PLANTSAP BRENGT KLAARHEID IN VOEDINGSTOESTAND

advertisement
44
Techniek
Piskijkers werden ze vroeger genoemd, de deskundigen die snuffelend,
kijkend, en zelfs proevend aan urine wisten te vertellen wat de bezitter
ervan onder de leden had en wat daaraan gedaan kon worden. NovaCropControl doet iets met vergelijkbaars met plantsap.
Plantsap brengt
klaarheid in
voedingstoestand
Door Joan Timmermans, NovaCropControl
S
inds de jaren ‘50 van de vorige
eeuw worden plantsapanalyses
gebruikt als hulpmiddel om de
gewasteelten te sturen. Adviesbureau
NovaCropControl past de plantsapanalyse
toe sinds 2008. De aanpak komt voort uit
de ‘doe-het-zelf-plantsap koffer’ om in het
veld snel 6 parameters (K, NO3, Na, pH,
EC en Brix) te meten.
NovaCropControl bepaalt sinds twee jaar
het gehele scala aan hoofd- en spoorelementen (16+) in het plantsap, in circa 100
gewassen. De ervaringen daarmee komen
aan bod in zes artikelen. In dit artikel wordt
een samenvatting per onderwerp beschreven, in de vervolg artikelen worden de verschillende onderwerpen verder uitgediept.
Plansapanalyse stuurt
Kijkend naar de hoofdelementen, heeft een
plant aan het begin van de teelt (vegetatieve stadium) meer behoefte aan N, P, Ca
en Mg. Later, richting de generatieve fase
ontstaat de behoefte aan kalium. In de
praktijk leidt dat regelmatig tot inschattingsfouten. De teler is vaak bang om niet
genoeg kalium in de plant te krijgen en
start te vroeg met kaligiften. Kalium remt
dan de opname van Ca en Mg, wat tot een
verminderde groei (Mg gebrek) en kwaliteitsproblemen (Ca gebrek) leidt. Bij telers
die het kaliumgehalte in het plantsap
meten is daarentegen een duidelijke tendens waarneembaar tot een uitstel van de
kalibemesting: het meten van de kaliumhoeveelheid geeft kennelijk voldoende
gemoedsrust. Het gewas reageert eveneens gunstig, door een sterk verbeterende
productie, zowel kwalitatief als kwantitatief.
Tekorten aan spoorelementen worden vaak
geaccepteerd. Ze treden vaak op in een
periode van sterke groei; de symptomen
worden –door onbekendheid over de oorzaak- vaak aangemerkt als ‘groeivlekken’.
Via plantsapmeting is duidelijk te zien
welke elementen onvoldoende aanwezig
zijn, nog voordat zich symptomen hebben
aangediend. Op dat moment kan de
bemesting direct worden aangepast. Het
zekerst is het regelmatig in de teelt te
meten (één- of tweewekelijks), zodat al bij
een afnemende gehalte van een of meer
spoorelementen besloten kan worden om
in te grijpen, nog ruim voordat een tekort
uitmondt in zichtbare symptomen.
teelten gebeurt iets vergelijkbaars, want
daar wordt gekeken naar het verschil in
mineralensamenstelling tussen het giet- en
drainwater. Deze inschatting bevat vaak fouten, die voorkomen hadden kunnen worden
door aanvullend in de plant te meten. Die
fouten zijn onder andere het gevolg van
elkaar versterkende en tegenwerkende
mechanismen die de mineralenopname
door het gewas direct beïnvloeden. Daarnaast is er de invloed van het wortelgestel.
Indien goed ontwikkeld, zal de mineralenopname bij een relatief lage voorraad nog
Plantsapanalyse vult aan
Sinds de 80’er jaren in de vorige eeuw is
men in teelten op substraat gewend te sturen op basis van drainwateranalyses. Sinds
enkele jaren wordt daarnaast ook het gietof druppelwater gecontroleerd en worden
de uitkomsten gebruikt voor teeltsturing.
In de vollegrond wordt (meestal) alleen een
bodemmonster genomen, op basis waarvan
wordt bemest: wat er dan in principe
gebeurt, is dat de opname van de mineralen door het gewas ingeschat wordt. In kas-
Zinkgebrek, lijkt op herbicideschade
45
Bemesting en plantsap
Groenten & Fruit Magazine besteedt
in deze en de volgende uitgave extra
aandacht aan bemesting, en meer
speciaal aan plantsapanalyse. Dat
gaat aan de hand van een zestal artikelen van het in plantsapanalyse gespecialiseerde testcentrum NovaCropcontrol in Tilburg. Deze editie:
(1) Wat is plantsapanalyse, wat is de
functie? (2) Spoorelementen, wat is
het nut? (3) Hoofdelementen, wat is
het nut?
Volgende keer: (4) Antagonismen
en synergismen bij mineraalopname, (5) Bodemleven, wat is het nut?
(6) Mineralen en het optreden van
ziekten.
Zinkgebrek, lijkt op meeldauw
goed zijn. Bij een slecht ontwikkeld wortelgestel zal er weinig opname zijn, ook met
grote hoeveelheden voedingselementen.
Een plantsapanalyse kan informatie opleveren die met een bodem- substraat analyse
verborgen blijft. Zo wordt wordt voor ieder
voedingselement meteen duidelijk of het
gewas kampt met een tekort of overmaat.
Een overmaat aan bijvoorbeeld nitraatstikstof (NO3) stimuleert de gevoeligheid van
planten voor meeldauw, luis, spint en trips.
Magnesium en molybdeen zorgen ervoor
dat NO3 wordt gebonden in eiwit stikstof.
Deze omzetting maakt de plant minder
gevoelig voor genoemde ziekten en plagen.
De productkwaliteit hangt vaak samen met
de opname van K en Ca. Aangezien deze
elementen elkaar tegenwerken is het moeilijk de werkelijke opname in te schatten via
een bodem- substraat analyse. Praktijk
ervaringen leren dat plantsap de werkelijke
opname laat zien en maakt hierdoor betere
sturing mogelijk.
ven in Noord-Duitsland, karakteriseerde de
betreffende teler dit ras als erg gevoelig
voor meeldauw en voor herbiciden schade.
Eerder, tijdens de rasontwikkeling door de
plantenweker waren deze karakteristieken
nooit naar boven gekomen.
In onderzoek konden op de betreffende
planten geen levende meeldauw sporen
of overmatig herbicideresidu gevonden
worden. Uit een plantsapanalyse bleek wel
ndat het gewas te lijden had van extreem
zinkgebrek. Na een aanvulling met een
zinkhoudende meststof verdween de
genoemde afwijkingen. Achteraf bleek de
bodem in dit gedeelte van Noord-Duitsland van nature een laag zinkgehalte te
bevatten, waardoor de raseigenschap
‘gevoelig voor zinktekort’ tot expressie
kon komen. Het komt erop neer dat dit
nieuwe aardbeienras zonder plantsapanalyse negatief beoordeeld zou zijn voor
meeldauw- en herbicidegevoeligheid, terwijl dit in werkelijkheid niet aan de orde
was. Inmiddels zijn plantsapanalyses een
vast onderdeel van de teelt ten behoeve
van de veredeling.
Veel raseigenschappen blijken een relatie
te hebben met bemesting. Rassen die bijvoorbeeld makkelijk stevig fruit produceren, kunnen van nature ook makkelijk
kalium opnemen. Uit intern onderzoek en
praktijkervaringen blijkt dat bepaalde
negatieve raseigenschappen positief beïnvloed kunnen worden, wanneer de bemesting aangepast wordt.
Bijvoorbeeld: Flair is een aardbeienras van
Goossens Flevoplant uit Ens. In eerste proe-
Foto’s : NovaCropControl
Uitglijders voorkomen
Met de zogenaamde ‘sapkoffer’ kan het gehalte van een beperkt aantal mineralen ter plekke
worden vastgesteld.
Techniek
48
Door Joan Timmermans, NovaCropControl
Vraag een teler de hoofdelementen in de plantenteelt, en de kans is
groot dat je het rijtje zonder haperen opgezegd krijgt. Een kwestie van
goed opletten, indertijd in de schoolbankjes. Maar waar dienen die hoofdelementen precies voor? NovaCropControl geeft een aanvullend lesje.
Hoofdelementen
hoofdzaak
name in de beginontwikkeling van veel
plantensoorten is het een belangrijk de
beworteling stimulerend element. Een
goede fosfaatvoorziening na het planten is
dus erg belangrijk, een gebrek is vaak af te
lezen aan een paarsverkleuring van het
Kaliumgebrek in aardbei.
Functies hoofdelement
N: Stikstof
Stikstof komt voor in de meeste verbindingen in de plant, vandaar het grote belang
van dit element. Het is bijvoorbeeld een
onderdeel van bladgroenkorrels, die belangrijk zijn voor de fotosynthese. In dit proces
worden CO2 en water onderinvloed van licht
omgezet in koolhydraten waaronder glucose, nodig voor de groei van de plant.
Daaruit volgt dat een gebrek aan stikstof
resulteert in verminderde groei en in kleinere
bladeren. Stikstof is erg mobiel in de plant,
een gebrek zal daarom als eerste in het oude
blad zichtbaar worden. Het jonge blad
“zuigt” het oude blad leeg, wanneer de
opname via de wortels beperkt wordt.
P: Fosfaat
Fosfaat is erg belangrijk voor de vorming
en transport van suikers en zetmeel. Met
Fosfaatgebrek in aardbei.
blad. Een overmaat aan fosfaat heeft vaak
als gevolg dat de ijzeropname beperkt
wordt. Dit kan in een gevorderd stadium
leiden tot bladvergeling.
den in het gewas en op de stevigheid van
vruchten. Te weinig kalium, leidt vaak tot
zachtere vruchten met een verminderde
houdbaarheid. Een te hoge kaliumopname
gaat ten koste van de opnamemogelijkheden van calcium en magnesium, met een
verminderde groei tot gevolg.
Mg:Magnesium
Magnesium is onderdeel van bladgroenkorrels en is aldus van invloed op de blad-
K: Kalium
Kalium vervult een reeks functies, waaronder de vochtregulatie van de plant. Zo
wordt het openen en sluiten van de huidmondjes onder andere door kalium gereguleerd. Het is dus van grote invloed op de
verdamping van de plant. Bij een te lage
kaliumopname kan de plant eerder slap
gaan. Het element is - in een juiste verhouding met bijvoorbeeld calcium en siliciumvan invloed op de sterkte van de celwan-
Illustraties: Nils Bierman
I
n de bemesting wordt onderscheid
gemaakt tussen hoofdelementen en
spoorelementen. Voor een goede ontwikkeling heeft een plant in het algemeen
veel hoofdelementen nodig en kleine hoeveelheden spoorelementen. Dat laatste wil
niet zeggen dat ze minder belangrijk zijn
voor de plant. In het volgende artikel uit
deze reeks zullen spoorelementen en de
functies hiervan verder toegelicht worden,
in dit artikel passeren de hoofelementen
de revue:
Magnesiumgebrek in aardappel.
Foto’s: NovaCropControl
49
Verschillende elementen manifesteren zich vaak op specifieke plekken in de plant
Techniek
50
kleur. Een beperkte opname geeft een verminderde bladgroenvorming remt zo het
fotosyntheseproces, en daarmee de gehele
ontwikkeling van de plant. Doordat magnesium redelijk mobiel is, zal een gebrek,
evenals stikstof, vaak als eerste in het oude
blad zichtbaar worden. Magnesium wordt
vaak in het voorjaar, wanneer de bodemtemperatuur nog laag is, moeizaam opgenomen.
Ca: Calcium
Calcium is belangrijk voor de celopbouw
en stevigheid. De opname vindt met een
actieve sapstroom plaats, daarvoor is een
goede verdamping nodig. Een gebrek
wordt als eerste zichtbaar in het jonge
blad. Dit gaat vervormen en geeft in sommige gevallen een beeld van verbranding.
Illustraties: Nils Bierman
Calciumgebrek in aardbei.
Tegen- of meewerken
De voedingsopname van planten is om te
beginnen afhankelijk van de aanwezigheid
van de voedingselementen in de grond en/
of vocht. Vervolgens zijn andere factoren
van invloed op de opnamemogelijkheid als
de zuurgraad van de bodem of druppelwater. Eveneens belangrijk is de wisselwerking
tussen verschillende elementen. Het ene
element kan de opname van een ander
element remmen. Dit wordt antagonisme
genoemd. Het kan ook voorkomen dat het
aanbod van een bepaald element de
opname van een ander element juist
bevordert (synergisme).
Kationen, ofwel positief geladen deeltjes,
zoals Kalium, Calcium, Magnesium en
Natrium hebben de eigenschap elkaar in de
opname tegen te werken. Een hoge kaliumopname bijvoorbeeld zal de calcium en
magnesiumopname belemmeren. Een hoge
natriumopname zal de opname van kalium,
magnesium en calcium belemmeren.
Mobiel of immobiel
Nutriënten worden voornamelijk via de
wortels opgenomen en via de stengel naar
het blad of vrucht getransporteerd. Bij de
ontwikkeling van nieuwe bladeren is de
toevoer van nutriënten naar de groeipunten noodzakelijk. Als de opname van voeding via de wortels belemmert wordt (door
bijvoorbeeld een te laag aanbod) zal de
plant toch nutriënten naar de jonge delen
willen transporteren. Een aantal van deze
nutriënten kan de plant dan vanuit haar
reserves in het oude blad mobiliseren naar
de jonge bladeren of vruchten. Dit hangt af
van de mobiliteit van de elementen.
De plant kan mobiele elementen uit het
oude blad halen, als opname van dit element uit de grond of water om wat voor
reden beperkt blijft. Dat betekent dat het
gehalte van dat betreffende element in het
plantsap in het oude blad lager zal zijn dan
in het jonge blad. Een gebrek aan dit soort
elementen zie je daarom het eerst ontstaan
in het oude blad.
Bij immobiele elementen kan het zich juist
het omgekeerde voordoen: een hoog
gehalte in het plantsap in het oude blad,
terwijl het jonge blad een gebrek vertoont.
Door tijdens de teelt de opname van nutriënten in het plantsap te monitoren, kan
voorkomen worden dat een gebreksituatie
zich laat zien. Door het verschil tussen het
jonge en oude blad te bepalen kan de
behoefte van de plant nauwkeurig gevolgd
worden. Met name op kritieke momenten als
vruchtdracht geeft dit een handvat om de
kaliumbehoefte in beeld te brengen.
46
Techniek
Spoorelementen
en fruitig
Door Joan Timmermans, NovaCropControl
Vraag een teler om het rijtje spoorelementen wat er
mede voor zorgt dat zijn gewas zo lekker vitaal bij
staat, en de kans is groot dat het al snel stil wordt.
Begrijpelijk, want meestal zit het wel goed met de
aanvoer. Maar wat als er toch een gebrek optreedt?
S
poorelementen hebben een belangrijke functie voor fotosynthese,
daarnaast sturen ze allerlei processen aan in de plant. Ze zijn over het algemeen matig mobiel, waardoor gebreken
het eerst waargenomen worden in de top
van de plant. Zo’n gebreksbeeld wordt –
mits in lichte vorm- vaak geaccepteerd en
geschaard onder de noemer “groeivlekken”. Dat is te kort door de bocht, want in
werkelijkheid leidt dat spoorgebrek tot
groeibelemmering, die met een passende
bemesting voorkomen had kunnen worden.
De lijst spoorelementen is lang, onderstaand de meest belangrijke:
Ernstig ijzergebrek leidt bij tomaat tot geelwit verkleurd blad.
of te hoge fosfaatgehalten rond de wortel:
veel fosfaat remt de opname van ijzer. Met
name in glasteelten op substraat is dit een
punt van aandacht.
Matig ijzergebrek bij tomaat: geelverkleuring van jong blad, de nerven blijven groen.
Fe: IJzer is essentieel voor de vorming van
bladgroen, hoewel dit element geen
onderdeel uitmaakt van dit bladgroen Een
tekort aan ijzer heeft dan ook direct effect
op de groei van de plant en zodoende ook
op de productie. Gebreken treden met
name op bij een te lage ijzerdosering, een
te hoge (pH > 6,0), koude en natte grond
belangrijk voor omzetting van nitraat. Verder is het belangrijk voor de fotosynthese.
Van alle spoorelementen is mangaan het
meeste ‘gevoelig’ voor de hoogte van de
pH. Bij een lage pH (< 4,5) is het vrij snel
giftig en bij een te hoge pH (> 6.0) moeilijk
opneembaar. Een gebrek aan mangaan lijkt
in eerste instantie erg op ijzergebrek, eveneens met een geelverkleuring tussen de
nerven, die zelf groen blijven. Het kenmerkend verschil zit hem in de plaats in het
gewas waar het gebrek zich manifesteert :
mangaangebrek zit in de top, een gebrek
aan ijzer komt naar voren op ouder blad.
Zinkgebrek leidt bij aardbeien tot het ontstaan van de komvormig blad. Een overmaat
zink geeft bladverbranding en een lichte
kleur bovenin het gewas ten gevolge van
ijzergebrek.
In aardbeiplanten is een extreem Mn gebrek
te herkennen aan een gele rand rond het blad.
Mn: Mangaan kan binnen zich binnen de
plant redelijk verplaatsen, en speelt een rol
bij diverse enzymreacties, waaronder: zaadontkieming, rijping van gewassen en is
Zn: Zink is belangrijk voor vele enzymatische omzettingen, als voor de opbouw van
chlorofyl, eiwitten en voor de fotosynthese.
Het element wordt snel gebonden aan fosfaat en wordt verdrongen door hoge concentraties mangaan en ijzer in het gewas.
47
Ook voor dit element geldt dat de pH in
de bodem bepalend is voor het gemak
waarmee het door het gewas wordt opgenomen. Een gebrek toont zich door geelverkleuring tussen de nerven (nerven blijven groen) en dwerggroei van de plant
(inclusief de bladeren).
B: Bij een gebrek aan borium wordt de ontwikkeling van wortels sterk geremd en sterven groeipunten af. Borium is verder
belangrijk voor de bloemvorming en
vruchtzetting. De dosering luistert erg nauw,
tekort en overmaat liggen dicht bij elkaar.
Een te hoge dosering leidt gemakkelijk tot
verbranding van de rand op oude blad.
Regelmatig controleren is de enige mogelijkheid ter voorkoming van problemen.
Cu: Koper komt in zeer kleine hoeveelheden
in het gewas voor. Het speelt een belangrijke rol bij de fotosynthese en de afweer
tegen schimmelziektes. Koper draagt verder
bij aan de stengelsterkte en elasticiteit.
Hoge organische stof gehaltes in de grond
zorgen ervoor dat koper wordt gebonden,
tekorten in het gewas kunnen daarom het
beste met bladbespuitingen opgelost worden. Met name de verbeterde afweer tegen
schimmelziekten: bijvoorbeeld Ph. cactorum
in aardbei lijkt bij lage koperwaarden eerder
op te treden. We willen dit aspect de
komende jaren onder de loep nemen.
Mo: Molybdeen is slechts in zeer kleine
hoeveelheden nodig, maar evengoed
essentieel voor een vitaal gewas omdat
het element belangrijk is voor de omzetting van nitraat in eiwit (hoge nitraat waarden verminderen de vitaliteit van de plant).
Een tekort aan molybdeen uit zich dan ook
als een stikstof gebrek, met egaal lichte
groen tot geel verkleurde bladeren. Dat
kan makkelijke leiden tot een verkeerde
diagnose, omdat er geen sprake is van een
gebrek aan stikstof, maar aan molybdeen.
Molybdeen is het enige spoorelement dat
bij een hoge pH beter opneembaar is,
gebreken treden aldus het snelst op bij
een lage pH.
Si: Silicium krijgt steeds meer aandacht.
Dat is begrijpelijk, want voldoende
Foto’s: NovaCropControl
houden gewas vitaal
opname van silicium lijkt een positieve
invloed te hebben op de productie, ziekteresistentie, en warmtehuishouding. Daarnaast vermindert silicium het negatieve
effect van natrium overmaat, en onderdrukt
de gevoeligheid voor meeldauw. Over de
factoren die de opneembaarheid van Silicium beïnvloeden, bestaan nog diverse
vragen. De aardbodem bestaan voor groot
deel uit siliciumverbindingen, zodat verondersteld mag worden dat gebreken zich
niet snel aandienen. Desondanks heeft de
extra aanvoer van opneembaar Silicium op
zandgrond vaak positieve effecten tot
gevolg.
Verkeerde pH en fosfaat verstoren opname
Indien in een gewas een gebrek wordt
geconstateerd van een of meer spoorelementen, wordt normaliter gereageerd met
een extra bemesting met het betreffende
element. De graag is echter of die aanpak
werkeloos soelaas biedt. Want het blijkt dat
de pH van de voedingsoplossing vaak een
verborgen rol speelt. NovaCropControl
ontdekte dat zeer recent in een proef die
erop was gericht om vast te stellen hoe ver
men kan gaan met het geven van spoorelementen, totdat er sprake is van een overmaat in het gewas. De proef werd uitgevoerd in de teelt van komkommer, tomaat
en paprika een proef uit om daarachter te
komen. Per behandeling werd steeds de
dosering van één van de genoemde elementen met 400 procent verhoogd ten
opzichte van de standaarddosering. Alle
spoorelementen werden als EDTA-chelaat
meegegeven. In tegenstelling tot de verwachting werd in geen enkele behandeling
een extra opname van spoorelementen
vastgesteld, dus ook niet van de elementen die in een verhoogde dosering werden
aangeboden. De belangrijkste oorzaak
hiervan zat het in de pH van het gietwater
zo bleek. Het water uit de druppelaar had
een pH van 6, terwijl bij het klaar maken
van de voedingsoplossing in het water een
pH van 5,7 werd gemeten. Het bicarbonaat
in het uitgangswater was na het klaarmaken van de voedingsoplossing niet volledig
uitgereageerd. Iets vergelijkbaars komt op
praktijkbedrijven ook vaak voor: het ver-
Proefopstelling bemesting spoorelementen.
schuiven van de pH van de voedingsoplossing, waardoor de opname van spoorelementen anders verloopt dan beoogd. Na
een correctie van de pH tot 5,7 bij de
druppelaar gaf de verhoogde dosering met
mangaan en borium direct een verhoogde
meetwaarde in het gewas te zien. Met
ijzer, zink en koper leidde een verhoging in
het gietwater echter niet tot een verhoogde opname.
Een verdere verlaging van de pH naar 5,3
gaf een verdere verhoging van de opname
van Mn en B. Met ijzer, zink en koper –in de
verhoogde dosering- bleef dit effect nog
steeds uit. Pas nadat de fosfaatdosering
met 25 procent verlaagd werd, werden
ijzer, zink en koper wel opgenomen. Uit
het bovenstaande blijkt dat het doseren
van extra spoorelementen geen zin heeft ,
als de pH van het gietwater niet rond de
5,3 ligt. Voor koper zonk en ijzer is bovendien essentieel dat er niet te veel fosfaat in
het gietwater zit, omdat dit concurrerend
werkt.
Een complicerende factor is nog dat met
de dosering van ijzer, ook extra natrium
wordt gedoseerd (natrium is onderdeel van
ijzerchelaat). Die verborgen natriumaanvoer
beperkt in hoge mate calcium en magnesiumopname. Alle door ons onderzochte Fechelaten geven dit probleem. Leveranciers
doen er goed aan dit beter te communiceren met hun klanten.
Download