Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs VOORBLAD

advertisement
Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs
VOORBLAD
EXAMENOPGAVEN
Toetsdatum: n.v.t.
Vak: Biologie voorbeeldexamen 2015
Tijdsduur: 2 uur en 30 minuten
De volgende hulpmiddelen zijn toegestaan bij het examen: geen
Het examen bestaat uit: 20 meerkeuzevragen
Aantal pagina’s: 7
Bijlage(n): Geen
Beoordeling van de toets:
Meerkeuzevragen: 100 % van totaal cijfer
Vul je naam in op het uitwerkingspapier en het meerkeuze antwoordenblad.
Kruis het goede antwoord aan bij de meerkeuzevraag op het antwoordenblad.
Schrijf alsjeblieft zo duidelijk mogelijk.
Succes met het examen!
1
Voorbeeldexamen Biologie 2015
Doel
Het voorbeeldexamen geeft inhoudelijk een goede indruk van hoe het echte examen eruit zal zien.
Het voorbeeldexamen kun je met behulp van het antwoordmodel nakijken. Aan de hand van de
resultaten van het gemaakte voorbeeldexamen kun je zien welke hoofdstukken je al redelijk beheerst
en aan welke onderdelen je wellicht nog meer tijd en energie moet besteden in de voorbereiding op
het echte toelatingsexamen.
Opmerking
Dit is een voorbeeldexamen. Het echte examen bevat 40 meerkeuzevragen met vier antwoordopties.
Er mag tijdens het examen géén Binas of Biodata gebruikt worden!
1. In afbeelding 1 is een plantaardige cel schematisch getekend. Enkele delen zijn genummerd. Wat
is de functie van onderdeel 4?
A. Eiwitsynthese.
B. Transport van stoffen.
C. Regeling stofwisseling.
D. Energie vrijmaken.
Afbeelding 1
2. Bekijk opnieuw afbeelding 1 hierboven. Welk cijfer geeft het endoplasmatisch reticulum aan?
A. 1
B. 2
C. 4
D. 9
3. Duikeenden duiken drie- tot vijfhonderd keer per nacht om hun dagelijks rantsoen te verzamelen.
Bij elke duik hebben de eenden slechts kort de tijd om onder water te blijven omdat de
lichaamsbouw niet geschikt is voor langdurig verblijf onder water. Welk organenstelsel van
duikeenden is met name niet aangepast aan leven onder water?
A. Ademhalingsstelsel.
B. Bloedvatenstelsel.
C. Spierstelsel.
D. Beenderstelsel.
2
Voorbeeldexamen Biologie 2015
4. De eencellige parasiet Toxoplasma gondii komt bij één op de drie mensen voor in het
zenuwstelsel en in de spieren. Daar kan de parasiet jarenlang verblijven, zonder duidelijke
ziekteverschijnselen te veroorzaken. De parasiet komt binnen via besmet vlees of besmette vis.
Ook muizen kunnen besmet raken. Besmette muizen blijken zich actiever en minder voorzichtig te
gedragen dan niet-besmette muizen. Welk deel van het zenuwstelsel is bij deze
gedragsverandering door Toxoplasma gondii naar verwachting het meest beïnvloed?
A. De grote hersenen.
B. De kleine hersenen.
C. Het sympathische deel van het zenuwstelsel.
D. Het parasympatische deel van het zenuwstelsel.
5. Dankzij chemotherapie met een platinaverbinding kunnen veel kankerpatiënten genezen. Er is
vastgesteld dat kankercellen in aanwezigheid van een platinaverbinding stoppen met delen, maar
wel uitgroeien tot reuzencellen. De helft van de ingebrachte platinaverbinding wordt binnen 48 uur
ook weer ongebruikt uitgescheiden. Van welke organen is te verwachten dat die het meest
bijdragen tot deze uitscheiding?
A. De lever en de nieren.
B. De darmen en de longen.
C. De darmen en de nieren.
D. De lever en de longen.
6. De elektrische spierstimulator is een alternatief voor gymnastiekoefeningen zoals sit-ups
(afbeelding 2). De spierstimulator is een batterij aan een riem met aan de binnenkant vier
elektroden. Op die elektroden zit een plakkerige substantie voor de stroomgeleiding. Via die
elektroden worden stroomstootjes naar de onderliggende spieren gestuurd die zich daardoor
samentrekken. Waarmee kun je, gelet op de functie, een elektrode van de elektrische
spierstimulator het beste vergelijken?
A. Met een myelineschede.
B. Met een synaps.
C. Met een zenuwcellichaam.
D. Met een zenuwceluitloper.
Afbeelding 2
7. Jam kan worden geconserveerd door er veel suiker aan toe te voegen. Waarop berust deze
conserveringsmethode?
A. Op het onttrekken van suiker aan de vruchten.
B. Op het verlagen van de osmotische waarde van vruchten.
C. Op het ophopen van bacteriële stofwisselingsproducten.
D. Op het remmen van de groei van bacteriën of schimmels.
3
Voorbeeldexamen Biologie 2015
8. Welk voedingstof behoort tot de categorie: beschermende stof?
A. Eiwitten.
B. Vetten.
C. Vitaminen.
D. Koolhydraten.
9. Bekijk afbeelding 3. Welke organen worden weergegeven met de cijfers 4,5 en 6?
A. 4 = maag, 5 = lever, 6 = dunne darm.
B. 4 = lever, 5 = maag, 6 = dunne darm.
C. 4 = maag, 5 = lever, 6 = dikke darm.
D. 4 = lever, 5 = maag, 6 = dikke darm.
Afbeelding 3
10. Als een arts een virus infectie constateert, zal hij hiervoor geen antibiotica voorschrijven. Wat is
daarvoor de reden?
A. Antibiotica bestrijden wel de symptomen, maar niet de oorzaak van de verkoudheid.
B. Antibiotica kunnen de slijmvliezen maar moeilijk bereiken.
C. Antibiotica werken alleen tegen bacteriën, niet tegen virussen.
D. Frequent gebruik van antibiotica leidt tot resistentie van het verkoudheidsvirus.
11. Een cel in de lever geeft een molecuul ureum af aan het bloed. Enkele leerlingen geven aan
hoeveel keer dit molecuul volgens hen het hart gepasseerd kan zijn alvorens het door de nieren
wordt uitgescheiden:
- Sjors: maximaal één keer
- Miranda: maximaal twee keer
- Henry: twee, drie, vier of meer keren
- Suze: twee, vier, zes of meer keren
Welke leerling geeft of welke leerlingen geven hier een goede voorstelling van zaken?
A. Sjors.
B. Miranda.
C. Henry.
D. Suze.
4
Voorbeeldexamen Biologie 2015
12. In afbeelding 4 is een hart schematisch getekend. Enkele delen zijn genummerd. Welk van de
genummerde delen geeft de aorta aan?
A. Nummer 1.
B. Nummer 4.
C. Nummer 5.
D. Nummer 2.
Afbeelding 4
13. In afbeelding 5 is de hormonale regulatie van de hypothalamus (Ht) (een deel van de
hersenstam), de hypofyse (H) en de schildklier (S) schematisch weergegeven. SSH is een
schildklierstimulerend hormoon en SSH-RH is een stof (een ’releasing’-hormoon) dat de hypofyse
aanzet tot het afgeven van SSH. Wat is de (biologische) term voor de hormonale regeling zoals
die door de pijlen 1 en 2 in afbeelding 8 wordt aangegeven?
A. Positieve terugkoppeling.
B. Negatieve terugkoppeling.
C. Positieve regelkring.
D. Negatieve regelkring.
Afbeelding 5
5
Voorbeeldexamen Biologie 2015
14. Bij jeugddiabetes valt het afweersysteem van de patiënt de eigen zogeheten bètacellen van de
eilandjes van Langerhans aan. Deze cellen, die het hormoon insuline produceren, sterven
langzaam af. Hierdoor kan de glucoseconcentratie te veel gaan schommelen. Om de effecten
daarvan tegen te gaan zijn insuline-injecties noodzakelijk. Wat is voor de eilandjes van
Langerhans de prikkel voor het afgeven van insuline aan het bloed?
A. Een hoge glucoseconcentratie van het bloed.
B. Een lage glucoseconcentratie van het bloed.
C. Een hoge glucagonconcentratie van het bloed.
D. Een lage glucagonconcentratie van het bloed.
15. Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A. Omdat alle rode bloedcellen per omloop twee keer door het hart gaan.
B. Omdat het hart zuurstofarm en zuurstofrijk bloed vervoert.
C. Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt.
D. Omdat de bloedsomloop bestaat uit aders en slagaders.
16. Vul in: In de __________ stroomt bloed dat rijk is aan koolstofdioxide.
A. aorta
B. longader
C. darmader
D. darmslagader
17. Een patiënt met resusnegatief bloed en bloedgroep AB ontvangt voor het eerst in zijn leven een
bloedtransfusie. Hij krijgt bij vergissing een kleine hoeveelheid resuspositief bloed van een donor
met bloedgroep A. Twee weken later wordt bepaald welke antistoffen in het bloed van deze
patiënt aanwezig zijn. Is in het lichaam van de patiënt ten gevolge van deze transfusie antistof
anti-A gevormd? En anti-resus?
A. Geen van beide antistoffen.
B. Alleen anti-A.
C. Alleen anti-resus.
D. Anti-A en anti-resus.
6
Voorbeeldexamen Biologie 2015
18. Op het moment van ovulatie stijgt bij vrouwen de lichaamstempratuur enigszins. Een vrouw heeft
gedurende haar menstruatiecyclus van 10 april tot 10 mei dagelijks haar lichaamstempratuur
gemeten. Afbeelding 6 hieronder geeft de verandering in de lichaamstempratuur van deze vrouw
gedurende deze cyclus weer. In deze menstruatiecyclus stijgt alleen na 23 april de concentratie
van een bepaald hormoon of bepaalde hormonen in het bloed van deze vrouw sterk. Welk van de
hormonen (FSH, oestradiol, en progesteron) is dit of welk zijn dit?
A. Alleen FSH.
B. Alleen oestradiol.
C. Alleen progesteron.
D. FSH en progesteron.
Afbeelding 6
19. Een lichtstraal bereikt vanaf de pupil het midden van netvlies. Met welke naam wordt deze plek
aangeduid?
A. Blinde vlek.
B. Gele vlek.
C. De lens.
D. De oogzenuw.
20. Welk kenmerk is geen secondaire geslachtskenmerk bij de vrouw?
A. Schaamhaar.
B. Schaamlippen.
C. Groei borsten.
D. De menstruatie.
EINDE VOORBEELDEXAMEN
7
Voorbeeldexamen Biologie 2015
Download