Binnen
Belangrijk zijn de grote bloedvaten naar en uit het hart. Er zijn ook bloedvaten op het
hart en hun taak is om bloed te verstrekken van het hart naar het hart. De spier
waarvan het hart is gemaakt wordt de hartspier genoemd en is erg bijzonder ( zie ook
hartspier). Het hart is een verbazingwekkend efficiënte pomp.
Linker deel/ Rechter deel
We kunnen het hart in twee delen. Net zoals bij de boezem en de hartkamer, kunnen
wij ook naar de linker en rechter delen van het hart kijken. De linkerkant ontvangt en
pompt bloed naar buiten dat geen zuurstof heeft en de rechter kant ontvangt en
pompt zuurstofrijk bloed.
Kleppen
Omdat het hart zo krachtig is, kan het gevaar ontstaan dat het bloed naar voren en
naar achteren beweegt; dus tussen de boezem en de hartkamer (net zoals in aders
en grote slagaders) bevinden zich kleppen. Ze lijken op deuren die alleen naar een
kant kunnen openen ( net zoals de meeste deuren bij jou thuis). Je kunt de deur
openen, er doorheen gaan, maar je kunt niet terug duwen of achteruit gaan. Het
resultaat is dat het bloed altijd vooruit gestuwd wordt.
Hartspier
Anders dan normale spieren kan de hartspier niet uit zichzelf samentrekken.
26
Een hartcel kan spontaan samentrekken en ontspannen. Een bijzonder kenmerk van
hartcellen is dat als er veel samen zijn, ze deze samentrekkingen naar elkaar kunnen
communiceren.
Daarom kunnen alle hartcellen samentrekken op hetzelfde ritme. Op deze manier
klopt het hele hart als een geheel. Ook kan geen enkel deel van het hart sneller
kloppen dan een ander. Dit is vitaal voor het optimaal functioneren van het hart.
Controle van het hart
Wie is de baas? Het hoofd of het hart?
Eigenlijk is het allebei een beetje. Tijdens een doorsnee dag zul je lopen, zitten,
praten, rennen, eten , slapen, bang of verrast worden, zenuwachtig zijn enzovoorts,
enzovoorts.
Elke activiteit stelt een andere eis aan jouw lichaam.
Deze controle is belangrijk. Wanneer jouw lichaam meer werk moet doen, zal het
meer zuurstof nodig hebben en dus moet het hart harder pompen zodat de zuurstof
in jouw bloed snel naar alle delen van jouw lichaam kan gaan.
27
Tekst 2: De ademhaling
Longen
Heb je wel eens nagedacht over wat er gebeurt met de lucht die wij ademen?
Waarschijnlijk niet. Je zult pas jouw eigen adem opmerken wanneer jij je adem moet
inhouden of wanneer je niet meer kunt ademen. Het is een van die dingen die jouw
lichaam doet vanaf het moment van jouw geboorte. Maar onder normale
omstandigheden zou het jouw niet eens opvallen.
Denk eens na over deze analogie: Een auto met en volle tank benzine en een volle
accu zou stoppen als de luchtfilter geblokkeerd is. Dat is hoe belangrijk lucht is voor
een auto en hoe belangrijk het is voor jouw. Ook al bevat lucht geen voedingstoffen
helpt het absoluut alles functioneren in het lichaam. Een slachtoffer van een ongeluk
kan overleven als een deel van het lichaam beschadigd is, maar heeft maar enkele
minuten te leven als hij stopt met ademen.
Een andere manier om naar ademen te kijken is je te realiseren dat twee van de
meest krachtige reflexen die wij hebben, hoesten en niezen, zijn ontworpen om jouw
luchtwegen schoon te houden van potentiële schade. Daar moet een reden voor zijn.
De taak
De longen hebben eigenlijk twee taken. Ze vervoeren zuurstof het lichaam in en
nemen kooldioxide uit. Allebei zijn even belangrijk voor het functioneren van het
lichaam.
Elke keer dat je inademt komt zuurstofrijk lucht jou longen binnen. Bloed neemt dit
zuurstof naar alle delen van jouw lichaam waar het wordt gebruikt door alle cellen.
Wanneer jij uitademt, word alle kooldioxide die jouw lichaam heeft geproduceerd
vervoerd en verwijderd van jouw lichaam.
28
Buiten
Een ander ding om te noteren is hoe de luchtpijp is gemaakt. Het heeft ringen van
kraakbeen die door zijn lengte lopen, maar de ringen zijn niet echt compleet.
Een smalle strook van gladde spieren loopt langs de lengte van de luchtpijp. Deze
gladde spier kan krimpen of ontspannen en dit maakt de opening van de luchtpijp
groter of kleiner. Dan kun je bijvoorbeeld, de grote van de opening verkleinen als je
in een stoffige ruimte bevindt. Als je kort van adem bent dan zou het openen om
meer lucht binnen te halen. Beweeg je muis over het plaatje om deze actie te zien.
Opblazen en leeglopen
Vaak wordt verkeerd gedacht dat het lucht die binnenkomt de longen opblaast zoals
een ballon. Maar als iemand jouw vertelde dat de longen eerst groter worden en pas
daarna het lucht erin stroomt zou jij dat geloven?
Het middenrif is de Sleutel
Het hele actie van ademen is afhankelijk van de actie van het middenrif. Het is een
groot vel spieren die jouw torso in tweeën deelt, het scheidt jouw longen en hart van
jouw buikholte.
Om lucht in de longen te nemen gebeuren een aan aantal veranderingen in de
borstholte. Vergelijk het met een fietspomp. Wanneer je het handvat naar BENEDEN
trekt wordt de lucht IN de pomp geforceerd .
Om in te ademen krimpt het middenrif in en dit veranderd zijn vorm en trekt het naar
beneden. Op hetzelfde moment zwaaien de ribben omhoog. Het resultaat is dat de
borstholte vergroot. Dat is bijna hetzelfde als trekken aan een fietspomp. Het
resultaat is dat het lucht door de mond naar binnenstroomt en de longen uitzetten.
Om uit te ademen ontspant het middenrif , de ribben zwaaien naar beneden terug
naar hun normale positie. De borstholte verkleind en lucht wordt uit de longen
geduwd.
Je kunt zien dat het middenrif datgene is wat het adem controleert. Je kunt nu zien
dat het fout is te veronderstellen dat het lucht zichzelf de longen induwt. Het legt ook
uit de reactie van jouw lichaam wanneer je aan het sporten bent en je krijgt een bal in
jouw buik geschoten, je raakt plotseling buiten adem. De klap die je ontvangt schokt
jouw middenrif en die stopt met werken voor een paar seconden.
Binnen
Net zoals takken in een boom hebben de longen buisjes die vertakken, ze worden
steeds dunner en steeds meer. Aan het einde van elk tak is een zakje of
Longblaasje. Wanneer lucht de longen binnenkomt dan vullen deze miljoenen
longblaasjes met lucht.
29
Opgeblazen longblaasjes
In minder dan een seconde moeten deze longblaasjes twee taken uitvoeren. Zuurstof
innemen en koolzuur verwijderen . Het geheim is het rijke bloedvoorraad . Elke
longblaasje heeft een netwerk van haarvaten om zich heen. Zuurstof beweegt van
de longblaasjes naar het bloed en koolzuur beweegt vanuit het bloed naar de
longblaasjes. Elke adem die je neemt maakt dat dit proces zich opnieuw herhaalt.
Controle van de Longen
Nu we weten dat de longen het lichaam zuurstof verstrekken en dat zuurstof nodig is
voor elk lichaamsfunctie, kunnen wij hetzelfde logica toepassen. Wanneer je
ontspant dan hoor je langzaam te ademen. Wanneer je gaat rennen gaat jouw adem
sneller. Deze functie is gekoppeld aan die van het hart. Zodat wanneer je sneller
ademt dan klopt het hart ook sneller. Er is geen enkele reden om snel te ademen als
het bloed die naar de longen gaat nog langzaam is. Zenuwen die naar het hart gaan,
gaan ook naar de longen zodat een boodschap om sneller te gaan kloppen ook naar
de longen gaat om sneller te gaan ademen. Reflexen zoals hoesten en niezen
controleren het middenrif direct . Allebei lijken op elkaar: het middenrif wordt
onvrijwillig geduwd waardoor het lucht uit de longen geforceerd wordt. Bij hoesten is
het omdat je een obstructie of een irritatie in jouw luchtwegen hebt en bij niezen
wanneer je een irritatie in jouw neus hebt.
30
Tekst 3: De spijsvertering
Maag en Darmen
om voedsel te verteren.
Je lichaam heeft bouwstoffen nodig om te groeien en sterk te worden. Die
bouwstoffen haal je uit wat je eet en drinkt. Ze zitten in brood, vlees, groenten, fruit,
melk, ... Maar het lichaam kan ze pas gebruiken als al dat voedsel eerst wordt
verteerd. Dat wil zeggen: afgebroken tot kleine voedseldeeltjes die door het bloed
kunnen opgenomen worden. Dat afbraakwerk gebeurt in het spijsverteringskanaal.
Zo werkt de spijsvertering

Een lange reis
Elke hap voedsel maakt een reis door een lange buis in je lichaam. Sommige delen
van die buis zijn smal, en andere delen zijn breed. Sommige zijn kort en sommige
zijn lang. De totale lengte van het spijsverteringskanaal bedraagt ongeveer 9 m! Het
is dus geen wonder dat het 24 uur of langer kan duren voordat de resten van een
maaltijd het lichaam verlaten!

Wat gebeurt er als je eet?
Het voedsel wordt in de mond fijngemalen en vermengd met het speeksel dat door
de speekselklieren wordt afgescheiden.
Het ingeslikte voedsel gaat door de slokdarm naar de maag. In de maag wordt het
voedsel gemalen, geplet en vermengd met zure maagsappen. Die maagsappen
doden de bacteriën en lossen het voedsel op.
31
In de twaalfvingerige darm worden bruikbare voedingsstoffen uit de brij gehaald. Dat
gebeurt met gal, een sap dat gemaakt wordt door de lever en in de galblaas wordt
opgeslagen. Ook sappen van de alvleesklier helpen bij de vertering.
In de dunne darm gaan de bouwstoffen door de wand en komen ze in het bloed
terecht. Wat het lichaam niet kan gebruiken, gaat door de dikke darm naar de
endeldarm.
Uiteindelijk worden de afvalstoffen langs de anus uitgescheiden.

Jakkes, zo´n stinkende wind
Tijdens de spijsvertering wordt in de darmen veel gas gevormd. Een deel daarvan
ontsnapt als een zucht door de endeldarm. Soms is dat 'windje' reukloos, soms stinkt
het vreselijk. Dat hangt af van wat je gegeten hebt.

Help, mijn maag knort
Geregeld hoor je uit je maag knorrende en rommelende geluiden komen. Meestal
komen ze niet uit de maag, maar uit de darmen. Het zijn gassen die zich verplaatsen.
Energie uit voedsel
Niet alle voedingsmiddelen geven je lichaam evenveel energie. De voedingswaarde
wordt uitgedrukt in calorieën of joules.
Hoeveel energie heb je nodig?
Wie een hele dag op een stoel zit, heeft weinig calorieën nodig.
Wie een hele dag aan sport doet, zal veel calorieën verbruiken.
Gemiddeld heeft een jongen van 11-12 jaar 2600 kcal per dag nodig. Voor een
meisje is dat 2400 kcal per dag.
Voedingsmiddel
Aardappelen (gekookt)
Aardappelen (frieten)
Volkorenbrood
Wit brood
Cornflakes
Spaghetti (in blik)
Ei
Worst
Biefstuk
kcal per 100 gr voedsel
68
312
206
240
330
80
150
115
370
32
Waarom word ik dik?
Je lichaam heeft elke dag energie nodig om goed te kunnen werken. Je kan het
vergelijken met een verwarmingsketel die stookolie nodig heeft om het huis te
verwarmen. Voedsel zorgt voor die energie onder de vorm van calorieën. Maar ...
opgepast voor teveel calorieën!
Als je een beetje te dik bent, is er een slecht evenwicht tussen wat je eet en wat je
verbruikt aan energie. Dat is gemakkelijk te begrijpen: als je meer calorieën
binnenkrijgt dan wat je nodig hebt, wordt het teveel op verschillende plaatsen in je
lichaam opgeslagen in de vorm van vet. Ui die reserve kun je putten als je extra
energie nodig hebt. Zo´n reserve maak je niet alleen door veel te eten, maar ook
door verkeerde dingen te eten. Bijvoorbeeld veel vette en gesuikerde voedingswaren
zoals chocolade, cola, chips, koekjes, snoep, ...
Ook als je niet genoeg beweging neemt, kun je dik worden. Want je lichaam verbruikt
dan niet veel calorieën. Hoeveel uur per dag zit je languit voor de televisie?
Bovendien is de kans groot dat je van kwaad tot erger gaat: hoe dikker je wordt, hoe
minder sport je doet en hoe minder sport je doet, hoe dikker je wordt!
Sommige mensen slikken massa´s zoetigheid, doen zelden of nooit aan sport en
blijven toch mager. Het lijkt niet eerlijk, maar het heeft te maken met de manier
waarop ieder van ons de calorieën gebruikt. En die manier kun je geërfd hebben van
je ouders. Als je ouders een normaal gewicht hebben, heb je slechts 3 tot 5% kans
om zwaarlijvig te worden. Maar als je vader of je moeder erg dik is, vermeerdert die
kans tot 25-30 %, en zelfs tot 50% als beide ouders overgewicht hebben. Je hebt
dan wel meer aanleg om dik te worden, maar door een evenwichtige voeding en
voldoende lichaamsbeweging kun je toch mager blijven.
Wat kan ik doen?
Zoals je ziet, zijn er verschillende oorzaken van zwaarlijvigheid en kun je er niet altijd
iets aan doen. Op je voeding letten is heel belangrijk, maar begin zeker niet met een
dieet zonder de huisarts raad te plegen! Hij zal nagaan of je een normaal gewicht
hebt, en hij houdt daarbij rekening met je leeftijd, je lichaamslengte en je activiteiten.
Je mag trouwens niet vergeten dat je op jouw leeftijd ook nog veel energie nodig
hebt om te groeien.
Wat wel belangrijk is voor jou, is een gezonde voeding en voldoende
lichaamsbeweging!
33
Tekst 4: Het zenuwstelsel
De hersenen

De gevoelige organen van ons zenuwstelsel worden goed beschermd.
De hersenen worden beschermd door de schedel en de hersenvliezen; het
ruggenmerg door de wervels van de ruggengraat.
De hersenen

Het zenuwstelsel kan men best vergelijken met een ingewikkeld, maar goed
werkend telefoonnet:
Het zenuwstelsel:
de hersenen
het ruggenmerg
de zenuwen

Het telefoonnet
de telefooncentrale
de schakel tussen de centrale en het
telefoonnet
de draden van het telefoonnet
Tussen de prikkel en het reageren wordt een hele weg afgelegd. Dat gebeurt
wel razend snel. Kijk hier maar eens:
34
1. Je bijt in een onrijpe zure appel.
2. De zenuwuiteinden in de smaakpapillen van de tong vangen de prikkels op.
3. De gevoelszenuwen zenden de informatie naar het ruggenmerg en naar de
hersenen.
4. De hersenen verwerken de informatie: je proeft de zure smaak.
5. De verwerkte informatie wordt langs de bewegingszenuwen teruggezonden.
6. Je spuwt het stukje appel uit.

Er is een onderscheid tussen de functie van de gevoelszenuwen en de
werking van de bewegingszenuwen:
zintuig

gevoelszenuw

hersenen

bewegingszenuw 
hersenen
spieren
35
Download