Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel WANDELING HOORNMANKENTIEND Start: Café “Het Gommelen” (5 de generatie, was vroeger een klompenmakerij) Is genoemd naar het oude landgoed Gommelaer. Gommelsestraat in, richting “De Rustende Jager”. Eerste zandpad rechts in. Pad steeds links aanhouden. Lopen tot en waterloopje, de Roomleij, dat we volgen en we komen op de verhoogde Gijsbergse Steeg. Dit was de oorspronkelijke directe weg in noordelijke richting, naar Giersbergen. We steken de Gijsbergse steeg over en vervolgen onze weg langs het waterloopje. Dit gebied is rijk aan kwel. Nu komen we aan een zandwegje en gaan links af en vervolgen dit pad. (groot hoefblad langs de weg) Eerste pad rechts in (bij een eik). Pad uitlopen. (dubbel loof) Einde van het pad links af. Bij de thuja’s rechts af. Volgende kruising links af en passeren een beukenaanplant. Volgende kruising rechtsaf Einde pad links af en we komen weer op de Gijsbergse steeg, links af. De Gijsbergse steeg helemaal tot het einde uitlopen en we komen aan de Biezenmortelsestraat. Hier rechts af en terug naar café” Het Gommelen” 1. GOMMELAER: Onder invloed van de hertogen werden ontginningen uitgevoerd, zij gaven landerijen in leen uit. De Strijdhoeven waren zo’n leengoed en ook de Vosselaer en Gommelaer. De naam Gommelen is een verbastering van Gommerlaer/ Gommelaar. Gommer is een oude Germaanse voornaam. Waarschijnlijk had ene Gommer gebruiksrecht over het gebied. HET GEBIED: Het gebied de Hoornmankentiend is een onderdeel van de Brand. De Brand is een typisch Brabants broeklandschap, gelegen in een oud stroomdal. De grond bestaat voornamelijk uit leem met een humusrijke bovenlaag. Vermoedelijk dankt het zijn naam aan Hoornmankvee (vee zonder hoorns) Jong vee dat hier liep te grazen. Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 1 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel Tienden moesten afgestaan worden aan de landsheer. Dat was 10 % van de opbrengst van de landbouw en het vee dat hoornmank was. DE BRAND: De naam de Brand wordt voor het eerst vermeld in 1379 maar het kan ook ouder zijn. De naam de Brand wordt in verband gebracht met brandstof zoals Sprokkelhout en turf (eerdbrand). De Brand is onderdeel van het sinds 2002 nationaal Park Loonse en Drunense duinen. De Brand maakt ook deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. In 1991 vond een grondruil plaats tussen SBB en BL. van ca. 284 ha. Sindsdien is het gebied in het bezit van BL. Ondertussen is ca. 480 ha. In beheer van BL. en ca. 200 ha. Particulier De Brand is een veenig moerasgebied met leemlaag. KLEINE MAAGDENPALM: Paarse bloem, is een laag altijd groen, onbehaard half/struikje, dat grote plakkaten vormt. Hier door de mens weggegooid. Vroeger werd Maagdenpalm op het graf van jonge meisjes geplant, daar dankt het zijn naam aan. GROOT MUUR: (ANJERFAMILIE) Vrij algemene ruwe, stijve, puntige bladeren. Zoekt steun in zijn omgeving. Half schaduw, in bossen en onder struiken. Een overblijvende plant. Werd gebruikt bij botbreuken en als oogzalf. ZEVENBLAD: Blad is eetbaar als sla !!! voor de bloei inzet. Gekookt smaakt het naar spinazie en dat het ook als vervanger van spinazie kan worden gebruikt op bijv. een pizza. Is een traditioneel kruid om artritis, reuma en jicht mee te behandelen m.b.v. een kompres. KRUIPENDE BOTERBLOEM: Ranonkelfamilie Wortelden uitlopers FLUITENKRUID: Hoofdstengel waar bloem aan komt wordt als groente gegeten (eerst gekookt) door vb. de Grieken. Ook voor de bloei!!! Fluitenkruid kan een belangrijke bron zijn voor anti-kankermiddelen, zo ontdekte farmaceut Albert Koulman van de Rijksuniversiteit Groningen. De wortels van het fluitenkruid bevatten namelijk stoffen die erg lijken op podofyllotoxine, de basisstof voor belangrijke anti-kankermedicatie als etoposide en teniposide. Deze stof wordt gewonnen uit een Indiase plant, die in het wild wordt verzameld. De kans bestaat dat deze plant op termijn uitsterft. Koulman ontdekte dat het fluitenkruid een alternatieve bron voor de basisstof kan zijn. De wortels van fluitenkruid bevatten stoffen die erg lijken op podofyllotoxine. Met name deoxypodofyllotoxine komt in hoge concentraties voor, al is de hoeveelheid per plant en per seizoen verschillend. "Deoxypodofyllotoxine mist ten opzichte van podofyllotoxine een zogenaamde hydroxygroep", legt Koulman uit, "En deze is onmisbaar voor de werking. Daarom hebben we onderzocht hoe de plant er zelf podofyllotoxine van kan maken. Het toevoegen van deoxypodofyllotoxine aan plantencellen van gele vlas blijkt podofyllotoxine op te leveren. Dit systeem moet nog wel worden geoptimaliseerd omdat er nog wat ongewenste bijproducten ontstaan." "Een tweede methode die we ontwikkelden is het gebruik van een bepaald enzym. Ook dit blijkt goed te werken, maar vooralsnog alleen in Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 2 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel het laboratorium." De onderzoeker stelt concluderend dat het eenvoudig te verbouwen fluitenkruid in de toekomst een belangrijke rol kan spelen in de productie van geneesmiddelen die afgeleid zijn van podofyllotoxine Koulman promoveert op 12 september 2003 aan de Rijksuniversiteit Groningen. © MedischVandaag 3 september 2003. (www.lotgenoten-medische-clubs.clubs.nl/nieuws/detail/209689_fluitenkruid-alsgrondstof-voor-anti-kankermedicijnen) STINZENPLANT: Wat zijn stinzenplanten? Het zijn allerlei planten, die destijds door bewoners van een stinze (het Friese woord voor een stenen huis), vanuit allerlei biotopen in het buitenland (ook elders in het binnenland) naar de, voor deze planten vreemde biotopen van de tuinen van hun stinze werden ingevoerd. Het zijn in regel planten met opvallende bloemen en voorjaarsbloeiers. Vaak zaten mensen die een stenen huis bewoonden goed in de slappe was en maakten vanuit hun functies vaak buitenlandse reizen. De voor deze planten vreemde Friese kleigrond van hun tuinen werd flink verstoord door de grond te bewerken met bagger uit hun grachten, strooien van kalk, inbrengen van mest en humus enz. zodat de vreemde planten goed gingen gedijen. Zij pasten zich aan de omgeving en gingen zich daar op een natuurlijke manier handhaven. Soms was de stinze al lang verdwenen, maar de stinzenplanten groeiden onder de bomen van het park nog welig. De naam stinzenplant werd voor het eerst in 1923 gebruikt door ene botanicus genaamd Dr. Bolt, die het voornoemde fenomeen destijds opmerkte. Veel van deze oorspronkelijk uitheemse stinzenplanten behoren thans tot onze Nederlandsen flora. Planten die ergens in Nederland inheems zijn en verplaatst worden naar een plaats waar ze normaal niet voorkomen werden regionale stinzenplanten genoemd. Vaak waren het planten met een ondergrondse reservoorraad (bolletjes). Maar ook planten zonder bolletjes en heesters en halfheesters kunnen tot de groep van stinzenplanten horen. Hier volgt een reeks van planten: Winteraconiet, enkel sneeuwklokje, knikkende vogelmelk, longkruid, lenteklokje, zomerklokje, daslook, bosanemoon, boerencrocus, bostulp, Turkse tulp, bosaardbei (witte bloemetjes!), lievevrouwebedstro, reigersbekje, afrikaantje (tegen bodemaaltjes), kievitsbloem, maagdenpalm, doronicum (voorjaarszonnebloem), vlinderstruik, sneeuwbes. Ook de ongewenste onkruiden als zevenblad en fluitenkruid. Figuur 1 doronicom KLEEFKRUID: De plant gebruikt zijn kleverigheid om zich aan andere planten op te trekken en te steunen. Het zaad kleeft ook en wordt via de vacht van dier en kleding van de mens verspreid. Hier heeft men het klittenband van afgeleid. Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 3 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel Een Walstro: bladeren in een krans. De slingerende of klimmende stengels kunnen wel tot één meter lang worden. Eénnervig blad; er loopt maar één hoofdnerf door het blad. De boeren gebruikten het vroeger om de haren uit de melk te halen na het melken wat toen nog handmatig gebeurde waardoor er haren in de melk vielen. Met een bosje kleefkruid werden dan de haren uit de melk gevist. SPEENKRUID: (RANONKELFAMILIE) Ranunkulus Ficaria Komt van Ficaria- Ficus = vijg Dit is een voorjaarsbloeier die houdt van schaduw en vochtige grond, natte bosgronden en slootkanten. Speenkruid dankt zijn naam aan de speentjes die zich aan de wortelstok onder de grond ontwikkeld. Er zitten broedknolletjes in de bladoksels. Voor de bloei is de plant eetbaar, als salade, en zit er veel vitamine C in. Vroeger werd die tegen scheurbuik en vitaminegebrek gebruikt (heet in Duitsland Scharbochskraut). In de loop van de bloei neemt het gehalte aan giftige stoffen (Saponine) toe en dat werd o.a. in Zwitserland als pijlgif gebruikt. Na de bloei sterft de plant af, de knolletjes blijven onder de grond voor het volgende jaar. Aambeien werden vroeger ook wel ‘speen’ genoemd. Men gebruikte het tegen wratten en aambeien. Volgens de Signatuurleer: de opvatting die genezende werking toeschrijft aan elk voorwerp of voortbrengsel der natuur dat in vorm of kleur overeenkomt met het zieke lichaamsdeel of orgaan. Bedelaars smeerden hun handen in met een aftreksel. De stof saponine is blaartrekkend. Ze deden alsof ze melaatsen waren. BOSANEMOON: (RANONKELFAMILIE) Vele benamingen. Komt van het Grieks ANEMOS wat wind betekent. Ze bewegen bij de minste wind. Achteromkijkertje of Tourmidi en hanenpoot. Voorjaarsbloeier die voorkomt op natte loofbosgronden en aan bosranden. Bloeit voordat het blad aan de boom komt. Bij donker weer blijft de bloem gesloten en bij zonnig weer opent de bloem zich en draait met de zon mee. Bij regen laat hij zijn kopje hangen. De plant is al bij ca. 30 stuks dodelijk. Dieren mijden deze plant maar in hooi is deze plant niet meer giftig. Zowel bosanemoon als speenkruid bloeien voordat de bladeren aan de boom komen. ZOETE KERS: Prunus avium of Kriek Voedselrijke lemige bodem. Groeit snel. Van het hout maakt men fraai meubilair, fineer en pijpen. KLEINE VELDKERS: (KRUISBLOEMIGE) Is eetbaar. Dichte rozet van geveerde bladeren, ieder met 3 tot 7 paar blaadjes. Ver boven de bloem uitstekende hauwen. Is ook waardplant van het oranjetipje. VOGELMUUR: ANJERFAMILIE of Miert Klein plantje met witte stervormige bloem. Graag gegeten door vogels. HAZELAAR: Kenmerkend voor dit gebied is de Hazelaar. De struik kan tot 6 m. hoog worden. Hij is éénhuizig. Bloeit heel vroeg in het jaar. Heeft hele kleine rode vrouwelijke stempels en mnl. katjes van groengrijs naar groengeel tijdens de bloei. Het is een naakt bloeier . Dit geriefhout werd ongeveer om de 7 jaar tot de grond gekapt. De buigzame tenen werden gebruikt voor mandenmakerij, maar ook Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 4 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel voor hekwerk en wandelstokken. Het duurt wel 10 jaar voordat hij hazelnoten geeft, omstreeks september. Deze zijn gewild bij Eekhoorns, Vlaamse Gaai en muizen. Een snuitkever is de Hazelnootboorder. De rups van de bladroller leeft graag tussen opgerolde bladeren. Vrij kleine vlindertjes. Hij kan 70 jaar oud worden. Groeit op min of meer vochtige, vaak kalkhoudende of althans weinig zure bodem. In de ondergrond bevindt zich vaak een zware- leem en kleilaag. HAARMOS: Mos is een sporenplant. Ze zijn in staat om direct via de bladeren vocht op te nemen. Dit lijkt sterrenmos maar is het niet. Het is een Topkapselmos en in het kapseltje zitten haartjes en daar dankt het zijn naam aan. Op bomen komt heel vaak klauwtjes mos voor. Mossen en varens waren de eerste planten op aarde. VALSE SALIE: (LIPBLOEMIGEN) Zomerbloeier. Stengel vierkant en behaard, lichte bossen, bosranden en wegranden op een zandige kalkachtige bodem. 2. POPULIEREN: (POPULUS) PEPPELEN Dit is een Canadese rechtstam. Een kruising van een Amerikaanse populier met een zwarte populier. De bast is glad en grijs tot grijsgroen. Later meer gegroefd en grijsbruin. Populieren werden vaak aangeplant om de wind te breken. Het Griekse Paipolos, wat ‘trillen’ betekend, geroezemoes van het volk. Of ook wel vrouwentongen genaamd. Als een boer vroeger een kind kreeg dan plantte hij een bosje populieren. Als het kind later rond ca. 25 jaar ging trouwen dan waren de populieren kaprijp. Met de opbrengst van het hout had de boer een bruidschat. Ook bij het huwelijk werden populieren geplant voor het zilveren huwelijksfeest. Het hout werd gebruikt in de papierindustrie, voor fineerhout, kratten, pallets lucifers en voor klompen. Ook werd er wel huisraad van gemaakt zoals tafels, stoelen enz. Als men de bomen te lang laat staan krijgt men kernrot. Kenmerk voor de boom is dat deze zich niet geslachtelijk voortplant. Ze kunnen alleen gekloond worden. (splitsen van genetisch materiaal) Rood/paarsgekleurd zijn de mnl. katjes. De witte zijn de vr. katjes. Hij is tweehuizig. D.w.z. bloeien aan verschillende bomen. De pluizige witte zaden klitten samen als plukjes katoen. De populier behoort tot de Wilgenfamilie. De populier heeft een stervormig merg en de wilg een rond merg. HONDSDRAF: Lipbloemigen Deze plant groeit op vochtige plaatsen van april tot september. Blad niervormig/ schaduw verdragende plant/ kantige stengel Naast de Brandnetel staat opvallend vaak Hondsdraf. Het heeft geurige paarsblauwe bloempjes in de bladoksels. Groenblijvend! Een plant met liggende bovengrondse uitlopers. Hondsdraf heeft in het Engels de toepasselijke naam Ground-ivery, Grondklimop. Op regelmatige afstanden zie je verdikkingen, knopen genaamd. Op die knopen ontwikklen zich de wortels en (zij)stengels. Beide planten(Brandnetel en Hondsdraf) geven de voorkeur aan een stikstofrijke grond. Bij prikken van brandnetel helpt het gekneusde blad van de hondsdraf tegen jeuk, zwellingen, zweren zoals Weegbree. Helpen ook bij insectenbeten van mug, bij en wesp. Deze injecteren n.l. dezelfde stof als een brandnetel. Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 5 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel 3. ROOMLEIJ: Dit waterloopje komt uit de richting van Udenhout. Daar stond een boterfabriek en die spoelde de kannen van de melk erin schoon. Daardoor was het water roomkleurig en werd het de Roomleij genoemd. Dit is een Kwelrivier. Het ontspringt in het buitengebied van Berkel-Enschot. Sterrenkroos te zien. Het gebied de Brand is een grote schotelvormige (of kom) laagte omgeven door drie relatief hoge dekzandruggen. Door de wind afgezet in de vroege en late ijstijd. In de vroege ijstijd waren de dekzandruggen nog niet zo hoog en daardoor was er wel een natuurlijke loop. Doordat de ruggen hoger werden kon het water er niet meer door en groeide de stroom dicht. Het was hier één grote zandvlakte en er waaide constant een sterke wind die vat kreeg op het losse zand. De dekzandrug blokkeerde de afwatering van het gebied en daardoor trad er vernatting op. Om het gebied droger te maken is de Zandkantse Leij gegraven tussen de 14 de en 16 de eeuw. De noordelijke dekzandrug ligt bij de Loonse en Drunense duinen (oude Bosschebaan) van Loon op Zand naar Cromvoirt. In het westen ligt de rug van Loon op Zand naar Tilburg (Loonse Molenstraat en Schoorstraat) In het zuiden van Tilburg naar Udenhout en de Laar. (Groenstraat) In de jaren 60 is de Zandleij gegraven om het afvalwater van Tilburg af te voeren. Ley is van Leiden – gegraven of vergraven Lei De Brabantse naam voor ‘waterloop’. De beek, die ontspringt bij een bron bij Nijhoven (gemeente Baarle-Nassau) heeft de naam Lei. 4. GIJSBERGSE STEEG: Steeg is van stijgen. Brandse steeg- Aschotse steeg. Namen in de Brand Dit pad is hoger gelegen en op zijn oorspronkelijke hoogte gebleven. De waterafvoersloten werden gegraven en het zand opgeworpen. Daardoor ontstonden verhoogde en drogere stegen. 5. PINKSTERBLOEM: Kruisbloemige Bloeit april tot juni. Niet met Pinksteren!!! Nat loofbos en weiland op leemgrond en vochtige plaatsen. Scheidt rijkelijk honing af zodat er vele insecten de bloemen bezoeken. De in de bloemen voorkomende ethische olie werd vroeger gebruikt als middel tegen krampen. De bladeren zijn rijk aan vitamine C. De blaadjes kunnen net als waterkers gegeten worden. Bloemen vaak purperrood aangelopen. Samengesteld onevengeveerd blad. Vaak overdekt met witte vlokjes ‘schuim’, het zogenaamde koekoeksspog, waarin de larven van de Schuimcicade leven. Plant met een klein wortelrozet. Stengel is hol. Hij is samen met Look-zonder-look en (bos)veldkers de waardplant van het oranjetipje. Het mannetje heeft een oranje vlek op de voorvleugels. Het vrouwtje is wit. Het vrouwtje zet 1 eitje af op de waardplant want de rupsen zijn kannibalen. De rups eet van de waardplant en verlaat deze rond juni/juli en overwintert als pop. HET ORANJETIPJE: (Anthocaris cardamines) Nadat de rups een paar weken van de hauwen van de waardplant heeft gegeten, verlaat ze rond juni/juli de waardplant en begeeft zich naar een beschutte plek met ruigten bij struwelen en in de bosrand om zich te verpoppen. Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 6 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel De pop overwintert, om pas in het voorjaar daarop te ontpoppen. Het maaien van ruigtezomen en bermen pakt voor deze soort niet goed uit. Met het maaisel worden immers de rupsen en poppen afgevoerd. Extensieve begrazing is voor het oranjetipje de beste beheersmaatregel. Alléén het mannetje van het Oranjetipje heeft de oranje vlekjes! GELE LIS: Lissenfamilie “Iris” is Grieks voor regenboog (voor Grieken het symbool van leven en heropstanding) Treft men bij kwekers in grote kleurenvariatie. Waterplant in zoet water. Is giftig. (WILDE) ZWARTE BES: (Ribes Nigrum) Staat in blijvend natte, niet te voedselarme grond. Is een lage, ongedoornde struik die in de lente bloeit. Sterk riekende bladeren en zwarte vruchten. (cassisgeur) Wordt sap en jam van gemaakt. Werkt goed bij verkoudheid, keelpijn en vermoeidheid. KWEL: Op hogere delen van een gebied zakt een deel van het water dringt door de grondlaag in de bodem. Over het algemeen ontstaat kwel door een ondergrondse waterstroom van een hoger gelegen gebied naar een lager gelegen gebied. Kwel is grondwater dat onder druk uit de grond komt. Kwel kan zich afspelen over afstanden van enkele meters tot vele kilometers. Kwelwater vormt bronnen. Diepe kwel kan duizenden jaren oud zijn. Vb. Coca Cola fabriek kan het water uit de bron wel 5000 jaar oud zijn. Vaak rijk aan mineralen. Kwel heeft een bijzondere waterkwaliteit. Vooral diepe kwelstromen die eeuwenlang door de bodem hebben gestroomd, zijn voedselarm, neutraal (basisch) en kan kalkrijk zijn. Kwel: Fosfaat slaat neer doordat het aan ijzerrijk grondwater wordt gebonden. In water waar kwel optreedt is het neerslaan van ijzerfosfaat verbindingen op de bodem goed te zien: het water is roodbruin, vooral bij lokale kwel Kwel: het water is rood en drabbig: het lijkt smerig maar is toch schoon. Door de constante temperatuur rond 10 graden Celsius voelt kwelwater warm en in de zomer juist koud aan. Bij vorst is er afwezigheid van ijs. Op het oppervlak zie je olieachtige laagjes van ijzerbacteriën. Deze zijn te onderscheiden van échte olievlekken door er even in te prikken: de oliefilm sluit zich weer naadloos: bij ijzerbacteriën breekt het en vertoont scheurtjes!! DOTTERBLOEM: Ranonkelfamilie Is enigszins giftig, peulachtige vruchten(kokervrucht) rijpe zaden drijven op het water zodat ze snel kunnen uitbreiden. Grote bloem met dooiergele kelkbladeren, kroon afwezig. Gekartelde bladeren met netvormige nervatuur. Aanwezigheid wijst op natte voedselarme grond waarin weinig meststoffen voorkomen. 6. KNOTWILG OF SCHIETWILG: Salix Alba Knotwilgen kom je vooral tegen langs sloten, rivieren en kanalen waar het wortelstelsel zorgt voor stevigheid in de bodem. Een wilg in bloei kan tot 100 liter water per dag verdampen. De wilg is een pioniersoort die erg snel kan groeien. Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 7 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel Deze worden geknot om de ca. 5 jaar. Als een wilg wordt geknot, groeien er uit het snijvlak lange rechte scheuten, wilgentenen. Bij de meeste bomen bevat het kernhout- het binnenste hout van een boom- stoffen die voorkomen dat een boom gaat rotten. Die stoffen ontbreken in het kernhout van de wilg. Doordat er water achter blijft tussen de stompen van de afgezaagde takken, gaat het hout rotten en wordt de wilg van binnen hol. In de holle ruimtes die door rotting ontstaan, nestelen marterachtigen, spitsmuizen, vleermuizen en steenuilen. Doordat de knotwilg verdween uit het landschap verdween er een belangrijke broedplaats voor de Steenuil en daardoor nam het aantal broedparen af. In de knot broeden kauwen en eenden en groeien mossen en varens. Ook voor insecten is de wilg een ideale verblijfplaats: boktorren, snuitkevers, mieren en hommels vind je er veel. Knotten is noodzakelijk voor het voortbestaan. Als de kruin te zwaar wordt dan scheurt deze open. Dat is het einde van de wilg. Een pijnstiller heb je bij de hand want de bast van de wilg zit vol met salicylzuur, de werkzame stof van aspirine. De winterperiode is de meest geschikte periode om te knotten. De sapstroom van de wilg staat stil en in het voorjaar kan hij weer uitlopen. Afgezaagde wilgentenen kun je voor allerlei doeleinden gebruiken: Natuurlijke erfafscheiding, hekken, houtsnippers voor paadjes, vlechten van manden want ze zijn heel buigzaam. (Kant Knotwilgen staan Esdoorns) HET BEHEER: De belangrijkste reden voor het kappen is dat er meer licht op de bodem valt. Dit veroorzaakt een (tijdelijke) explosie van kruidachtige planten die op deze manier in een bos kunnen overleven. Deze trekken weer insecten aan wat weer goed is voor de vogels, amfibieën. De ontstane karakteristieken hakhoutstoven bieden in de loop der jaren een winterverblijf aan voor vele soorten amfibieën en reptielen. De open plekken zijn extra warm en vochtig. Dit is weer goed voor de zeldzame vlindersoorten die hier nog voorkomen zoals de Grote weerschijnvlinder en de kleine IJsvogelvlinder. De beschadigde bosbodem geeft extra kiemingskansen. Eind 2011 heeft de particuliere grondbezitter Familie van Iersel hier veel bos gekapt. De familie heeft nog 100 ha. grond in bezit in het gebied de Brand. 7. GROOT HOEFBLAD: Petasites hybridus (composieten) De bloem van deze voorjaarsbloeier ziet eruit als een raket die zo gelanceerd kan worden. De vrouwelijke bloem is wit en de stengel is langer dan de mnl. bloem die roze is. Pas nadat de bloem is uitgekomen ontwikkeld zich het blad dat op een hoef lijkt en enorm groot kan worden. Het vermenigvuldigt zich via de wortelstok. In de middeleeuwen werd de plant ook wel 'filiae ante patrem' genoemd, dit betekent de dochters (de bloemen) komen voor de vader (de bladeren). Eerst komen de forse bloeistengels en dan het rabarberachtig blad. Onder de bladeren komt nauwelijks licht op de bodem. Dit is een prima milieu voor slakken, wormen en padden zo ontstond de naam Paddenblad. De dikke kruipende wortelstok is moeilijk te verwijderen vandaar de naam Allemansverdriet en houdt de grond goed bij elkaar. Stond bij de Grieken en Romeinen al bekend als geneeskrachtig. Zij gebruikten het blad bij onder andere pestbuilen en zweren. Hierom werd de plant in die tijd Pestwortel genoemd. Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 8 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel LOOK ZONDER LOOK: Kruisbloem Heeft bij kneuzing van het blad een uiengeur. Deze plant wordt zo genoemd omdat hij sterk naar ui ruikt maar toch geen bol heeft in de grond, met andere woorden: geen look. 8. THUJA- REUZENLEVENSBOOM: Cipressenfamilie Noord - Amerikaanse indianen gebruikte het hout voor kano’s en totempalen Populaire sierboom. Het vezelige hout is gemakkelijk te splijten. Als je de vezels niet door zaagt dan loopt het water makkelijk van het hout. De top waait er makkelijk uit. DUBBELLOOF: Oude naam Grachtvaren/ twee bladeren vandaar dubbelloof. Blijft in de winter groen. Fertiele bladeren – rechtopstaand (vruchtbare) Steriele bladeren – Hangend/ liggend. Eenmaal geveerd. De rechtopstaande sporendragende bladeren worden langer dan de onvruchtbare 9. ZOMEREIKEN: Werden later geplant toen hier de leerindustrie zijn bloei kende. De gemalen schors(run) en het blad werden gebruikt om het leer te looien (looizuur). Rond 1875 bereikte dit de top om later door synthetische looistoffen te worden vervangen. RABATTEN: Veel van de bossen werden vanwege de natte omstandigheden op rabatten gelegd. De aarde die uit de greppels kwam werd op smalle ruggen (kweekbedden) geworpen. In de dertiger jaren (1930) werden werkelozen ingezet om de rabatten aan te leggen in het kader van werkverschaffing. Rabat komt van het Franse woord ‘Rabattre” omslaan” De ruggen boden een wat drogere standplaats voor de bomen. Hier werd meestal een hakhoutcultuur toegepast. Het hout werd regelmatig gekapt. Toen in de omgeving de leerlooierijen groeiden had men veel vraag naar eikenschors. Die werden gebruikt om looistof te produceren. Toen werd er veel eik aangeplant. Nu laat men de bomen vaak doorgroeien en waaien ze om. Zo krijgt men erosie van de rabatten en kunnen ze met de tijd verloren gaan. HET REE: Reegeit:hartvormige schort met een haarpluim en reebok: boonachtige schort. Zomerkleed; vosrood/ geelbruine vlek achterkant. Winterkleed: grijsbruin/ witte spiegel of schort. Het gewei wordt tussen oktober/ januari afgeworpen In ligplaats van ree ziet men vaak haren, anders is het vaak een krapplek. Afblijven ! Zitten vaak veel teken op ! Het enige hoefdier met kiemrust. (komt ook voor bij das, wezel, grijze zeehond). Draagtijd: 9½ maand (incl. de kiemrust van 4 maanden, in december nestelt het eitje zich in de baarmoederwand) 1 worp in mei/juni (1-2 jongen). Paringstijd/ bronstijd: juli/augustus KORSTMOSSEN: Of Portugese alg Korstmossen zijn geen mossen. Korstmossen bestaan uit een alg en een schimmel en die vormen samen een korstmos (symbiose). De alg vormt voor beiden voedsel (heeft groenkorrels) en de schimmel beschermt tegen uitdroging. Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 9 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel De vermeerdering geschiedt door de wind. Ook wel Portugees stofkorstmos omdat het van Portugal afkomstig is. Dit is geen korstmos maar een alg. n.l. een stofkorst alg ook genaamd Portugese stofkorst alg 10. DOOLHOFZWAM: Komt voor op stammen en stronken van loofbomen, vooral eiken. Werd gebruikt als kaardenbol voor het borstelen van wol of om paarden te kammen. Labyrintachtig. Dit is een meerjarige soort. BEUKEN: De jonge beuken worden dicht op elkaar geplant om een goed microklimaat te kweken. GESCHIEDENIS HOORNMANKENTIEND: De Hemelrijkse hoeve in 1372 voor het eerst wordt genoemd en lag ter hoogte van de Tolberg aan het eind van de huidige Giersbergse steeg. Is een voorbeeld van een boshoeve met strookvormige percelen, ontgonnen uit bos en/of heide. De Tolberg dankt zijn naam aan het feit dat hier vroeger de Heer van Loon op Zand tol mocht heffen op de belangrijke Bossche Baan. Op deze hoeve woonde een zekere Jan Honeyman. Een tiende deel van de opbrengst moest worden afgedragen aan de eigenaar van de grond. Zo ook Oude en Nieuwe tiend, Hooghoutse tiend. Bij de Roomley zijn nederzettingen aangetroffen uit de ijzertijd (700-0 voor Chr.) Ook in de Romeinse periode is er bewoning geweest (0-400 n. Chr.) Maar nog geen intensief gebruik van dit gebied.In de hoge middeleeuwen (10001250 na Chr.) groeit de bevolking snel en er was behoefte aan intensiever gebruik van gronden. De hertogen van Brabant waren initiatiefnemers voor de ontginning van de natte gronden in en rondom de Brand. Hertog Hendrik 1 van Brabant (1190-1235) wist de andere hertogen aan zich te ontwerpen. De hertogen lieten voor een groot gedeelte van de ontwikkelingen het klooster van Tongerloo als een soort projectontwikkelaar optreden. (ze waren zelf voogd van deze abdij) In 1290 schonken ze aan Tongerloo acht hoeven land ter ontginning (vandaar de namen achthoeven en zeshoeven in Udenhout) Waaronder de grote en kleine Strijdhoef, de Vorsselaer en het Gommelaer. De ontginningen die men toepaste waren de boshoeve ontginningen of Waldhufen (komt oorspronkelijk uit Duitsland) In de periode van 1150 tot 1350 werden de natte gronden in de Brand strookvormig verdeeld. Elke ontginner kreeg de beschikking over zowel droge als natte gronden. Dat betekent dat zowel akkers, weilanden en hooilanden voorkwamen. De natste percelen waren hakhoutbosjes. Goed te zien vanaf de Groenstraat. De individuele ontginner kon de natte en zware leembodems niet te baas en er was een gemeenschappelijke aanpak nodig. Een afwijkend beeld geeft de Hoornmankentiend. Door de ligging tegen de dekzandrug had men hier onregelmatige blokvormige percelen, zogenaamde huiskampen. Daarvandaan strekken de stroken het leemgebied in. Hoeve= 12 bunder. Sinds 1816 is 1 bunder gelijk aan 1 ha. Voorheen verschilde het van streek tot streek. Bunder wordt tegenwoordig alleen nog gebruikt door landbouwers. Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 1 0 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel Bunder Een oude maat die vooral gebruikt werd voor het omschrijven van de grootte van woeste gronden en moeren. Een bunder was een vierkant met een lengte van 20 roeden (1 roede = 5,68 meter of 3,8 meter lang). Een bunder was gelijk aan 1,29 hectare. Deze maatvoering was van vóór de invoering van het metrieke stelsel in 1820. Tegenwoordig spreken de boeren ook nog van bunder, maar dan bedoelen ze een hectare van 100 x 100 meter. De naam is nog terug te vinden in onder meer, oud veldnamen zoals Vier Bunders en Bunderhoef te Schijndel, een basisschool in Oisterwijk heet “De Bunders”, Apotheek “De Bunders” in Veghel. 11.WATERVIOLIER: Hottania palustris De waterviolier heeft een bladloze stengel tot 40 cm. Drijvend op het water zie je ze als kleine rozetjes. De waterviolier doet het alleen in schoon en kalkrijk kwelwater. 12.FLADDERIEP of Steeliep: Ulmus laevis Iepenfamilie De fladderiep bloeit in mart en april voor het verschijnen van de bladeren met tweeslachtige bloemen, die aan lange stelen hangen. De helmknoppen zijn rood. Het blad heeft een dubbelgezaagde bladrand en een scheve bladvoet. De boom kan enige tijd tegen wateroverlast. Maakt vaak dunne waterloten en heeft kleine gezwellen langs de takken. ES: Hout is sterk en buigzaam, tamelijk gladde en dunne schors en een wit/gelige tint. Heeft zwarte knoppen .o.a. voor tennisrackets, ski’s en roeiriemen. 13.DOUGLAS SPAR: Ruikt naar sinaasappel/ citroen, bijnaam Dubroden. David Douglas, plantenverzamelaar, zond de zaden van de spar in 1827 als eerste naar Engeland. Vandaar de naam. Als je op de blaasjes op de stam drukt dan komt er hars uit. Oregon Pine of Amerikaans grenen. Het is zwaar en duurzaam hout voor o.a. deuren, vloeren, scheepsmasten etc. DASSEN: Dassen vormen een groep van marterachtige roofdieren. De das leeft in een hol, burcht genaamd, dat vele generaties meegaat. Ze worden over het algemeen gegraven in struiken, heggen en houtwallen en continu uitgebreid. Voor de ingangen liggen hopen aarde en oud nestmateriaal. Hij is vooral ’s nachts actief en heeft een omnivoor dieet. De Das heeft een herkenbare vachttekening. De bovenzijde is grijs van kleur, de onderzijde en poten zijn zwart. De kop, haren op de oren en de staartpunt zijn wit. Er lopen twee brede evenwijdige strepen over beide zijden van de kop.De Paartijd duurt van februari tot mei, maar ook buiten de paartijd vinden paringen plaats. De eigenlijke draagtijd duurt slechts zeven weken, maar wordt verlengd met drie tot tien maanden door kiemrust. In januari en februari worden de meeste jongen geboren. Per worp krijgt een dassenvrouwtje één tot vijf jongen. Na acht weken verlaten de jongen voor het eerst de burcht. De zoogtijd duurt minstens twaalf weken. Dassen worden in het wild maximaal veertien jaar, in gevangenschap tot zestien jaar. Vele dassen sterven vroeger door onder de wielen van auto’s terecht te komen. De vrouwtjes zogen de jongen in de burcht, door dat fourageren hebben ze meer kans om overreden te worden. Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 1 1 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel Dassen komen voornamelijk voor in een gevarieerd landschap, waarin bossen, weide, akkers met bijbehorende kleine landschapselementen elkaar afwisselen. Dassen eten voornamelijk regenwormen( ca. 250 stuks per nacht), insectenlarven en plantaardig voedsel als vruchten, hazelnoten, knollen, bosbessen, frambozen, kersen, pruimen, granen, klaver en gras. Maar neemt geen voedsel mee naar de burcht. Dassen houden GEEN winterslaap, wel een winterrust. Ze leggen een wintervoorraad aan. Een groep bestaat meestal uit meer vrouwtjes dan mannetjes. Meestal delen twee tot drie dieren één nestkamer. De holen van een burcht hebben een typisch gekromde sleuf, doordat bij het graven de aarde achterwaarts naar buiten wordt gebracht. In de buurt van de burcht bevinden zich meestal ook krabbomen, speelplekken en enkele latrines (mestputjes). De mestputjes worden gebruikt om de burcht schoon te houden. Duidelijke wissels van 20-30 cm breed verraden de aanwezigheid van de das. 14. BERKEN: De berk is een pionier. Het zaad wordt gemakkelijk met de wind verspreid en kiemt al snel, ook op arme gronden. De bomen groeien snel en hebben licht nodig. De schors is erg sterk, terwijl het hout snel verteert. Het sap is rijk aan suikers en levert na gisting oa. Berkenwijn of haarwater. Een schimmel die op berken parasiteert. Prikkelt talrijke slapende knoppen tot uitlopen, waardoor een dicht bezemachtig samenstel van korte takjes ontstaat. WILDE KAMPERFOELIE: Deze plant scheidt een parfumachtige, sterke, zoete geur af. Dat doet ze alleen ’s avonds. Daar komen de nachtvlinders op af waaronder verschillende langtongige pijlstaartsoorten en uilvlinders. De Kleine IJsvogelvlinder legt zijn eieren op de kamperfoelieplant. Ze drinken nectar van de braamstruiken. De bessen zijn glanzend dieprood.Kalkarme bodem. Een houtige slingerplant, met de klok mee windend. Aangenaam ruikend. Hop draait andersom. Hier is het een goede biotoop voor de Kleine ijsvogelvlinder, open bosrand en kamperfoelie aanwezig. 15.TROSVLIER OF BERGVLIER: Kamperfoeliefamilie Hij is kenmerkend voor plekken om ruwe humus versneld af te breken. Zelf produceert hij goed afbreekbaar bladafval, zodat hij als bodemverbeteraar geldt. Hij groeit op licht plaatsen in bossen en aan de rand ervan. De bolronde, vuurrode steenvruchten genieten veel minder belangstelling van vogels dan de vruchten (blauw/paars) van de Gewone Vlier. De struik komt gelijk in bloei en in blad. De bloemen staan in eivormige pluimen en zijn groen/geel. KRUIPEND ZENEGROEN: Lipbloemigen Vochtige grazige plaatsen, wegkanten en in bossen. Bloeitijd mei tot augustus. Blauw/lila. GEVLEKTE DOVENNETEL: Lipbloemige Vierkante stengel. Het is een netel die niet steekt vandaar de naam, doof De bladeren zijn kruisgewijs geplaatst en de bloemen zijn tweezijdig symmetrisch. Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 1 2 Wandeling Hoornmankentiend startlocatie Café het Gommelen Biezenmortel GEWONE SMEERWORTEL: Ruwbladige De wortel bevat veel slijmstoffen. Deze gebruikte men op kompressen bij open been. Ook bij arm of beenbreuken. Van de wortel werd een papje gemaakt en op een doek gesmeerd. Dit werd op de breuk gelegd en verharde (soort gipsverband) VOSSESTAART: Aartjes eraf halen en in haar steken, gaat vastzitten vanwege de haakjes FRAMBOOS: Heeft geen stekels zoals de braam. Blad is aan de onderkant zilverkleurig. Met dank aan collega IVN-ers waar ik materiaal van mocht gebruiken. Deze wandeling is voor het voorjaar geschreven pas uw wandeling aan het seizoen aan. Voor meer informatie kunt u het verslag van De Brand raadplegen of de volgende bronnen. Bronnen: Historie en ontwikkeling van een bijzonder landschap ‘De Brand’ Unentse Sprokkels 6 Jaarboek van Heemcentrum ’t Schoor De Brand mooi eigenlijk Wonen en werken in een wildernis, toen en nu Mocht u onjuistheden of onvolkomenheden tegen komen wilt u dat aan mij melden; [email protected] Elly Aarts april 2011 wandeling gecontroleerd door Philo en Ad 1 3