Toepassingen op capaciteit. 1. Hoeveel lading zit er op een 300 pF capaciteit als hij wordt opgeladen tot een spanning van 1 kV ? BA (0,3 µC) 2. BA Een metalen bol op een isolerende staaf geplaatst draagt een lading van 6 nC en heeft daardoor een potentiaal die 200 V hoger is dan de omgeving. Hoe groot is de capaciteit van de bol t.o.v. zijn omgeving ? (30 pF) 3. Een condensator met lucht tussen de platen is 3 µF groot. Hoe groot BA wordt de capaciteit van deze condensator als we de lucht vervangen door 'bijenwas', die een relatieve diëlektriciteitskonstante heeft van 2,8 ? (8,4 µF) 4. Hoeveel lading is er op elke plaat van een 0,05 µF condensator als het potentiaalverschil ertussen 200 V is ? BA (10 µC) 5. Een condensator draagt 9,6 nC lading en heeft daardoor een potentiaalverschil van 120 V tussen de platen. Bereken zijn capaciteit en de hoeveelheid energie opgeslagen in de condensator BA (80 pF ; E = Q.V/2 = 5,76.10-7 J) 6. Een condensator bestaat uit twee parallelle platen, elk 200 cm2 groot BA en gescheiden door een luchtlaagje van 0,4 cm. a) Bereken de capaciteit. b) Aangesloten op een spanning van 500 V bereken dan: - de lading op de condensator. - de energie erin opgeslagen. - de elektrische veldsterkte tussen de platen. - de bijkomende lading die van de bron naar de platen vloeit als de lucht tussen de platen vervangen wordt door een vloeistof met een relatieve diëlektriciteitskonstante 2,6. (44 pF ; 22 nC ; 5,5 J ; 0,125 MV/m ; 35 nC)