cultuur toeristisch product

advertisement
12 MMNieuws
2011 # 2
De Culturele Hoofdstad van Europa als
cultuur­
toeristisch
product
13
Tekst: Wil Munsters
In 2018 zal Nederland – samen met Malta –
aan de beurt zijn om de Culturele Hoofdstad
van Europa (CHE) te leveren. Tot de Nederlandse steden die zich kandidaat hebben
gesteld voor deze titel behoren Utrecht,
Den Haag, BrabantStad en Maastricht. De
gedrevenheid van de kandidaat-steden om
de titel in de wacht te slepen is verklaarbaar
tegen de achtergrond van het gevecht om de
cultuurtoerist. Dit gevecht wordt alsmaar
heviger omdat steeds meer bestemmingen
hun culturele aanbod aangrijpen om toeristen
te trekken. Steden die worden uitgeroepen
tot Culturele Hoofdstad van Europa krijgen
een unieke kans om zich internationaal
te profileren en hun imago te versterken,
omdat deze begerenswaardige eretitel goede
diensten bewijst als promotioneel citymarketinginstrument in de felle concurrentiestrijd
met andere steden. De cijfers wijzen immers
uit dat de titel van Culturele Hoofdstad leidt
tot meer cultuurtoeristische bezoekers, meer
overnachtingen (gemiddeld + 12 %) en meer
uitgaven in de gaststad.
Op zich is de aanwezigheid van een cultuuraanbod echter geen garantie voor het aantrekken
van toeristen. Wil een bestemming zich een
plaats verwerven op de cultuurtoeristische
markt, dan is een professionele marktbenadering geboden, stoelend op een adequate analyse
en afstemming van vraag en aanbod. Wat dat
in de praktijk inhoudt, zal worden geïllustreerd
aan de hand van kandidaat-CHE Maastricht als
case study.
14 MMNieuws
2011 # 2
Een cultuurtoeristisch product is meer dan
het cultuuraanbod
Een terugblik op 25 jaar CHE-geschiedenis
leert dat de opzet en de invulling van het
evenement doorgaans volgens hetzelfde vaste
stramien verlopen. Onder aansturing van de
projectleiders geven beleidsmedewerkers van
de gemeente samen met vertegenwoordigers
van de culturele instellingen het project gestalte
met een breed programma van speciale evenementen: kunstexposities, concerten, opera-,
theater- en dansvoorstellingen en film- en
muziekfestivals. Tegelijk met het culturele programma investeren de Culturele Hoofdsteden in
de verbetering van de culturele infrastructuur
door middel van de restauratie van monumenten en de bouw van nieuwe culturele voorzieningen, zoals musea en concertzalen. Deze vormen
een zichtbare en duurzame herinnering aan het
CHE-jaar.
Echter, met de ontwikkeling van een cultureel
aanbod is men er nog niet als het gaat om de
cultuurtoeristische vermarkting van de stad
als CHE. Daartoe dient het cultuuraanbod in
samenwerking met toeristische dienstverleners
te worden ingebed in een aanvullend geheel
van additionele diensten en faciliteiten op het
gebied van verblijf, vermaak, vervoer, promotie
en distributie. Pas dan is er sprake van een
volwaardig cultuurtoeristisch product.
Denk niet puur aanbodsgericht
Indien een project als CHE kans van slagen wil
hebben, is dus een vruchtbare symbiose tussen
cultuur en toerisme noodzakelijk. Een dergelijk
verbond is echter complex en verre van vanzelfsprekend. Monumenten en musea bijvoorbeeld
zijn in eerste aanleg niet geschapen om als
toeristische attractie te fungeren. Er bestaat
dan ook een spanningsveld tussen de culturele
sector en de toeristische sector, dat nog wordt
versterkt door het feit dat de culturele sector
productgericht wordt aangestuurd door de overheid, terwijl de toeristische sector vraaggericht
wordt aangestuurd door het bedrijfsleven.
De cultuursector gaat er bovendien nog vaak
van uit dat de intrinsieke waarde van het
culturele aanbod voldoende autonome aantrekkingskracht op toeristen uitoefent. In de ogen
van toeristische dienstverleners daarentegen
kan die aantrekkingskracht alleen geactiveerd
worden indien het culturele aanbod professioneel wordt vermarkt. Kortom, de culturele
sector en de toeristische sector denken en handelen verschillend en spreken niet elkaars (vak)
taal. Toch zal de cultuursector in dit geval een
flinke stap moeten zetten in de richting van het
commerciële denken omdat, zo leert de CHEgeschiedenis, de verantwoordelijke bestuurders
het succes van evenement niet zozeer afmeten
aan de sociale en culturele effecten, zoals
cultuurparticipatie van de lokale bevolking en
de verbetering van de culturele infrastructuur,
maar hoofdzakelijk aan de economische impact
aan de hand van harde indicatoren als meer toeristen, meer bestedingen en meer sponsoring
door het bedrijfsleven. Deze reflex is des te sterker geworden ten gevolge van het bezuinigingsbeleid dat het huidige kabinet voert ten aanzien
transportinfrastructuur
faciliteiten & diensten
V.V.V. ’s
beweg­
wijzering
toeristenbonden
Ken uw markt
Alvorens een cultuurtoeristisch product in de
markt zetten, is het uiteraard nodig inzicht
te hebben in de wensen en behoeften van de
huidige en potentiële bezoekers. Gelukkig is
deze specifieke marktinformatie beschikbaar
voor tal van toeristische steden – waaronder
Maastricht – dankzij het internationale Cultural
Tourism Research Project van ATLAS, de Association for Tourism and Leisure Education
(www.atlas-euro.org). Daarvan zijn meer dan
300 universiteiten en hogescholen in ruim
70 landen lid – waaronder de Hogeschool
Zuyd. Sinds 1991 zijn wereldwijd een tiental
onderzoeksrondes gehouden, waarbij aan de
hand van dezelfde standaardenquête profiel,
bezoekmotieven en -gedrag van cultuurtoeristen in kaart zijn gebracht. Deze marktonderzoeken hebben een schat aan cultuurtoeristische
informatie opgeleverd voor marketeers en
beleidsmakers. Zo is voor Maastricht een telkens terugkerend gegeven dat cultuurtoeristen
voornamelijk de monumenten en musea van
de stad bezoeken en dat zij tevreden zijn over
het culturele aanbod. De uitkomsten van de
bezoekersonderzoeken naar de Meest Gastvrije
Stad van Nederland wijzen in dezelfde richting:
zowel in 2009 als in 2010 scoort Maastricht
hoog op gebouwen en pleinen (www.spronsen.
com). Maastricht is geen uitzondering, want
erfgoed staat centraal in het bezoekpatroon
van de internationale cultuurtoerist. Culturele
evenementen en podiumkunsten trekken daarentegen minder cultuurtoeristen vanwege de
korte bezoektijd en de ticketing.
auto
bereikbaarheid
nationale
toeristische
organisaties
van de kunsten. Kritische vragen van de PVV
over nut en noodzaak van de ‘subsidie verslindende’ CHE-kandidatuur van Maastricht en Den
Haag worden door bestuurders in beide steden
met hetzelfde argument gepareerd: de CHE-titel
loont omdat de stijging van bezoekersaantallen
goed is voor de lokale economie in termen van
bestedingen en werkgelegenheid.
touringcar
hotels
trein
bungalow­
parken
cultuuraanbod
van de
Culturele Hoofdstad
van Europa
reisbureaus
reisorganisaties
campings
vliegtuig
restaurants
boot
cafés
winkels
taxi
banken
stadsbus
parkeergelegenheid
metro
➔ Figuur 1. De Culturele Hoofdstad van Europa als cultuurtoeristisch product (cf. Munsters, 2007)
Cultuurzoekers
Het dominante profiel van de cultuurtoerist die
Maastricht aandoet, is dat van de senior (55+)
met een hoge opleiding en dito inkomen, wiens
voormalige beroep doorgaans geen verband
houdt met cultuur. Dit bezoekersprofiel deelt
Maastricht met de meeste andere toeristischhistorische steden en het is bovendien
nauwelijks veranderd sinds de eerste ATLASonderzoeksronde in 1991. Het enige kenmerk
dat evolueert, is de leeftijd: de cultuurtoerist
vergrijst. Dat valt te begrijpen in het licht van
de algemene demografische ontwikkeling in
West-Europa en van het behoeftepatroon van
de seniortoeristen. Dit kenmerkt zich namelijk
door een sterke gerichtheid op kunst en cultuur en op educatie en informatie, wat onder
meer tot uitdrukking komt in hun relatief hoge
aandeel in het bezoek aan musea, monumenten,
erfgoedsites en historische steden. Uitgaande
van onze algemene typologie van de cultuurtoerist behoort deze toerist tot het type van de
cultuurzoeker.
De cultuurzoekers maken 10 tot 15 % uit van de
15
Type
Interesse
Motief
Opleiding
Inkomen
de cultuurzoeker
hoog
cultuur
educatie
hoog
hoog
de cultuurganger
gemiddeld
vermaak
cultuur
educatie
hoog
hoog
de cultuurkijker
latent
afwezig
vermaak
sfeer
middelbaar
laag
midden
laag
➔ Schema 1.Typologie van de cultuurtoerist (Munsters, 2007)
Europese cultuurtoeristische markt. Voor de lokale economie vormen zij de meest interessante
cultuurtoeristische doelgroep. Omdat culturele
verdieping tijd kost, zijn cultuurzoekers namelijk
vaak verblijfstoeristen, met een uitgesproken
voorkeur voor hotels als verblijfsaccommodatie.
Zappers
Binnen het marktsegment van de cultuurzoekers is begin deze eeuw een nieuwe subtype
ontstaan: de culture omnivoor. Deze species
savoureert alle soorten van cultuur door elkaar,
van de zogenaamde ‘hoge’ (musea, monumenten, opera) tot ‘lage’ (popmuziek, themaparken).
In het kader van het ATLAS Cultural Tourism Research Project is de soort voor de eerste maal
waargenomen in de CHE´s Rotterdam (2001),
Porto (2001) en Salamanca (2002). Deze jonge,
zappende cultuurconsumenten zijn voor marketeers moeilijk grijpbaar omdat ze eerder smaakvoorkeuren delen dan de socio-economische
kenmerken aan de hand waarvan de traditionele
cultuurtoeristen kunnen worden gesegmenteerd
(Richards, 2004). Hoewel de cultuuromnivoor
goed gedijt in het biotoop van de CHE, is het de
vraag of de stad Maastricht zelf zich op deze
doelgroep zou moeten richten in het kader van
de kandidatuur. In het Maastrichtse komt dit type
cultuurtoerist niet of nauwelijks voor. Kiezen
voor deze nieuwe doelgroep zou niet alleen
betekenen dat er moet worden geïnvesteerd in
innovatieve en experimentele cultuurprojecten
als attractie-element, maar met name in een
nieuwe imagocampagne, waarmee een ander
beeld van Maastricht zou moeten worden gecreëerd dan het huidige. Diversificatie (een nieuw
product voor een nieuwe markt) is de moeilijkste
marktgroeistrategie om te implementeren en
een toeristische imagoverandering is een zo
mogelijk nog lastigere opgave. Zeker gezien het
korte tijdsbestek zou investeren in een nieuwe
imagocampagne voor Maastricht met het oog
op CHE 2018 neerkomen op verspilling van geld
en tijd, zo leert de ervaring van Brugge, CHE in
2002.
Vergelijk geen appels met peren
Bij de invulling van het culturele programma is
het zonder meer wijs om lessen uit het verleden
te trekken door gebruik te maken van de kennis
en ervaringen van voorgaande CHE’s. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat alleen de vergelijking
met gelijksoortige steden relevante en bruikbare
inzichten oplevert. Maastricht moet zich dus
niet gaan vergelijken met postindustriële steden
als Glasgow, Liverpool of Essen, die noch een
cultureel, noch een toeristisch imago hadden
en het CHE-evenement met succes hebben
aangegrepen om er een te creëren door middel
van stedelijke vernieuwing. Als toeristischhistorische stad kan Maastricht zich het beste
vergelijken met steden van hetzelfde soort, die
in het verleden de CHE-titel hebben verworven,
zoals Brugge in 2002. Wat zijn de belangrijkste
leerervaringen uit dit CHE-project? Brugge had
zich twee hoofddoelen gesteld:
1. dagtoeristen aanzetten tot overnachtingen
ten einde de economische impact van het toerisme te vergroten; 2. een verschuiving van het
imago van historische stad met een traditioneel
erfgoedaanbod naar een levende cultuurstad door het stimuleren van contemporaine
kunstuitingen. Jongeren (lees ook: culturele
omnivoren) golden als bijzondere doelgroep
voor wie aparte activiteiten werden georganiseerd. De economische doelstelling is behaald:
in het CHE-jaar zijn de bestedingen van dag- en
verblijfstoeristen met 25% toegenomen en de
overnachtingen met 11%. De imagodoelstelling
echter niet: het beeld dat bezoekers van Brugge
hebben, wordt nog steeds gedomineerd door
de middeleeuwse architectuur en de gezellige
sfeer. Tekenend is dat de CHE-programmaonderdelen die bij dit imago aansloten, zoals de
overzichtstentoonstelling rond de schilder Jan
Van Eijck, de grote publiekstrekkers waren.
Daarentegen trok de videokunsttentoontstelling
in het Memling Museum nauwelijks bezoekers
en konden de jongeren als doelgroep evenmin
worden bereikt (zie verder het artikel over
Brugge in dit nummer).
Doe waar je goed in bent
Voor Maastricht zou de les van Brugge 2002
moeten zijn: wees zuinig op het ijzersterke
imago bij cultuurtoeristen als een traditionele
toeristisch-historische en bourgondische cultuurstad. In lijn hiermee is voortbouwen op het
stedelijk erfgoed door middel van productontwikkeling (nieuw product voor huidige markt)
de meest voor de hand liggende marktstrategie
voor Maastricht als kandidaat-CHE. Concreet
betekent dit investeren in de materiële culturele
infrastructuur door middel van uitbreiding van
het museumaanbod en een verbeterde ontsluiting van monumenten, met als doel het trekken
van meer cultuurzoekers. De transformatie
van het Museum aan het Vrijthof, waar vanaf
begin 2012 vijf eeuwen Maastrichtse kunst en
kunstnijverheid te zien zullen zijn, past perfect
binnen deze strategie: het bestaande erfgoed
wordt benut om een nieuw verhaal te vertellen
over de culturele identiteit van de stad.
Impliceert het voorgaande dat Maastricht de
markt van de jonge culturele omnivoor, die meer
dan een derde van de CHE-bezoekers in Rotter­
dam, Porto en Salamanca leverde, links moet
laten liggen voor CHE 2018? Gelukkig hoeft dat
niet, omdat Maastricht zich voor het CHE-project
verzekerd weet van de steun en deelname van
de omringende Euregio met steden als Heerlen,
Sittard, Hasselt, Luik en Aken. In de voormalige
mijnstad Heerlen is inmiddels een ‘culturele
lente’ aangebroken, die een vruchtbare voedingsbodem vormt voor de verdere ontplooiing
van de urbane jongeren­cultuur en de creatieve
industrie. In deze postindustriële stedelijke omgeving is het culturele klimaat aanwezig om het
aanbod te scheppen waar de culturele omnivoor
op af komt. Dankzij de diversiteit in het culturele
aanbod van de Euregio en de gerealiseerde
­krachtenbundeling is het mogelijk voor de in het
CHE-project participerende steden om elk de
eigen potenties als speerpunten te benutten.
Het cultuurtoeristische aanbod van de Euregio
wordt door het overkoepelend CHE-thema
verknoopt tot een aansprekend geheel met een
evidente meerwaarde qua attractiviteit voor de
bezoeker. De complementariteit van de cultuurtoeristische deelproducten in de Euregio zou
zo een van de sterkste troeven kunnen worden,
die Maastricht in het bidbook voor de CHEkandidatuur kan uitspelen. c
➔ Cultuurzoekers in de historische binnenstad van Maastricht.
Foto © Wil Munsters
Download