AVEA®-beademingssystemen

advertisement
AVEA -beademingssystemen
®
Bedieningshandleiding
ii
Bedieningshandleiding
Dit document wordt beschermd door auteursrechtenwetgeving van de
Verenigde Staten en internationale wetgeving.
Dit document mag niet worden gekopieerd, verveelvoudigd, vertaald,
opgeslagen in een geheugensysteem, in welke vorm dan ook worden
verzonden, of worden teruggebracht tot een door een elektronisch medium of
machine leesbare vorm, geheel dan wel gedeeltelijk, zonder schriftelijke
toestemming van CareFusion. De informatie in dit document is onder
voorbehoud van wijzigingen zonder kennisgeving.
Dit document dient slechts ter informatie en mag niet worden beschouwd als
vervanging van of aanvulling op de voorwaarden van de licentieovereenkomst.
© 2010-2011 CareFusion Corporation of een van haar dochterondernemingen.
Alle rechten voorbehouden. Avea is een gedeponeerde handelsmerk van
CareFusion Corporation of een van haar dochtermaatschappijen. Alle andere
handelsmerken zijn eigendom van de betreffende merkhouders.
VS
CareFusion
22745 Savi Ranch Parkway
Yorba Linda, California 92887-4668
USA
Telefoon:
800.231.2466
+1.714.283.2228
Erkend vertegenwoordiger voor Europa
CareFusion Germany 234 GmbH
Leibnizstrasse 7
97204 Hoechberg
Duitsland
Telefoon:
Fax:
+49.931.4972.0
+49.931.4972.423
carefusion.com
Documentatienummer: L2786–110 Revisie J
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Revisies
iii
Datum
Revisie
Wijzigingen
September 2005
A
Eerste uitgave
Mei 2006
B
Verwijzingen naar het model Plus verwijderd
“niet operationeel” uit afbeelding 2-19 verwijderd
Opmerking toegevoegd over het instellen van de piekbeademingsdruk
Ppeak toegevoegd aan de lijst alarmmeldingen
December 2006
C
Tabel Primaire bediening bijgewerkt
nCPAP toegevoegd in de tabel Problemen oplossen
Specificatie Rate bijgewerkt
Hoofdstuk “Nasale CPAP-optie voor zuigelingen” toegevoegd
Februari 2007
D
Afbeelding bijgewerkt en beschrijving van ballonmaat en typeselectie toegevoegd
Opmerking over datum en tijd toegevoegd
Toegevoegde supplementen Filter/waterafscheider, Aanwijzingen voor verwerking, sterilisatie,
L2860-101, L3004A, L3082A, L2889A, L3031A
September 2008
E
Marktintroductie van volumecapnografie
Februari 2010
F
Handleiding herzien om te voldoen aan de herziene Richtlijn 2007/42/EC voor medische
hulpmiddelen.
Fbruari 2010
G
Merkstijl gewijzigd in die van CareFusion.
Juni 2010
H
Herziening van de circuitweerstandstest voor het gebruik van endotracheale tubes.
Juni 2011
L2786-110 Rev. J
J
Punt toegevoegd aan opsomming onder Waarschuwingen: De oxygenatie en ventilatie moeten
regelmatig worden gecontroleerd als een patiënt respiratoire ondersteuning ontvangt.
Extra tekst voor Volume Guarantee (Volumegarantie) en intermitterende verplichte beademing
via de neus.
iv
Bedieningshandleiding
Garantie
De AVEA® beademingssystemen zijn gegarandeerd vrij van materiaal- en fabricagefouten en voldoen gegarandeerd aan
de gepubliceerde specificaties gedurende twee (2) jaar of 16.000 uur, wat zich het eerste voordoet.
De aansprakelijkheid van CareFusion, (“de Onderneming”) op grond van deze garantie is beperkt tot, naar keuze van de
Onderneming, het vervangen, repareren of crediteren van onderdelen die binnen de garantieperiode defect raken of niet
aan de gepubliceerde specificaties blijken te voldoen; de Onderneming zal op grond van deze garantiebepaling
uitsluitend aansprakelijk zijn indien (A) de Onderneming onverwijld schriftelijk door Koper in kennis wordt gesteld van
defecten of het niet-voldoen aan de gepubliceerde specificaties; (B) defecte eenheden of onderdelen voor de kosten van
de Koper bij vooruitbetaling aan de Onderneming worden geretourneerd; (C) defecte eenheden of onderdelen door de
Onderneming niet meer dan vier weken na de laatste dag van de garantieperiode zijn ontvangen; en (D) uit onderzoek
door de Onderneming van deze eenheden of onderdelen genoegzaam blijkt dat de defecten of gebreken niet zijn
veroorzaakt door onoordeelkundig gebruik, onachtzaamheid, onjuiste installatie, niet-geautoriseerde reparatie,
modificatie of van buiten komend onheil.
Deze garantie is nietig indien Koper reparaties of modificaties uitvoert of laat uitvoeren zonder schriftelijke toestemming
van de Onderneming. Indien enig product waarop deze garantie van toepassing is, gebreken vertoont, zal de
Onderneming op grond van deze garantie in geen geval aansprakelijk zijn voor winstderving, verminderde bruikbaarheid,
vervolgschade of enige andere vorm van door Koper geleden schade, anders dan restitutie van de aanschafprijs van het
gebrekkige product.
Onderhavige garantie van de Onderneming zal niet worden uitgebreid, noch beperkt, noch beïnvloed door het verlenen
van technisch advies door de Onderneming of zijn vertegenwoordigers in verband met Kopers bestelling van de
hieronder genoemde producten. Uit dit advies zullen evenmin bijkomende verplichtingen of aansprakelijkheden
voortkomen.
Beperking van de aansprakelijkheid
Deze garantie is niet van toepassing op normaal onderhoud, zoals reinigen, afstellen of oliën, dan wel het moderniseren
van apparaatonderdelen. Deze garantie zal nietig en ongeldig zijn indien de apparatuur wordt gebruikt in combinatie met
hulpstukken of onderdelen die niet zijn gefabriceerd door de Onderneming, dan wel niet door de Onderneming schriftelijk
zijn goedgekeurd voor gebruik, of indien de apparatuur niet wordt onderhouden volgens het voorgeschreven
onderhoudsschema.
De hierboven vermelde garantie is geldig gedurende een periode van TWEE (2) jaar na de datum van verzending of
16.000 bedrijfsuren, wat zich het eerste voordoet, met uitzondering van de volgende gevallen:
1.
Voor onderdelen voor het bewaken van lichaamsvariabelen als temperatuur, bloeddruk of flow geldt een
garantieperiode van negentig (90) dagen vanaf de datum van ontvangst.
2.
Voor onderdelen van elastomeer en andere onderdelen uit materiaal dat onderhevig is aan natuurlijke
veroudering, waarop de Onderneming geen invloed heeft, geldt een garantieperiode van zestig (60) dagen vanaf
de datum van ontvangst.
3.
Voor interne accu’s geldt een garantieperiode van negentig (90) dagen vanaf de datum van ontvangst.
Het bovenstaande sluit elke impliciete of expliciete garantie uit, met in begrip van, maar niet beperkt tot elke garantie van
verkoopbaarheid, behalve als er een uitdrukkelijk recht bestaat, en kan uitsluitend schriftelijk worden gewijzigd door een
geautoriseerde vertegenwoordiger van de Onderneming.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Inhoud
Hoofdstuk 1: Inleiding ............................................................................................... 1
Hoofdstuk 2: Uitpakken en installeren ..................................................................... 7
Montage en fysieke installatie van het beademingsapparaat ............................................................ 7
Installatie aan de voorzijde van het beademingsapparaat ................................................................ 9
Aansluitingen op voorpaneel ........................................................................................................... 17
Installatie aan de achterzijde van het beademingsapparaat ........................................................... 23
Gebruikerstest ................................................................................................................................. 39
Checklist gebruikerstest AVEA........................................................................................................ 45
AVEA probleemoplossing................................................................................................................ 46
Hoofdstuk 3: Bediening van het beademingsapparaat ........................................ 51
Membraanknoppen en LED’s .......................................................................................................... 51
Instellingen voor de patiënt ............................................................................................................. 59
Instellen beademingsapparaat ........................................................................................................ 60
Type en modus van de beademing instellen ................................................................................... 65
Volume Guarantee (Volumegarantie; VG) ...................................................................................... 66
Primaire besturingsfuncties voor de beademing ............................................................................. 89
Extra instellingen ............................................................................................................................. 95
Independent Lung Ventilation (onafhankelijke longbeademing, ILV) ............................................ 103
Hoofdstuk 4: Monitors, displays en manoeuvres ............................................... 105
Grafische weergave-elementen .................................................................................................... 105
Digitale weergave-elementen ........................................................................................................ 124
Weergaven hoofdscherm .............................................................................................................. 130
Hoofdstuk 5: Volumecapnografie ......................................................................... 133
Werkingsprincipe ........................................................................................................................... 133
Opstelling ...................................................................................................................................... 134
Instellingen en bewaakte waarden ................................................................................................ 137
Alarmfuncties ................................................................................................................................ 141
Manoeuvres .................................................................................................................................. 142
Nulstelling van de CAPNOSTAT 5 ................................................................................................ 144
Nauwkeurigheid van de CAPNOSTAT 5 controleren .................................................................... 146
Hoofdstuk 6: Niet-invasieve beademing bij zuigelingen ...................................... 149
Nasale CPAP (nCPAP) ................................................................................................................. 149
Intermitterende verplichte beademing via de neus (nIMV) ............................................................ 155
Hoofdstuk 7: Alarmen en lampjes ........................................................................ 167
Statuslampjes................................................................................................................................ 167
L2786-110 Rev. J
v
vi
Bedieningshandleiding
Berichten........................................................................................................................................169
Alarmen .........................................................................................................................................171
Alarmbediening ..............................................................................................................................172
Alarmsoorten .................................................................................................................................173
Alarmen voor nasale CPAP / nasale IMV ......................................................................................182
Alarmen voor Volume Guarantee (Volumegarantie) ......................................................................185
Hoofdstuk 8: Onderhoud en reiniging ................................................................. 187
Reiniging en sterilisatie ..................................................................................................................187
Aanbevolen periodiek onderhoud ..................................................................................................190
Onderhoud van de interne batterij .................................................................................................191
Zekeringen .....................................................................................................................................194
Appendix A: Contact- en bestelgegevens .......................................................... 197
Hoe u ons bereikt voor onderhoud.................................................................................................197
Onderdelen bestellen.....................................................................................................................198
Appendix B: Specificaties .................................................................................... 201
Pneumatische voeding ..................................................................................................................201
Stroomvoorziening .........................................................................................................................201
Gegevensinvoer/-uitvoer ................................................................................................................202
Specificaties voor atmosfeer en milieu ..........................................................................................209
Fysieke afmetingen ........................................................................................................................209
Hulpstukken ...................................................................................................................................210
Appendix C: Pneumatisch schema ..................................................................... 211
Appendix D: Monitorbereik en nauwkeurigheid ................................................. 213
Appendix E: Sensorspecificaties en circuitweerstand ..................................... 219
VarFlex® sensorspecificaties .........................................................................................................219
Specificaties flowsensor met verwarmingsdraad ...........................................................................220
Specificaties volumecapnografie ...................................................................................................221
Appendix F: Tekst AVEA berichtenbalk ............................................................. 223
Appendix G: Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal mechanisme .. 225
Appendix H: Probleemoplossing bij capnometrie ............................................. 233
Appendix I: Berekeningen voor volumetrische CO2 ........................................ 235
Appendix J: Verklaringen elektromagnetische aspecten ................................. 239
Appendix K: Verklarende woordenlijst ............................................................... 243
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
vii
Verklaringen
EMC-verklaring
Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequentie (RF)-energie en kan deze uitstralen. Als deze apparatuur niet
volgens de instructies in deze handleiding wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan er elektromagnetische interferentie
optreden.
Deze apparatuur voldoet volgens tests aan de aanvaardbare limieten die zijn vastgelegd in norm EN60601-1-2 voor
medische producten. Deze limieten worden geacht een redelijke bescherming te bieden tegen elektromagnetische
interferentie (EMC) bij toepassing in de beoogde gebruiksomgevingen zoals in deze handleiding beschreven.
Dit beademingsapparaat is tevens ontworpen en vervaardigd overeenkomstig de veiligheidsvereisten van de volgende
normen: EN 60601-1, IEC 60601-2-12, CAN/CSA-C22.2 nr. 601.1-M90 en UL 2601-1.
Dit beademingsapparaat kan worden beïnvloed door draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur.
Dit beademingsapparaat mag niet worden gestapeld met andere apparatuur.
Bij de beoordeling van dit beademingsapparaat zijn de volgende kabels gebruikt:
•
15619 – normaal open patiëntoproepkabel (lengte – 1,7 meter)
•
15620 – normaal gesloten patiëntoproepkabel (lengte – 1,7 meter)
•
70600 – kabel, communicatie- (lengte – 1 meter)
•
70693 – kabel, communicatie- (lengte – 3 meter)
•
Standaard Centronics-printerkabel (lengte – 2 meter)
•
Standaard SVGA-beeldschermkabel (lengte – 2 meter)
Het gebruik van andere kabels kan verhoogde emissies of verminderde immuniteit tot gevolg hebben.
Zie tabel 201, 202, 203 en 205 voor meer informatie over het AVEA-beademingsapparaat en EMC.
MRI
Deze apparatuur bevat elektromagnetische onderdelen waarvan de werking door sterke magnetische velden kan worden
beïnvloed.
Gebruik het beademingsapparaat niet in een MRI-omgeving of in nabijheid van hoogfrequente chirurgische
diathermieapparatuur, defibrillators of kortegolfbehandelingsapparatuur. Elektromagnetische interferentie kan de werking
van het beademingsapparaat verstoren.
Gebruiksdoeleinde
Het AVEA-systeem dient voor het leveren van continue ademhalingsondersteuning in een instelling voor
gezondsheidszorg (bijv. ziekenhuizen). Het kan worden gebruikt bij pasgeboren tot en met volwassen patiënten. Het
mag uitsluitend worden bediend door daarvoor opgeleid klinisch personeel, onder toezicht van een arts.
Regelgeving
Op grond van de federale wet (V.S.) mag dit apparaat uitsluitend worden verkocht aan of in opdracht van een arts.
Het voordeel van de behandeling met medische hulpmiddelen voor ademhalingsondersteuning is veel groter
dan de onwaarschijnlijke kans op blootstelling aan ftalaten.
L2786-110 Rev. J
viii
Bedieningshandleiding
Classificatie
Apparaattype:
Medische apparatuur, klasse 1 Type B
Longbeademingsapparaat voor volwassenen/kinderen/baby’s
Conformiteitsverklaring
Deze medische apparatuur voldoet aan en is conform met de richtlijn voor
medische apparatuur 93/42/EEC en de volgende technische normen:
BS EN 60601-2-12:2006
EN 60601-1
EN 60601-1-2
ISO 13485
UL 60601-1
CAN / CSA C22.2 nr. 601.1.12-94 (R99)
Bij EU aangemelde instantie:
BSI (Reg. nr. 0086)
Handelsnamen:
AVEA beademingssystemen
CareFusion
22745 Savi Ranch Parkway
Yorba Linda, California 92887-4668
USA
Neem in geval van vragen over de verklaring van overeenstemming voor dit product contact op met CareFusion op een
van de in appendix A vermelde nummers.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
ix
Informatie met betrekking tot de veiligheid
Lees de volgende veiligheidsinformatie voordat u het beademingsapparaat gebruikt. Als u het
beademingsapparaat gebruikt zonder eerst kennis te hebben genomen van alle voorzieningen en functies, kan hierdoor
de veiligheid in het geding komen.
Algemene waarschuwingen en aandachtspunten die in alle omstandigheden van toepassing zijn op het gebruik van het
beademingsapparaat, bevinden zich in deze sectie. Bepaalde waarschuwingen en aandachtspunten (Let op) staan ook
in de handleiding bij het onderwerp waarop ze betrekking hebben.
Opmerkingen bevinden zich overal in de handleiding en bieden aanvullende informatie over specifieke voorzieningen.
Neem bij vragen over de installatie, het instellen van het systeem, de bediening of het onderhoud van het
beademingsapparaat contact op met CareFusion, Klantenservice, waarvan de gegevens te vinden zijn in bijlage A,
onder Contact- en bestelgegevens.
Begrippen
WAARSCHUWING duidt een situatie of handeling aan die kan leiden tot ernstige nadelige gevolgen of tot mogelijke
veiligheidsrisico’s.
LET OP
duidt een situatie of handeling aan die kan leiden tot schade aan het beademingsapparaat of aan
andere apparatuur.
OPMERKING
geeft aanvullende informatie voor een beter begrip van de wijze waarop het beademingsapparaat
werkt.
Waarschuwingen
De aanduidingen Waarschuwing en Let op komen in deze handleiding overal voor waar ze van toepassing zijn.
De onderstaande algemene waarschuwingen en aandachtspunten gelden altijd wanneer u het
beademingsapparaat bedient.
•
Het AVEA beademingsapparaat is bedoeld voor gebruik door een daarvoor opgeleide operator, onder begeleiding van
een bevoegde arts.
•
Als het beademingsapparaat op een patiënt wordt aangesloten, moet er te allen tijde een getrainde medische
hulpverlener aanwezig zijn om te reageren op een alarm of andere aanwijzigingen dat er een probleem bestaat.
•
Het geluidsvolume van het alarm moet hoger worden ingesteld dan de omgevingsgeluiden omdat het anders niet
gehoord wordt.
•
Zorg dat u altijd een alternatieve beademingsmethode bij de hand hebt als het beademingsapparaat wordt gebruikt.
•
De operator mag de elektrische connectoren van het beademingsapparaat of de accessoires en de patiënt niet
tegelijkertijd aanraken.
•
Wegens mogelijk explosiegevaar, mag het beademingsapparaat niet worden gebruikt in de nabijheid van
brandgevaarlijke anesthetica.
•
Een geluidsalarm geeft een abnormale situatie aan en mag nooit worden genegeerd.
•
Anti-statische of elektriciteitsgeleidende slangen of buizen mogen niet in het patiëntcircuit worden gebruikt.
•
Als tijdens het gebruik van het beademingsapparaat een mechanisch of elektrisch probleem wordt vastgesteld, moet het
beademingsapparaat buiten gebruik worden gesteld en door een gekwalificeerde onderhoudstechnicus worden
geïnspecteerd. Een slecht werkend beademingsapparaat kan leiden tot letsel bij de patiënt.
L2786-110 Rev. J
x
Bedieningshandleiding
•
Als er een alarm voor lage gastoediening optreedt, zal de aan de patiënt toegediende zuurstofconcentratie verschillen
van de bij de O2 instellingen ingestelde waarde.
•
Uitval van de gasvoorziening verandert de FIO2 en kan leiden tot letsel bij de patiënt.
•
De werking van dit apparaat kan negatief beïnvloed worden als er in de nabijheid andere apparatuur wordt gebruikt
zoals hoge frequentie chirurgische (diathermische) apparatuur, defibrillators, korte-golf therapie-apparatuur, “walkietalkies,” of mobiele telefoons.
•
Water in de luchtaanvoer kan een slechte werking van dit apparaat veroorzaken.
•
Zorg dat u de zuurstofmengpoort op het achterpaneel van het instrument niet blokkeert. Dit kan een slechte werking van
de apparatuur tot gevolg hebben.
•
Gevaar van elektrische schokken – Verwijder geen afdekplaten of panelen van het beademingsapparaat. Laat al het
onderhoud uitvoeren door een geautoriseerde onderhoudstechnicus van CareFusion.
•
Een beschermende massa-aansluiting in de vorm van een aardedraad in het netsnoer is noodzakelijk voor een veilige
werking. Zonder de beschermende massa-aansluiting kunt u van alle geleidende onderdelen, ook van knoppen en
bedieningselementen die ogenschijnlijk geïsoleerd zijn, een elektrische schok krijgen. Voorkom elektrische schokken
door het netsnoer dat bij het beademingsapparaat is geleverd (geen ander snoer) aan te sluiten op een correct bedraad
stopcontact. Controleer of het netsnoer in goede staat verkeert.
•
De AVEA is zodanig ontworpen dat gebruiker en patiënt niet worden blootgesteld aan te hoge lekstroom, volgens de
hiervoor geldende normen (UL2601 en IEC60601-1). Dit kan echter niet worden gegarandeerd wanneer er externe
apparaten worden aangesloten op het beademingsapparaat. Om bij het aansluiten van externe apparatuur op de
RS-232-, printer- en videopoort het risico van te hoge lekstroom op de behuizing te voorkomen, moeten de
beschermende aardleidingen afdoende zijn geïsoleerd. Deze isolatie moet ervoor zorgen dat de kabelafschermingen
geïsoleerd zijn aan het kabeluiteinde waarop de randapparatuur is aangesloten.
•
De oxygenatie en ventilatie moeten regelmatig worden gecontroleerd als een patiënt respiratoire ondersteuning ontvangt.
•
Op afgegeven en gemeten flow alsmede druk- en volume-instellingen en -waarden zijn de hierin beschreven
nauwkeurigheidsspecificaties voor het hulpmiddel van toepassing.
Aandachtspunten (Let op)
De volgende aandachtspunten gelden altijd als u met het beademingsapparaat werkt.
•
Controleer of de spanningsinstelling en de geïnstalleerde zekeringen zijn ingesteld overeenkomstig de uitgangsspanning
van het stopcontact, anders kan dit schade tot gevolg hebben.
•
Een volledig ontladen accu (zonder enige spanning) kan schade aan het beademingsapparaat veroorzaken en moet
worden vervangen.
•
Alle op het beademingsapparaat aangesloten accessoires moeten voldoen aan CSA/IEC601/UL2601.
•
Om schade aan het apparaat te voorkomen, dient u het luchtfilter regelmatig schoon te maken.
De volgende aandachtspunten zijn van toepassing bij het reinigen van het beademingsapparaat of het
steriliseren van de bijbehorende hulpstukken.
•
Steriliseer het beademingsapparaat niet. De interne componenten zijn niet compatibel met sterilisatietechnieken.
•
Steriliseer slangadapters of connectoren terwijl ze gemonteerd zijn niet met gas en autoclaveer ze ook niet met stoom.
De slangen nemen dan na verloop van tijd de vorm van de adapter aan, wat een slechte aansluiting en mogelijk lekkage
zal veroorzaken.
•
Dompel het beademingsapparaat NIET onder in vloeistof en schenk geen vloeistof in het beademingsapparaat of er
overheen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
xi
Symbolen op de apparatuur
De volgende symbolen kunt u vinden op het beademingsapparaat of in de bijbehorende documentatie.
Symbool
Herkomst / compliantie
Symbool 03-02 IEC 60878
ATTENTIE, raadpleeg BIJBEHORENDE DOCUMENTEN
Symbool 5016 IEC 60417
ZEKERING
Symbool 5034 IEC 60417
Symbool 01-36 IEC 60878
Symbool 5035 IEC 60417
Symbool 01-37 IEC 60878
Symbool 5031 IEC 60417
Symbool 5019 IEC 60417
Symbool 01-20 IEC 60878
Symbool 5021 IEC 60417
Symbool 01-24 IEC 60878
Symbool 5333 IEC 60417
Symbool 02-03 IEC 60878
Symbool 5032 IEC 60417
ACCEPT
L2786-110 Rev. J
Betekenis
INGANG
UITGANG
NETSPANNING (wisselstroom)
AARDE (aardebeveiliging).
EQUIPOTENTIAAL-verbinding. Deze wordt gebruikt om verschillende
onderdelen van de apparatuur of van een systeem aan te sluiten op
hetzelfde potentiaal, dat niet noodzakelijk het aardpotentiaal (de
aarde) is (bijvoorbeeld voor lokale contactering).
Apparatuur van het type B. Dit houdt in dat de apparatuur een zekere
mate van bescherming biedt tegen elektrische schokken, vooral in
verband met toegestane lekstroom en de betrouwbaarheid van de
beschermende massaverbinding.
Symbool 01-14 IEC 30878
Dit symbool bevindt zich op de specificatieplaat. Het geeft aan dat
deze apparatuur geschikt is voor wisselstroom.
Symbool 5007 IEC 60417
Symbool 01-01 IEC 60878
AAN (stroom)
Symbool 5008 IEC 60417
Symbool 01-02 IEC 60878
UIT (stroom)
Symbool 0651 ISO 7000
Horizontale omhaal met nieuwe regel. Betekent ACCEPTEER
ingevoerde waarden voor een bepaald veld.
Symbool voor
CareFusion
geeft PATIËNTENINSPANNING aan
Symbool voor
CareFusion
geeft HANDMATIGE BEADEMING aan
xii
Bedieningshandleiding
CANCEL
Symbool voor
CareFusion
HOOFDSCHERM
Symbool 417 IEC 5102
GEBEURTENIS GEREED
Symbool voor
CareFusion
MODUS
Symbool voor
CareFusion
EXTRA INSTELLINGEN
Symbool voor
CareFusion
INSTELLING voor maatselectie patiënt
MDD Richtlijn 93/42/EEC
CE-merk
Symbool 5307 IEC 60417
ALARM OPNIEUW INSTELLEN
Symbool 5319 IEC 60417
ALARM ONDERDRUKKEN
Symbool voor
CareFusion
VOLWASSEN patiënt
Symbool voor
CareFusion
PEDIATRISCH patiënt (kind)
Symbool voor
CareFusion
NEONATALE patiënt (baby)
Grafisch symbool voor
algemeen gebruik voor NIET
DOEN
ANNULEREN, d.w.z. De ingevoerde waarden niet accepteren.
Symbool voor
CareFusion
Selecteer de functie WEERGEGEVEN SCHERM.
Symbool 5467 IEC 60417
Het huidige scherm STILZETTEN.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Symbool voor
CareFusion
Het scherm ALARM LIMITS (alarmgrenzen) activeren
Symbool voor
CareFusion
SLOT. Dit geeft aan dat de knoppen op het paneel zijn vergrendeld.
Symbool voor
CareFusion
Poort VERNEVELAAR
Symbool voor
CareFusion
ZUURSTOF verhogen
Symbool voor
CareFusion
PRINTSCHERM
Symbool voor
CareFusion
Poort AFZUIGING
Symbool voor
CareFusion
L2786-110 Rev. J
xiii
Aansluiting FLOWSENSOR MET VARIABELE OPENING
Symbool voor
CareFusion
Aansluiting FLOWSENSOR MET VERWARMINGSDRAAD
Symbool voor
CareFusion
ANALOGE IN/OUT verbinding
Symbool voor
CareFusion
HOOFDSCHERM weergeven
Symbool voor
CareFusion
POORT NIET BLOKKEREN
Symbool voor
CareFusion
Aansluiting EXTERNE ACCU
Symbool voor
CareFusion
Geeft poort GAS ID aan
Symbool voor
CareFusion
Aansluiting ZUURSTOFSENSOR
xiv
Bedieningshandleiding
Symbool voor
CareFusion
Ontlasting OVERDRUK
Symbool voor
CareFusion
Aansluiting EXTERNE VERPLEEGKUNDIGE
Symbool voor
CareFusion
Aansluiting MONITOR GEBRUIKERSINTERFACE
Symbool voor
CareFusion
Dit symbool betekent ZEKERING VOOR INTERNE BATTERIJ
Symbool voor
CareFusion
Dit symbool betekent GELUIDSVOLUME ALARM
Symbool voor
CareFusion
Dit symbool geeft aan dat de AVEA uitsluitend wordt gevoed door de
INTERNE BATTERIJ.
Symbool voor
CareFusion
Dit symbool geeft aan dat de HELIOX configuratie wordt gebruikt.
Symbool voor
CareFusion
Dit symbool geeft aan dat het product ftalaten bevat
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
1
Hoofdstuk 1: Inleiding
De AVEA is een door software gestuurd beademingsapparaat van de vierde generatie met servo-regeling. Het dynamische
afgiftebereik maakt dat beademingsgassen kunnen worden toegediend aan alle patiënten, van baby’s tot volwassenen.
De revolutionaire gebruikersinterfacemodule (User Interface Module, UIM) koppelt maximale flexibiliteit aan eenvoudige
bediening. Het systeem heeft een platte kleurenmonitor (LCD) voor real-time grafische gegevens en digitale
bewakingsfuncties, een touchscreen voor eenvoudige interactie, membraanknoppen en een dataknop voor het wijzigen
van de instellingen en gebruiksparameters. Een nauwkeurig gasafgiftemechanisme met servobediening voor actieve
inspiratie en expiratie zorgt voor prestaties die met beademingsapparaten van vorige generaties niet haalbaar waren.
De AVEA is ontworpen voor gebruik met behulp van de meeste algemeen verkrijgbare accessoires. Het
beademingsapparaat is eenvoudig te reinigen, en dankzij het ontwerp verzamelt zich geen vloeistof op de oppervlakken,
wat de kans verkleint dat er vloeistof in de behuizing lekt.
De AVEA is leverbaar in twee modellen: Comprehensive en Standard. In de volgende tabel ziet u de standaard en
optionele functies die voor elk model beschikbaar zijn.
Functies en accessoires
Modi
Proximale flowsensor met verwarmingsdraad
Gesynchroniseerde vernevelaar
24 uur trending
Interne batterij
Kleurenmonitor voor grafische weergave
Loops en golfgrafieken
Standaard wagentje
Proximale flowsensor met variabele opening
Bewaking proximale beademingsdruk
Tracheale katheter
Oesofagusballon
Interne compressor
heliox afgifte
L2786-110 Rev. J
Standard
(standaard)
Comprehensive
(uitgebreid)
Alle
Alle
2
Inleiding
Optionele functies en accessoires
Bedieningshandleiding
Standard
(standaard)
Comprehensive
(uitgebreid)
Aangepast wagentje
Optie
Aanwezig
Externe accu (alleen op aangepast wagentje)
Optie
Optie
Gastankhouder (op beide wagentjes)
Optie
Optie
Interne compressor
Optie
Aanwezig
Pflex Maneuver
Optie
Aanwezig
Heliox afgifte
Optie
Aanwezig
nCPAP
Optie
Aanwezig
VCO2
Optie
Optie
Enkele AVEA functies
Artificial Airway Compensation (kunstmatige luchtwegcompensatie)1
Als de Artificial Airway Compensation wordt aangezet, berekent het beademingsapparaat automatisch de drukval over
de endotracheale slang. De AVEA past dan de luchtwegdruk aan voor afgifte van de ingestelde inspiratiedruk aan het
distale (carina) uiteinde van de endotracheale slang. Hierbij wordt de flow, de gassamenstelling (heliox of
stikstof/zuurstof), de fractie inademingszuurstof (FIO2), de slangdiameter, lengte, en de pharynxkromming ingecalculeerd
op basis van de afmeting van de patiënt (neonataal, pediatrisch, volwassen). Deze compensatie treedt uitsluitend op
tijdens de inademing. Artificial Airway Compensation is actief bij alle Pressure Support (drukondersteuning) en Flow
Cycled Pressure (flowgestuurde druk) ademhalingen.
WAARSCHUWING
Als u de Artificial Airway Compensation activeert, terwijl u een patiënt beademt, zal dat een plotselinge vermeerdering
in de piekbeademingsdruk veroorzaken en de bijbehorende vermeerdering in het teugvolume. Als u besluit om de
Artificial Airway Compensation te activeren, terwijl de patiënt op het beademingsapparaat is aangesloten, zult u
voorzichtig moeten zijn zodat u risico van een te grote teugvolume-afgifte tot een minimum beperkt.
Opmerking:
De bewaakte beademingsdruk (inspiratoir) zal hoger zijn dan de ingestelde waarden als Artificial Airway Compensation actief is.
Bij een inspiratiedrukinstelling van nul zal Artificial Airway Compensation toch een verhoogde beademingsdruk leveren,
die compenseert voor de weerstand van de endotracheale slang.
Als de Artificial Airway Compensation aan staat, verschijnt het bijbehorende controlelampje in alle beademingsvormen
hoewel de functie niet altijd actief is (bijvoorbeeld Volume Controlled [volumegeregelde] ademhalingen). Dit dient als
waarschuwing dat Artificial Airway Compensation actief zal worden als een Pressure Support (drukondersteuning) of
combinatiemodus (bijv. Volume Control SIMV) wordt geselecteerd.
Bereik:
Uit/Aan
Standaard:
Uit
Verkrijgbaar voor alle patiëntafmetingen
1
Estimation of Inspiratory Pressure Drop in Neonatal and Pediatric Endotracheal Tubes, by Perre-Henri Jarreau, American Physiological Society 1999
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Inleiding
3
Volledig assortiment patiëntafmetingen
U kunt een patiëntafmeting selecteren van Volwassen, Pediatrisch, of Neonataal. Als u deze selectie hebt gemaakt,
biedt het beademingsapparaat uitsluitend die parameters die beschikbaar zijn voor uw geselecteerde patiëntafmeting.
Niet-invasieve beademing
Het beademingsapparaat kan niet-invasieve beademing uitvoeren met een standaard dubbel slangcircuit. Bij gebruik van
deze functie moet de lekcompensatie worden aangezet. Om lekcompensatie aan te zetten, gebruikt u het touchscreen
dat is weergegeven op het scherm Ventilator Set-Up (beademingsinstellingen).
Opmerking:
Niet-invasieve beademing vereist het gebruik van een goed aansluitend masker zonder ontluchtingsopeningen.
Overmatige lekkages rond het masker kunnen leiden tot valse triggering van het beademingsapparaat of het activeren
van ontkoppelingsalarmen.
Lekcompensatie
Lekcompensatie wordt gebruikt ter compensatie van basislijnlekkages, die bij het patiëntmaskerinterface of rond de
endotracheale slang van de patiënt kunnen optreden. Het verschaft uitsluitend compensatie voor basislijnlekkage en is
niet actief tijdens de afgifte van ademhalingen.
Tijdens de expiratie wordt PEEP gehandhaafd door samenwerking van de hydraulische regelklep (FCV) en de
expiratieklep (ExV). De ExV druk-servo is ingesteld op een doeldruk van PEEP en de FCV druk-servo is ingesteld tot op
een drukstreefwaarde van PEEP – 0,4 cm H2O. De ExV servo gaat open als de druk boven de streefwaarde komt en de
FCV geeft flow af als de druk onder de streefwaarde daalt tot een maximale flowrate voor de patiëntafmeting.
Bereik:
Uit/Aan
Standaard:
Uit
Compensatiecircuitcompliantie
Als circuitcompliantie actief is, wordt het volume gas dat wordt afgegeven tijdens een volumegeregelde of
streefademhaling vergroot zodat het bestaat uit het ingestelde volume plus het volume dat wegens het compliantie-effect
van het circuit verloren gaat. Circuitcompliantie is actief gedurende het ingestelde teugvolume tijdens Volume Control
beademing, het streefteugvolume in PRVC modus en voor Machinevolume. Het is uitsluitend actief in toepassingen voor
volwassenen en kinderen.
De monitors voor het expiratoir volume voor alle modi en soorten ademhaling worden ook aangepast voor het
volume van de Compensatie voor compliantie.
Bereik:
0,0 tot 7,5 ml/cm H2O
Standaard:
0,0 ml/cm H2O
Het beademingsapparaat meet automatisch de circuitcompliantie tijdens de uitgebreide systeemtest (Extended Systems
Test, EST). De waarde kan niet handmatig worden ingevoerd.
L2786-110 Rev. J
4
Inleiding
Bedieningshandleiding
Opmerking:
Hoewel de circuitcompliantie op het Instellingsscherm wordt weergegeven, is het niet actief voor neonatale patiënten.
Een hoge circuitcompliantie met kleine teugvolumes kan leiden tot een langere inademingsduur. Dit is het resultaat van de
afgifte van het circuitcompliantievolume bij de ingestelde flowrate.
Het instellen van extreem kleine afgegeven teugvolumes als de compensatie voor circuitcompliantie niet actief is en als er een
proximale flowsensor wordt gebruikt, kan leiden tot het activeren van het alarm voor een losgekoppeld patiëntcircuit.
Bevochtiging
U kunt actieve of passieve bevochtiging selecteren (AAN/actief of UIT/passief). Actieve bevochtiging gaat uit van
99% RV; passieve bevochtiging gaat uit van 60% RV bij gebruik van een HME. Deze functie past de BTPS
correctiefactor aan zodat de expiratoire teugvolumes worden gecorrigeerd.
Bereik:
Standaard:
Uit/Aan
Actief (AAN)
Opmerking:
Onjuiste instellingen van de functie Bevochtiging zullen de nauwkeurigheid van het bewaakte expiratoire volume
beïnvloeden.
Heliox Delivery (alleen op de Comprehensive, als optie leverbaar bij de
Standard)
Met behulp van de gepatenteerde “Smart” connectortechnologie kan het de AVEA model Comprehensive heliox
gemengd gas afgeven in plaats van medische lucht. Door eenvoudig een connector op het achterpaneel te vervangen,
identificeert het beademingsapparaat de gasinvoer en past het zich aan de verandering aan. Alle volumes (numeriek en
grafisch) worden voor nauwkeurige weergave automatisch gecompenseerd.
De klinische voordelen van helium-zuurstofgas zijn gebaseerd op de aanzienlijk lagere gasdichtheid vergeleken met stikstofzuurstofgas. Dankzij deze lagere gasdichtheid kan hetzelfde volume (teugvolume) gas aan de patiënt worden afgegeven bij
een aanzienlijk lagere beademingsdruk. Bovendien maken de lage-dichtheidseigenschappen van het gas het mogelijk dat het
veel gemakkelijker langs luchtwegverstoppingen of vernauwingen passeert dan stikstof-zuurstofgasmengsels.
Opmerking:
De heliox “smart” connector is uitsluitend ontworpen voor gebruik met een 80/20 heliox-tank. Er kan alleen een mengsel
van 20% zuurstof en 80% helium gebruikt worden als heliox gastoevoer.
Als heliox-gas is aangesloten, wordt dit groene pictogram rechts onderin het touchscreen weergegeven.
Voor het instellen van het helium-zuurstofmengsel tijdens afgifte, stelt u gewoon de gewenste FIO2 in, het verschil in het
beademingsgas is dan helium.
Bijvoorbeeld:
Een ingestelde FIO2 van 35% geeft een 65/35 heliox-mengsel aan de patiënt af.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Inleiding
5
WAARSCHUWING
Aansluiting van een gastoevoer op de helium-zuurstofmengselinlaat die niet 20% zuurstof bevat, kan hypoxia of
de dood veroorzaken.
Hoewel een 80/20 mengsel van helium en zuurstof als medisch gas wordt verkocht, is het heliumzuurstofgasmengsel niet gelabeld voor enig specifiek medisch gebruik.
Opmerking:
Flowsensoren met verwarmingsdraad werken niet met heliox-gasmengsels. Tijdens de afgifte van heliox moet een
flowsensor met variabele opening worden gebruikt voor bewaking van de afgegeven volumes bij de proximale
luchtwegen.
Opmerking:
De werking van de bevochtiger met verwarming moet nauwlettend in het oog worden gehouden tijdens helioxtherapie. Helium heeft een aanzienlijk grotere thermische geleiding vergeleken met stikstof-zuurstofgasmengsels en dit
kan moeilijkheden veroorzaken met sommige verwarmde bevochtigingsapparaten. Een patiënt met koorts kan via de
gaskolom warmte afgeven aan een proximale temperatuursensor, wat dan de werkcyclus van de bevochtiger kan
beïnvloeden en de uitgang kan verlagen. Dit kan dehydratie van afscheiding in de luchtwegen veroorzaken.
In toepassingen waar een ademhalingscircuit met verwarmde draad wordt gebruikt, kan deze warmteoverdracht vanaf
de patiënt ook de werkcyclus van het verwarmde-draadcircuit beïnvloeden, wat kan leiden tot verhoogde condensatie in
het ademhalingscircuit.
De relatieve instellingen van sommige soorten bevochtiger moeten soms verlaagd worden om oververhitting van het
beademingsgas te voorkomen.
Opmerking:
Het zuurstofalarm kan tijdens de heliox afgifte niet worden uitgeschakeld.
Gebruik de vernevelaar niet terwijl u heliox gebruikt.
L2786-110 Rev. J
6
Inleiding
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
7
Hoofdstuk 2: Uitpakken en installeren
Montage en fysieke installatie van het beademingsapparaat
Het beademingsapparaat uitpakken
De AVEA is ontworpen voor een eenvoudige bediening en installatie. Het apparaat vereist zeer weinig montage ter
plekke.
Benodigde onderdelen voor het installeren van het beademingsapparaat
U hebt het volgende nodig voor het installeren van uw AVEA beademingsapparaat:
•
Stroomvoorziening. Het beademingsapparaat werkt op standaard netspanning van 100, 110, 220 of 240 volt
wisselstroom of op een optionele exterme 24 VDC accu. Er wordt een interne batterij bij het beademingsapparaat
meegeleverd, die het beademingsapparaat gedurende korte tijd kan voeden (zie hoofdstuk 8, Onderhoud & Reiniging)
LET OP
Het beademingsapparaat moet gedurende minstens 4 uur op een hoofdstroomvoorziening worden aangesloten voordat
u op de interne batterij overschakelt. Voor gebruik op de externe accu moet het beademingsapparaat gedurende
minstens 12 uur op een hoofdstroomvoorziening zijn aangesloten en moet het groene LEDje branden zodat u zeker
weet dat de accu geheel opgeladen is.
•
Zuurstof, lucht of helium onder druk. De persgasvoorziening moet schoon, droog, medisch gas leveren bij een
lijndruk van 1,4 tot 5,6 bar (20 tot 80 PSIG).
Lucht- of helioxtoevoer
Druk:
Temperatuur:
Minimumflow:
Luchtinlaatfitting:
helioxinlaatfitting:
van 20 t/m 80 psig (1,4 t/m 5,5 bar) (toevoerlucht)
van 20 t/m 80 psig (1,4 t/m 5,5 bar) (toevoer van heliox 80% / 20% alleen heliox)
van 3 t/m 10 psig (0,2 t/m 0,7 bar) (compressorlucht)
5 tot 40 °C (41 tot 104 °F)
80 l/min bij 20 psig (1,4 bar)
type CGA DISS, nr. 1160 (lucht). NIST fitting krachtens BS-5682:1984 (lucht) ook
verkrijgbaar.
type CGA DISS, nr. 1180 (heliox)
Opmerking:
NIST-fittingen voor lucht en zuurstof zijn op aanvraag bij de bestelling bij CareFusion verkrijgbaar.
Zuurstoftoevoer
Druk:
Temperatuur:
Vochtigheid:
Minimumflow:
Fitting ingang:
L2786-110 Rev. J
van 20 t/m 80 psig (1,4 t/m 5,5 bar) (toevoerzuurstof)
5 tot 40 °C (41 tot 104 °F)
Het gasdauwpunt moet 1,7 °C (3 °F) onder de omgevingstemperatuur liggen (minimaal)
80 l/min bij 20 psig (1,4 bar)
Type CGA DISS, nr. 1240. NIST fitting krachtens BS-5682:1984 (O2) ook verkrijgbaar.
8
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Montage van het beademingsapparaat
Monteer het onderstel met wielen voor uw AVEA beademingsapparaat met behulp van de instructies in de verpakking.
Het beademingsapparaat wordt met vier vleugelmoeren gemakkelijk aan het onderstel bevestigd. Zie voor gedetailleerde
aanwijzingen de installatie-instructies in de onderhoudshandleiding voor de AVEA (Afbeelding 2–1).
Onderstel
beademingsapparaat
Standard
Onderstel
beademingsapparaat
Comprehensive
Afbeelding 2–1: Bevestiging op onderstel voor de Stardard en de Comprehensive
LET OP
Het beademingsapparaat en de UIM wegen samen ongeveer 36,4 kg (80 lbs.). Hanteer veilige optilprocedures bij het
monteren van het beademingsapparaat.
Optie externe accu
Raadpleeg de installatie-instructies in de onderhoudshandleiding voor de AVEA als u de optionele externe accu hebt
aangeschaft. Installeer uw externe accu's volgens de installatie-instructies die in de verpakking van de accessoireset
voor het wagentje zitten (onderdeelnr. 11372).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
9
Installatie aan de voorzijde van het beademingsapparaat
Montage expiratiefilter en waterafscheider
Voer de volgende stappen uit voor de montage en het plaatsen van het expiratiefilter en de waterafscheider:
Schroef de meegeleverde wateropvangfles in het manchet
met schroefdraad van de waterafscheider.
Afbeelding 2–2: Opvangfles aan waterafscheider bevestigen
Duw het expiratiefilter zoals afgebeeld in de montagekop van de
waterafscheider.
Rand die bij montage in
de cartridge past
Afbeelding 2–3: Bevestiging van het expiratiefilter
L2786-110 Rev. J
10
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Lijn de locatierand op de waterafscheiderconstructieuit met de sleuf in de expiratiefiltercartridge (zie Afbeelding 2–4).
De locatierand van de
waterafscheiderconstructie
past in de sleuf
Afbeelding 2–4: Expiratiefiltercartridge met locatiesleuf
Schuif de waterafscheider/expiratiefilterconstructie in de cartridge (zie Afbeelding 2–5).
Afbeelding 2–5: Expiratiefilter/waterafscheiderconstructie in cartridge
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
11
Draai de metalen vergrendelhendel rechtsonder op het
beademingsapparaat naar voren tot hij open staat.
Afbeelding 2–6: Open de vergrendelhendel
Plaats de gemonteerde cartridgeconstructie zoals afgebeeld
in het beademingsapparaat. Controleer of de constructie
volledig in de uitsparing gedrukt is.
Afbeelding 2–7: Plaatsing expiratiefilter
Opmerking:
Plaatsing van de expiratiefilter/waterafscheiderconstructie zonder het expiratiefiltercartridge kan maken dat de
filterafdichting niet goed uitgelijnd is wat lekkage bij het ademhalingscircuit van de patiënt kan veroorzaken.
Sluit de vergrendelhendel.
Afbeelding 2–8: De vergrendelhendel op zijn plaats sluiten
L2786-110 Rev. J
12
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
AVEA® disposable expiratiefilter-waterafscheidercombinatie
Aanwijzingen voor de gebruiker
Installatie
Opmerking:
De AVEA disposable expiratiefilter-waterafscheidercombinatie wordt niet-steriel geleverd. De combinatie kan worden
gebruikt als alternatief voor de AVEA herbruikbare filterconstructie (herbruikbaar filter, opvangflacon, waterafscheider en
cartridge). Gebruik van de AVEA herbruikbare filterconstructie is niet vereist bij gebruik van de disposable expiratiefilterwaterafscheidercombinatie.
Afbeelding 2–9: AVEA disposable expiratiefilter-waterafscheidercombinatie
1.
Draai de metalen vergrendelhendel linksonder aan de voorkant van het beademingsapparaat naar buiten totdat deze
volledig open staat.
Afbeelding 2–10: De filter-waterscheidercombinatie aanbrengen
2.
Steek het AVEA disposable expiratiefilter in de filteropening waarbij het de kant op wijst zoals is afgebeeld in Afbeelding 2–
10. Controleer of het filter volledig in de filteropening is ingebracht voordat u de hendel in de gesloten stand zet.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
3.
Uitpakken en installeren
Sluit de vergrendelhendel volledig om het filter in de uitsparing op het beademingsapparaat vast te zetten.
Afbeelding 2–11: De vergrendelhendel sluiten
Het filter is klaar voor gebruik zodra de vergrendelhendel gesloten is.
Afbeelding 2–12: Voltooide installatie van filter-waterscheidercombinatie
WAARSCHUWING
Als het AVEA disposable expiratiefilter niet helemaal is ingestoken, kan dit ertoe leiden dat de filterafdichting
niet goed is uitgelijnd waardoor er lekkage in het patiëntcircuit kan ontstaan.
Opmerking:
Als het filter volledig in de filteropening is ingebracht, kan de hendel vrij makkelijk worden gesloten.
WAARSCHUWING
De vergrendelhendel moet helemaal gesloten zijn om er zeker van te zijn dat het filter correct is
geïnstalleerd en goed is vergrendeld.
L2786-110 Rev. J
13
14
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
4.
Afvoerslang en knijpklem. Controleer deze op eventuele zichtbare schade en controleer of ze stevig zijn aangebracht.
5.
Controleer regelmatig het waterpeil in de filterflacon en leeg deze voordat het water de lijn voor het maximale peil
heeft bereikt.
6.
Om de opvangflacon te legen, drukt u de knijpklem open om de inhoud uit de opvangflacon in een daarvoor geschikt
opvangmedium te gieten. Sluit en vergrendel de knijpklem als u klaar bent.
Afbeelding 2–13: Legen van de waterafscheider
WAARSCHUWING
De afvoerslang moet volledig op het filter zijn aangesloten en de knijpklem moet in de gesloten stand staan.
GESLOTEN
Afbeelding 2–14: Gesloten knijpklem
GEOPEND
Afbeelding 2–15: Geopende knijpklem
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
15
REINIGING:
Alleen de buitenkant van het filter kan worden gereinigd. Dit doet u door deze voorzichtig schoon te vegen met een milde
reinigingsoplossing die geschikt is voor polystyreen plastic zoals isopropylalcohol of chloorverbindingen. Deze
reinigingsoplossingen moeten in verhouding worden verdund met water waarbij een maximale concentratie van 1:10
wordt aanbevolen.
LET OP
Probeer niet de filtermedia te reinigen. Probeer niet het filter te steriliseren of te hergebruiken.
WAARSCHUWING
Dompel de filters van het beademingscircuit niet onder in vloeistof, om een verhoogde flowweerstand te
voorkomen. Probeer het filtermedium binnen in het filter niet te schrobben of aan te raken, om te voorkomen dat
de filtratiecapaciteit vermindert.
INSPECTIE: Controleer vóór gebruik op eventuele zichtbare schade aan de plastic behuizing of de gevouwen filtermedia.
Werp deze bij beschadiging weg.
VERVANGING: Het AVEA disposable uitademingsfilter, alsmede de afvoerslang en de knijpklem, zijn voorwerpen voor
eenmalig gebruik. Vervang ze bij elke circuitwisseling door een nieuw, ongebruikt filter.
WAARSCHUWING
Probeer niet dit filter te steriliseren of te hergebruiken.
Opmerking:
Werp gebruikte filters weg in overeenstemming met het beleid van uw instelling. Vóór niet-destructieve afvoer steriliseren.
Volg de plaatselijke overheidsvoorschriften en recyclingplannen met betrekking tot het afvoeren of recyclen van
onderdelen van medische hulpmiddelen.
Aanvullende informatie:
Gedetailleerde informatie over de specificaties van deze constructie vindt u in bijlage B, Specificaties.
L2786-110 Rev. J
16
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Montage van het patiëntcircuit
Circuit voor volwassenen met
actieve bevochtiger
7.
Als er een actieve bevochtiger wordt
gebruikt, is het volwassen patiëntcircuit
opgesteld zoals in Afbeelding 2–16 is
aangegeven. Bevestig uw bevochtiger op
de verticale stang van het AVEA
onderstel. Pas de hoogte van de
bevochtiger en de lengte van de
bevochtigingsslangen zodanig aan dat de
slang betrekkelijk recht is zonder
afsluitingen.
Inademingsslang
van het
patiëntcircuit
Afbeelding 2–16: Circuit voor volwassenen met actieve bevochtiger
Circuit voor volwassenen zonder actieve bevochtiger
8.
Inademingsslang van
het patiëntcircuit
Opstelling voor toepassing met een passieve
bevochtiger of HME is zoals in Afbeelding 2–
17. De inspiratieslang van het patiëntcircuit
wordt direct aangesloten op de gasuitgang
van het beademingsapparaat. Het passieve
bevochtigings- systeem moet volgens de
meegeleverde gebruiksaanwijzing in de lijn
van het patiëntcircuit worden geplaatst.
Afbeelding 2–17: Circuit voor volwassenen zonder actieve bevochtiger
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
17
Neonataal patiëntcircuit
Het neonatale patiëntcircuit is bevestigd zoals
aangegeven in Afbeelding 2–18.
Inademingsslang
van het
patiëntcircuit
Afbeelding 2–18: Neonataal patiëntencircuit
Aansluitingen op voorpaneel
Standaard
Uitgebreid
Afbeelding 2–19: AVEA voorpaneel Configuratie Standaard en Uitgebreid
L2786-110 Rev. J
18
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Bevestiging flowsensoren
De AVEA kan werken met een proximale flowsensor met een verwarmingsdraad of met een variabele opening. Deze
komen naast de interne inademingsflowsensor en de verwarmde uitademingsflowsensor van het instrument. Er zijn drie
proximale flowsensoren verkrijgbaar voor de AVEA.
De standaard proximale flowsensor met verwarmingsdraad is geschikt voor neonatale en pediatrische toepassingen
waar de inspiratoire piekflowfrequentie minder is dan 30 l/min. Deze flowsensor is niet actief in volwassen toepassingen.
Proximale flowsensor met verwarmingsdraad
Een flowsensor met verwarmingsdraad wordt bevestigd aan het met een blauwe cirkel aangegeven aansluitcontact
hieronder, direct onder de aansluiting van de
flowsensor met variabele opening op het voorpaneel.
Intrekbare plastic bus
Het aansluitcontact is gemarkeerd met het
onderstaande pictogram.
Dit is een vergrendelbare connector. Aansluiten gaat
als volgt: trek eerst de plastic vergrendelbus terug,
en druk de connector vervolgens stevig in het
aansluitcontact van het beademingsapparaat.
Ontkoppelen gaat als volgt: trek de plastic bus
terug en trek de connector vervolgens van het
beademingsapparaat af. Druk de connector niet
omhoog of omlaag, omdat u hiermee de connector
kunt beschadigen.
Afbeelding 2–20: Bevestiging flowsensor met verwarmingsdraad
LET OP
Voor een goede werking van de AVEA moeten zowel op het Y-stuk aan de patiëntzijde als op de aansluiting van het
beademingsapparaat flowsensoren worden aangesloten.
Opmerking:
Flowsensoren met verwarmingsdraad werken niet met heliox-gasmengsels. Tijdens de afgifte van heliox, moet een
flowsensor met variabele opening worden gebruikt voor bewaking van de afgegeven volumes bij de proximale
luchtwegen.
Nulstelprocedure flowsensor met verwarmingsdraad
Deze procedure wordt aanbevolen bij de installatie van een nieuwe flowsensor en eventueel als correctie voor een
verschuivende golfvormbasislijn.
De standaard-stromingssensor met verwarmingsdraad is geschikt voor neonatale en pediatrische toepassingen waar de
inspiratoire piekstroom minder is dan 30 l/min. Deze stromingssensor is niet actief in volwassen toepassingen. De
volgende procedure beschrijft het resetten of terug op nul zetten van de sensor met verwarmingsdraad.
De offset van de sensor met verwarmingsdraad resetten of weer op nul zetten:
1.
Selecteer Utility (hulpprogramma) uit het schermenmenu.
2.
Kies het tabblad Monitoring (bewaking) uit het scherm Utility (hulpprogramma).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
19
3.
Druk op de knop Zero Sensor (resetten sensor) onder het gedeelte Hot Wire Flow Sensor (flowsensor met
verwarmingsdraad).
4.
Verwijder de flowsensor met verwarmingsdraad uit het patiëntcircuit.
5.
Blokkeer beide uiteinden van de flowsensor met uw gehandschoende vingers, zodat er geen stroming optreedt.
6.
Houd de sensor stabiel (zonder beweging), en druk op de knop Continue (doorgaan).
7.
Wacht totdat het bericht Zero Sensor Completed (sensor op nul gezet) verschijnt.
8.
Plaats de flowsensor met verwarmingsdraad weer in het patiëntcircuit.
9.
Als de flowsensor blijft verschuiven of een onnauwkeurige waarde geeft, herhaalt u deze procedure of vervangt u de
flowsensor.
Opmerking:
De hierboven vermelde stappen moeten in de juiste volgorde worden uitgevoerd. Als de test wordt herhaald, wordt
uitsluitend de laatst gemeten waarde opgeslagen. Vervolgens wordt de opgeslagen waarde toegepast op alle
toekomstige flow- en volumemetingen waarbij deze flowsensor wordt gebruikt. Deze procedure zal niet “mislukken” maar
wordt beperkt door de afwijking die ermee kan worden gecorrigeerd. Als de flowsensor met verwarmingsdraad na het
voltooien van deze procedure blijft verschuiven of onnauwkeurige waarden weergeeft, dan wordt de compensatiewaarde
beperkt en moet de sensor worden gereinigd of vervangen.
Flowsensoren met variabele opening zijn ook verkrijgbaar voor sommige AVEA modellen. De neonatale VarFlex
flowsensor is geschikt voor neonatale en pediatrische toepassingen waar de inspiratoire piekflowfrequentie minder is
dan 30 l/min. Deze flowsensor is niet actief in volwassen toepassingen. Voor volwassen en grote pediatrische
toepassingen is een pediatrische / volwassen VarFlex flowsensor verkrijgbaar voor toepassing bij patiënten van wie de
flowvereisten binnen het bereik van 1,2 – 180 l/min vallen.
Gedetailleerde informatie over de specificaties van elke flowsensor vindt u in Appendix E: Sensorspecificaties en
circuitweerstand.
L2786-110 Rev. J
20
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Flowsensor met variabele opening
Sensoren met variabele opening die op het aansluitcontact op het voorpaneel van het beademingsapparaat zijn
aangesloten, zijn met donkerblauw omcirkeld en gemarkeerd met het pictogram hieronder.
Dit is een vergrendelbare connector. Aansluiten gaat als volgt: trek eerst de plastic vergrendelbus terug, en druk de
connector vervolgens stevig in het aansluitcontact van het beademingsapparaat. Duw vervolgens de vergrendelbus naar
voren zodat de flowsensor op zijn plaats wordt vergrendeld.
Intrekbare plastic bus
Afbeelding 2–21: Bevestiging van de flowsensor met variabele opening
Ontkoppelen gaat als volgt: trek de plastic bus terug en trek de connector vervolgens van het beademingsapparaat af.
Druk de connector niet omhoog of omlaag, u kunt hiermee de connector beschadigen.
LET OP
Trek de plastic vergrendelbus volledig terug voordat u connectors van dit type aansluit. Als u dit niet doet, kan de
connector beschadigd raken.
Montage van een vernevelaar
Het is met het AVEA-beademingsapparaat mogelijk een vernevelaar in de inspiratielijn op te nemen (zie “Hoofdstuk 3:
Bediening van het beademingsapparaat”). De vernevelaar wordt met de inspiratie gesynchroniseerd, en geeft gas af bij
de ingestelde FIO2 en is gedurende 20 minuten actief. Bevestig de slang van de vernevelaar zoals hier afgebeeld aan op
de fitting aan de onderkant van het voorpaneel. De fitting is gemarkeerd met het onderstaande pictogram.
Afbeelding 2–22: Bevestiging van de vernevelaarslangen
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
21
Opmerking:
Om de interne vernevelaar te kunnen gebruiken moet de AVEA op een persluchtvoorziening worden aangesloten.
De vernevelaar is niet actief terwijl de AVEA op de interne compressor werkt. Het beademingsapparaat bevat een
interne pneumatische compressor, die de druk opwekt die benodigd is voor het gebruik van de vernevelaar.
Opmerking:
Voor activering van de vernevelaar is een inademingsflow van ten minste 16 liter per minuut vereist; de flow wordt
gecompenseerd om het ingestelde teugvolume te handhaven.
LET OP
Als de interne vernevelaar wordt gebruikt, vermindert het beademingsapparaat de flowrate met 6 l/min ter compensatie
voor de uitgang van de vernevelaar. Het gebruik van de interne vernevelaar kan echter invloed hebben op het aan de
patiënt afgegeven teugvolume omdat de flow van de interne vernevelaar kan variëren.
Opmerking:
Gebruik de vernevelaar niet terwijl u heliox gebruikt.
Opmerking:
Desgewenst kan een filter aan de vernevelaarpoort worden bevestigd om de gasflow vanuit de vernevelaar te filteren.
Bevestiging proximale druksensor
Op het model Comprehensive van de AVEA kan een proximale druksensor voor bewaking van de proximale
luchtwegdruk worden aangesloten. Op de AVEA Comprehensive is de connector met Aux gelabeld zoals is aangegeven
in Afbeelding 2–23, en paars omcirkeld.
Als deze functie actief is, wordt hij aangegeven en geeft hij zo nodig een alarmmelding voor de proximale beademingsdruk.
Afbeelding 2–23: Aansluiting proximale druksensor op de AVEA Comprehensive
L2786-110 Rev. J
22
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Opmerking:
In toepassingen die een hoge weerstand in het bewaakte beademingssysteem opwekken, kan de proximale
beademingsdruk hoger zijn dan de ingestelde inspiratiedruk.
(Alleen bij het model Comprehensive)
Oesofagusballon
De aansluiting die is bedoeld voor een oesofagusballon is zoals hier afgebeeld groen omcirkeld aan de bovenkant van
het voorpaneel. Hij wordt aangegeven met het opschrift PES.
Afbeelding 2–24: Connector oesofagusballon
Opmerking:
Zie “Hoofdstuk 4: Monitors, displays en manoeuvres” voor de plaatsingstechniek voor oesofagusballonnen.
Tracheale katheter
Een tracheale katheter wordt op de AVEA aangesloten via de connector op het voorpaneel die met Aux is aangegeven.
De connector is afgebeeld in Afbeelding 2–23.
Opmerking:
Zie “Hoofdstuk 4: Monitors, displays en manoeuvres” voor de plaatsingstechniek voor oesofagusballonnen.
WAARSCHUWING
De AVEA is zodanig ontworpen dat gebruiker en patiënt niet worden blootgesteld aan te hoge lekstroom,
volgens de hiervoor geldende normen (UL2601 en IEC60601-1). Dit kan echter niet worden gegarandeerd
wanneer er externe apparaten worden aangesloten op het beademingsapparaat.
Om het risico van te hoge lekstroom van aangesloten externe apparatuur op de RS-232-, printer- of videopoort
te beperken, moeten de beschermende aardleidingen afdoende worden geïsoleerd.
Deze isolatie moet ervoor zorgen dat de kabelafschermingen geïsoleerd zijn aan het kabeluiteinde waarop de
randapparatuur is aangesloten.
Zie “Appendix B: Specificaties” voor aansluitingen en communicatie.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
23
Installatie aan de achterzijde van het beademingsapparaat
B
A
J
C
I
E
D
F
Afbeelding 2–25: Achterpaneel
L2786-110 Rev. J
G
H
K
24
Uitpakken en installeren
A
AC vermogensmodule
H
Aansluiting zuurstofslang
B
UIM-aansluiting
I
Connector externe accu
C
Analoge invoer/uitgang/ILV
J
Zekering externe accu
D
Aan/uit-schakelaar
K
Zekering interne accu
E
Aansluiting oproepsysteem verpleegkundige
F
Lucht/heliox-smartconnector
G
Zuurstofsensor
Bedieningshandleiding
Aansluiting zuurstofsensor
O2 Cel
O2-cel
De zuurstofsensorcel bevindt zich op het achterpaneel, tussen de twee gasfittingen.
De zuurstofsensorkabel komt direct boven de sensor uit het achterpaneel. Zet de
connector zorgvuldig in lijn met de zuurstofsensor en duw de connector dan op de
sensor tot deze vastzit. Als de aansluiting goed zit, schuift u het beschermkapje
omlaag over de sensor heen.
Afbeelding 2–26: De O2-sensor aansluiten
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
25
Gasfittingen aansluiten
De “Smart” luchtfitting
Er bevinden zich twee gasaansluitingen op het
achterpaneel van het beademingsapparaat. De
aansluiting links op het paneel is voor bevestiging
van de lucht- of heliox-gasvoorziening.
Kraag
Het hier afgebeelde Smart type connectorfitting is het
type CGA DISS nr. 1160 voor lucht met een integraal
waterafscheider/filter. Om te voorkomen dat er vocht in
het beademingsapparaat komt vanuit een
wandluchtvoorziening, wordt de externe waterafscheider
in de lijn tussen de luchtslang en de “smart”
luchtaansluiting geplaatst.
Voor de bevestiging zet u de connectorconstructie
(zie Afbeelding 2–27) in lijn en dan zet u hem voorzichtig
op de fitting. Schroef dan de fittingkraag vast tot hij
handvast zit.
“Smart” connector
Soortgelijke connectoren voor lucht met NIST en fittingen
voor Ait Liquide zijn ook bij CareFusion verkrijgbaar.
Afbeelding 2–27: Bevestiging van de “Smart”luchtconnector met waterafscheider
L2786-110 Rev. J
26
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
De “Smart” heliox-fitting
Een type DISS, nr. 1180 Smart connector is ook
verkrijgbaar voor gebruik met een 80/20 helioxgasmengsel (Afbeelding 2–28). Volg de met uw helioxset meegeleverde instructies voor het installeren van
de heliox-connector met dop. Deze fitting heeft geen
integrale waterafscheider/filter. Alle AVEA “Smart”
connectoren met of zonder integrale
waterafscheider/filter worden op dezelfde wijze
bevestigd. Zet de connectorconstructie
(Afbeelding 2–27 en Afbeelding 2–28) in lijn en dan
voorzichtig op de fitting. Schroef dan de fittingkraag
vast tot hij handvast zit.
kraag
kapje
Afbeelding 2–28: Bevestiging van heliox-connector met kapje
De AVEA “Smart” connectoren geven aan het beademingsapparaat door welk type fitting is bevestigd en dus welke
gasbedieningselementen gestart moeten worden.
De fitting rechts op het paneel is voor bevestiging van de zuurstofgasvoorziening. Het type O2 fitting is een CGA DISS,
nr. 1240. (NIST of zuurstoffittingen voor Air Liquide zijn ook bij CareFusion verkrijgbaar).
Bevestiging van de gasslangen
Zuurstofaansluiting
Bevestig de zuurstofslang aan de fitting rechts op het achterpaneel
(Afbeelding 2–29).
Afbeelding 2–29: Aansluiting O2-sensor
Heliox-aansluiting
Als u de upgrade voor heliox-afgifte hebt, bevestigt u de heliox-slang aan de
“Smart” connectorfitting met dop links op het achterpaneel zoals is aangegeven
in Afbeelding 2–30.
De luchtslang past niet op de voor heliox bestemde fitting en vice versa.
Afbeelding 2–30: Aansluiting heliox-slang
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
27
WAARSCHUWING
Wacht 90 seconden zodat het expansiereservoir kan ontluchten voordat u start met heliox-beademing van de
patiënt.
WAARSCHUWING
Aansluiting van een gastoevoer op de helium-zuurstofmengselinlaat die niet 20% zuurstof bevat, kan hypoxia of
de dood veroorzaken.
Hoewel een 80/20 mengsel van helium en zuurstof als medisch gas wordt verkocht, is het heliumzuurstofgasmengsel niet gelabeld voor enig specifiek medisch gebruik.
Bevestiging luchtslang
Bevestig de luchttoevoerslang aan de Smart connectorfitting met
de integrale waterafscheider/filter links op het achterpaneel zoals
is aangegeven in Afbeelding 2–31.
De hier afgebeelde fitting is een DISS fitting. Fittings voor NIST en
slangen voor Air Liquide zijn ook bij CareFusion verkrijgbaar.
De luchtslang past niet op de voor heliox bestemde fitting en vice
versa.
Afbeelding 2–31: Bevestiging luchtslang aan waterafscheider/filter
Opmerking:
De fitting voor lucht past niet op een heliox-aansluiting en vice versa.
L2786-110 Rev. J
28
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Schermen Utilities (hulpprogramma’s)
Tabblad Configuration (configuratie)
Afbeelding 2–32: Scherm Utilities (hulpprogramma’s)
Alarm loudness (geluidsvolume alarm)
Voor het veranderen van het geluidsniveau voor het alarm drukt u de zachte toetsen voor increase (vermeerdering) of
decrease (vermindering) in en houdt u deze ingedrukt tot het gewenste niveau is bereikt. De banner Alarm Test
verschijnt tijdens de afstelling.
Inschakelen/uitschakelen O2-alarm
Het zuurstofalarm voor High en Low (hoog en laag) kan worden uitgeschakeld als er een storing optreedt in de
zuurstofsensor terwijl het beademingsapparaat wordt gebruikt. Voor het uitschakelen van het alarm drukt u de zachte
toets O2. Om het weer in te schakelen drukt u de zachte toets opnieuw in.
Opmerking:
De zuurstofalarmen kunnen niet worden uitgeschakeld als heliox wordt gebruikt. Als u het beademingsapparaat uit en
weer aan zet, worden automatisch de zuurstofalarmen weer ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Hoewel uitschakelen van de zuurstofalarmen geen invloed heeft op de zuurstoftitratie, moet er wel een externe
analysator in de lijn van het ademhalingscircuit worden geplaatst tot de zuurstofsensor is vervangen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
29
Flowcorrectie
Met Flowcorrectie kan de flowcorrectie naar BTPS (lichaamstemperatuurdruk verzadigd) of ATPD
(omgevingstemperatuurdruk droog) worden gemaakt. De standaardpositie is BTPS; deze moet voor alle klinische
toepassingen worden gebruikt.
ILV modus
•
•
•
•
•
•
•
•
Voor het inschakelen van de onafhankelijke longbeademing (ILV, Independent Lung Ventilation) en het
definiëren van de master- en slave-beademingsapparaten opent u het scherm Utilities (hulpprogramma's)
vanaf het schermenmenu (Afbeelding 2–32). ILV vereist het gebruik van een speciaal geconfigureerde
accessoiresnoerset (onderdeelnummer 16246), die bij CareFusion verkrijgbaar is.
Sluit het ILV snoer art. nr. 16124 als beide beademingsapparaten uitgeschakeld zijn, aan op de analoge poort
van elk beademingsapparaat.
Zet het beademingsapparaat dat als Slaaf is aangewezen, aan.
Pas alle primaire en geavanceerde instellingen naar wens aan.
Zet het Master-beademingsapparaat aan.
Selecteer Master op het scherm Utilities (hulpprogramma’s).
Pas alle primaire en geavanceerde instellingen naar wens aan.
Sluit de patiënt aan.
Opmerking:
De beademing begint pas als het Master beademingsapparaat is aangezet.
Elk beademingsapparaat handhaaft tijdens onafhankelijke longbeademing de onafhankelijke instellingen voor FIO2.
Nauwgezette bewaking van de ingestelde FIO2 op elk beademingsapparaat is aanbevolen.
Bevestig de alarminstellingen op elk beademingsapparaat. Elk beademingsapparaat zal een alarmmelding geven,
onafhankelijk gebaseerd op de alarminstellingen die voor dat specifieke beademingsapparaat zijn bepaald.
Apneu-beademing op het Slaaf beademingsapparaat wordt uitsluitend aangedreven door de apneubeademingsfrequentie van het Master beademingsapparaat.
Als de aansluiting van de beademingsapparatuur tijdens ILV losraakt, geeft alleen het Master beademingsapparaat
alarm voor de situatie ILV Disconnect (ILV ontkoppeld). Het Slaaf beademingsapparaat geeft een alarmmelding voor
apneu en begint met apneu-beademing volgens de eigen actieve instellingen.
WAARSCHUWING
Probeer NIET om een standaard DB-25 snoer op dit aansluitcontact aan te sluiten. Dit kan schade aan het
beademingsapparaat veroorzaken. Een speciaal geconfigureerd snoer is vereist voor ALLE met deze connector
geassocieerde functies. Neem contact op met de technische ondersteuning.
Opstellen van onafhankelijke longbeademing (ILV)
De AVEA heeft een aansluitcontact met 25 pennen op het achterpaneel (Afbeelding 2–33) om onafhankelijke
longbeademing (ILV) met een andere AVEA mogelijk te maken. De uitgang voor ILV geeft een 5VDC logisch signaal af
dat is gesynchroniseerd met de ademhalingsfase van het Master beademingsapparaat. Tabel 2–1 aan het einde van dit
hoofdstuk geeft details van de betreffende pennen voor de signalen die deze connector doorgeeft.
Opmerking:
Deze connector geeft ook de signalen van de analoge invoer en de analoge uitgang door. Raadpleeg Appendix B,
Specificaties, voor de omrekening van analoge uitgangsdruk (cm H2O/mv), flow (ml/min)/mv) en volume (ml/mv).
L2786-110 Rev. J
30
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Configuratie ILV connectorpen
Om de twee AVEA beademingsapparaten voor de functie onafhankelijke longbeademing op elkaar aan te sluiten, moet
het snoer zodanig bedraad zijn dat de ILV invoer (Slaaf) op de ene AVEA is aangesloten op de ILV uitgang (Master) op
de andere AVEA. Zoals is aangegeven in Afbeelding 2–33 hieronder, is de ILV Slaaf op pen 18, en de ILV Master
op pen 6. Bovendien moet minstens één van de analoge massapennen (5, 9, 10, 11, 12 of 13) zijn aangesloten.
We adviseren het gebruik van een afgeschermde kabel.
Voor ILV gebruik:
•
Sluit een analoge massa aan op app. 1 naar de analoge massa op app. 2 (Afbeelding 2–34).
•
Sluit pen 6 op app. 1 (Master) aan op pen 18 op app. 2 (Slaaf).
•
Sluit pen 18 op app. 1 aan op pen 6 op app 2.
Slaaf
Master
Afbeelding 2–33: Penconfiguratie ILV aansluiting
Afbeelding 2–34: Analoge massapennen
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
31
Opmerking:
Er is minstens één analoge massa vereist voor veilige en nauwkeurige signaaluitgang en -invoer. Één analoge massa is
voldoende voor alle andere signalen.
Taal selecteren
Raak het vak Taal aan en selecteer de gewenste taal met de dataknop. Gebruik de toets Accept (Accepteren) voor het
bevestigen van de verandering. Alle tekst die op het LCD scherm wordt weergegeven, wordt automatisch vertaald in de
geselecteerde taal.
Opmerking:
Voor het gebruiksgemak verschijnen alle talen in hun eigen taal in het venster voor taalselectie op het scherm Utilities
(hulpprogramma’s).
Lage Vte alarmgevoeligheid
Stelt in hoeveel opeenvolgende ademhalingen met het expiratoir teugvolume onder de Lage Vte alarminstellingen
moeten komen voordat het alarm afgaat. Standaard is 3 ademhalingen; het bereik is 1-5 ademhalingen.
FIO2 verhogen
Configureert de stapvermeerdering die tijdens de zuurstofverhogingsmanoeuvre wordt gebruikt. Stelt de hoeveelheid
zuurstof die het beademingsapparaat meer zal afgeven boven de huidige ingestelde FIO2.
Voorbeeld:
Als de verhoging van FIO2 op 20% is ingesteld
EN
het ingestelde FIO2 is 40%
ALS
de FIO2 verhogingsmanoeuvres wordt geactiveerd, zal de FIO2 gedurende twee minuten tot
60% oplopen en daarna gaat hij terug naar 40%.
De standaardinstelling voor baby’s is 20% en 79% voor pediatrische en volwassen toepassingen.
Opmerking:
Om 100% afgegeven FIO2 te bereiken tijdens de O2verhogings manoeuvre zet u de FIO2 verhogingsinstelling op de
maximale 79%.
Opmerking:
De instellingen worden gereset op de standaardwaarden als in het configuratiemenu New Patient (nieuwe patiënt) wordt
geselecteerd.
L2786-110 Rev. J
32
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Tabblad Input/Output (invoer/uitgang)
Afbeelding 2–35: Scherm Utility (hulpprogramma), tabblad Input/Output
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
Configuratie analoge invoer
Onder het kopje Set Analog Input Scale (instellen analoge invoerschaal) zijn er twee toetsen voor de twee mogelijke
spanningsbereiken.
Als de totale schaaluitgang van het instrument waarmee u een interface maakt minder dan 1 V is, selecteert u het
schaalvakje 0-1 V.
Als dit 5 V of minder is, selecteert u het vakje voor het bereik 0-5 V. Selecteer het vakje met de van toepassing zijnde
analoge schaal en druk op ACCEPT om de configuratie in te voeren.
Analoge invoer wordt geconfigureerd op dezelfde connector als ILV. De penconfiguratie voor kabels voor gebruik van
deze functie is afgebeeld in Afbeelding 2–36 hieronder. De penconfiguratie van de connector voor bevestiging aan uw
andere instrument moet worden meegeleverde door de fabrikant van dat instrument
WAARSCHUWING
Alle toepassingen die deze connector gebruiken, vereisen speciaal gemaakte kabels. Probeer NIET om een
standaard DB-25 snoer op dit aansluitcontact aan te sluiten. Dit kan schade aan het beademingsapparaat
veroorzaken. Neem contact op met de technische ondersteuning op de telefoonnummers in bijlage A.
Kanaal analoge invoer 1
Kanaal analoge invoer 0
Afbeelding 2–36: Analoge invoeraansluitingen
L2786-110 Rev. J
33
34
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Analoge uitgangen
Stel het type analoge uitgang in
Het analoge uitgangsflowsignaal kan worden geselecteerd tussen Wye Flow (berekende flow naar de patiënt) of de
Machine Flow (de flow zoals gemeten door de inademingsflowsensor in het beademingsapparaat).
Druk, flow, volume en ademhalingsfase
Afbeelding 2–37: Penconfiguratie analoge uitgangen
De penconfiguratie voor de analoge uitgangen voor druk, flow, volume en de ademhalingsfase is hierboven afgebeeld.
Raadpleeg Appendix B, Specificaties, voor de omrekening van analoge uitgangsdruk (cm H2O/mv), flow (l/min)/mv) en
volume (ml/mv).
Afbeelding 2–38: Analoge massapennen **
Opmerking:
Er is minstens één analoge massa vereist voor veilige en nauwkeurige signaaluitgang en -invoer. Één analoge massa is
voldoende voor alle andere signalen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
Tabel 2–1 Penconfiguratie ILV en analoge I/O
PEN
1
FUNCTIE
Kanaal analoge invoer 0
14
Kanaal analoge invoer 1
18
ILV in
6
ILV uit
20
Uitsluitend voor fabrieksgebruik. NIET AANSLUITEN.
22
Analoge uitvoer, DRUK
23
Analoge uitvoer, FLOW
24
Analoge uitvoer, VOLUME
25
Analoge uitvoer, ADEMHALINGSFASE
5, 9,10,11,12,13
Massa, analoge
Opmerking: Er is minstens één analoge massa vereist voor veilige en nauwkeurige
signaaluitgang en -invoer. Één analoge massa is voldoende voor alle andere signalen.
RS-232 uitgang
Stelt de RS-232 uitgangsindeling in voor digitale communicatie via de met MIB gelabelde poort.
De configuratie van de RS-232-uitgang biedt de volgende keuzes aan instellingen:
Algemeen
Selecteer 8 N, 1 en de volgende baudwaarden: 9600, 2400, 4800, 9600, 19200, 38400, 57600 of 115200
of
Selecteer CR/LF of CR Only (alleen CR)
Afbeelding 2–39: Scherm Utility (hulpprogramma), tabblad Input/output, RS-232-uitgang Generic (algemeen)
L2786-110 Rev. J
35
36
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
VueLink
RS-232-uitgang:
Selecteer Uit
Afbeelding 2–40: Scherm Utility (hulpprogramma), tabblad Input/output, RS-232-uitgang Vuelink
of
VOXP
Selecteer VOXP en 8, N, 1 / 7, N, 1 / 7, E, 1 of 7, 0, 1 en de volgende baudwaarden: 9600, 19200, 38400, 57600, 115200
Afbeelding 2–41: Scherm Utility (hulpprogramma), tabblad Input/output, RS-232-uitgang VOXP
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
Aansluiting externe verpleegkundige
De AVEA kan worden aangesloten tot een systeem voor het oproepen van een externe verpleegkundige via de
modulaire connector op het achterpaneel, zoals afgebeeld in Afbeelding 2–25. De aansluiting is geconfigureerd voor
interface met normaal dichte (NC, open bij alarm) of normaal open (NO, dicht bij alarm) signalen. Kabels voor beide
systemen zijn verkrijgbaar bij CareFusion.
Tabblad Date/Time (datum/tijd)
Afbeelding 2–42: Scherm Utility (hulpprogramma), tabblad Date/Time (datum/tijd)
De datum instellen
Stel met behulp van de dataknop (aanraken, draaien, aanraken) de juiste maand, dag en het jaar in voordat u het
beademingsapparaat gaat gebruiken.
De tijd instellen
Stel met behulp van de dataknop (aanraken, draaien, aanraken) de juiste tijd in uren en minuten in voordat u het
beademingsapparaat gaat gebruiken.
Opmerking:
Zet het beademingsapparaat na het wijzigen van de datum en/of tijd uit en dan weer aan en selecteer NEW PT om er
zeker van te zijn dat de EVENTS en TRENDS (gebeurtenissen en trends) gecoördineerd worden met de nieuwe
datum/tijdinstelling.
L2786-110 Rev. J
37
38
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Opstarten van de AVEA
U start het beademingsapparaat door het netsnoer aan te sluiten op een geschikte wisselstroomvoorziening en
vervolgens de netschakelaar op het achterpaneel van het beademingsapparaat (zie hieronder) aan te zetten.
AAN
UIT
Afbeelding 2–43: Aan/uit-schakelaar
De ventilator heeft ongeveer 7 seconden nodig om (opnieuw) op te starten.
WAARSCHUWING
Een beschermende massa-aansluiting in de vorm van een aardedraad in het netsnoer is noodzakelijk voor een
veilige werking. Als de beschermende massa-aansluiting wordt onderbroken, kunt u van alle geleidende
onderdelen, ook van knoppen en bedieningselementen die ogenschijnlijk geïsoleerd zijn, een elektrische schok
krijgen. Voorkom elektrische schokken door het netsnoer dat bij het beademingsapparaat is geleverd (geen
ander snoer) aan te sluiten op een correct bedraad stopcontact. Controleer of het netsnoer in goede staat
verkeert.
WAARSCHUWING
Bij twijfel aan de goede staat van de massadraad in de verbinding met de externe stroomvoorziening, dient u het
beademingsapparaat van het lichtnet los te koppelen en de interne batterij of de optionele externe accu te
gebruiken.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
39
Gebruikerstest
WAARSCHUWING
De gebruikerstest mag alleen worden uitgevoerd als het beademingsapparaat niet is aangesloten op een patiënt.
De gebruikerstest bestaat uit de drie volgende sub-tests en dient uitgevoerd te worden voordat u het apparaat op een
nieuwe patiënt aansluit.
•
De POST test:
De POST test (Power On Self Test, zelftest bij inschakelen) is transparant voor de gebruiker en geeft alleen een bericht
als het beademingsapparaat een fout tegenkomt. Normale beademing begint bij het voltooien van de POST.
•
De uitgebreide systeemtest (EST, Extended System Test). Tijdens deze test voert het beademingsapparaat
het volgende uit:
Testen patiëntcircuit op lekkage
Meten patiëntcircuit op compliantie
Tweepunts kalibratie zuurstofsensor
•
De alarmtest bestaat uit verificatie voor:
H Hoge Ppeak alarm
Ext hoog Ppeak-alarm
Lage Ve alarm
Hoge Ve alarm
Hoge Vt alarm
Laag O2-alarm
Lage Vt alarm
Hoog O2-alarm
Lage Ppeak alarm
Verlies van AC alarm
Loskoppeling circuit
Hoge frequentie alarm
Apneu-interval alarm
Lage PEEP alarm
LET OP
Hoewel het beademingsapparaat wel zal werken als een van de hierboven genoemde tests mislukt, moet gecontroleerd
worden of het goed werkt voordat u het met een patiënt gebruikt.
De zelftest bij inschakelen (POST)
Deze test loopt automatisch en voert de volgende controles uit:
•
Zelftest processor
•
ROM check sum
•
RAM test
De POST controleert ook de geluidsalarmen en de LED’s. Als dat gebeurt, klinkt het geluidsalarm en gaan de LED’s op
de UIM knipperen. Normale beademing begint bij het voltooien van de POST.
L2786-110 Rev. J
40
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
De uitgebreide systeemtest (EST, Extended System Test)
De EST functie opent u vanaf het configuratiescherm, zoals hier afgebeeld. Druk op de membraanknop SETUP
(instellingen) linksonder op de UIM om dit scherm te openen.
Afbeelding 2–44: Scherm Setup (instellingen)
Druk op de knop EST op het aanraakscherm om dit te selecteren.
Er verschijnt een bericht met de instructie om de patiënt te verwijderen
en het Y-stuk van de patiënt te blokkeren.
Na bevestiging dat de patiënt is losgekoppeld en het Y-stuk van het
circuit is geblokkeerd, drukt u op de knop Cont (doorgaan).
Het beademingsapparaat voert nu de EST uit en geeft een aftellende
klok weer.
Tijdens deze test voert het beademingsapparaat het volgende uit:
•
Lekkagetest patiëntcircuit
•
Meting compliantie patiëntcircuit
•
Tweepunts kalibratie van de zuurstofsensor
De meting van de compliantie van het patiëntcircuit en de lekkagetest
worden tegelijkertijd met de kalibratie van de zuurstofsensor
uitgevoerd. De duur van de EST is maximaal 90 seconden. Om de
EST op elk gewenst moment opnieuw te starten, selecteert u de knop
Cancel (annuleren) om terug te gaan naar het configuratiescherm.
Afbeelding 2-46a: De instructie “Patiënt verwijderen”
Afbeelding 2-46b: EST in uitvoering
Na voltooiing van elke test geeft het beademingsapparaat naast de
bijbehorende tekst het bericht Passed (voltooid) of Failed (mislukt)
weer.
Als de test voltooid is drukt u op de knop Cont (doorgaan) om naar het
configuratiescherm terug te keren.
Afbeelding 2-46c: EST voltooid
Afbeelding 2–45: EST-schermen
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
41
De toets SET UP ACCEPT (configuratie accepteren) moet worden ingedrukt, anders bewaart de AVEA de
circuitcompliantiemetingen niet. Op dit punt blijft de circuitcompliantiemeting gehandhaafd als SAME PT (zelfde PT) is
geselecteerd, ook als de stroom wordt uit- en aangezet. Als NEW PT (nieuwe PT) is geselecteerd, moet er een EST
worden uitgevoerd om deze functie te kunnen gebruiken.
Opmerking:
Als u het beademingsapparaat niet op een zuurstofvoorziening aansluit, zal de O2-sensorkalibratie onmiddellijk
mislukken.
De alarmtest
Opmerking:
Om zeker te zijn van de juiste kalibratie van de zuurstofsensor, moet u altijd een EST uitvoeren voordat u een
handmatige alarmtest uitvoert.
WAARSCHUWING
Gebruikerstests mogen alleen worden uitgevoerd wanneer het beademingsapparaat niet is aangesloten op een
patiënt.
LET OP
Na elke alarmverificatietest controleert u of de alarmgrenzen zijn gereset tot de in dit hoofdstuk aanbevolen niveaus,
voordat u verder gaat met de volgende test.
Testconfiguratie-vereisten:
Volwassen
instellingen
Pediatrische
instelling
Neonatale
instellingen
> 2,1 bar (30 psig)
idem
idem
Druk, luchtvoorziening
> 2,1 bar (30 psig)
idem
idem
O2-toevoerdruk
115 + 10 VAC
idem
idem
AC-lijnspanning
2 m (6 ft.) Volwassen
2 m (6 ft.) Volwassen
Baby
Patiëntcircuit
20 ml/cm H2O
20 ml/cm H2O
N.v.t.
Compliantie
5 cm H2O/L/sec
5 cm H2O/L/sec
N.v.t.
Weerstand
Voor het uitvoeren van de alarmtest op het AVEA beademingsapparaat met behulp van de standaard instellingen, voert
u de volgende stappen uit (een tabel met de standaard instellingen voor volwassen, pediatrische en neonatale
patiëntafmetingen vindt u aan het einde van het gedeelte over alarmtests).
1. Maak de juiste aansluitingen voor lucht en O2-gastoevoer. Sluit het netsnoer aan op een geschikt wisselstroomstopcontact.
Bevestig een patiëntcircuit en testlong van de goede maat aan en test de long met het beademingsapparaat.
2. Zet het beademingsapparaat aan en selecteer NEW PATIENT (nieuwe patiënt) als het scherm PATIENT SELECT (patiënt
selecteren) verschijnt. Accepteer deze selectie door op PATIENT ACCEPT (patiënt accepteren) te drukken. Hiermee worden
de standaard instellingen voor de handmatige alarmtest ingeschakeld.
L2786-110 Rev. J
42
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
3. Selecteer de van toepassing zijnde patiëntafmeting voor uw test (Volwassen, Pediatrisch of Neonataal) op het scherm Patient
Size Select (patiëntafmeting selecteren). Accepteer deze selectie door op SIZE ACCEPT (afmeting accepteren) te drukken.
Zet Humidifier Active (bevochtiger actief) uit.
4. Breng alle gewenste veranderingen of invoer op het scherm voor de ventilator-setup aan en accepteer deze door op SETUP
ACCEPT (configuratie accepteren) te drukken.
5. Druk op de toets Alarm Limits (alarmgrenzen) bovenaan rechts op de gebruikersinterface.
6. Controleer of er geen alarmen actief zijn en wis het alarmcontrolelampje door op de alarmresetknop rechtsboven op de
gebruikersinterface te drukken.
7. Stel de % O2 regeling in op 100%. Ontkoppel de zuurstofsensor van het achterpaneel van het beademingsapparaat en
controleer of het Lage O2 alarm activeert. Zet de O2 regelinstelling weer op 21% terwijl de sensor nog steeds van het
achterpaneel is losgekoppeld. Verwijder de sensor van het achterpaneel. Geef blaasgas aan de sensor af vanaf een externe
zuurstofflowmeter. Controleer of het Hoge O2 alarm activeert. Zet de % O2 weer op 21%, en sluit de zuurstofsensor weer op het
achterpaneel an. Wis alle alarmberichten door op de alarmresetknop te drukken.
8. Stel PEEP in op tot 0. Stel het Lage PEEP alarm in op 0. Haal het Y-stuk van de patiënt van de testlong af. Controleer of het
Lage Ppeak alarm activeert, gevolgd door het Loskoppeling circuit alarm. Dit tweede alarm hoort binnen 15 seconden of één
ademcyclus actief te worden.
9. Haal de stekker van het elektriciteitssnoer uit het stopcontact. Controleer of het verlies van AC alarm activeert. Steek de
stekker weer in het stopcontact. Wis het alarm door op de resetknop te drukken.
10. Blokkeer de expiratie-uitlaatpoort. Controleer of het Hoge Ppeak-alarm actief wordt, 5 seconden later gevolgd door de
activering van het Ext hoog peak-alarm.
11. Stel de regelinstelling voor frequentie in op 1 a/min. Controleer of het apneu-interval alarm activeert na de standaard instelling
van 20 seconden. Zet de regelinstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken.
12. Stel de Lage PEEP alarminstelling in op een waarde boven de standaard regelinstelling voor PEEP op uw
beademingsapparaat. Controleer of het Lage PEEP alarm activeert. Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en
wis het alarm door op de resetknop te drukken.
13. Stel de Hoge Ppeak alarminstelling in op een waarde onder de gemeten piekdruk of bij neonatale beademing, de standaard
regelinstelling voor de inspiratiedruk op uw beademingsapparaat. Controleer of het Hoge Ppeak alarm activeert. Zet de
alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken.
14. Stel de Lage Ve alarminstelling in op een waarde boven de gemeten Ve op uw beademingsapparaat. Controleer of het Lage
Ve alarm activeert. Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken.
15. Stel de Hoge Ve alarminstelling in op een waarde onder de gemeten Ve op uw beademingsapparaat. Controleer of het Hoge
Ve alarm activeert. Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken.
16. Stel de Hoge Vt alarminstelling in op een waarde onder de ingestelde Vt op uw beademingsapparaat. Controleer of het Hoge
Vt alarm activeert. Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken.
17. Stel de Lage Vt alarminstelling in op een waarde boven de ingestelde Vt op uw beademingsapparaat. Controleer of het Lage
Vt-alarm actief wordt na het aantal ademhalingen dat is ingesteld in het scherm Utility (hulpprogramma) bij VTE sensitivity
(VTE-gevoeligheid). Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken.
18. Stel het Hoge frequentie alarm in tot een waarde onder de standaard regelinstelling voor frequentie op uw
beademingsapparaat. Controleer of het alarm activeert. Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm
door op de resetknop te drukken.
19. Blokkeer de inademingsslang van het patiëntcircuit. Controleer of het Circuit geblokkeerd alarm actief wordt.
LET OP
Hoewel het beademingsapparaat wel zal werken als een van de hierboven genoemde tests mislukt, moet gecontroleerd
worden of het goed werkt voordat u het met een patiënt gebruikt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
43
Standaard instellingen voor Volwassen, Pediatrisch en Neonataal
De standaard instellingen zijn de gebruiksinstellingen die gaan gelden als u bij het opstarten op de knop New patient
(nieuwe patiënt) drukt.
Configuratie beademing
ET-slangdiameter
ET-slanglengte
Artificial Airway
Compensation
(kunstmatige
luchtwegcompensatie)
Lekcompensatie
Compensatie
circuitcompliantie
(Circ Comp)
Bevochtiging
Gewicht patiënt
Primaire bediening
Type/modus
beademing
Ademfrequentie
(Freq)
Teugvolume (Volume)
Piekflow
Inspiratiedruk
(Insp Pres)
Inspiratiepauze
(Insp Pause)
Inspiratietijd
(Insp Time)
PSV
PEEP
Inspiratieflowtrigger
(Flow Trig)
% O2
Geavanceerde instellingen
Vsync
Vsync Stijging
Zucht
Curve
Basisflow
Inspiratiedruktrigger
(Pres Trig)
PSV-stijging
L2786-110 Rev. J
Volwassen
instellingen
7,5 mm
30 cm
Uit
Pediatrische
instelling
5,5 mm
26 cm
Uit
Neonatale
instellingen
3,0 mm
15 cm
Uit
Uit
0,0 ml/cm H2O
Uit
0,0 ml/cm H2O
Actief aan
1 kg
Actief aan
1 kg
Actief aan
1 kg
Volwassen
instellingen
Volume A/C
Pediatrische
instelling
Volume A/C
Neonatale
instellingen
TCPL A/C
12 s/min
12 s/min
20 s/min
500 ml
60 l/min
15 cm H2O
100 ml
20 l/min
15 cm H2O
2,0 ml
8 l/min
15 cm H2O
0,0 sec
0,0 sec
0,0 sec
1,0 sec
0,75 sec
0,35 sec
0 cm H2O
6 cm H2O
1,0 l/min
0 cm H2O
6 cm H2O
1,0 l/min
0 cm H2O
3 cm H2O
0,5 l/min
40%
40%
40%
Volwassen
instellingen
0 (uit)
5
0 (uit)
1 (dec)
2,0 l/min
3,0 cm H2O
Pediatrische
instelling
0 (uit)
5
0 (uit)
1 (dec)
2,0 l/min
3,0 cm H2O
Neonatale
instellingen
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
1 (dec)
2,0 l/min
3,0 cm H2O
5
5
5
Uit
0,0 ml/cm H2O niet
actief bij baby’s.
44
Uitpakken en installeren
PSV-cyclus
PSV Tmax
Machinevolume
(Mach Vol)
Volumegrens
(Vol Limit)
Inspiratoire stijgtijd
(Insp Rise)
Flow cyclus
T-hoog PSV
Sync T-hoog
Sync T-laag
Vraagflow
Alarm instellingen
Hoge frequentie
Hoog teugvolume
(Hoge Vt)
Laag teugvolume
(Lage Vt)
Laag expiratoir
minuutvolume
(Lage Ve )
Hoog expiratoir
minuutvolume
(Hoge Ve)
Lage Inspiratiedruk
(Lage Ppeak)
Hoge Inspiratiedruk
(Hoge Ppeak)
Lage PEEP
Apneu-interval
Extra bediening
Handmatige
beademing
Bronch. Toilet
↑ O2
Vernevelaar
Inspiratoire hold
(Insp Hold)
Expiratoire hold
(Exp Hold)
Bedieningshandleiding
Volwassen
instellingen
25%
5 sec
0l
Pediatrische
instelling
25%
0,75 sec
0 ml
Neonatale
instellingen
10%
0,35 sec
0 ml
2,50 l
500 ml
300 ml
5
5
5
0% (uit)
Uit
0%
0%
Aan
0% (uit)
Uit
0%
0%
Aan
0% (uit)
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Aan
Volwassen
instellingen
75 s/min
3,00 l
Pediatrische
instelling
75 s/min
1000 ml
Neonatale
instellingen
75 s/min
300 ml
0,0 l
0,0 ml
0,0 ml
1,0 l
0,5 l
0,5 l
30,0 l/min
30,0 l/min
5,0 l/min
8 cm H2O
8 cm H2O
5 cm H2O
40 cm H2O
40 cm H2O
30 cm H2O
3 cm H2O
20 sec
3 cm H2O
20 sec
1 cm H2O
20 sec
Volwassen
instellingen
---
Pediatrische
instelling
---
Neonatale
instellingen
---
--79%
-----
--79%
--20%
---
---
---
---
---
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
45
Checklist gebruikerstest AVEA
Serienummer machine:________________________________ Testdatum: _____________________
TEST
VOLTOOID
Geautomatiseerde tests
Zelftest bij inschakelen
Lekkagetest patiëntcircuit
Meting compliantie patiëntcircuit
Tweepunts kalibratie van de zuurstofsensor
Handmatige alarmcontrole
Hoge frequentie alarm
Lage Vte Alarm
Hoge Vte Alarm
Lage Ve alarm
Hoge Ve alarm
Lage Ppeak alarm
Hoge Ppeak alarm
Lage PEEP alarm
Apneu-interval alarm
Verlengde hoge Ppeak alarm
Loskoppeling circuit alarm
Circuit geblokkeerd alarm
Verlies van AC alarm
Hoge O2 alarm
Lage O2 alarm
Handtekening van tester:________________________________________________
Titel: _________________________________________________________________
L2786-110 Rev. J
MISLUKT
46
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
AVEA probleemoplossing
Verwijder bij potentiële problemen het beademingsapparaat van de patiënt
Symptoom
Probleem
EST wordt niet voltooid - Lekkagetest Y-stuk circuit niet geheel
mislukt
geblokkeerd
Lek in patiëntcircuit
Filtercartridge zit niet goed vast
Lek in expiratiehoek
EST wordt niet voltooid - O2kalibratie mislukt
Geen aflezing van proximale
flowsensor
Oplossing(en)
Controleer of Y-stuk circuit geheel
geblokkeerd is
Controleer op lekkage in het circuit
en maak de circuitaansluitingen
opnieuw op het
beademingsapparaat vast. Vervang
zo nodig het circuit.
Verwijder de expiratiecartridge en
controleer de aansluitingen. Sluit ze
opnieuw aan en controleer ze
nogmaals. Vervang zo nodig.
Vervang expiratiediafragma.
Connector op O2-sensor niet goed Controleer de sensoraansluiting
aangesloten
Inlaatgasdruk te laag
Controleer inlaatlucht en
zuurstofdruk boven 20 psig
Defecte O2-sensor
Vervang O2-sensor
Sensor / patiëntafmeting
Zie de gebruikershandleiding voor
incompatibel
de correcte sensor/de correcte
modusconfiguraties.
Sensor niet aangesloten
Verifieer dat de sensor correct is
aangesloten op het Y-stuk aan de
patiëntzijde en op het
beademingsapparaat.
Losse externe aansluiting
Controleer externe aansluiting
Defecte sensor
Vervang sensor
Interne fout
Vti > Vte bij gebruik zonder proximale Normale situatie bij gebruik op
flowsensoren
testlong.
Normaal als aflezing binnen de
nauwkeurigheidsspecificaties van
+/-10% van het
beademingsapparaat valt
Defecte expiratoire flowsensor
Lek in patiëntcircuit,
wateropvangbakje of
expiratiesysteem
Bel de technische dienst
Geen actie nodig
Geen actie nodig als deze binnen
de specificaties vallen
Reinig/vervang expiratoire
flowsensor
Controleer met lekkagetest
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Symptoom
Vte > Vti
Uitpakken en installeren
Probleem
Normaal als aflezing binnen de
nauwkeurigheidsspecificaties van
+/-10% van het
beademingsapparaat valt
Defecte expiratoire flowsensor
Lek in patiëntcircuit,
wateropvangbakje of
expiratiesysteem
Interne fout
Volumegolfvorm boven of onder
basislijn op de patiënt met interne
sensor
Volumes worden na verloop van tijd
onnauwkeurig
Vernevelaaruitvoer afwezig
Bevochtiger Active on/off (actief
aan/uit) onjuist ingesteld
Normaal als aflezing binnen de
nauwkeurigheidsspecificaties van
+/-10% van het
beademingsapparaat valt
Slechte expiratoire flowsensor
PEEP te hoog
Unit loopt niet op A/C-vermogen
L2786-110 Rev. J
Oplossing(en)
Geen actie nodig als deze binnen
de specificaties vallen
Reinig/vervang expiratoire
flowsensor
Controleer met lekkagetest
Bel de technische dienst
Stel in voor Active on (actief aan)
voor bevochtiger, Active off (actief
uit) voor HME
Geen actie nodig als deze binnen
de specificaties vallen
Interne fout
Reinig/vervang expiratoire
flowsensor
Bel de technische dienst
Verontreiniging op flowsensor
Reinig/vervang sensor
Interne fout
Bel de technische dienst
Beademingsapparaat loopt op
compressor
Flow minder dan 15 l/min
Sluit wandlucht aan
Interne fout
FIO2-monitor onnauwkeurig of geeft
“***” weer
47
Vermeerder de flow indien van
toepassing
Bel de technische dienst
O2-sensor moet worden
gekalibreerd
O2-sensor aan einde levensduur
Expiratiefiltercartridge verstopt of
verzadigd
Voer EST uit
Defect expiratiediafragma
Vervang expiratiediafragma
Doorgeslagen zekering op
netvoedingsmodule
Netsnoer niet op netstroom
aangesloten
Vervang zekering
Vervang O2-sensor
Vervang cartridge
Controleer de aansluitingen
48
Uitpakken en installeren
Symptoom
Unit loopt niet goed op batterij/accu
Probleem
Batterij/accu niet voldoende
geladen
Controlelampje verkeerd laadniveau - Te ver opgeladen batterij/accu
Interne batterij
Bedieningshandleiding
Oplossing(en)
Het duurt ten minste 4 uur voordat
de interne batterij volledig geladen
is. Het duurt ten minste 12 uur
voordat de externe accu volledig
geladen is en de groene LED gaat
branden om dit aan te geven.
Vereist ten minste 4 uur voor
volledig opladen
Onderhoud en tests zijn nodig.
• De interne batterij blijft niet
gedurende de aangegeven tijd
werken.
• De ladingsindicator-LED van de
batterij/accu is groen, maar de
gebruiksduur van de batterij/accu
is minder dan aangegeven.
• De batterij/accu blijkt een
voldoende lading niet te kunnen
behouden.
Controlelampje verkeerd laadniveau - Te ver opgeladen batterij/accu
Externe accu
Losse aansluitingen
Voer de procedure voor het
resetten van de ladingsmonitor van
de interne batterij uit.
Minder gebruiksduur met
batterij/accu.
Defecte batterij/accu.
Interne fout
Het duurt ten minste 4 uur voordat
de interne batterij volledig geladen
is. Het duurt ten minste 12 uur
voordat de externe accu volledig
geladen is.
Bel de technische dienst
Bel de technische dienst
Verkeerde
gevoeligheidsinstellingen
Controleer flow- en druk-triggering
instellingen
Circuit lekt
Voer EST uit en verhelp lekkage
waar nodig. Basisflow moet worden
ingesteld op ongeveer 1,5 l/m meer
dan de instellingen voor
flowtriggering.
Schakel vraagflow in
Bel de technische dienst
Loopt niet op compressor
Automatische trigger
Weergave Vent INOP (app. werkt
niet)
Lage gas alarm op compressor
Alarm Verlies van gas
Batterij/accu niet volledig geladen
Vraagflow uitgeschakeld
Systeemstoring
Vereist ten minste 12 uur voor
volledig opladen
Controleer de aansluitingen
Minuutvolume meer dan 40 l/ min
Lucht/heliox-connector niet goed
aangesloten
Verminder het minuutvolume
Zorg voor goede aansluiting
Interne fout
Bel de technische dienst
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Symptoom
Uitpakken en installeren
49
Probleem
Oplossing(en)
Expiratoire flowsensor niet
aangesloten
Controleer de aansluitingen
O2 sensoraansluiting niet
aangesloten
Defecte O2-sensor
Controleer O2-sensor
Interne fout
Bel de technische dienst
Verkeerde aansluitingsvolgorde
Aansluiting externe accu moet
gemaakt worden terwijl de ACvoeding niet is aangesloten.
Verstopping van de
uitademingstak van het
patiëntcircuit
Verstopt expiratiefilter
Controleer de uitademingstak op
knikken en water
Vervang het expiratiefilter
Loskoppeling circuit
Lekkage in het circuit
Lek in de patiëntinterface
Controleer het circuit
Controleer de patiëntinterface
Hoge NCPAP-druk
Verstopping in het patiëntcircuit
Water in het circuit
Interactie met de patiënt
Controleer het patiëntcircuit
Controleer de neusbuisjes
Loskoppeling circuit
Loskoppeling patiëntcircuit
Controleer het patiëntcircuit
Onnauwkeurige aflezing van de
barometrische druk
Barometer vereist mogelijk
kalibratie.
Neem contact op met de technische
dienst van CareFusion.
Indicator Device Error (apparaatfout). Defecte sensor
NCPAP-druklimiet
Lage NCPAP-druk
L2786-110 Rev. J
Vervang sensor
Vervang O2-sensor
50
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Hoofdstuk 3: Bediening van het beademingsapparaat
Membraanknoppen en LED’s
Afbeelding 3–1a: Gebruikersinterfacemodule (internationaal) geeft de pictogrammen van de knoppen weer
L2786-110 Rev. J
51
52
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Afbeelding 3–1b: Gebruikersinterfacemodule (Engels) geeft de labels van de knoppen weer
Afbeelding 3–1: Module met gebruikersinterface
De membraanknoppen zijn de bedieningselementen van de UIM die zich rondom het touchscreen bevinden. Met de klok
mee om de UIM heen vanaf rechtsboven (zie pijl) zijn het als volgt:
A.
Alarm Silence (alarm onderdrukken) (LED)
Met een druk op deze knop schakelt u het hoorbare deel van een alarm gedurende 2 minuten uit (± 1 seconde) of totdat
er opnieuw op de knop Alarm Silence (alarm onderdrukken) wordt gedrukt. Deze knop werkt niet bij een VENT INOPalarm.
Opmerking:
Als u op de knop Alarm Silence (alarm onderdrukken) hebt gedrukt, zullen de hoorbare alarmen op een later tijdstip voor
bepaalde alarmsituaties evengoed klinken.
B.
Alarm Reset (alarm resetten)
Hiermee annuleert u het alarmlampje van alarmen die niet actief meer zijn.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
C.
Bediening van het beademingsapparaat
53
Alarm Limits (alarmgrenzen)
Opent het alarmgrenzenscherm voor het invoeren of wijzigen van gegevens. Schakelt het scherm aan en uit.
Opmerking:
Door op de knop Freeze (stilzetten) te drukken terwijl het venster Alarm Limits (alarmgrenzen) geopend is, wordt het
venster automatisch afgesloten en worden de grafische beelden stilgezet.
D.
Manual Breath (handmatige beademing)
Als u in de expiratiefase op deze knop drukt, wordt er één SIMV-slag afgegeven met de huidige beademingsinstellingen.
Er wordt geen ademslag afgegeven als de knop wordt ingedrukt in de inspiratiefase.
Opmerking:
De knop Manual Breath (handmatige beademing) is niet actief in de modus APRV / BIPHASIC (bifasisch).
E.
Suction (afzuiging) (LED)
Met een druk op deze knop wordt de handeling “Disconnect for Suction” (afsluiten t.b.v. afzuiging) uitgevoerd.
Het beademingsapparaat doet het volgende:
•
Gedurende 2 minuten wordt de handeling “Increase % O2” (% O2 verhogen) uitgevoerd (zie Increase O2
hieronder).
•
Terwijl het alarm Circuit disconnect (circuit ontkoppeld) actief is, stopt het beademingsapparaat met
afwisselen van de flow en wordt de basisflow ingeschakeld. Het beademingsapparaat neemt het
automatisch waar als een patiënt weer wordt aangesloten en gaat opnieuw verder met de normale
beademingsmodus.
•
Het alarm wordt gedurende 120 seconden onderdrukt.
Als de knop SUCTION (afzuiging) nogmaals wordt ingedrukt tijdens de 2 minuten dat de handeling “disconnect for
suction” (afsluiten voor afzuiging) actief is, wordt de handeling geannuleerd.
F.
Increase O2 (O2 verhogen)
Wanneer deze knop wordt ingedrukt, verhoogt het beademingsapparaat de zuurstofconcentratie die gedurende
2 minuten aan de patiënt wordt afgegeven. Als de knop ↑ %O2 binnen deze periode van twee minuten nogmaals wordt
ingedrukt, wordt de handeling geannuleerd en worden de vorige instellingen hersteld.
Standaard:
+20% neonataal; 79% volwassenen/kinderen
Volwassenen/kinderen: 79% boven het ingestelde % O2
Neonataal:
L2786-110 Rev. J
20% boven het ingestelde % O2 of 100%, de laagste van de twee
54
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Configureren van Increase FIO2 (FIO2 verhogen):
Ga naar Configuration (configuratie) in het scherm Utilities (hulpprogramma’s):
Increase FIO2 (FIO2 verhogen):
Configureert de grootte van de stappen waarmee de zuurstof wordt verhoogd tijdens de handeling Zuurstof verhogen.
Stelt de hoeveelheid zuurstof waarmee het beademingsapparaat verhoogt boven de huidige instelling van het FIO2.
Voorbeeld:
Als de Increase FIO2 is ingesteld op 20%
EN
de ingestelde FIO2 is 40%
DAN
wordt als de handeling Increase FIO2 (FIO2 verhogen) wordt ingesteld, het FIO2 voor een
periode van twee minuten verhoogd naar 60% en daarna gaat het weer terug naar 40%.
De standaard instelling voor baby’s is 20%. Voor kinderen en volwassen wordt 79% toegepast.
Opmerking:
De instellingen worden teruggezet naar de standaard waarden wanneer er in de setup New Patient (nieuwe patiënt)
wordt geselecteerd.
Opmerking:
Om tijdens de handeling O2 verhogen een FIO2-toevoer van 100% te kunnen bewerkstelligen, moet de instelling Increase
FIO2 (FIO2 verhogen) 79% (het maximum) zijn.
WAARSCHUWING
Tijdens de afgifte van heliox wordt de toevoer ervan onderbroken gedurende de periode dat de knoppen Suction
(afzuiging) of Increase O2 (O2 verhogen) worden ingedrukt. Na de “timout”-periode van 2 minuten, of nadat er op
de knop is gedrukt, kan het zijn dat het teugvolume beïnvloed is. Dit duurt totdat het expansiereservoir is
geleegd.
G.
Data dial (dataknop)
Wijzigt de waarden van een geselecteerd scherm op het touchscreen.
H.
Accept (accepteren)
Hiermee accepteert u gegevens die zijn ingevoerd in een veld op het touchscreen.
I.
Cancel (annuleren)
Hiermee annuleert u gegevens die zijn ingevoerd in een scherm op het touchscreen. Het beademingsapparaat blijft
werken met de huidige instellingen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
J.
Bediening van het beademingsapparaat
55
Expiratory Hold (expiratoire hold)
Wanneer de knop EXP HOLD is ingedrukt, verhindert het beademingsapparaat aan het begin van de volgende
slaginterval gedurende maximaal 20 seconden dat de patiënt inademt of uitademt bij een ademhalingsfrequentie van
20 of minder (volwassenen/kinderen), gedurende 25 seconden bij een ademhalingsfrequente van meer dan 20, of
3 seconden (neonaten). De expiratoire hold is NIET actief tijdens TCPL-beademing.
K.
Inspiratory Hold (Manual ) (inspiratoire hold – handmatig)
Wanneer de knop INSP HOLD wordt ingedrukt, mag de patiënt, na afgifte van een ademslag met Volume Control of
Pressure Control gedurende maximaal 3,0 seconden (± 0,1 seconde) niet uitademen.
L.
Nebulizer (vernevelaar)
Het beademingsapparaat voert gemengd gas naar de poort van de vernevelaar bij 0,7 bar (10 ± 1.5 psig) indien er een
in-line vernevelaar is aangesloten en de knop Nebulizer (vernevelaar) is ingedrukt, op voorwaarde dat de toegevoerde
flow >15 l/min is.
De toevoer van het vernevelde gas wordt synchroon gesteld met de inspiratiefase van een ademslag en duurt
20 minuten. Druk nogmaals op de knop Nebulizer (vernevelaar) om de behandeling te beëindigen voordat de 20 minuten
voorbij zijn.
LET OP
Het gebruik van een externe flowvoorziening om de vernevelaar aan te drijven wordt afgeraden.
WAARSCHUWING
Het gebruik van een vernevelaar kan de afgegeven teugvolumes beïnvloeden.
Opmerking:
Zet de vernevelaar niet in werking als er heliox gebruikt wordt.
M.
Patient Size (patiëntafmeting)
De indicators voor patiëntafmeting voor Adult (volwassene), Pediatric (kind) en Neonate (baby)
onderaan op de UIM geven aan welk type patiënt er op dit moment is geselecteerd. Deze LED’s
horen niet bij een membraanknop op de UIM.
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat geen wijzigingen toe wat betreft patiëntafmeting als de actieve beademingsmodus niet
beschikbaar is bij de nieuw geselecteerde patiëntafmeting. Het beademingsapparaat geeft een bericht weer waarin u
gevraagd wordt eerst de beademingsmodus te wijzigen. Bijvoorbeeld: in de modus neonatale beademing met actieve
TCPL kunt u niet wijzigen naar de patiëntafmeting kind of volwassene zonder eerst de modus om te zetten naar een die
geschikt is voor die patiënten.
Het beademingsapparaat laat ook geen afmetingswijzigingen toe als Machine Volume actief is. Er verschijnt een bericht
dat aangeeft dat Machine Volume moet worden uitgeschakeld voordat de patiëntafmeting gewijzigd kan worden.
L2786-110 Rev. J
56
N.
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Panel Lock (LED) (paneel vergrendelen)
De toets LOCK (vergrendelen) schakelt alle bedieningselementen op het voorpaneel en het scherm uit met uitzondering
van MANUAL BREATH (handmatige beademing), Suction (afzuiging), ↑%O2, ALARM RESET (alarm resetten), ALARM
SILENCE (alam onderdrukken) en LOCK (vergrendelen).
O.
Print (printen)
De knop PRINT stuurt de inhoud van het huidige scherm naar een correct aangesloten parallele printer.
P.
Set-up
Opent het scherm Setup (instellingen) voor het beademingsapparaat.
Opmerking:
Door nogmaals op de knop Set-Up (instellingen) te drukken voordat u de Set-Up accepteert, wordt het venster
afgesloten en worden de vorige instellingen hersteld. Op het scherm Set-Up (instellingen) bevindt zich een knop
waarmee u kunt accepteren. Om de patiëntafmeting te wijzigen zonder een nieuwe patiënt te selecteren moet de
patiëntinstelling worden geaccepteerd na het selecteren van de afmeting van de patiënt.
Q.
Advanced Settings (extra instellingen) (LED)
Opent het scherm Advanced Settings (extra instellingen) voor het invoeren of wijzigen van gegevens. Schakelt het
scherm aan en uit.
Opmerking:
Door op de knop Freeze (stilzetten) te drukken terwijl het venster Advanced Settings (extra instellingen) geopend is,
wordt het venster automatisch afgesloten en worden de grafische beelden stilgezet.
R.
Mode (modus)
Opent het scherm Mode Select (modus selecteren) voor invoeren/wijzigen van gegevens of het in-/uitschakelen van het
scherm. Door bovenin het touchscreen op het lampje Mode (modus) te drukken krijgt u ook toegang tot scherm.
Opmerking:
Door nogmaals op de knop Mode (modus) te drukken voordat u de modus accepteert wordt het venster afgesloten en
worden de vorige instellingen hersteld. Op het scherm Mode (modus) bevindt zich een knop waarmee u kunt accepteren.
S.
Event (gebeurtenis)
Sommige gebeurtenissen (events) worden automatisch geregistreerd en andere kunt u handmatig opslaan zodat deze
op dit scherm worden weergegeven. Zie “Hoofdstuk 4: Monitors, displays en manoeuvres” voor een volledige lijst
gebeurtenissen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
T.
Bediening van het beademingsapparaat
57
Freeze (stilzetten)
Met de knop FREEZE (stilzetten) zet u de inhoud van het huidige scherm stil en wordt de realtime-weergave van de
schermgegevens onderbroken totdat u nogmaals op deze knop drukt. Wanneer het scherm stilgezet wordt, verschijnt er
een verschuifbare cursor. De dataknop kan worden gebruikt om met de cursor door de gegevens op de curve-, lus-, en
trendschermen te schuiven. Om het scherm weer te activeren drukt u nogmaals op de knop Freeze (stilzetten).
In Afbeelding 3–2 ziet u een flow/volume-lus in de modus Freeze (stilzetten). De cursors volgen de stilgezette luscurve in
een X-Y lijndiagram. De waarden langs de curve van de lus worden weergegeven zoals hieronder afgebeeld.
Stippellijn
cursor
Lusweergave
flow -/volume
Afbeelding 3–2: Flow/volume-lus in de modus Freeze (stilzetten)
L2786-110 Rev. J
Vlag die X- en
Y- waarden
weergeeft op
verschillende
punten langs de
lusweergave
Cursor, bevindt
zich nu op
dezelfde plaats
als Nul op de X-as
58
U.
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Screens (schermen)
Opent het venster Screen Selection (schermselectie) (Afbeelding 3–3). Dit scherm kunt u ook openen door midden
bovenin het touchscreen op het statuslampje Screen (scherm) te drukken.
Opmerking:
Als u nogmaals op de knop Screens (schermen) drukt, wordt het venster afgesloten.
Afbeelding 3–3: Het venster Screen Selection (schermselectie)
V.
Main (hoofdscherm)
Hiermee keert u terug naar het hoofdscherm.
W. Alarm Status LED’s
De lampjes voor de alarmstatus rechtsboven op de UIM knipperen rood of geel om een alarm aan te geven van hoge of
gemiddelde prioriteit (zie “Hoofdstuk 5: Volumecapnografie”).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
59
Instellingen voor de patiënt
Het scherm Patient Select (patiënt selecteren)
Met het scherm Patient Select (patiënt selecteren) kunt u de beademing van de huidige patiënt voortzetten (RESUME
CURRENT – hervatten huidige) of (NEW PATIENT – nieuwe patiënt) selecteren om de instellingen van het
beademingsapparaat te wijzigen.
Afbeelding 3–4: Het scherm Patient Select (patiënt selecteren)
Als u op de knop Resume Current (hervatten huidige) drukt, blijft het beademingsapparaat werken met de meest recente
patiëntinstellingen.
Met de knop New Patient (nieuwe patiënt) worden de opgeslagen lussen en trendbuffers gewist en worden alle
standaardwaarden hersteld.
Druk op Patient Accept (patiënt accepteren) om uw keuze te accepteren.
Het scherm Patient Size Select (patiëntafmeting selecteren)
Het scherm Patient Size Select (patiëntafmeting selecteren) verschijnt en is de eerste stap voor de instellingenreeks
voor de nieuwe patiënt.
Opmerking:
De nieuwe geselecteerde patiëntafmeting wordt pas actief als u de knop SETUP ACCEPT (instelling accepteren) op het
scherm indrukt.
Afbeelding 3–5: Het scherm Patient Size Select (patiëntafmeting selecteren)
L2786-110 Rev. J
60
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat geen wijzigingen toe wat betreft patiëntafmeting als de actieve beademingsmodus niet
beschikbaar is bij de nieuw geselecteerde patiëntafmeting. Het beademingsapparaat geeft een bericht weer waarin u
gevraagd wordt eerst de beademingsmodus te wijzigen. Bijvoorbeeld: in de modus neonatale beademing met actieve
TCPL kunt u niet wijzigen naar de patiëntafmeting kind of volwassene zonder eerst de modus om te zetten naar een die
geschikt is voor die patiënten.
Instellen beademingsapparaat
Het scherm Ventilator Setup (instellen beademingsapparaat)
Afbeelding 3–6: Het scherm Ventilation Setup (instellen beademing)
Op het scherm Setup (instellingen) bevinden zich bedieningselementen waarmee u de volgende instellingen kunt invoeren:
Artificial Airway Compensation (AAC) (kunstmatige luchtwegcompensatie)
Bereik:
AAN/UIT
Standaard:
UIT
Wanneer de Artificial Airway Compensation (kunstmatige luchtwegcompensatie) ingeschakeld is, berekent het
beademingsapparaat automatisch de drukafname in de endotracheale slang en stelt het de beademingsdruk bij zodat het
distale (carina) uiteinde van de endotracheale slang van de ingestelde inspiratiedruk kan worden voorzien. Hierbij wordt de flow,
de gassamenstelling (heliox of stikstof/zuurstof), de fractie inademingszuurstof (FIO2), de slangdiameter, lengte, en de
pharynxkromming ingecalculeerd op basis van de afmeting van de patiënt (neonataal, pediatrisch, volwassen). Deze
compensatie treedt uitsluitend op tijdens de inademing. Artificial Airway Compensation (kunstmatige luchtwegcompensatie) is
actief bij alle Pressure Support (drukondersteuning) en Flow Cycled Pressure (flowgestuurde druk) ademhalingen.
Opmerking:
De gemeten beademingsdruk (inademing) zal als de AAC actief is hoger liggen dan de ingestelde waarden.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
61
WAARSCHUWING
Het activeren van de AAC tijdens het beademen van de patiënt kan een plotselinge stijging van de
piekbeademingsdruk tot gevolg hebben en hierdoor een verhoogd teugvolume. Wees voorzichtig bij het
activeren van de AAC wanneer de patiënt is aangesloten op het beademingsapparaat – probeer het risico van
een te hoog teugvolume te vermijden.
Zelfs wanneer de inademingsdruk is ingesteld op nul, zorgt de AAC voor een verhoogde beademingsdruk om te
compenseren voor de weerstand van de endotracheale slang.
Als de Artificial Airway Compensation (kunstmatige luchtwegcompensatie, AAC) wordt aangezet, verschijnt het
statuslampje in alle modi van het beademingsapparaat op het touchscreen, ook wanneer de AAC niet actief is in de
huidige modus (bijv. bij volumegeregelde beademing). Het statuslampje gaat aan om u erop te wijzen dat de AAC is
ingeschakeld en geactiveerd wordt zodra een Pressure Support-modus (drukondersteuning) of combinatiemodus (bijv.
Volume Control SIMV – volumeregeling SIMV) wordt geselecteerd.
Slangdiameter:
Bereik:
Standaard:
2,0 – 10,0 mm
7,5 mm
5,5 mm
3,0 mm
(Volwassenen)
(Pediatrisch)
(Neonataal)
Bereik:
2,0 – 30,0 cm
2,0 – 26,0 cm
2,0 – 15,0 cm
(Volwassenen)
(Pediatrisch)
(Neonataal)
Standaard:
30,0 cm
26,0 cm
15,0 cm
(Volwassenen)
(Pediatrisch)
(Neonataal)
Slanglengte:
Leak Compensation (lekcompensatie, LEAK COMP)
Bereik:
Standaard:
AAN/UIT
UIT
Tijdens de uitademing blijft de PEEP behouden door de samenwerking tussen de Flow Control Valve (flowregelingsklep,
FCV) en de Exhalation Valve (expiratieklep, ExV). De ExV-drukservo wordt ingesteld op een beoogde PEEP-druk en de
FCV-drukservo wordt ingesteld op een beoogde PEEP-druk – 0,4 cm H2O. De ExV-servo wordt uitgeschakeld als de
druk hoger is dan de beoogde druk en de FCV flow levert flow wanneer de druk lager is dan de beoogde druk (maximale
flow afhankelijk van de afmeting van de patiënt). De functie is niet actief tijdens de afgifte van een ademslag.
Circuit Compliance (circuitcompliantie)
Als de Circuit Compliance (circuitcompliante) ingeschakeld is, wordt de hoeveelheid gas afgegeven tijdens een Volume
Controlled of beoogde ademslag verhoogd zodat het ingestelde volume en het verloren volume als gevolg van het
compliantie-effect van het circuit worden meegenomen.
De gemeten expiratievolumes worden bijgesteld voor het compliantiecompensatievolume in alle
beademingsmodi.
Bereik:
0,0 – 7,5 ml/cm H2O
Standaard:
0,0 ml/cm H2O
L2786-110 Rev. J
62
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Het beademingsapparaat meet automatisch de circuitcompliantie tijdens een uitgebreide systeemtest (Extended
Systems Test, EST). De waarde kan niet handmatig worden ingevoerd.
Opmerking:
De circuitcompliantie is geactiveerd in de volgende toepassingen: het ingestelde teugvolume bij Volume Control
beademing, het beoogde teugvolume bij PRVC en het machinevolume (uitsluitend volwassen/pediatrisch). Hoewel de
circuitcompliantie op het instellingenscherm wordt weergegeven, is het bij neonatale patiënten niet actief.
Bevochtiger
U kunt kiezen voor actieve of passieve bevochtiging (ON/actief of OFF/passief) Actieve bevochtiging bevat 99% relatieve
vochtigheid, passieve bevochtiging 60% bij gebruik van een HME. Met deze functie kunt u de BTPS-correctiefactor
bijstellen naar de juiste expiratieteugvolumes.
Bereik:
Actief AAN/UIT
Standaard:
Actief AAN
Opmerking:
Als de bevochtigingsfunctie verkeerd wordt ingesteld is dit van invloed op de juistheid van het gemeten uitgeademde
ademslagvolume.
Gewicht patiënt
Het gewicht van de patiënt kan als volgt worden ingesteld:
Volwassenen:
Pediatrisch:
Neonataal:
Standaard:
1 t/m 300 kg
1 t/m 75 kg
0,1 t/m 16 kg
1 kg
Het gewicht van de patiënt is een variabele die wordt bepaald door de arts en wordt gebruikt om het gemeten volume
per gewichtseenheid weer te geven.
Identificatie
Patient ID (patiënt-ID). U mag een patiënt-ID invoeren van 24 (2 x 12) alfanumerieke tekens. U voert een patiënt-ID in
door op het touchscreen het veld Patient IDENTIFICATION (patiëntidentificatie) aan te raken.
Draai aan de dataknop onder aan de UIM (Afbeelding 3–7) om door de tekens te zoeken. Druk voor elk teken dat u wilt
accepteren op de membraanknop ACCEPT en stel zo de identificatiecode voor de patiënt samen. Druk nadat de
identificatiecode compleet is nogmaals op de knop Patient IDENTIFICATION (patiëntidentificatie) op het touchscreen om
de complete patiënt-ID te accepteren.
Controleer de overgebleven schermparameters en druk, als u de gewenste instellingen hebt ingevoerd, op de knop
SETUP ACCEPT (instellingen accepteren).
Afbeelding 3–7: Dataknop, knoppen Accept en Cancel (accepteren en annuleren)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
63
Opmerking:
Primaire functies voor de beademing actief voor de geselecteerde (gemarkeerde) modus worden tijdens de setup
onderaan op het touchscreen weergegeven. De dialoogvensters Advanced Settings (extra instellingen) en Alarm Limits
(alarmgrenzen) kunnen tijdens de setup eveneens worden geopend. Alle functies zijn actief en kunnen worden
aangepast in het scherm Set Up (instellingen).
Opmerking:
Tijdens de Pflex-, MIP/P100- en AutoPEEP-manoeuvres wordt de instellingenknop gedeactiveerd. De knop is actief
tijdens de oesofagusmanoeuvre.
EST (Extended Systems Test, uitgebreide systeemtest)
Druk op de knop EST in het
scherm Setup (instellingen).
Afbeelding 3–8: Scherm Setup (instellingen), knop EST
Er verschijnt een bericht waarin u wordt gevraagd de patiënt te verwijderen en het Y-stuk van de patiënt te blokkeren. Nadat u
hebt bevestigd dat de patiënt is afgekoppeld en het Y-stuk van het circuit is geblokkeerd, drukt u op Continue (doorgaan, Cont).
Het beademingsapparaat begint met de EST en geeft een klok aan die aftelt. Tijdens de EST volgt het
beademingsapparaat de volgende handelingen uit:
•
Een lektest van het patiëntcircuit.
•
Een compliantiemeting van het patiëntcircuit.
•
Een tweepuntskalibratie van de zuurstofsensor.
De compliantiemeting en de lektest van het patiëntcircuit worden
gelijktijdig met de kalibratie van de zuurstofsensor uitgevoerd. De
EST duurt maximaal 90 seconden. Om de EST op elk willekeurig
moment opnieuw te starten, drukt u op Cancel (annuleren) om
terug te keren naar het instellingenscherm.
Na de voltooiing van elke test geeft het beademingsapparaat het
bericht “Passed” (voltooid) of “Failed” (mislukt) weer naast de
afgeronde test.
De knop SET UP ACCEPT (instellingen accepteren) moet worden
ingedrukt zodat de AVEA de circuitcompliantiemeting kan bewaren.
Nu wordt ook als het apparaat uitgeschakeld is geweest, mits u
SAME PT (zelfde PT) hebt geselecteerd, de circuitcompliantie
bewaard. Als NEW PT (nieuwe PT) wordt geselecteerd, moet de
EST deze functie gebruiken.
L2786-110 Rev. J
Afbeelding 3–9: Schermen Extended
Systems Test (EST)
64
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Nadat de test voltooid is, drukt u op Continue (verder) om terug te keren naar het setup-scherm.
Opmerking:
Als het beademingsapparaat NIET op de zuurstoftoevoer is aangesloten, zal de zuurstofsensorkalibratie meteen
mislukken.
LET OP
Als een van bovenstaande tests niet met succes wordt voltooid, werkt het beademingsapparaat nog steeds. Controleer
echter voordat u het bij een patiënt gaat gebruiken, eerst of het naar behoren functioneert.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
65
Type en modus van de beademing instellen
Voor toegang tot de opties voor modusselectie drukt u op de membraanknop Mode (modus) links op het LCD-scherm.
Afbeelding 3–10: Het scherm Mode Select (selectie modus) (pediatrisch/volwassen)
Afbeelding 3–11: Het scherm Mode Select (selectie modus) (neonataal) (zonder nCPAP)
De weergegeven selecties in het scherm Mode Select (selectie modus) zijn een combinatie van het ademslagtype en
de afgiftesmodus van de beademing (bijv. een volumegeregelde ademslag met Assist/Control-beademing wordt
weergegeven als Volume A/C). De selecties voor APNEA-Backup-beademing verschijnen wanneer de modus
CPAP/PSV- of APRV/BIPHASIC- is geselecteerd. Apnea Backup is actief in de modi Assist Control, SIMV,
APRV/BIPHASIC en CPAP/PSV.
Opmerking:
Als CPAP/PSV of APRV / BIPHASIC (Airway Pressure Release Ventilation/ bifasisch) is geselecteerd MOET u:
1. De primaire en extra instellingen voor CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC instellen.
2. Het beademingstype voor de modus APNEU-backup selecteren door op de knop Apnea Settings (instellingen
Apneu) te drukken.
3. De primaire en extra functies voor het geselecteerde apneu-beademingstype die u onderaan het touchscreen ziet,
instellen voordat u op de knop MODE ACCEPT (modus accepteren) drukt. Zodra u op MODE ACCEPT (modus
accepteren) hebt gedrukt, zijn de functies voor het apneu-beademingstype niet meer zichtbaar. Alleen die functies
die actief en noodzakelijk voor CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC zijn, blijven zichtbaar. Om de instellingen voor de
Apneu-backup weer te geven kunt u op elk willekeurig moment op de knop Mode (modus) drukken en APNEA
Settings (apneu-instellingen) selecteren.
L2786-110 Rev. J
66
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Volume Guarantee (Volumegarantie; VG)
De functie Volume Guarantee (Volumegarantie) is uitsluitend beschikbaar bij de instelling voor pasgeborenen in de
beademingsmodi DRUK en TCPL in ademhalingspatronen bij zowel SIMV als Assist Control (Regeling ondersteunen). Deze
functie biedt een extra operatorinstelling voor het streefteugvolume. De regelingsdruk voor verplichte ademhalingen wordt dan
aangepast door het beademingsapparaat voor de handhaving van het expiratoire teugvolume in de buurt van het vooraf
ingestelde streefvolume.
Opmerking:
Volume Guarantee (Volumegarantie) is alleen beschikbaar voor de instelling voor pasgeboren patiënten: hierbij is
gebruik van een proximale flowsensor verplicht. Raadpleeg de AVEA®-handleiding voor specifieke instructies inzake
het bevestigen van de proximale flowsensoren.
Soorten beademing
De Volume Guarantee (Volumegarantie) beademing werkt als volgt:
Wanneer Volume Guarantee (Volumegarantie) is geselecteerd, wordt de regelaar Insp Pres een extra instelling, wordt
de volume-instelling weergegeven als een primaire regelaar en levert het beademingsapparaat een ademhaling bij de
ingestelde inspiratoire drukinstelling.
De inspiratoire druk voor de daarop volgende ademhalingen wordt door het beademingsapparaat voor elke ademhaling
aangepast. De druk wordt afzonderlijk van de door tijd getriggerde ademhalingen, door de patiënt getriggerde
ademhalingen, apneu-backupademhalingen en handmatige ademhalingen aangepast om het gemeten uitgeademde
teugvolume dicht bij de ingestelde streefwaarde te houden.
Specifieke regelaars
Flow Cycle (Flowcyclus)
De inspiratoire fase van een TCPL-volumegarantie-ademhaling wordt beëindigd zodra de flow naar de patiënt daalt tot
het door de operator ingestelde percentage (Flow Cycle) van de piekflow.
Wanneer Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is en de instelling voor Flow Cycle (Flowcyclus) hoger is dan 0, wordt
het gemeten gemiddelde lekpercentage over de voorgaande 30 seconden genomen en opgeteld bij de instelling voor de
flowcyclus (tot de maximale instelling voor het regelbereik van de flowcyclus) om de drempel voor de patiëntflow te bepalen.
Flow Cycle (Flowcyclus) is niet beschikbaar in Pressure Control (Drukregeling) als Volume Guarantee (Volumegarantie)
actief is.
Opmerking:
Flowcycling van een ademhaling kan er de oorzaak van zijn dat het afgegeven volume kleiner is. Volume Guarantee
(Volumegarantie) probeert dit te compenseren door de afgiftedruk te verhogen tot 3 cmH2O onder de hoge
inademingsdruklimiet. Het alarm Expiratory Volume (Expiratoir volume) wordt geactiveerd als het expiratoire volume
onder de alarmdrempel daalt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
67
Volume Limit (Volumegrens)
Volume Limit (Volumegrens) is voor verplichte beademingen niet beschikbaar als Volume Guarantee (Volumegarantie)
actief is.
Machine Volume (Machinevolume)
Machine Volume (Machinevolume) is niet beschikbaar als Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is.
Volume Target (Streefvolume)
Standaard: Gemeten expiratoir teugvolume (indien Volume Guarantee [Volumegarantie] aan de bestaande
beademingsmodus wordt toegevoegd en een ademhaling met de op dit moment ingestelde druk
wordt afgegeven) of 2 ml (als er geen voorafgaande ademhaling is bij dezelfde modus en druk)
Resolutie: 0,1 ml
Nauwkeurigheid: ± (0,1 ml + 10% van de ingestelde waarde)
Bereik: 2 tot 300 ml (druk+VG-modus)
2 tot 100 mL (TCPL+VG)
Opmerking:
Bij een lekkage van meer dan 30% zal het gewenste streefvolume soms niet goed gehaald kunnen worden.
Opmerking:
Vanwege de aard van de TCPL-modus kan het afgegeven volume lager zijn als de inademingsduur en/of de flow
ontoereikend zijn om het streefvolume te bereiken. Volume Guarantee (Volumegarantie) probeert dit te compenseren
door de afgiftedruk te verhogen tot 3 cmH2O onder de hoge inademingsdruklimiet. Het alarm Expiratory Volume
(Expiratoir volume) wordt geactiveerd als het expiratoire volume onder de alarmdrempel daalt.
Inspiratoire druk
Bij VG vervult de inspiratoire druk niet langer een primaire regelfunctie. De door de operator ingestelde inspiratoire druk
is een geavanceerde regelfunctie onder Volume: hij wordt gebruikt voor testademhalingen en als back-up drukinstelling
tijdens bepaalde alarmsituaties.
Bereik:
0 – 80 cmH2O
Standaard: De drukinstelling van de druk- of TCPL-modus die wordt gebruikt voordat VG wordt geactiveerd.
WAARSCHUWING!
De inspiratoire druk in het scherm Extra controles moet worden ingesteld op een geschikt niveau voor de patiënt om
tijdens testademhalingen en bepaalde alarmsituaties afgifte van te veel of te weinig teugvolume te voorkomen.
Afgegeven druk
Bij beademing met volumegarantie is de afgegeven druk niet een door de operator ingegeven instelling; het is de druk
die door het beademingsapparaat wordt geleverd voor de instandhouding van het ingestelde volume.
Standaard: Inspiratoire druk plus PEEP
Minimum: PEEP + 2 cmH2O
Maximum: Hoge piekdruk – 3 cmH2O
L2786-110 Rev. J
68
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Opmerking:
Het verschil in afgegeven druk tussen de ademhalingen zal niet meer zijn dan 3 cmH2O tussen opeenvolgende
ademhalingen met hetzelfde type trigger (tijdgetriggerd tegenover patiëntgetriggerd).
Opmerking:
De afgegeven druk wordt begrensd als deze de ingestelde hoge druklimiet van –3 cmH2O bereikt. Als dit gebeurt,
wordt het bericht Volume Guarantee Pressure is Limited (Volumegarantiedruk begrensd) weergegeven. Het alarm voor
Laag Vte of Lg Ve kan optreden.
Alarmen en veiligheidssystemen
Loskoppeling Y-stuk sensor
Er wordt een audiovisueel alarm geactiveerd en FLOW SENSOR ERROR (FLOWSENSORFOUT) wordt weergegeven
als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan: 1) de flowsensor voor pasgeborenen wordt gebruikt; 2) de functie
Volume Guarantee (Volumegarantie) is geactiveerd; en 3) de gemeten VTi daalt tot onder 20% van het netto afgegeven
volume. In dit geval gaat het systeem terug naar de door de operator ingestelde Inspiratoire druk.
Alarmvertraging: 3 ademhalingen, of 10 s als dat langer duurt, of 30 s als dat korter duurt
Alarmprioriteit: Gemiddeld
WAARSCHUWING!
Wanneer de proximale flowsensor wordt losgekoppeld of er een foutconditie van de flowsensor is terwijl
de Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is, zal het beademingsapparaat drukgestuurde beademing
afgeven op de ingestelde inspiratoire druk.
Lage Ppeak
Bereik: 1 tot 80 cmH2O
Standaard: 5 cmH2O
Hoge Ppeak
Bereik: 10 tot 85 cmH2O
Standaard: 30 cmH2O
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
69
Laag expiratoir volume
Er wordt een audiovisueel alarm geactiveerd en Laag Vte wordt geïndiceerd wanneer de volumegarantie actief is en het
gemeten expiratoire teugvolume minder is dan de ingestelde drempel van het streefvolume.
Volumedrempel: 90% van streefvolume
Alarmvertraging: 30 s of 10 ademhalingen (wat het langste duurt)
Alarmprioriteit: Gemiddeld
Limietvolume
Alle VG-ademhalingen worden als volumecyclus uitgevoerd als het ingeademde volume groter is dan een drempel op
basis van het ingestelde streefvolume en de lekkage (in een breuk uitgedrukt) gemiddeld over de voorgaande 30
seconden.
De berekening van de volumegrens varieert met de mate van lekkage:
Gemiddelde lekkage < 63%: Volumegrens = (streefvolume x 1,3) x ((1,1 x lekkage)+1)
Gemiddelde lekkage >= 63%: Volumegrens = streefvolume x 2,2
Alarmactivering
Tijdens het activeren van de volgende alarmen worden afgegeven beademingen uitgesteld en is het VG-regelalgoritme
niet actief. Zodra de alarmsituatie is verholpen, wordt het VG-regelalgoritme gereset en worden er testbeademingen
afgegeven op de door de gebruiker ingestelde inspiratoire druk.
Loskoppeling circuit
Veiligheidsklep open
Vent INOP
Het VG-regelalgoritme wordt gereset op de door de gebruiker ingestelde inspiratoire druk tijdens de volgende
alarmsituaties en start het VG-regelalgoritme opnieuw op zodra de alarmsituatie is verholpen.
Lage Ppeak
Lage PEEP
Flowsensorfout
Tijdens het activeren van het alarm Circuit Occlusion (Circuitocclusie) wordt gebruik van het VG-regelingsalgoritme
gestopt. Zodra de alarmsituatie is verholpen, wordt het VG-regelalgoritme gereset op de door de gebruiker ingestelde
inspiratoire druk.
Opmerking:
De instellingen voor de alarmgevoeligheid bij Laag teugvolume, Hoog teugvolume en Lage Vte zijn niet van toepassing
als Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is.
L2786-110 Rev. J
70
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Starten van Volume Guarantee (Volumegarantie)
1.
Om Volume Guarantee (Volumegarantie) te starten drukt u op de membraanknop Modes (Modi) op de UIM of raakt
u het gedeelte van het scherm aan voor Current Mode Display (Huidige modusweergave). Het dialoogvenster
Mode Select (Modusselectie) verschijnt.
2.
Selecteer de gewenste modus (TCPL of druk) en selecteer ook Volume Guarantee (Volumegarantie).
Opmerking:
Zodra Volume Guarantee (Volumegarantie) is geselecteerd gaat de primaire regeling van de inspiratoire druk automatisch
naar het venster Advanced Settings (Extra instellingen) en verschijnt de primaire regeling Volume in plaats daarvan.
Het huidige gemeten Expiratoire teugvolume wordt de standaard instelling voor Volume, als Volume Guarantee
(Volumegarantie) aan de bestaande beademingsvorm wordt toegevoegd en er een ademhaling bij de huidige
ingestelde druk is afgegeven. In afwezigheid van een voorgaande ademhaling bij de huidige inademingsdrukinstelling
wordt het standaard volume 2 ml.
3.
Stel de beschikbare regelaars in op de voorgeschreven instellingen en selecteer Mode Accept (Modus accepteren).
WAARSCHUWING!
De inspiratoire drukinstelling in het venster Extra controles moet worden ingesteld op een geschikt niveau voor
de patiënt om tijdens testademhalingen of ontkoppeling van de flowsensor afgifte van te veel of te weinig
teugvolume te voorkomen.
WAARSCHUWING!
Wanneer de proximale flowsensor wordt losgekoppeld of uit het circuit wordt gehaald terwijl Volume Guarantee
(Volumegarantie) actief is, zal het beademingsapparaat drukbeademing afgeven bij de ingestelde inspiratoire druk.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
71
Opmerking:
Bij lekken van meer dan 99% wordt voor de VTe *** weergegeven. In deze situatie zal het VG-algoritme de druk niet
regelen en zal de beademing worden voortgezet op het eerdere niveau.
Berichten
Tekst AVEA®-berichtenbalk
Oorzaak
“Volume Guarantee Disabled” (Volumegarantie
uitgeschakeld)
Bij ontkoppeling van de proximale flowsensor als de
Volumegarantie actief is, AAC niet actief is, als de
flowsensor niet opnieuw wordt aangesloten voordat
het venster met de waarschuwing sluit.
“Volume Guarantee is only available in
PRESSURE and TCPL modes” (Volumegarantie
is uitsluitend beschikbaar in DRUK- en TCPLmodus)
Selectie van Volumegarantie op het modusscherm
als de primaire geselecteerde modus niet DRUK of
TCPL is.
Selectie van een modus die niet DRUK of TCPL is,
wanneer Volumegarantie reeds is geactiveerd.
“Set Vol Target will increase delivered press and
vol” (Ingesteld streefvolume verhoogt geleverde
druk en volume)
Streefvolume ingesteld op meer dan 20% boven de
huidige instelling.
“Set Vol Target will decrease delivered press and
vol” (Ingesteld streefvolume verlaagt geleverde
druk en volume)
Streefvolume ingesteld op meer dan 20% onder de
huidige instelling.
“High Ppeak Limit < PEEP + 7 cmH2O” (Hoge
Ppeak-limiet < PEEP + 7 cmH2O)
Probeer als de modus Nasale CPAP/IMV actief is en
de ademhalingssnelheid niet 'UIT' staat, om de
alarmlimiet voor Hoge Ppeak of de nCPAP-instelling
zo in te stellen dat de alarmlimietinstelling voor Hoge
Ppeak minder is dan nCPAP +2 cmH2O.
“Volume Guarantee pressure is limited”
(Volumegarantiedruk is begrensd)
De druk die vereist is voor afgifte van het gewenste
teugvolume is hoger dan de alarmlimiet voor Hoge
Ppeak van –3 cmH2O.
L2786-110 Rev. J
72
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Probleemoplossing
Alarm
LOW Vte (LAGE
Vte)
Prioriteit
Gemiddeld
Mogelijke oorzaken
Te ondernemen actie
Inademingsduur of flow ontoereikend
in TCPL.
Vergroot de inademingsduur
en/of de flow
Inademingsduur te kort wegens
flowcycli in TCPL.
Verhoog de
flowcyclusinstelling
De afgegeven druk is gestegen tot zijn
hoogste limiet (hoge druklimiet 3 cmH2O [±2 cmH2O]) vanwege
veranderingen in
beademingsinstellingen, weerstand
en/of compliance.
Verhoog de hoge-druklimiet
of controleer de toestand
van de patiënt
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
73
Beademingstypen
In dit deel vindt u een korte beschrijving van de beademingstypen en de modi van het beademingsapparaat die
beschikbaar zijn voor volwassen, pediatrische en neonatale patiënten.
Er zijn twee basisbeademingstypen:
•
SIMV-slagen (afgegeven op basis van de ingestelde beademingsapparaatparameters)
en
•
Vraagslagen (getriggerd door de patiënt)
Alle beademingstypen worden gedefinieerd met vier variabelen:
•
•
•
•
Trigger (initieert de ademslag);
Control (regelt de afgifte);
Cyclus (beëindiging primaire ademslag) en
Limiet (beëindiging secundaire ademslag).
SIMV-beademing
SIMV-beademing kan worden geïnitieerd door de machine, de patiënt of de operator. De AVEA kan 4 types
SIMV-beademing afgeven.
1. Volumegestuurde beademing:
•
•
•
Flowgestuurd (inspiratie);
Begrensd tot een vooraf ingesteld volume of een maximale inspiratiedruk;
Wisselt afhankelijk van volume, flow en tijd.
Opmerking:
De Volume Controlled (volumegestuurde) beademing is het standaard beademingstype voor volwassen en pediatrische
patiënten.
Het intra-breath vraagsysteem bij volume-beademing
De AVEA beschikt over een uniek intra-breath vraagsysteem bij Volume Control (volumebestuurde) beademing dat is
ontworpen om tijdens periodes van vraag extra flow aan de patiënt te leveren. De AVEA meet iedere 2 milliseconden
de Peak Inspiratory Pressure (inspiratiepiekdruk, Ppeak) in de volledige beademingscyclus en stelt een Pressure
Support Target in (beoogde drukondersteuning) in een veelvoud van: PEEP + 2 cm H2O of Ppeak – 2 cm H2O.
Het minimale virtuele Pressure Support-niveau is ingestelde PEEP + 2 cm H2O.
Het maximale niveau is 2 maal de ingestelde PEEP.
Tegelijkertijd meet het beademingsapparaat de Ppeak-waarde en vergelijkt deze met de vorige waarde. Mocht de Ppeak lager
worden dan de 2 cm H2O, dan reageert het beademingsapparaat op de vraag van de patiënt en “schakelt” het automatisch
over naar de afgifte van een Pressure Support (drukondersteunde) ademslag bij de virtuele beoogde drukondersteuning.
Hierdoor kan de flow de ingestelde Peak Flow (piekflow) overschrijden en zo voldoen aan de vraag van de patiënt.
Nadat het ingestelde teugvolume is afgegeven, “kijkt” het beademingsapparaat naar de inspiratieflow. Als de Peak
Inspiratory Flow (piekinspiratieflow) groter is dan de ingestelde piekflow, bepaalt het beademingsapparaat dat de
patiënt nog steeds om flow vraagt en wisselt de beademing wanneer de inspiratieflow onder een piekinspiratieflow van
25% valt. Als de piekinspiratieflow gelijk is aan de ingestelde flow, neemt het beademingsapparaat waar dat er geen
vraag meer is van de patiënt en beëindigt het de beademing met een Volume Control (volumebestuurde) beademing.
Standaard is ingeschakeld. Kan worden uitgeschakeld door naar de extra piekflow-instelling bij Volume Controlled
(volumegestuurde) beademing te gaan.
L2786-110 Rev. J
74
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
2. Drukgestuurde beademing:
•
•
•
Drukgestuurd (inspiratie + PEEP);
Drukbegrenzing (inspiratie + PEEP + marge);
Cycli op basis van tijd of flow.
3. Time Cycled Pressure Limited (TCPL, drukbegrensde beademingscyclus op basis van tijd)
beademing (alleen beschikbaar voor neonatale patiënten):
•
•
•
Flowgestuurd (inspiratie);
Drukbegrensd (inspiratie + PEEP);
Cyclus op basis van tijd, flow (inspiratie) of volume (Volume Limit, volumebegrenzing).
Opmerking:
Het beademingstype TCPL is uitsluitend beschikbaar voor neonatale patiënten. Dit is het standaard beademingstype
voor neonatale patiënten.
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP,
of baseline druk in APRV / BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een
pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de
PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O.
WAARSCHUWING
De totale weerstand van de inspiratie- en expiratieslangen van het beademingscircuit inclusief accessoires mag
niet meer dan 4 cm H2O bij 5 l/min bedragen als er een inspiratieflow van >15 l/min wordt gebruikt in TCPLbeademingsmodi. Raadpleeg “Appendix E: Sensorspecificaties en circuitweerstand” voor instructies over het
uitvoeren van een circuitweerstandtest.
4. Pressure Regulated Volume Control (drukgestuurde volumeregeling, PRVC) beademing bestaat uit
ademslagen waarvan het drukniveau automatisch wordt aangepast zodat een vooraf ingesteld volume wordt bereikt.
PRVC-ademslagen hebben:
•
•
•
Drukgestuurde (inspiratie + PEEP) volumeregeling;
Drukbegrenzing (inspiratie + PEEP + marge);
Cycli op basis van tijd of flow.
PRVC-beademing werkt als volgt:
•
Als PRVC is geselecteerd, wordt er een flow, een Volume Controlled (volumegestuurde) testademslag, die afneemt tot
het ingestelde teugvolume met een pauze van 40 milliseconde afgegeven aan de patiënt. Het vraagsysteem is actief
tijdens deze testademslag.
•
Het beademingsapparaat stelt de beoogde druk voor de eerste drukgeregelde ademslag in op de inspiratoire einddruk
van de testademslag.
•
De volgende ademslag en alle slagen daarna worden afgegeven als drukgeregelde slagen. De inspiratiedruk wordt
gebaseerd op de dynamische compliantie van de vorige ademslag en het ingestelde teugvolume.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
75
De inspiratoire druk wordt automatisch door het beademingsapparaat aangepast om het beoogde volume te
handhaven. De maximale wijzigingsstap tussen twee opeenvolgende beademingen is 3 cmH2O. Het maximale
teugvolume dat in één ademhaling wordt afgegeven, wordt bepaald door de ingestelde volumegrens.
De testademslag wordt geïnitieerd wanneer een van de volgende gebeurtenissen optreedt:
•
Het starten van de PRVC-modus
•
Het wijzigen van het teugvolume terwijl PRVC actief is
•
Het bereiken van de ingestelde volumegrens
•
Het afgegeven teugvolume > 1,5 keer het ingestelde volume
•
De beëindiging van de flow van de testademslag
•
Het verlaten van de standby-modus.
•
Activering van een van de volgende alarmen:
Hoge piekdruk
Lage piekdruk
Lage PEEP
Disconnectie patiëntcircuit
I-Tijdslimiet
I:E Limiet
Opmerking:
Als de flowcyclus actief is tijdens PRVC- of Vsync-beademing kan de flowcyclus van de beademing alleen
plaatsvinden als het beoogde teugvolume afgegeven is. Hierdoor loopt de expiratie synchroon tijdens het controleren
van het afgegeven teugvolume.
Opmerking:
De Demand Flow (vraagflow) is actief bij alle opgelegde ademslagen. De maximaal door het beademingsapparaat
haalbare inspiratoire druk wordt begrensd door de alarminstelling voor de hoge piekdruk.
Vraagbeademing
Alle vraagbeademing wordt getriggerd (geïnitieerd) door de patiënt, is drukgestuurd en wisselt op basis van flow of
volgens een tijdschema. Vraagademhaling kan door druk ondersteund (PSV) of spontaan zijn. Bij alle vraagbeademing
werkt ook het gele statuslampje voor vraag van de patiënt; het knippert linksboven in het scherm.
1.
PSV (Pressure Support Ventilation, drukondersteunde beademing)
Een PSV-beademing is een vraagbeademing waarbij het drukniveau tijdens de inspiratie een vooraf ingesteld
PSV-niveau plus PEEP is. Het minimale Pressure Support (drukondersteunings) niveau is PEEP + 2 cm H2O voor
volwassen/pediatrische toepassingen, afhankelijk van het ingestelde PSV-drukniveau. Voor neonatale toepassingen
is het minimale drukondersteuningsniveau nul.
L2786-110 Rev. J
76
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
PSV-beademing is:
•
•
•
Drukgestuurd (vooraf ingesteld PSV-niveau + PEEP);
Drukbegrensd (vooraf ingesteld PSV-niveau + PEEP);
Wisselt op basis van tijd (PSV Tmax) of flow (PSV Cycle).
De drukondersteuning is actief wanneer de modus CPAP/PSV of APR/BiPhasic is geselecteerd.
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP,
of baseline druk in APRV / BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een
pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de
PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O.
2.
Spontane ademhaling
Bij volwassen en pediatrische toepassingen is een spontane ademhaling een vraagbeademing waarbij het
drukniveau tijdens inspiratie vooraf is ingesteld op PEEP + 2 cm H2O.
Bij neonatale toepassingen is een spontane ademslag een vraagbeademing die alleen wordt afgegeven bij het
vooraf ingestelde PEEP.
Opmerking:
Als het PSV-niveau niet voldoet aan de vraag van de patiënt, kan voortijdig stopzetten van de beademing bij een
automatische trigger het gevolg zijn. In dit geval moet het PSV-niveau enigszins worden verhoogd.
Afbeelding 3–12: PSV-curve
In Afbeelding 3–12 geeft ademslag 1 de flowweergave weer die plaatsvindt wanneer het PSV-niveau niet hoog genoeg
is om te voldoen aan de vraag van de patiënt. Ademslag 2 geeft juiste weergave weer na een lichte verhoging van het
PSV-niveau. (De drukweergave geeft ongeveer hetzelfde weer).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
77
Beademingsmodi
Lekcompensatie
Het beademingsapparaat bevat een lekcompensatiesysteem. Dit systeem compenseert basislekken bij de
patiëntinterface. U activeert de lekcompensatie met de functie weergegeven op het instellingenscherm op het
touchscreen.
Assist/Control-beademing (A/C)
Dit is de standaardmodus voor alle soorten patiënten. In de beademingsmodus Assist/Control zijn alle ademslagen die
worden geïnitieerd en afgegeven, SIMV-slagen. Een ademslag wordt getriggerd door een van de volgende
gebeurtenissen:
• Een inspanning van de patiënt activeert het triggermechanisme voor inspiratie,
• Het slaginterval, dat is ingesteld met het bedieningsselement RATE (frequentie), verstrijkt,
• De operator drukt op de knop MANUAL BREATH (handmatige beademing).
DRUK
Wanneer er een ademslag wordt geïnitieerd, wordt de timer van het slaginterval weer op nul ingesteld. De patiënt kan
elke ademslag initiëren als hij/zij sneller ademt dan de vooraf ingestelde ademfrequentie. Als de patiënt niet actief ademt,
zal het beademingsapparaat automatisch ademslagen afgeven met het vooraf ingestelde interval (de ingestelde
ademfrequentie).
TIJD
1
SIMV-slag (slaginterval is verstreken)
2
SIMV-slag (getriggerd door patiënt)
Afbeelding 3–13: Curve van Assist/Control-beademing
L2786-110 Rev. J
78
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
SIMV (Synchronized Intermittent Mandatory Ventilation)
In de modus SIMV (gesynchroniseerde intermitterende opgelegde beademing) kan het beademingsapparaat voorzien in
zowel SIMV-beademing als vraagbeademing. SIMV-slagen worden afgegeven wanneer het “tijdvenster” voor SIMV open
is en een van de volgende gebeurtenissen optreedt:
Er wordt een inspanning van de patiënt gedetecteerd;
•
Het slaginterval is verstreken zonder dat er een inspanning van de patiënt is gedetecteerd;
•
Er is op de knop MANUAL BREATH (handmatige beademing) gedrukt.
Druk
•
Tijd
Venster Assist open
Door de patiënt getriggerde volumegestuurde beademing
Pressure Support (drukondersteunde) beademing
Afbeelding 3–14: SIMV-curve
Het slaginterval wordt bepaald door de vooraf ingestelde ademfrequentie. De intervaltimer wordt weer op nul ingesteld
wanneer de intervaltijd bepaald door het de ingestelde ademfrequentie, is afgelopen of wanneer de knop MANUAL
BREATH (handmatige beademing) wordt ingedrukt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
79
APRV / BIPHASIC (Airway Pressure Release Ventilation / bifasisch)
APRV/BiPhasic (APRV/bifasisch) is een tijdsgestuurde drukmodus waarin het beademingsapparaat wisselt tussen twee
verschillende soorten basisdruk op basis van tijd. Deze modus kan worden gesynchroniseerd met de inspanning van de
patiënt. Gestuurde beademing kan worden gehandhaafd door steeds na het interval over te schakelen op de andere
basisdruk. Daarnaast kan drukondersteuning worden toegevoegd ter verhoging van het comfort van de spontaan
ademende patiënt.
In deze modus kan de patiënt spontaan ademen bij de twee vooraf ingestelde drukniveaus. Deze worden ingesteld met
de functies Pres High (hoge druk) en Pres Low (lage druk). De maximale duur van elk drukniveau tijdens de
tijdgestuurde afwisseling wordt ingesteld met de functies Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag).
De operator kan ook de lengte van de respectieve triggervensters instellen met de synchronisatie-functies Time High
(tijd hoog) en Time Low (tijd laag). Dit zijn extra instellingen bij Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag). Deze
synchronisatievensters kunnen worden ingesteld van 0 t/m 50%, in stappen van 5% van de ingestelde waarden van
Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag).
Het beademingsapparaat synchroniseert de wisseling van lage druk naar hoge druk met de detectie van inspiratieflow of
de eerste inspiratie-inspanning die wordt gedetecteerd in het venster T Low Sync (synchronisatievenster tijd laag). De
wisseling van hoge druk naar lage druk valt samen met het eerste inspiratie-einde dat wordt gedetecteerd na opening
van het venster T High Sync (synchronisatievenster tijd hoog).
Opmerking:
Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag) zijn maximum instellingen voor de tijdgestuurde wisseling. De werkelijke
tijden kunnen hiervan afwijken op basis van het spontane-ademhalingspatroon van de patiënt en de instellingen van het
synchronisatievenster.
Als de synchronisatie wordt ingesteld op 0% vindt de wisseling tussen drukniveaus alleen op tijd plaats. Er is dan geen
synchronisatie met de inspanningen van de patiënt.
De knop Manual Breath (handmatige beademing) is niet actief in de modus APRV / BiPhasic (APRV/bifasisch).
De gemeten PEEP in de modus APRV/BiPhasic (bifasisch) is afhankelijk van het soort beademing. Als er geen spontane
ademhaling plaatsvindt, is de gemeten PEEP de lage druk. Als er wel sprake is van spontane ademhaling, geeft de
gemeten PEEP de basisdruk weer waarbij de spontane ademhaling heeft plaatsgevonden.
Instelbare PSV in APRV / BiPhasic
APRV / BiPhasic (bifasisch) beschikt over instelbare PSV. De PSV wordt afgegeven in aanvulling op de basisdruk van
de actieve fase. PSV-ademslagen zijn ook tijdens Time High (tijd hoog) beschikbaar, door T High PSV (een extra
instelling van Time High) in te schakelen. Als T High PSV ingeschakeld is, levert het beademingsapparaat tijdens Time
High (tijd hoog) hetzelfde PSV-niveau in de lage en de hoge drukfase.
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP,
of baseline druk in APRV / BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een
pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de
PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O. Deze waarschuwing
voor de limiet van 90 cm H2O is niet actief als T High PSV UIT staat.
L2786-110 Rev. J
80
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Apneu-beademing in APRV / BiPhasic (bifasisch)
Apneu-beademing is beschikbaar in APRV / BiPhasic (bifasisch). Als de patiënt geen spontane inspanning initieert of als
het beademingsapparaat niet tijdgestuurd naar een ander drukniveau wisselt voordat het apneu-interval is verstreken,
geeft het beademingsapparaat een apneu-alarm en begint de apneu-beademing met de instellingen die daarvoor zijn
geselecteerd. Bij een spontane inspanning van de patiënt of een wisseling in de basisdruk wordt het apneu-alarm
opnieuw ingesteld en keert het beademingsapparaat terug naar APRV/BiPhasic-beademing.
APRV / BIPHASIC
(Airway Pressure Release Ventilation / bifasisch)
Druk
Tijd hoog
Hoge druk
Tijd laag
Lage druk
Tijd
Vraagbeademing
Spontane ademhaling triggert een overschakeling naar hoge druk
Spontane ademhaling triggert een overschakeling naar lage druk
Afbeelding 3–15: De modus APRV / BIPHASIC
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
81
Druk
Continuous Positive Airway Pressure (continue positieve beademingsdruk, CPAP)
Pressure Support Ventilation (drukondersteunde beademing, PSV)
Tijd
Vraagbeademing
Afbeelding 3–16: CPAP-curve
In de modus CPAP/PSV worden alle ademslagen geïnitieerd door de patiënt, tenzij de knop MANUAL BREATH
(handmatige beademing) wordt ingedrukt. Wanneer de knop MANUAL BREATH (handmatige beademing) is ingedrukt,
wordt er één opgelegde ademslag afgegeven met de apneu-noodbeademingsinstellingen die op dat moment zijn
geselecteerd.
In de CPAP-modus is drukondersteuning actief (zie “Vraagbeademing” op pagina 75).
LET OP
Als CPAP/PSV is geselecteerd, moet u
1. Het beademingstype voor de apneu-noodbeademingsmodus selecteren EN
2. De primaire functies voor het geselecteerde apneu-beademingstype die u onderaan het touchscreen ziet, instellen
voordat u op de knop MODE ACCEPT (modus accepteren) drukt. Zodra u op MODE ACCEPT (modus
accepteren) hebt gedrukt, zijn de functies voor het apneu-beademingstype niet meer zichtbaar. Alleen die
functies die actief en noodzakelijk voor CPAP/PSV zijn, blijven zichtbaar. Om de instellingen voor de apneunoodbeademingsmodus weer te geven opent u het modusvenster en selecteert u Apnea Settings (apneuinstellingen).
Opmerking:
Als het PSV-niveau niet voldoet aan de vraag van de patiënt, kan voortijdig stopzetten van de beademing bij een
automatische trigger het gevolg zijn. In dit geval moet het PSV-niveau enigszins worden verhoogd.
L2786-110 Rev. J
82
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Afbeelding 3–17: PSV-curve
In Afbeelding 3–17 geeft ademslag 1 de flowweergave weer die plaatsvindt wanneer het PSV-niveau niet hoog genoeg
is om te voldoen aan de vraag van de patiënt. Ademslag 2 geeft juiste weergave weer na een lichte verhoging van het
PSV-niveau. (De drukweergave geeft ongeveer hetzelfde weer).
Niet-invasieve beademing
Het beademingsapparaat kan niet-invasieve beademing toepassen met een standaard dubbel slangcircuit.
Lekcompensatie moet ingeschakeld zijn wanneer u deze functie gebruikt. U activeert de lekcompensatie met de functie
weergegeven op het scherm Ventilator Set-Up (instellingen beademingsapparaat) op het touchscreen. Zie hoofdstuk 6
voor niet-invasieve beademing bij zuigelingen.
Opmerking:
Niet-invasieve beademing vereist het gebruik van een goed aansluitend masker zonder ontluchtingsopeningen. Overmatige
lekkage rond het masker kan leiden tot valse triggering van het beademingsapparaat of het activeren van ontkoppelingsalarmen.
Apneu-noodbeademing
Apneu-noodbeademing kan worden toegepast in de modi Assist Control, SIMV, CPAP/PSV en APRV/BIPHASIC.
Apneu-noodbeadming in Assist Control of SIMV
In de modus Assist Control of SIMV wordt de frequentie van de apneu-noodbeademing bepaald door de door de
operator ingestelde frequentie van de SIMV ademslag of door de ingestelde apneu-interval (de frequentie met de
hoogste respiratoire frequentie).
Als de apneu-interval (in het venster Alarm Limits – alarmgrenzen) de noodbeademingsfrequentie bepaalt, blijft het
beademingsapparaat op dit tempo beademen totdat de apneu is opgelost.
Alle andere functies voor apneu-beademing in de modus Assist Control of SIMV worden ingesteld wanneer de primaire
functies voor deze modi worden ingesteld.
Apneu-beademing stopt als aan een van onderstaande criteria wordt voldaan:
•
De patient initieert een spontane ademhaling;
•
Er wordt een handmatige beademing afgegeven;
•
De opgelegde respiratoire frequentie wordt verhoogd en is nu hoger dan de ingestelde apneu-interval.
Opmerking:
De apneu-interval timer wordt gepauzeerd tijdens een Patient Circuit Disconnect Alarm (alarm voor loskoppeling circuit).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
83
Apneu-noodbeademing in CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC
Als CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC is geselecteerd, MOET u
1.
De primaire en extra instellingen instellen voor CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC.
2.
Het soort beademing instellen voor de apneu-noodbeademingsmodus (volume of druk voor volwassen of pediatrische
patiënten, of volume, druk of TCPL voor neonatale patiënten) door op de knop Apnea Settings (apneu-instellingen) te
drukken.
3.
De primaire en extra functies voor het geselecteerde apneu-beademingstype die onder aan het touchscreen
verschijnen, instellen voordat u op de knop MODE ACCEPT (modus accepteren) drukt. Zodra u op MODE ACCEPT
(modus accepteren) hebt gedrukt, zijn de functies voor de apneu-noodbeademing niet meer zichtbaar. Alleen
die functies die actief en vereist zijn voor CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC, blijven zichtbaar.
Zie Afbeelding 3–18 tot Afbeelding 3–21 voor de instellingen voor de apneu-noodbeademing die beschikbaar zijn voor
elke modus.
Afbeelding 3–18: Volume-instellingen voor apneu-noodbeademing voor de modus APRV/BIPHASIC
L2786-110 Rev. J
84
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Afbeelding 3–19: Druk-instellingen voor apneu-noodbeademing voor de modus APRV / BIPHASIC
Afbeelding 3–20: Volume-instellingen voor de apneu-noodbeademing voor de modus CPAP
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
85
Afbeelding 3–21: Drukinstellingen voor apneu-noodbeademing voor de CPAP-modus
Apneu-beademing stopt als aan een van onderstaande criteria wordt voldaan:
•
De patient initieert een spontane ademhaling;
•
Er wordt een handmatige beademing afgegeven;
•
Er wordt een wisseling gemeten tussen de verschillende soorten basislijndruk in de modus APRV/BiPhasic.
Om de instellingen voor de Apneu-noodbeademing weer te geven kunt u op elk willekeurig moment op de knop Mode
(modus) drukken en APNEA Settings (apneu-instellingen) selecteren.
Opmerking:
Als u van een gestuurde beademingsmodus wisselt naar CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC, zullen de standaard apneuinstellingen hetzelfde zijn als de instellingen in de gestuurde modus. Als u New Patient (nieuwe patiënt) selecteert, zijn
de standaard apneu-instellingen hetzelfde als de standaard fabrieksinstellingen voor elke bestuurde modus.
Opmerking:
Tijdens apneu-beademing wordt de op dit moment ingestelde FIO2 afgegeven.
L2786-110 Rev. J
86
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Standby
Druk om de modus Standby te initiëren op de membraanknop Screens (schermen) op de UIM (zie onderstaande pictogrammen).
of
Internationaal
Engels
Het dialoogvenster Screen Select (schermselectie) verschijnt (Afbeelding 3–22).
Afbeelding 3–22: Screen Select (schermselectie)
Druk op STANDBY. Het volgende bericht verschijnt:
Afbeelding 3–23: Bericht Standby
Als u “YES” selecteert, stopt het beademingsapparaat met de beademing, sluit de veiligheidsklep, geeft het
beademingsapparaat een continue gasstroom van 2 l/min aan het patiëntcircuit af en wordt het bericht uit
Afbeelding 3–24 weergegeven.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
87
Afbeelding 3–24: Scherm Standby
Druk op Resume (hervatten) om de beademing van de patiënt te hervatten. Het beademingsapparaat start opnieuw met
beademen en gebruikt hiervoor de meest recente instellingen. Sluit de patiënt pas opnieuw aan op het
beademingsapparaat als u op de knop RESUME (hervatten) hebt gedrukt en de beademing hervat is.
LET OP
De basisflow van 2 liter, die tijdens een standby-periode gehandhaafd blijft, dient voor verlaging van het risico van
oververhitting van het circuit als er een actieve bevochtiger in gebruik is die ingeschakeld is gebleven.
Om flow door het volledige beademingscircuit te garanderen moet het Y-stuk van de patiënt zo worden aangebracht dat
de flow de expiratiepoort van het circuit in gaat. Als u dit niet doet, kan het beademingscircuit beschadigd raken als de
bevochtiger ingeschakeld is. Neem contact op met de fabrikant van het circuit om te controleren of een flow van 2 l/min
voldoende is om oververhitting te voorkomen.
Opmerking:
Sommige alarmen, bijvoorbeeld uitval netstroom, verlies van O2, verlies van lucht, verlies van gas zijn in de standbymodus actief.
L2786-110 Rev. J
88
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Beschikbare beademingssoorten en –modi per soort patiënt
Volwassen en pediatrische beademingsmodi
Voor volwassen en pediatrische patiënten zijn de volgende soorten ademslagen en beademingsmodi beschikbaar.
Wanneer u een modus hebt geselecteerd, wordt de beschrijving van de modus linksboven op het touchscreen
weergegeven.
Tabel 3–1: Weergegeven volwassen en pediatrische modi
Weergegeven modus
Volume A/C
Druk A/C
Volume SIMV
Beschrijving
Volumegestuurde beademing met ondersteuning (standaard voor volwassen en pediatrische
patiënten).
Drukbegrensde beademing met ondersteuning.
Volumegeregelde beademing met SIMV en een instelbaar niveau van drukondersteuning voor
spontane ademslagen.
Druk SIMV
Drukbegrensde beademing met SIMV en een instelbaar niveau van drukondersteuning voor
spontane ademslagen.
CPAP/PSV
PRVC A/C
PRVC SIMV
Beademing met continue positieve beademingsdruk (vraagbeademing) en drukondersteuning.
APRV/BIPHASIC
Drukbegrensde, volumegeregelde beademing met ondersteuning.
Drukbegrensde, volumegeregelde beademing met SIMV en een instelbaar niveau van
drukondersteuning voor spontane ademslagen.
Spontane vraagademhaling met twee wisselende basislijndrukniveaus of een tijdgestuurde
beademingscyclus.
Neonatale beademingsmodi
In onderstaande tabel worden de soorten beademing en de beademingsmodi voor neonatale patiënten weergegeven.
Tabel 3–2: Weergegeven neonatale modi
Weergegeven modus
Volume A/C
Druk A/C
Volume SIMV
Beschrijving
Volumegestuurde beademing met ondersteuning (standaard voor volwassen en pediatrische
patiënten).
Drukbegrensde beademing met ondersteuning.
Volumegeregelde beademing met SIMV en een instelbaar niveau van drukondersteuning voor
spontane ademslagen.
Druk SIMV
Drukbegrensde beademing met SIMV en een instelbaar niveau van drukondersteuning voor
spontane ademslagen.
TCPL A/C
Drukbegrensde beademing op basis van tijd met ondersteuning (standaard voor neonatale
patiënten).
TCPL SIMV
Drukbegrensde beademing op basis van tijd met SIMV en een instelbaar niveau van
drukondersteuning voor spontane ademslagen.
CPAP/PSV
Nasale CPAP/IMV
Beademing met continue positieve beademingsdruk (vraagbeademing) en drukondersteuning.
Beademing met continue positieve beademingsdruk (vraagbeademing) met of zonder
intermitterende verplichte beademing.
Druk A/C + VG
Drukgestuurde beademingen met geassisteerde beademing (Assist Control) met een regelbaar
streefvolume (volumegarantie).
Druk SIMV + VG
Drukgestuurde beademing met SIMV (gesynchroniseerde intermitterende verplichte beademing)
en een regelbaar streefvolume.
Druk TCPL + VG
Drukgestuurde beademing met SIMV (gesynchroniseerde intermitterende verplichte beademing)
en een regelbaar streefvolume.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
89
Primaire besturingsfuncties voor de beademing
De primaire beademingsfuncties zijn de door de operator ingestelde functies, waarmee de wijze waarop een ademslag
aan de patiënt wordt afgegeven, direct wordt beïnvloed. Deze functies bevinden zich langs de benedenrand van het
LCD-touchscreen van de AVEA. Alleen de actieve functies voor de geselecteerde beademingsmodus worden
weergegeven.
Tabel 3–3: Primaire functies voor de beademing
Weergegeven
element
bpm
Rate
ml
Volume
cmH2O
Insp Pres
Beschrijving
Bereik
Nauwkeurigheid
Ademfrequentie in slagen per
minuut
1 - 150 spm (neonataal / pediatrisch)
1 - 120 spm (volwassen)
± 1 spm
Teugvolume in milliliter
0,10 tot 2,50 l (volwassen)
25 tot 500 l (pediatrisch)
2,0 tot 300 ml (neonataal)
± (0,2 ml + 10% van de ingestelde waarde)
Inspiratiedruk in centimeter
waterdruk
0 tot 90 cmH2O (volwassen/pediatrisch)
0 tot 80 cmH2O (neonataal)
Volwassenen/kinderen: ±4 cmH2O +5%
Pasgeborenen: ±3 cmH2O +2,5%
(gemeten bij het Y-stuk aan de patiëntzijde,
inspiratoire einddruk na 0,3 seconden)
l/min
Piekflow
Inspiratiepiekflow in liter per
minuut
3 tot 150 l/min (volwassen)
1 tot 75 l/min (pediatrisch)
0,4 tot 30,0 l/min (neonataal)
± 10% van instelling of ± (0,2 l/min + 10% van
instelling), wat het grootste is
sec
Insp Time
Inspiratietijd in seconden
0,20 - 5,00 sec (volwassen/pediatrisch)
0,15 - 3,00 sec (neonataal)
± 0,10 sec
sec
Insp Pause
Hiermee stelt u een
inspiratiepauze in die wordt
toegepast na elk afgegeven
volumegestuurde ademslag
0,00 t/m 3,0 sec
± 0,10 sec
cmH2O
PSV
Drukondersteuning in
centimeter waterdruk
0 - 90 cmH2O (volwassen/pediatrisch)
0 - 80 cmH2O (neonataal)
± 3 cmH2O of ± 10% (de grootste van deze
twee waarden)
cm H2O
PEEP
Positieve expiratoire einddruk
in centimeter waterdruk
0 - 50 cm H2O
± 2 cm H2O of ± 5% van de ingestelde
waarde, de hoogste van de twee
l/min
Flow Trig
Hiermee stelt u het
flowtriggerpunt in, in liter per
minuut
0,1 - 20,0 l/min
+ 1,0 / − 2,0 l/min (voor PEEP < 30 cm H2O)
Hiermee regelt u het
zuurstofpercentage in het
afgegeven gas.
21% tot 100%
± 3% O2
cm H2O
Pres High
In de modus
APRV/BIPHASIC, meet de
basislijndruk behaald tijdens
Time High (tijd hoog)
0 − 90 cm H2O
± 3 cm H2O
sec
Time High
In de modus
APRV/BIPHASIC, stelt in
hoelang de hogedrukinstelling minimaal moet
worden gehandhaafd.
0,20 t/m 30,0 sec
± 0,1 sec
%
%O2
L2786-110 Rev. J
+ 2,0 / − 3,0 l/min (voor PEEP > 30 cm H2O)
± (0,2 l/min + 10% van de ingestelde waarde)
(uitsluitend flowsensor Y-stuk)
90
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
sec
Time Low
In de modus
APRV/BIPHASIC, stelt in
hoelang de lagedrukinstelling minimaal moet
worden gehandhaafd.
0,20 t/m 30,0 sec
± 0,1 sec
cm H2O
Pres Low
In de modus
APRV/BIPHASIC, meet de
basislijndruk behaald tijdens
Time Low (tijd laag).
0 - 45 cm H2O
± 2 cm H2O of ± 5% van de ingestelde
waarde, de hoogste van de twee
Als u een primaire functie wilt activeren, drukt u met uw vinger op de functie op het aanraakscherm. De functie wordt dan
gemarkeerd (krijgt een andere kleur) om aan te geven dat zij actief is.
Afbeelding 3–25: Gemarkeerde functie
Als u de instelling van een gemarkeerd element wilt wijzigen, draait u aan de kiesschijf onder het aanraakscherm
(Afbeelding 3–26). Door met de klok mee te draaien, verhoogt u de geselecteerde waarde; door tegen de klok in te
draaien, verlaagt u de waarde.
Afbeelding 3–26: Dataknop
U accepteert de weergegeven waarde door het touchscreen op de gemarkeerde functie aan te raken of door op de
membraanknop ACCEPT naast de dataknop te drukken. De functie krijgt weer zijn normale kleur en het
beademingsapparaat begint met de nieuwe instelling te werken. Als u op de knop CANCEL (annuleren) drukt of de
nieuwe waarde niet binnen 15 seconden actief accepteert, blijft het beademingsapparaat met de vorige instellingen
werken.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
91
Beschrijving van de primaire functies voor de beademing
Ademfrequentie (Rate)
De bediening voor de ademfrequentie bepaalt het slaginterval. De functie hangt af van de geselecteerde
beademingsmodus en heeft in elke geselecteerde modus een ander effect op de beademingscyclus.
Bereik:
1 - 150 spm (neonataal/pediatrisch)
1 - 120 spm (volwassen)
Slaginterval:
(60/freq) sec.
Standaard:
12 s/min
(volwassenen)
12 s/min
(pediatrisch)
20 s/min
(neonataal)
Teugvolume (Volume)
Bij volumebeademing wordt er een vooraf ingesteld gasvolume aan de patiënt afgegeven. Het teugvolume bepaalt
samen met de instellingen voor de inspiratieflow en de curve hoe de flow wordt afgegeven.
Bereik:
0,10 t/m 2,50 l (volwassenen)
25 t/m 500 ml
(pediatrisch)
2,0 t/m 300 ml (neonataal)
Standaard:
0,50 l
(volwassenen)
100 ml
(pediatrisch)
2,0 ml
(neonataal)
Zucht:
1,5 x Volume
(uitsluitend volwassen/pediatrisch)
Opmerking:
Als het beademingsapparaat op de interne compressor werkt, kan er een teugvolume van maximaal 2,0 l worden
behaald.
Het maximale minuutvolume dat het beademingsapparaat kan leveren is minimaal 60 l bij gastoevoer vanuit de wand en
40 l bij gebruik van de interne compressor.
Inspiratiedruk (Insp Druk)
Tijdens een drukbegrensde SIMV-ademslag regelt het beademingsapparaat de inspiratiedruk in het circuit. Voor
drukbegrensde en TCPL-ademslagen, is de bereikte druk een combinatie van het vooraf ingestelde niveau van Insp Pres.
(inspiratiedruk) plus de PEEP.
Bereik:
0 - 90 cm H2O (volwassenen/kinderen)
0 - 80 cm H2O (neonataal)
Maximale flow: > 200 l/min
(volwassenen)
< 120 l/min
(pediatrisch)
< 50 l/min
(neonataal)
Standaard:
15 cm H2O
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP,
of baseline druk in APRV/BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een
pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de
PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O.
L2786-110 Rev. J
92
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Piekflow
Piekflow is de flow die geleverd wordt door het beademingsapparaat tijdens de inspiratiefase van een SIMV-ademslag
met volumeregeling of een TCPL-ademslag.
Bereik:
3 - 150 l/min
(volwassen)
1 - 75 l/min
(pediatrisch)
0,4 - 30,0 l/min
(neonataal)
Standaard:
60 l/min
20 l/min
8,0 l/min
Inspiratietijd (Insp Tijd)
(volwassen)
(pediatrisch)
(neonataal)
De functie I-time (inspiratietijd) bepaalt de duur van de inspiratietijd voor alle drukbegrensde SIMV-ademslagen,
TCPL-ademslagen en PRVC-ademslagen.
Bereik:
0,20 t/m 5,00 seconden (volwassen/pediatrisch)
0,15 t/m 3,00 seconden (neonataal)
Standaard:
1,0 seconden
(volwassen)
0,75 seconden
(pediatrisch)
0,35 seconden
(neonataal)
Opmerking:
Als de vooraf ingestelde inspiratietijd groter is dan de werkelijke inspiratietijd (bepaald door Vt, FP, en de curve ), wordt er
een inspiratiepauze die gelijk is aan de vooraf ingestelde inspiratietijd min de werkelijke inspiratietijd aan de ademslag
toegevoegd.
Inspiratiepauze (Insp Pauze)
Hiermee stelt u een inspiratiepauze in die wordt toegepast na elk afgegeven volumegestuurde ademslag.
Een vooraf ingestelde inspiratiepauze wordt met elke volumegestuurde ademslag afgegeven.
Bereik:
0,00 t/m 3,00 seconden
Standaard:
0,00 seconden
PSV (drukondersteuning)
Met de functie PSV stelt u de circuitdruk tijdens een ademslag met drukondersteuning in.
(volwassen/pediatrisch)
Bereik:
0 - 90 cm H2O
(neonataal)
0 - 80 cm H2O
Maximale flow: > 200 l/min
(volwassen)
< 120 l/min
(pediatrisch)
< 50 l/min
(neonataal)
Standaard:
0 cm H2O
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP,
of baseline druk in APRV/BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een
pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de
PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
93
Opmerking:
Bij volwassen en pediatrische beademing wordt er minimaal 2 cm H2O van PSV boven PEEP afgegeven, ook als de
functie is ingesteld op nul.
Opmerking:
Als het PSV-niveau niet voldoet aan de vraag van de patiënt, kan voortijdig stopzetten van de beademing bij een
automatische trigger het gevolg zijn. In dit geval moet het PSV-niveau enigszins worden verhoogd.
Afbeelding 3–27: PSV-curve
In Afbeelding 3–27 geeft ademslag 1 de flowweergave weer die plaatsvindt wanneer het PSV-niveau niet hoog genoeg
is om te voldoen aan de vraag van de patiënt. Ademslag 2 geeft juiste weergave weer na een lichte verhoging van het
PSV-niveau. (De drukweergave geeft ongeveer hetzelfde weer).
Opmerking:
De gemeten beademingsdruk (inademing) zal als de AAC actief is hoger liggen dan de ingestelde waarden. Als de
inspiratiedruk is ingesteld op nul, levert de AAC nog steeds een verhoogde beademingsdruk om te compenseren voor
de weerstand van de endotracheale slang.
Positieve expiratoire einddruk (Positive End Expiratory Pressure, PEEP)
PEEP is de druk die in het patiëntcircuit wordt gehandhaafd aan het einde van de expiratiefase.
Bereik:
0 - 50 cm H2O
Standaard:
6 cm H2O
3 cm H2O
(volwassen/pediatrisch)
(neonataal)
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP,
of baseline druk in APRV/BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een
pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de
PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O.
Opmerking:
Het beademingsapparaat kan een alarm voor circuitocclusie geven als de gemeten PEEP aanzienlijk hoger is dan de
door de gebruiker ingestelde PEEP.
L2786-110 Rev. J
94
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Inspiratieflowtrigger (Flow Trig)
Het inspiratoir triggermechanisme* wordt geactiveerd wanneer de nettoflow groter wordt dan de ingestelde
inspiratieflowtrigger. De nettoflow is de [geleverde flow – expiratieflow] (of de inspiratieflow van het Y-stuk bij gebruik van
een flowsensor voor het Y-stuk). Wanneer de inspiratieflowtrigger ingeschakeld is, wordt er tijdens de uitademingsfase
van de ademslag een laag niveau Bias Flow (basisflow) geleverd aan het patiëntcircuit.
Bereik:
0,1 - 20,0 l/min
Standaard:
1,0 l/min
0,5 l/min
(volwassen/pediatrisch)
(neonataal)
*Zie ook “Pres Trig (druktrigger)” op 100.
LET OP
Bij gebruik van een proximale flowsensor moet deze zowel op het Y-stuk aan de patiëntzijde als op de aansluiting van
het beademingsapparaat worden aangesloten voor een goede werking van de AVEA.
Opmerking:
Om ervoor te zorgen dat de juiste basisflow voor de inspiratietrigger wordt gebruikt, moet de instelling van de basisflow
minstens 0,5 l/min meer zijn dan de flowtriggerdrempel.
% O2
Met de functie % O2 regelt u het zuurstofpercentage in het afgegeven gas.
Bereik:
21 t/m 100%
Standaard:
40%
Opmerking:
Tijdens de afgifte van heliox regelt u met de functie % O2 het zuurstofpercentage in het afgegeven gas. Het verschil in
het geleverde gas is helium.
Pressure High (Hoge druk)
Deze functie is alleen beschikbaar in de modus APRV/BIPHASIC. Het regelt de basisdruk die wordt bereikt in de fase
Time High (tijd hoog).
Bereik:
0 - 90 cm H2O
Standaard:
15 cm H2O
Time High (tijd hoog)
Dit element, dat alleen beschikbaar is in de modus APRV/BIPHASIC, regelt hoe lang de instelling van de hoge druk
maximaal wordt gehandhaafd.
Bereik:
0,2 t/m 30 seconden
Standaard:
4 seconden
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
95
Time Low (tijd laag)
Dit element, dat alleen beschikbaar is in de modus APRV/BIPHASIC, regelt de hoe lang de instelling van de lage druk
maximaal wordt gehandhaafd.
Bereik:
0,2 t/m 30 seconden
Standaard:
2 seconden
Lage druk
In de modus APRV/BIPHASIC bepaalt dit element de basislijndruk die wordt bereikt in de fase Time Low (tijd laag).
Bereik:
0 - 45 cm H2O
Standaard:
6 cm H2O
Extra instellingen
Wanneer de modus en de primaire functies voor de beademing zijn ingesteld, kunt u de beademing verder verfijnen met
behulp van de extra instellingen.
Extra instellingen openen
Voor toegang tot de groep Extra instellingen drukt u op de
membraanknop ADV SETTINGS (extra instellingen) die zich
links van het touchscreen bevindt tussen de knoppen Mode
(modus) en Set-up (instellingen). De LED op de knop gaat
branden en het scherm Advanced Settings (extra instellingen)
verschijnt. Wanneer u een primaire functie selecteert door de
functie onderaan het touchscreen aan te raken, zodat de functie
wordt gemarkeerd, verschijnen de extra instellingen die
beschikbaar zijn voor dat element in het venster voor extra
instellingen.
Afbeelding 3–28: De knop Extra
instellingen
Naast primaire functies die over een extra instelling beschikken wordt een
geel driekhoekje weergegeven rechts naast de naam van de functie.
Afbeelding 3–29: Indicator Advanced Settings (extra instellingen)
Opmerking:
Niet elke primaire functie beschikt over een extra instelling.
Tabel 3–4: Besturingsfuncties en extra instellingen per beademingstype en -modus
L2786-110 Rev. J
96
TYPE EN
MODUS
BEADEMING
Bediening van het beademingsapparaat
VOL A/C
VOL SIMV
PRES
A/C
PRES
SIMV
PRVC
A/C
PRVC
SIMV
RATE
bpm
*
*
*
*
*
VOLUME
ml
*
*
*
CPAP
PSV
APRV /
BIPHASIC
*
* Modus
* Modus
*
* Modus
* Modus
* Modus
PRIMAIR
FUNCTIE
INSP PRES
cm H2O
PEAK FLOW
L/min
*
*
INSP PAUSE
sec
PSV
cm H2O
PEEP
cm H2O
FLOW TRIG
l/min
% OXYGEN
% O2
PRES HIGH
cm H2O
TIME HIGH
sec
TIME LOW
sec
PRES LOW
cm H2O
BESCHIKBARE
EXTRA
INSTELLINGEN
PER MODUS
*
*
*
*
*
*
*
*
*
TCPL
SIMV
*
*
* Modus
*
*
* Modus
Apneu
* Modus
*
*
* Modus
Apneu
* Modus
*
*
* Modus
Apneu
* Modus
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
Apneu
Apneu
Apneu
*
*
TCPL
A/C
Apneu
*
INSP TIME
sec
Bedieningshandleiding
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
Apneu
Apneu
Apneu
Apneu
Apneu
*
Vsync*,
Vsyncstijgtijd*,
Zucht,**
Curve,
Basisflow,
Druktrig
Volume
begrensd (bij
Vsunc AAN),
Flowcyclus*,
Vraagflow
Vsync*,
Vsyncstijgtijd*,
Zucht,**
Curve, Vol.begrensd,
PSV-stijgtijd,
PSV-cyclus,
PSV Tmax,
Basisflow,
Druktrig,
Flowcyclus*,
Vraagflow
Mach vol,
Vol.begrensd,
Insstijgtijd,
Flowcyclus,
Basisilow,
Druktrig
Mach vol,
Vol.begrensd,
Insstijgtijd,
Flowcyclus,
PSVstijging,
PSVcyclus,
PSV
Tmax,
Basisflow,
Druktrig
Inspstijging,
Basisflow,
Druktrigger
Vol.begrensd,
Flowcyclus
* Alleen wanneer Vsync actief is en uitsluitend voor volwassen en pediatrische patiënten.
** Uitsluitend voor volwassen en pediatrische patiënten.
Vol.begrensd,
PSVstijgtijd,
PSVcyclus,
PSV Tmax,
Basisflow,
Druktrig,
Flowcyclus
Vol.begrensd,
PSVstijgtijd,
PSVcyclus,
PSV
Tmax,
Basisflow,
Druktrig
Vol.begrensd,
PSVstijgtijd,
PSVcyclus,
PSV
Tmax,
Basisflow,
Druktrig
Sync
T-hoog
T-hoog
PSV
Sync
T-laag
Vol.begrensd,
Flowcyclus,
Basisflow,
Druktrig
Vol.begrensd,
PSVstijgtijd,
PSVcyclus,
PSV
Tmax,
Basisflow,
Druktrig
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
97
Kenmerken en bereik van extra instellingen
Volumegrens (Vol Limit)
Met de instelling Vol Limit stelt u de volumegrens in voor een drukbegrensde ademslag. Wanneer het aan de patiënt
afgegeven volume de ingestelde waarde van Vol Limit bereikt of overschrijdt, wordt de inspiratiefase van de ademslag
beëindigd.
Bereik:
Normaal:
0,10 t/m 2,50 l (volwassen)
25 t/m 750 ml
(pediatrisch)
2,0 t/m 300,0 ml (neonataal)
Standaard:
2,50 l
500 ml
300 ml
(volwassen)
(pediatrisch)
(neonataal)
Met de instelling Vol Limit stelt u de volumegrens in voor een drukbegrensde ademslag. Wanneer het aan de patiënt
afgegeven volume de ingestelde waarde van Vol Limit bereikt of overschrijdt, wordt de inspiratiefase van de ademslag
beëindigd.
Volumegrens is uitsluitend actief voor de volgende types beademing: drukbegrensd, PRVC/Vsync, TCPL en PSV. In
neonatale toepassingen vereist de modus volumegrens het gebruik van een Y-stukflowsensor. Telkens wanneer er een
proximale flowsensor wordt gebruikt (neonatale, pediatrische of volwassen toepassingen), wordt de volumegrens
geactiveerd door het inspiratoire teugvolume dat wordt gemeten door de Y-stukflowsensor. Bij volwassen en
pediatrische toepassingen waarbij geen Y-stukflowsensor wordt gebruikt wordt de volumegrens bepaald door de
berekende inspiratoire Y-stukflow. Wanneer de drempel van de volumegrens is bereikt, verandert de alarmstatus van het
beademingsapparaat in geel en wordt de tekst Volume Limit (volumegrens) weergegeven. De statusindicator voor het
alarm kan pas opnieuw worden ingesteld wanneer het beademingsapparaat een ademslag heeft afgegeven onder de
drempel van de volumegrens. U stelt het venster met de alarmstatus opnieuw in met de knop Alarm Reset.
LET OP
Bij gebruik van een proximale flowsensor moet deze zowel op het Y-stuk aan de patiëntzijde als op de aansluiting van
het beademingsapparaat worden aangesloten voor een goede werking van de AVEA.
Opmerking:
Te hoge inspiratieflowvolumes of extreem compliante ventilatorcircuits kunnen ertoe leiden dat er teugvolumes worden
afgegeven die hoger zijn dan de ingestelde volumegrens. Dit komt doordat het ventilatorcircuit een deel van de flow
opnieuw afgeeft en extra teugvolume naar de patiënt pompt. De afgegeven teugvolumes moeten nauwgezet worden
gecontroleerd teneinde de nauwkeurigheid van de volumegrens te verzekeren.
L2786-110 Rev. J
98
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Machine Volume (Mach Vol)
Als u de functie Machine Volume activeert, wordt het minimumteugvolume ingesteld dat door het beademingsapparaat
wordt afgegeven in een ademslag met geregelde druk. Deze functie wordt altijd in combinatie met het tijdscriterium
gebruikt bij beademing met geregelde druk. Machinevolume is de gecompenseerde circuitcompliantie in volwassen en
pediatrische toepassingen.
Bereik:
Normaal:
0,10 t/m 2,50 l (volwassen)
25 t/m 500 ml
(pediatrisch)
2,0 t/m 300,0 ml (neonataal)
Standaard: 0 l
0 ml
0 ml
(volwassen)
(pediatrisch)
(neonataal)
Als machinevolume is ingesteld, berekent het beademingsapparaat de afnemende inspiratieflow die nodig is om het
machinevolume binnen de ingestelde inspiratietijd af te geven. Wanneer bij afgifte van een drukbegrensde ademslag de
piekdruk afneemt tot deze berekende inspiratieflow terwijl het machinevolume nog niet is bereikt, schakelt het
beademingsapparaat automatisch over op inspiratie met continue flow totdat het ingestelde gegarandeerde volume is
afgegeven. Zodra het ingestelde machinevolume is afgegeven, schakelt het beademingsapparaat over op uitademing.
Wanneer het machinevolume tijdens de ademslag met geregelde druk al wordt bereikt of overschreden, zal het
beademingsapparaat deze ademslag afmaken als een normale ademslag met geregelde druk.
Tijdens deze flowwisseling blijft de inspiratietijd constant en stijgt de inspiratiepiekdruk tot het punt waarop hij gelijk is
met het ingestelde machinevolume. De maximale inspiratiepiekdruk wordt bepaald door de alarminstelling High Peak
Pressure (hoge piekdruk).
Opmerking:
Pmax wordt uitgeschakeld wanneer het machinevolume wordt ingesteld. Indien flowcyclus actief is bij drukregeling, voert
het beademingsapparaat geen flowcyclus uit totdat er aan het machinevolume is voldaan. Het machinevolume moet op
nul worden gezet om de afmeting van de patiënt te kunnen wijzigen.
Om het machinevolume in te stellen voor volwassen en pediatrische toepassingen (met de compensatie voor
circuitcompliantie actief), hoeft u alleen het gewenste minimumteugvolume in te stellen.
Bij neonatale toepassingen in combinatie met de proximale flowsensor:
•
Stel de inspiratiepiekdruk zo bij dat deze het gewenste teugvolume bereikt;
•
Selecteer Vdel als een van de gemeten parameters; Meet de Vdel (ongecorrigeerd teugvolume geleverd door
de machine) tijdens een drukgeregelde ademslag;
•
Stel het machinevolume in op of net onder de Vdel-meting; Dit stelt het machinevolume in op een niveau dat
een consistentere afgifte van het teugvolume levert voor het geval dat er een lichte stijging van de
longcompliantie ontstaat.
LET OP
Bij gebruik van een proximale flowsensor moet deze zowel op het Y-stuk aan de patiëntzijde als op de aansluiting van
het beademingsapparaat worden aangesloten voor een goede werking van de AVEA.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
99
Opmerking:
Ter bescherming tegen grotere veranderingen in de longcompliantie, moet het machinevolume hoger worden ingesteld
en moet er een volumegrens worden toegevoegd.
Insp Rise (inspiratoire stijgtijd)
De instelling Inspiratory Rise (inspiratoire stijgtijd) regelt de stijgingsgraad van de druk tijdens een SIMV-ademslag.
Deze functie is een relatief element waarvan de instelling 1 ‘snel’ en de instelling 9 ‘langzaam’ is.
Bereik:
1 t/m 9
Standaard:
5
De functie Inspiratory Rise (inspiratoire stijgtijd) is niet actief voor TCPL-beademing.
Flow Cycle (flowcyclus)
De instelling Flow Cycle (flowcyclus) bepaalt bij welk percentage van de inspiratiepiekflow (Peak Flow) de inspiratiefase
van een drukademslag of PRVC/Vsync-ademslag wordt beëindigd.
Bereik:
0 (Uit) t/m 45%
Standaard:
0% (Uit)
Flowcyclus is alleen actief bij beademing met geregelde druk, PRVC/Vsync-beademing of TCPL-beademing.
Opmerking:
Als de flowcyclus actief is tijdens PRVC- of Vsync-beademing kan de flowcyclus van de beademing alleen
plaatsvinden als het beoogde teugvolume afgegeven is. Hierdoor loopt de expiratie synchroon tijdens het controleren
van het afgegeven teugvolume.
Opmerking:
Als de flowcyclus actief is tijdens een Pressure Control ademslag, is de gemeten beademingsdruk (inspiratoir) bij actieve
AAC groter dan ingesteld. Bij pediatrische en volwassen toepassing met de inspiratiedruk ingesteld op nul, levert de
AAC nog steeds een verhoogde beademingsdruk, om te compenseren voor de weerstand van de endotracheale slang.
Golfvorm
Tijdens de afgifte van een ademslag met volumeregeling kan de flow, naar keuze van de gebruiker, worden afgegeven
in een of twee golfvormen: blokgolf of afnemende golfvorm. De standaard golfvorm is Decelerating Wave (afnemende
curve).
Square Wave (blokgolf, Sq)
Als deze golfvorm geselecteerd is, moet het beademingsapparaat gedurende de gehele inspiratiefase gas afgeven
met de ingestelde piekflow.
Decelerating Wave (Afnemende golfvorm) (Dec)
Als deze golfvorm geselecteerd is moet het beademingsapparaat met de piekflow beginnen met de gasafgifte, totdat
de flow 50% van de ingestelde piekflow heeft bereikt.
Vraagflow
Schakelt het intra-breath vraagsysteem in en uit bij volumegeregelde beademing. De standaard positie is Aan.
L2786-110 Rev. J
100
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Opmerking:
Als de inspiratievraag van de patiënt de geregelde inspiratietijd plus de minimale expiratietijd overschrijdt terwijl het
vraagsysteem is uitgeschakeld, kan dit een automatische of dubbele trigger tot gevolg hebben. Dit komt doordat de
patiënt meer flow vraagt dan er beschikbaar is en dat leidt na de minimale expiratietijd tot een ademtrigger. Door de
frequentie van de inspiratieflow te verhogen zodat deze aan de vraag van de patiënt voldoet of door het vraagsysteem
weer in te schakelen, wordt het probleem verholpen.
Zucht
Het beademingsapparaat dient zuchtslagen met volumeregeling toe als deze instelling is geactiveerd. Elke honderdste
slag wordt geleverd in de vorm van een zuchtslag met volumeregeling, deze komt in plaats van een normale ademslag
met volumeregeling.
Bereik:
Aan, Uit (elke 100 ademslagen)
Zuchtvolume:
1,5 keer het ingestelde teugvolume
Zuchtinterval (sec):
Het ingestelde normale ademinterval x 2 (Assist-modus) of
het ingestelde normale ademinterval (SIMV-modus)
Standaard:
Uit
Zuchtademhaling is alleen beschikbaar voor volwassen en pediatrische toepassing voor slagen met volumeregeling in
de modi Assist en SIMV.
Bias Flow (basisflow)
De functie Bias Flow (basisflow) stelt de achtergrondflow in die beschikbaar is tussen twee ademslagen. Daarnaast
bepaalt deze functie de basisflow die wordt gebruikt voor flowtriggering.
Bereik:
0,4 - 5,0 l/min
Standaard:
2,0 l/min
Opmerking:
Om ervoor te zorgen dat de juiste basisflow voor de inspiratietrigger wordt gebruikt moet de instelling van de basisflow
minstens 0,5 l/min meer zijn dan de flowtriggerdrempel. Neem contact op met de fabrikant van het circuit om te
controleren of de basisflow voldoende is om oververhitting van het beademingscircuit te voorkomen.
Pres Trig (druktrigger)
Stelt het niveau in onder PEEP waarop het inspiratietriggermechanisme wordt geactiveerd. Wanneer de druk in het
patiëntcircuit onder de PEEP van het ingestelde druktriggerniveau valt, schakelt het beademingsapparaat over naar
inspiratie.
Bereik:
0,1 - 20,0 cm H2O
Standaard:
3,0 cm H2O
Vsync
Ademslagen met Vsync hebben:
•
Drukgeregelde (inspiratie + PEEP) volumegrens;
•
Drukbegrenzing (inspiratie + PEEP + marge);
•
Tijdgestuurde werking; Een inspiratietijd in Vsync die indirect wordt bepaald door de inspiratiepiekflow in te
stellen; Weergave van de ingestelde inspiratietijd in de berichtenbalk.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
101
Vsync-beademing werkt als volgt:
Als Vsync is geselecteerd, wordt er een afnemende flow, een testademslag met volumeregeling, afgegeven aan de patiënt,
die afneemt tot het ingestelde teugvolume met een pauze van 40 milliseconde. Het beademingsapparaat stelt de beoogde
druk voor de eerste drukgeregelde ademslag in of voor de inspiratoire einddruk van de testademslag. De volgende
ademslag en alle slagen daarna worden afgegeven als ademslagen met drukregeling. De inspiratiedruk wordt automatisch
door het beademingsapparaat gecorrigeerd om het beoogde volume te handhaven op basis van de dynamische
compliantie van de vorige ademslag. De maximale wijzigingsstap tussen twee opeenvolgende ademhalingen is 3 cmH2O.
Het maximale volume dat in één slag wordt afgegeven wordt bepaald door de ingestelde volumegrens.
De testademslag wordt geïnitieerd wanneer een van de volgende gebeurtenissen optreedt:
•
•
•
•
•
•
•
Het starten van de Vsync-modus
Het wijzigen van het slagvolume terwijl Vsync actief is.
Het bereiken van de ingestelde volumegrens
Het afgegeven teugvolume > 1,5 keer het ingestelde volume
De beëindiging van de flow van de testademslag.
Het verlaten van de standby-modus.
Activering van een van de volgende alarmen:
- Hoge piekdruk
- Lage piekdruk
- Lage PEEP
- Disconnectie patiëntcircuit
- I-Tijdslimiet
- I:E Limiet
Vsync is uitsluitend geschikt voor volwassen en pediatrische patiënten.
Opmerking:
Als de flowcyclus tijdens PRVC- of Vsync-beademing actief is, kan de flowcyclus van de beademing alleen
plaatsvinden als het beoogde teugvolume afgegeven is. Hierdoor loopt de expiratie synchroon tijdens het controleren
van het afgegeven teugvolume.
Opmerking:
De functie piekflow stelt de flowfrequentie in die het beademingsapparaat uitsluitend gebruikt voor de testademslag. Het
beademingsapparaat gebruikt de instellingen piekflow en inspiratiepauze om de maximale inspiratietijd tijdens Vsyncbeademing te bepalen.
Vsync Rise (Vcync-stijging)
Met Vsync actief, stelt deze functie de stijgingsgraad in van de druk tijdens de ademslag met volumeregeling. Het is een
relatieve functie die van ‘snel’ (1) tot ‘langzaam’ (9) loopt.
Bereik:
1 t/m 9
Standaard:
5
PSV Rise (PSV-stijgtijd)
Deze functie bepaalt de stijgingsgraad van de drukstijgtijd tijdens een ademslag met drukondersteuning. Het is een
relatieve functie die van ‘snel’ (1) tot ‘langzaam’ (9) loopt.
Bereik:
1 t/m 9
Standaard:
5
L2786-110 Rev. J
102
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
PSV Cycle (PSV-cyclus)
Hiermee stelt u in bij welk percentage van de inspiratoire piekflow de inspiratiefase van een PSV-ademslag wordt
beëindigd.
Bereik:
5 t/m 45%
Standaard:
25% (volwassen/pediatrisch)
10% (neonataal)
PSV Tmax
Hiermee regelt u de maximale inspiratietijd van een ademslag met drukondersteuning.
Bereik:
0,20 - 5,00 sec (volwassen/pediatrisch)
0,15 - 3,00 (neonataal)
Standaard:
5,00 sec (volwassen)
0,75 sec (pediatrisch)
0,35 sec (neonataal)
T High Sync (synchronisatie tijd hoog)
T High Sync (synchronisatie tijd hoog) bepaalt de lengte van het desbetreffende trigger- (Sync-)venster tijdens Time
High. De wisseling van hoge druk naar lage druk valt samen met het eerste inspiratie-einde dat wordt waargenomen na
opening van het venster T High Sync (synchronisatievenster tijd hoog).
Bereik:
0-50% in stappen van 5% van ingestelde T High.
Standaard:
Volwassenen/pediatrisch: 0%
Zuigeling:
Niet van toepassing
T High PSV (tijd hoog met drukondersteuning)
Door T High PSV te activeren komt drukondersteunde beademing tijdens Time High in de modus APRV/BiPhasic
beschikbaar. Als T High PSV ingeschakeld is, levert het beademingsapparaat tijdens Time High (tijd hoog) in de lage en
de hoge drukfase hetzelfde niveau drukondersteuning.
Bereik (drukondersteuning):
Volwassen en pediatrisch: 0-90 cm H2O
Zuigeling:
Niet van toepassing
PIP mag niet >90 cm H2O zijn.
Standaard:
Volwassenen/pediatrisch: uit
Zuigeling: Niet van toepassing
T Low Sync (synchronisatievenster tijd laag)
T Low Sync (synchronisatievenster tijd laag) bepaalt de lengte van het desbetreffende trigger- (Sync-)venster tijdens
Time Low. Het beademingsapparaat synchroniseert de wisseling van lage druk naar hoge druk met de waarneming van
inspiratieflow of de eerste inspiratie-inspanning die wordt waargenomen in het venster T Low Sync
(synchronisatievenster tijd laag).
Bereik:
0-50% in stappen van 5% van ingestelde T Low.
Standaard:
Volwassenen/pediatrisch: 0%
Zuigeling:
Niet van toepassing
Opmerking:
PSV Rise (PSV-stijgtijd), PSV Cycle (PSV-cyclus) en PSV Tmax zijn actief, ook als het PSV-niveau op nul is ingesteld.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
103
Independent Lung Ventilation (onafhankelijke longbeademing, ILV)
Met onafhankelijke longbeademing kan de beademingsfrequentie van 2 beademingsapparaten worden
gesynchroniseerd (de frequentieregeling wordt ingesteld op het Master beademingsapparaat) terwijl alle andere primaire
en extra instellingen voor elk beademingsapparaat apart kunnen worden ingesteld. Master en Slaaf
beademingsapparaten hoeven tijdens ILV niet in dezelfde modus te werken.
De AVEA is uitgerust met een poort die Indepent Lung Ventilation (onafhankelijke longbeademing, ILV) mogelijk maakt.
Deze aansluiting bevindt zich op het achterpaneel (C). De uitgang levert een logisch signaal van 5 VDC, dat wordt
gesynchroniseerd met de beademingsfase van het Master beademingsapparaat.
Bij CareFusion is een speciaal geconfigureerde kabelset als accessoire verkrijgbaar (ond.-nr. 16246) die u nodig
hebt om ILV te kunnen toepassen.
WAARSCHUWING
Probeer NIET om een standaard DB25-kabel op dit contact aan te sluiten. Dit kan schade toebrengen aan het
beademingsapparaat. Er is een speciaal geconfigureerde kabel vereist voor ALLE bij deze connector behorende
functies. Neem contact op met de technische ondersteuning.
Raadpleeg hoofdstuk 2, Instellen beademingsapparaat, Onafhankelijke Longbeademing voor instructies over het
inschakelen van de onafhankelijke longbeademing.
Opmerking:
Tijdens ILV moeten de alarmgrenzen voor beide beademingsapparaten ingesteld zijn op een zodanig niveau dat beide
beademingsapparaten voldoende bescherming voor de patiënt bieden. Controleer de instellingen voor de apneu-timer
en voor apneu-beademing van het Slaaf beademingsapparaat. Deze instellingen zullen worden gebruikt indien het
signaal van het Master beademingsapparaat zou wegvallen.
WAARSCHUWING
Omdat het master beademingsapparaat de beademingsfrequentie regelt voor beide beademingsapparaten, moet
er zorg worden betracht bij het instellen van de functies voor de beademing voor het slaaf apparaat, om ervoor
te zorgen dat er voldoende tijd is voor de uitademing.
LET OP
Als de kabel die het Master apparaat met het Slaaf apparaat verbindt losraakt, geeft het Slaaf apparaat een alarmsignaal
dat aangeeft dat het signaal is weggevallen. In dit geval gaat alleen het Master beademingsapparaat door met
beademen met de huidige instellingen. Het Slaaf apparaat begint met apneu-beademing nadat de apneu-timing is
verstreken bij de huidige instellingen voor apneu-beademing.
L2786-110 Rev. J
104
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
105
Hoofdstuk 4: Monitors, displays en manoeuvres
Grafische weergave-elementen
Kleuren van de grafische weergavefuncties
De grafische traceerweergave op de AVEA kan worden afgebeeld in rood, blauw, geel, groen of paars. Deze kleuren
bieden de operator nuttige informatie over de afgifte van de beademing en zijn op het curve-display en het loopdisplay hetzelfde.
Een RODE lijn geeft het inspiratiedeel van een SIMV-ademslag aan. Een GELE lijn geeft het inspiratiedeel van een
ondersteunde of spontane ademslag aan (ondersteunde of spontane ademslagen worden tevens aangegeven met een
geel statuslampje voor de vraag dat in de linkerhoek van de modus-indicator verschijnt). Een BLAUWE lijn geeft de
expiratiefase van een SIMV-, ondersteunde of spontane ademslag weer. Een GROENE lijn tijdens de expiratiefase van
een enkele ademslag geeft aan dat er een stroming van de expiratieflowsensor of de flowsensor van het Y-stuk (indien
aangesloten) heeft plaatsgevonden. Een PAARSE lijn geeft een veiligheidssituatie aan, veroorzaakt door een
openstaande veiligheidsklep.
Golfvormen
Er kunnen drie golfvormen worden geselecteerd en tegelijk worden weergegeven op het hoofdscherm (zie Afbeelding 4–1).
Opmerking:
Golfvormen werken met compensatie voor circuitcompliantie bij afmetingen van pediatrische en volwassen patiënten.
Weergave
Kopje
golfvormen
Afbeelding 4–1: De weergave van golfvormen op het hoofdscherm
L2786-110 Rev. J
106
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Wanneer u het kopje boven de golfvorm op het aanraakscherm aanraakt en markeert, verschijnt er een keuzemenu
waarin u golfvormen kunt selecteren (zie Afbeelding 4–2).
Selectiemenu
Golfvormen
Kopje
gemarkeer
de golfvorm
Y-as van de
weergave
X-as van de
weergave
Afbeelding 4–2: Selectie van golfvormen
U kunt door de golfvorm-opties bladeren door aan de dataknop onder het touchscreen te draaien. Om uw keuze vast te
leggen, raakt u het touchscreen nogmaals aan of drukt u op de membraanknop Accept (accepteren) die hier naast de
dataknop is afgebeeld.
Afbeelding 4–3: Dataknop
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
107
Elke golfvorm wordt constant bijgewerkt tenzij u op de membraanknop PRINT (afdrukken) of FREEZE (stilzetten) hebt
gedrukt.
De knop PRINT (afdrukken) stuurt de gegevens naar een aangesloten parallelle printer.
Met de knop FREEZE (stilzetten) bevriest u het huidige scherm en wordt het bijwerken van het scherm uitgesteld totdat
u nogmaals op de knop drukt.
Tabel 4–1: Selecteerbare golfvormen
Kopje
Weergegeven golfvorm
Paw (cm H2O)
Beademingsdruk
Pinsp (cm H2O)
Beademingsdruk bij machine-uitgang
Pes (cm H2O)
Oesofagusdruk
Ptr (cm H2O)
Tracheale druk
Ptp (cm H2O)
Transpulmonale druk
Flow (l/min)
Flow
Vt (ml)
Teugvolume in luchtweg
Fexp
Finsp
Expiratiedruk
Inspiratiedruk
PCO2
CO2-waarde gedurende de gehele ademhalingscyclus
Analog 0
Gebaseerd op de analoge ingangsschaal
Analog 1
Gebaseerd op de analoge ingangsschaal
PCO2
CO2-niveau gedurende de gehele ademhalingscyclus
Het bereik van de assen
De schaal (verticale as) en verversingssnelheid (horizontale as) van de weergegeven grafieken kunnen ook op het
touchscreen worden gewijzigd. Als u het weergavebereik wilt wijzigen, raakt u een van de assen van de weergegeven
grafiek aan, zodat deze wordt gemarkeerd. De gemarkeerde as kan dan met behulp van de dataknop onderaan het
touchscreen worden aangepast (zie Afbeelding 4–3). Om de wijziging te accepteren raakt u nogmaals de gemarkeerde
as aan of drukt u op Accept (accepteren).
Bereik tijd
0
0
0
0
t/m
t/m
t/m
t/m
6 seconden
12 seconden
30 seconden
60 seconden
L2786-110 Rev. J
108
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Lussen
Toegang tot het scherm Loops (lussen)
Voor toegang tot het scherm Loops (lussen) drukt u op de
membraanknop Screens (schermen) links van het touchscherm
op de UIM. De knop is gemarkeerd met onderstaande
pictogrammen.
of
Internationaal
Engels
Selecteer LOOP (lus) bij de opties die verschijnen.
Afbeelding 4–4: Schermselectie
Luskeuze
Het beademingsapparaat geeft 2 lussen weer in real-time, geselecteerd uit een van de volgende opties:
•
Vt-Flow
Flow / Volume Loop (flow-/volumelus). Inspiratieflow/volume. Als de proximale flowsensor
wordt gebruikt worden de gebruikte waarden gebaseerd op de metingen van de proximale
flowsensor.
Beschikbaar voor alle patiënten.
•
PAW - Vt
Airway Pressure / Volume Loop (beademingsdruk/volumelus). Actief voor alle patiënten.
•
PES - Vt
Esophageal Pressure vs. Volume loop (oesofagusdruk vs. volumelus). Dit vereist het gebruik
van een optionele oesofaguskatheter en is alleen actief voor volwassen en pediatrische
patiënten.
•
PTR - Vt
Tracheal Pressure vs. Volume loop. (tracheale druk vs. volumelus). Dit vereist het gebruik
van een optionele tracheale katheter en is alleen actief voor volwassen en pediatrische
patiënten.
•
PINSP – Vt
Inspiratory Pressure vs. Volume loop (inspiratiedruk vs. volumelus).
•
PTp – Vt
Transpulmon`ary vs. Volume (transpulmonale druk vs. volume). Dit vereist het gebruik van
een optionele oesofaguskatheter en is alleen actief voor volwassen en pediatrische patiënten.
•
PCO2/Vte
Uitgeademde CO2 vs. uitgeademde Vt.
Opmerking:
Lussen werken met compensatie voor circuitcompliantie bij afmetingen van pediatrische en volwassen patiënten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
109
Lussen vergelijken met behulp van de knop FREEZE (stilzetten)
U kunt het scherm Loops (lussen) stilzetten en een referentielus
selecteren ter vergelijking. Zodra u de verversing van realtimegegevens hervat (door nogmaals op de knop FREEZE
(stilzetten) te drukken), blijft de geselecteerde lus op de
achtergrond van de realtime-grafiek.
Zie voor het kiezen van een referentielus Afbeelding 4–6,
Afbeelding 4–7 en Afbeelding 4–8 en voer de volgende
handelingen uit.
Afbeelding 4–5: Stilgezette flow/volume-lus
Een lus opslaan
Druk op de knop Freeze (stilzetten) om de lus die u wilt gebruiken
als referentielus stil te zetten en druk vervolgens op het
aanraakscherm Save Loop (lus opslaan) op de rechter balk, onder
de stilgezette grafische weergave (Afbeelding 4–6).
Hiermee slaat u de geselecteerde lus op in het geheugen.
Ook wordt er een tijdverwijzing geplaatst op de balk links
onder de grafische weergave, zoals te zien is in Afbeelding 4–7. Er
kunnen maximaal vier (4) lussen tegelijk worden opgeslagen. Als er
een vijfde lus wordt opgeslagen, wordt de eerst opgeslagen lus
verwijderd.
Afbeelding 4–6: ON/OFF-knop (aan/uit)
referentielus (OFF) (uit)
Afbeelding 4–7: Weergave van opges lagen lus s en
Een referentielus creëren
Druk rechtstreeks op het veld touchscreen op de linker
balk van het touchscreen waarin de opgeslagen lus staat
die u als referentielus wilt gebruiken. Het veld wordt gemarkeerd
(Afbeelding 4–7). Druk op het veld “Ref Loop ON/OFF” (ref.-lus
AAN/UIT) op de rechter balk (Afbeelding 4–6 en Afbeelding 4–8)
om de referentielus in te schakelen.
Afbeelding 4–8: ON/OFF-knop (aan/uit)
referentielus (ON) (aan)
Als u nu nogmaals op de knop Freeze (stilzetten) drukt, blijft de referentielus op de achtergrond zichtbaar, terwijl de
actieve weergave de huidige lussen er in real-time overheen plaatst.
Om de referentielus uit te zetten, zet u het scherm nogmaals stil en drukt u op de knop Ref Loop On/Off (ref.-lus aan/uit)
die wordt afgebeeld in Afbeelding 4–8.
L2786-110 Rev. J
110
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Manoeuvres
Afbeelding 4–9: Maneuver Selection (selectie manoeuvre)
De AVEA kan verschillende manoeuvres uitvoeren voor het ademhalingsmechanisme. Deze manoeuvres kunnen worden
geopend door in het menu Schermen het scherm Maneuvers (manoeuvres) te selecteren. Afhankelijk van het model zijn de
volgende manoeuvres beschikbaar: Esophageal (oesofagus), MIP / P100, Inflection Point (Pflex) (buigpunt) en AutoPEEPAW.
Elk manoeuvrescherm bevat alle functies, monitors en golfvorm- of lusweergaven behorende bij de geselecteerde
manoeuvre.
Opmerking:
Manoeuvres zijn niet beschikbaar voor neonatale patiënten. Sommige alarmen kunnen tijdens een manoeuvre
uitgeschakeld zijn.
Opmerking:
Als een AutoPEEP- of Pflex-manoeuvre wordt geïnitieerd, wordt de apneubeademing beëindigd.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
Scherm Esophageal Maneuver (oesofagusmanoeuvre)
Afbeelding 4–10: Instellingen Esophageal Maneuver (oesofagusmanoeuvre)
Functies
Afbeelding 4–11: Selectie van de maat en het type oesofagusballon
L2786-110 Rev. J
111
112
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Selectie van ballonmaat en -type
Na het aansluiten van de ballonverlengslang wordt op het beademingsapparaat het dialoogvenster Esophageal
Balloon Size and Type (Maat en type oesofagusballon) weergegeven. De maat en het type van de te gebruiken
ballon moeten worden geselecteerd voordat u de ballontest kunt verrichten.
Opmerking:
Na loskoppelen van de ballonverlengslang moet u de ballonmaat en het ballontype selecteren en de
ballontestprocedure herhalen.
Om de ballonmaat of het ballontype te wijzigen, koppelt u de ballonverlengslang los en sluit u hem weer aan
zodat het dialoogvenster Esophageal Balloon Size and Type (Maat en type oesofagusballon) wordt geopend.
Selectie van een ballonmaat en -type die afwijken van die van de daadwerkelijk gebruikte ballon kan resulteren
in falen van de ballontest.
Balloon Leak / Size Test (lek-/afmetingtest ballon)
De ballontest controleert de staat en de afmeting van de ballonkatheter. Het beademingsapparaat geeft het
bericht Pass (voltooid) of Fail (mislukt) weer op de berichtenbalk onderaan het scherm.
Als de ballon in de test niet goedgekeurd is, moeten alle aansluitingen worden nagekeken op veiligheid en moet
de staat van de ballon worden onderzocht.
Opmerking:
Tijdens de ballontest mag de ballon zich niet in de patiënt bevinden.
Balloon Fill Start / Stop (starten/stoppen vullen ballon)
Als er op de knop Start wordt gedrukt, levert het beademingsapparaat het hieronder
aangegeven volume aan de katheter voordat de meting van de oesofagusdruk begint.
Volwassen katheter:
0,5 t/m 2,5 ml
Pediatrische katheter:
0,5 t/m 1,25 ml
Het beademingsapparaat zal de ballon elke 30 minuten legen en opnieuw vullen om een
nauwkeurige meting te garanderen.
Als er op de knop Stop wordt gedrukt, maakt het beademingsapparaat de ballon leeg voordat
de katheter uit de patiënt wordt verwijderd.
Opmerking:
Vul de ballon pas nadat hij in de patiënt geplaatst is. De ballon moet worden geleegd voordat hij uit de patiënt
wordt verwijderd.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
113
Chest wall Compliance (CCW) (compliantie thoraxwand)
De vooraf ingestelde Chest wall Compliance (compliante thoraxwand, (CCW) wordt
door het beademingsapparaat gebruikt om de maateenheid te bepalen voor de
ademhalingsinspanning van de patiënt.
Bereik:
0 - 300 ml/cm H2O
Resolutie:
1 ml/cm H2O
Standaard:
200 ml/cm H2O
Alarmen
Alle op dit moment beschikbare alarmen zijn tijdens de oesofagusmanoeuvre actief.
Het uitvoeren van oesofagusmanoeuvres
Voor oesofagusmetingen moet een oesofagusballon worden gebruikt. Deze is verkrijgbaar bij CareFusion.
Selecteer Esophageal (oesofagus) in het scherm Maneuvers (manoeuvres).
Voer een ballontest uit voordat u de ballon in de patiënt plaatst. Sluit de verlengslangen van de oesofagusballon aan
op het EPM-paneel op de AVEA zoals beschreven in hoofdstuk 2. Haal de nieuwe oesofagusballon uit de verpakking en
sluit hem aan op de penstekker aan het patiëntuiteinde van de verlengslangen.
Zorg dat de ballon vrij hangt en geen oppervlaktecontact maakt en druk op Balloon Test (ballontest) op het
manoeuvrescherm. Het beademingsapparaat voert een lektest uit door de ballon leeg te laten lopen, opnieuw te vullen
tot de juiste specificatie, de ballondruk te meten en de ballon weer leeg te laten lopen. Na de test verschijnt het bericht
Pass (voltooid) of Fail (mislukt) op de berichtenbalk.
Als de ballon niet wordt goedgekeurd in de lektest, moet u de ballon controleren op beschadigingen en eventueel
vervangen. Als er geen beschadigingen worden aangetroffen op de ballon, kijkt u alle aansluitingen op de ballon en de
verlengslangen na en voert u de test nogmaals uit.
Opmerking:
Als de ballon na een goedgekeurde ballontest wordt losgekoppeld, betekent dit dat de test nogmaals moet worden
uitgevoerd.
Zodra de ballon in de lektest is goedgekeurd, kan hij in de patiënt worden geplaatst. Om nauwkeurige metingen te
kunnen bewerkstelligen moet de ballon op correcte wijze worden geplaatst. De golfvorm die tijdens het inbrengen wordt
geproduceerd, levert informatie waarmee een juiste plaatsing kan worden bevestigd. U kunt de inbrengplaats ongeveer
bepalen door de afstand te meten tussen het puntje van de neus naar de onderkant van de oorlel en vervolgens van de
oorlel naar de distale tip van de processus xiphoideus.
1. De golfvorm van de oesofagasdruk hangt in zoverre samen met de beademingsdruk dat deze tijdens een
positieve ademslag met drukregeling positief worden en tijdens een spontane ademslag negatief.
L2786-110 Rev. J
114
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
2. De oesofagusweergave kan lichte cardiale schommelingen weergeven die op de hartactiviteit duiden.
3. Nadat de ballon met gebruik van de bovengenoemde critera is geplaats kan de juiste ballonlokatie door
middel van blokkering worden gecontroleerd. Hiervoor moet de luchtweg worden geblokkeerd en de
oesofagus- en beademingsdruk met elkaar worden vergeleken om te kijken of ze gelijk zijn.
Nadat de ballon is ingebracht en geactiveerd, vult het beademingsapparaat de ballon tot het juiste niveau en worden de
gegevens gemeten. Het beademingsapparaat leegt en vult de ballon elke dertig minuten om ervoor te zorgen dat de
gemeten waarden accuraat zijn.
WAARSCHUWING
Plaatsing van een oesofagusballon is alleen bij patiënten toegestaan onder leiding van een arts die deze
patiënten heeft onderzocht op contra-indicaties voor het gebruik van oesofagusballonnen.
WAARSCHUWING
Onjuiste plaatsing van een oesofagusballon kan de nauwkeurigheid van de gemeten waarden beïnvloeden.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
115
Scherm MIP / P100 Maneuver (MIP / P100manoeuvre)
Afbeelding 4–12: Instellingen MIP Maneuver (MIP-manoeuvre)
De manoeuvre MIP (Maximum Inspiratory Pressure, maximale inspiratiedruk) / P100 meet de negatieve buiging in de
drukweergave wanneer een patiënt actief probeert om om een ademslag te vragen. Tijdens de manoeuvre blijft de
inspiratieflowklep gesloten en wordt er geen inspiratieflow geleverd. De MIP geeft een indicatie van de maximale
negatieve druk die de patiënt kan afnemen, P100 geeft een indicatie van de drukafname die optreedt tijdens de
eerste 100 milliseconden van de ademslag.
Functies
Duration (duur)
De vooraf ingestelde duur bepaalt de maximale tijd die de manoeuvre zal duren. De normale
beademing wordt voor de duur van de manoeuvre stopgezet en hervat nadat de periode
verstreken is.
L2786-110 Rev. J
Bereik:
5,0 t/m 30,0 seconden
Standaard:
10 seconden
116
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Sensitivity (gevoeligheid)
De gevoeligheid van de manoeuvre bepaalt het niveau onder PEEP waarop de
beademingsdruk moet afnemen, hetgeen de aanvang van de inspanning van de patiënt
vastlegt. Hierdoor kan de arts de manoeuvre zo afstellen dat deze de geschiktheid van de
patiënt niet overschrijdt.
Bereik:
0,1 - 5,0 cm H2O
Resolutie:
0,1 cm H2O
Standaard:
3,0 cm H2O
Opmerking:
Een extreem hoge instelling van de manoeuvre Gevoeligheid kan de nauwkeurigheid van de timing van P100-bepaling
beïnvloeden.
Start / Stop
De manoeuvre begint als er op START wordt gedrukt. De manoeuvre wordt onmiddellijk
stopgezet als de operator op STOP drukt. Vervolgens wordt de normale beademing hervat.
Opmerking:
Als er tijdens een SIMV-slag op Start wordt gedrukt, begint de manoeuvre pas als het beademingsapparaat omschakelt
naar uitademing en de minimale expiratietijd van 150 m/sec is verstreken.
Alarmen
Alle op dit moment beschikbare alarmen zijn actief tijdens de manoeuvre MIP / P100, met uitzondering
van apneu-interval en lage PEEP.
Het uitvoeren van een MIP / P100 manoeuvre:
Met de MIP / P100 manoevre wordt de Maximum Inspiratory Pressure (maximale inspiratiedruk, MIP) gemeten die tijdens
een expiratoire-holdmanoeuvre door de patiënt wordt behaald. Het beademingsapparaat kan ook de P100-waarde meten
– de maximale inspiratiedruk behaald in de eerste 100 milliseconden van de manoeuvre.
Selecteer MIP P100 in het scherm Maneuvers (manoevres).
Met het scherm MIP manoeuvre kan de operator de volgende instellingen opslaan:
Duration (duur) – dit is de tijdsperiode dat de beademing wordt stopgezet om de manoeuvre te kunnen uitvoeren. Zodra
de knop Start wordt ingedrukt, wordt de normale beademing stopgezet todat de tijdsperiode van de Duration (duur) is
verstreken of totdat de operator op de knop Stop heeft gedrukt.
Sensitivity (gevoeligheid) – hiermee wordt de gevoeligheidsdrempel ingesteld die het beademingsapparaat gebruikt om
de tijdklok voor de P100-manoeuvre te starten. De standaardinstelling is 3 cmH2O, maar dit kan door de gebruiker
worden aangepast om nauwkeurigheid bij patiënten met een minimale inspiratoire inspanning te garanderen.
Opmerking: De manoeuvre Gevoeligheidsinstelling wordt uitsluitend voor de manoeuvre gebruikt en is niet van
toepassing op triggergevoeligheid.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
117
Start / Stop – Start en beëindigt de manoeuvre.
WAARSCHUWING
De normale beademing wordt stopgezet voor de duur van deze manoeuvre. De patiënt moet worden onderzocht
op contra-indicaties voor de manoeuvre uit te voeren. De patiënt moet tijdens de manoeuvre direct worden
bewaakt door daarvoor opgeleid medisch personeel.
Om een MIP/P100 manoeuvre uit te voeren moet u de functies Duration (duur) en Sensitivity (gevoeligheid) op het
gewenste niveau instellen. Druk op Start op het scherm Manoeuvres. Het beademingsapparaat sluit de inspiratie- en
expiratiekleppen en begint met de meting. Nadat de manoeuvre is voltooid, geeft het beademingsapparaat de MIP- en
P100-waarden weer in de respectievelijke vensters op het scherm Maneuvers (manoeuvres). De MIP en P100 worden ook
als trendgegevens weergegeven op het scherm Trends. De manoeuvre kan op ieder moment worden afgebroken door
op Stop te drukken.
Scherm Inflection Point (Pflex) Maneuver (manoeuvre buigpunt)
Afbeelding 4–13: Instellingen Pflex Maneuver (Pflex-manoeuvre)
De manoeuvre Inflection point (Pflex) (buigpunt) wordt tijdens SIMV-beademing bij patiënten uitgevoerd. De bovenste
en onderste buigpunten worden automatisch aangegeven in het inspiratiedeel van een Pressure/Volume (PAW/Vol)
Loop (druk-/volume lus).
L2786-110 Rev. J
118
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Opmerking:
De normale beademing wordt voor de duur van deze manoeuvre gepauzeerd. De manoeuvre wordt afgebroken als er
inspanning van de patiënt wordt gedetecteerd en op de berichtenbalk verschijnt dan een bericht waarin staat dat er
inspanning van de patiënt is gedetecteerd.
Functies
Teugvolume (Volume)
Dit is de hoeveelheid gas die tijdens de manoeuvre aan de patiënt wordt afgegeven.
Bereik:
0,10 - 2,50 l (volwassen)
25 t/m 500 ml (pediatrisch)
Resolutie:
0,01 l
1 ml
(volwassen)
(pediatrisch)
Standaard:
0,25 l
25 ml
(volwassen)
(pediatrisch)
Piekflow
Stelt de Peak Flow (piekflow) in die wordt gebruikt voor de manoeuvre.
Opmerking: voor de manoeuvre wordt een flowpatroon met blokgolf gebruikt
Bereik:
0,5 - 5,0 l/m
Resolutie:
0,1 l/m
Standaard:
1,0 l/m
Manoeuvre PEEP (PEEP)
De manoeuvre PEEP bepaalt de basislijndruk waarbij de manoeuvre begint.
Opmerking: De manoeuvre PEEP kan afhankelijk worden ingesteld van de PEEP die tijdens
normale beademing wordt gebruikt.
Bereik:
0 - 50 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Standaard:
0 cm H2O
PEEP Equilibration Time (PEEP Teq) (equilibratietijd PEEP)
De PEEP Equilibration Time (equilibratietijd PEEP): bepaalt de tijdsduur die is toegestaan
voor de equilibratie van de beademingsdruk voordat de langzame flow begint. Nadat de
manoeuvre is geactiveerd, stelt het beademingsapparaat PEEP in op het niveau van de
manoeuvre PEEP voor de PEEP ET (equilibratietijd PEEP) voorafgaand aan de aanvang van
de langzame flow.
Bereik:
0,0 t/m 30,0 seconden
Resolutie:
0,1 seconden
Standaard:
1,0 seconden
Sensitivity (gevoeligheid)
De vooraf ingestelde Sensitivity (gevoeligheid) stelt het niveau vast waaronder de
luchtwegpiekdruk moet vallen om de manoeuvre Pflex af te breken.
Opmerking: Als er een lekkage is die groter is dan 100%, wordt de Pflex-manoeuvre
beëindigd.
Bereik:
0,1 - 5,0 cm H2O
Resolutie:
0,1 cm H2O
Standaard:
3,0 cm H2O
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Start / Stop
Monitors, displays en manoeuvres
119
De manoeuvre begint als er op START wordt gedrukt. De manoeuvre wordt onmiddellijk
beëindigd wanneer er op STOP wordt gedrukt, er inspanning van de patiënt wordt
gedetecteerd, of als het teugvolume van de manoeuvre is afgegeven. De normale beademing
wordt hervat.
Opmerking:
Het starten van een Pflex-manoeuvre wordt door twee factoren vertraagd. De totale vertraging is gelijk aan 25% van het
slaginterval plus de ingestelde PEEP-equilibratietijd. De PEEP-equilibratietijd heeft een bereik van 0–30 seconden. Als
de opgelegde ademhalingsfrequentie 10/min is, bedraagt het slaginterval dus 6 seconden en is de vertraging voor het
starten van Pflex 1,5 seconden, plus de ingestelde PEEP-equilibratietijd. Bij de standaard-PEEP-equilibratietijd van 1
seconde is de totale vertraging in dit voorbeeld 2,5 seconden. Als de opgelegde ademhalingsfrequentie op 1/min is
ingesteld, is het ademhalingsinterval 60 seconden en bedraagt de vertraging voor het starten van Pflex in het ergste
geval 15 seconden, plus de PEEP-equilibratietijd.
Bepaling van de Upper Pflex (hogere Pflex ) en de Lower Pflex (lagere Pflex)
Zodra het ingestelde teugvolume van de manoeuvre is afgegeven, schakelt het beademingsapparaat
over op uitademing. Aan het einde van de uitademing wordt de PAW / Vol loop (PAW /Vol.-lus) automatisch
stilgezet en worden de bovenste en onderste buigpunten en het delta Pflex volume berekend en
weergegeven. Het beademingsapparaat hervat de normale beademing met de huidige
beademingsinstellingen.
De gebruiker kan, indien gewenst, de Pflex -waarden overschrijven door de Pflex -indicators naar een nieuw
punt op de PV-lus te slepen en op de juiste instelknop te drukken. De bijbehorende Pflex-waarden en het
delta Pflex-volume veranderen in waarden gebaseerd op de huidige positie van de indicators. Het
beademingsapparaat slaat tot maximaal vier PV-lussen en de bijbehorende buigpunten gelijktijdig op.
Opmerking:
Nadat de waarden door de operator zijn gewijzigd kunnen de oorspronkelijke waarden niet meer worden teruggezet.
Alarmen
Alle op dit moment beschikbare alarmen zijn tijdens een Pflex-manoeuvre actief met uitzondering van een Apnea-interval
(apneu-interval) en de I-Time Limit (grens inspiratietijd).
Het uitvoeren van een Pflex manoeuvre
Met de Pflex manoeuvre kan de arts de openingsdruk van de long tijdens een ademslag met volumeregeling en
langzame flow regelen. Omdat deze manoeuvre wordt uitgevoerd bij een lage inspiratieflowfrequentie, is de weerstand
van het respiratiesysteem miniem.
Opmerking:
Om de Pflex-manoeuvre te kunnen uitvoeren, moet de patiënt passief zijn. Als er inspanning van de patiënt wordt
gedetecteerd, breekt het beademingsapparaat de manoeuvre af en verstuurt het een bericht waarin staat dat er
inspanning van de patiënt is gedetecteerd. Op hetzelfde moment wordt de normale beademing met de huidige
instellingen hervat.
L2786-110 Rev. J
120
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Selecteer Pflex in het scherm Maneuvers (manoeuvres)
Met het scherm Pflex manoeuvre kan de operator de volgende instellingen opslaan:
Tidal Volume (Vt) (teugvolume) – dit is het teugvolume dat tijdens de manoeuvre aan de patiënt wordt geleverd. Deze
instelling is niet van invloed op de instellingen tijdens normale beademing en kan worden ingesteld op elk willekeurig
teugvolume, afhankelijk van de huidige beademingsmodus.
Opmerking:
Voor de instelling Tidal Volume (teugvolume) tijden een Pflex-manoeuvre is geen compensatie voor circuitcompliantie
beschikbaar.
Flow – deze instelling kan worden ingesteld op 0,5 - 5 l/min en meet de inspiratieflow die wordt gebruikt om het
teugvolume van de manoeuvre te leveren.
PEEP – dit is de PEEP die wordt gebruikt voor de manoeuvre Slow Flow (langzame flow). De operator kan elk PEEP
niveau selecteren afhankelijk van de geregelde PEEP die wordt gebruikt bij geregelde beademing.
PEEPTeq – met deze functie wordt de equilibratie ingesteld bij de manoeuvre PEEP waarna de manoeuvre Slow Flow
Maneuver aanvangt.
Sensitivity (gevoeligheid) – hiermee wordt de gevoeligheidsdrempel ingesteld die het beademingsapparaat gebruikt om
tijdens de manoeuvre Slow Flow (langzame flow) inspanning van de patiënt te detecteren. De standaardinstelling is 3 cmH2O,
maar dit kan door de gebruiker worden aangepast om een nauwkeurige gevoeligheid bij alle toepassingen te garanderen.
Start / Stop – Start en beëindigt de manoeuvre.
Opmerking:
Alle instellingen voor de functies voor de manoeuvre staan los van de instellingen van de functies bij normale beademing.
WAARSCHUWING
De normale beademing wordt stopgezet voor de duur van deze manoeuvre. De patiënt moet worden onderzocht
op contra-indicaties voor de manoeuvre uit te voeren. De patiënt moet tijdens de manoeuvre direct worden
bewaakt door daarvoor opgeleid medisch personeel.
Om een Pflex manoevre uit te voeren moet u het Tidal Volume (teugvolume), de Flow, Maneuver PEEP (PEEP van de
manoeuvre), PEEP Equilibration time (equilibratietijd PEEP) en de Sensitivity (gevoeligheid) instellen. Druk op Start op
het scherm Manoeuvres. Het beademingsapparaat zet de normale beademing stil begint met het afgeven van het
Maneuver Tidal Volume (teugvolume van de manoeuvre) bij de ingestelde Flow. De bijbehorende Pressure/Volume
golfvorm (druk-/volume) wordt dan door het beademingsapparaat getekend, terwijl het volume aan de patiënt wordt
afgegeven. Zodra de handeling voltooid is, hervat het beademingsapparaat automatisch de normale beademing en
wordt de grafische weergave stilgezet. De manoeuvre kan op ieder moment worden afgebroken door op Stop te drukken.
Als er tijdens de manoeuvre inspanning van de patiënt wordt gedetecteerd, schakelt het beademingsapparaat over naar
uitademing en wordt normale beademing hervat.
De gemeten Pflex, Pflex Lwr (lage Pflex), Pflex Upr (hoge Pflex) en Vdelta worden weergegeven, als zij kunnen worden
bepaald. Op dit moment kan de operator ervoor kiezen om de buigpunten te accepteren die het beademingsapparaat
heeft bepaald of de buigpunten handmatig instellen.
Om de buigpunten handmatig in te stellen schuift u de cursor met de dataknop naar de gewenste positie en drukt u op
Set Pflex Lwr (Pflex lager instellen) of Set Pflex Upr (Pflex hoger instellen). De Vdelta wordt automatisch opnieuw
berekend.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
121
De gemeten gegevens kunnen met de knop Save Loop (lus opslaan) worden opgeslagen. Er kunnen maximaal vier
lussen worden opgeslagen, als er een vijfde lus wordt opgeslagen, wordt de oudste lus verwijderd.
Opmerking:
Als de lus en de bijbehorende gegevens niet worden opgeslagen, worden de gegevens gewist wanneer u het scherm
Maneuvers (manoeuvres) verlaat.
Scherm AutoPEEP Maneuver (AutoPEEP manoeuvre)
Afbeelding 4–14: Instellingen AutoPEEP Maneuver (AutoPEEP-manoeuvre)
AutoPEEP is de beademingsdruk aan het eind van een uitademing precies voor aanvang van de volgende
opgelegde inspiratie. Tijdens de uitvoering van deze manoeuvre voert het beademingsapparaat de handeling
Expiratory hold (expiratoire hold) uit waarbij zowel de inspiratie- als de expiratiekleppen worden gesloten.
Het beademingsapparaat stelt de AutoPEEP meting vast wanneer de systeemdruk equilibratie bereikt, bij de
volgende opgelegde-ademslaginterval of na 5 seconden, wat het eerst komt.
L2786-110 Rev. J
122
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Functies
Sensitivity (gevoeligheid)
De vooraf ingestelde Sensitivity (gevoeligheid) stelt het niveau vast waaronder de
beademingsdruk moet vallen om de manoeuvre AutoPEEP af te breken.
Bereik:
0,1 - 5,0 cm H2O
Resolutie:
0,1 cm H2O
Standaard:
3,0 cm H2O
Start / Stop
De manoevre begint wanneer er op START wordt gedrukt en het beademingsapparaat zich in
de uitademingsfase bevindt. De manoeuvre wordt onmiddellijk stopgezet wanneer er op de
knop STOP wordt gedrukt, de manoeuvre volledig is uitgevoerd of wanneer er inspanning van
de patiënt is gedetecteerd. De normale beademing wordt hervat.
Opmerking:
De manoeuvre wordt afgebroken als er inspanning van de patiënt wordt gedetecteerd en op de berichtenbalk verschijnt
dan een bericht waarin staat dat er inspanning van de patiënt is gedetecteerd.
Alarmen
Alle op dit moment beschikbare alarmen zijn actief tijdens de AutoPEEP manoeuvre.
Het uitvoeren van een AutoPEEP manoeuvre
Met de AutoPEEP manoeuvre kan de PEEP worden gemeten die tijdens de expiratoire-holdmanoeuvre binnen het
beademingssysteem (patiënt en circuit) wordt gegenereerd. Deze manoeuvre vereist een passieve patiënt.
Selecteer AutoPEEP in het scherm Maneuvers (manoeuvres).
Met het scherm AutoPEEP manoeuvre kan de operator de volgende instellingen opslaan:
Sensitivity (gevoeligheid) – hiermee wordt de gevoeligheidsdrempel ingesteld die het beademingsapparaat gebruikt om
inspanning van de patiënt tijdens de manoeuvre AutoPEEP te detecteren. De standaardinstelling is 3 cmH2O, maar dit
kan door de gebruiker worden aangepast om een nauwkeurige gevoeligheid bij alle toepassingen te garanderen.
Start / Stop – Start en beëindigt de manoeuvre.
Om een AutoPEEP manoeuvre uit te voeren moet de operator de geschikte Sensitivity (gevoeligheid) voor de patiënt
instellen en vervolgens op Start drukken. Het beademingsapparaat sluit vervolgens de inspiratie- en expiratiekleppen en
laat de druk tussen de patiënt en het ademhalingscircuit equilibreren. Nadat de manoeuvre is voltooid, geeft het
beademingsapparaat de AutoPEEP- en dAutoPEEP-waarden weer in de respectievelijke vensters op het scherm
Maneuveurs (manoeuvres). De AutoPEEP en dAutoPEEP worden ook als trendgegevens weergegeven op het scherm
Trends. De manoeuvre kan op ieder moment worden afgebroken door op Stop te drukken.
Opmerking:
De AutoPEEP waarde wordt ingesteld bij de volgende SIMV-slaginterval of na 5 seconden, wat het eerst komt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
123
Scherm Capnometry (capnometrie)
Afbeelding 4–15: Scherm Capnometry (capnometrie) in Maneuvers Selection (selectie manoeuvres)
Opmerking:
Zie “Hoofdstuk 5: Volumecapnografie”.
Plaatsing van de tracheale katheter
Sommige geavanceerde mechanismemetingen op de AVEA vereisen het gebruik van een tracheale katheter. Om de
nauwkeurigheid van de metingen te garanderen en het risico van bijwerkingen tot een minimum te beparken, moet de
tracheale katheter in de endotracheale slang worden geplaatst en mag hij niet boven de tip uitsteken.
Om correcte plaatsing te waarborgen, moet u de lengte van de endotracheale slang en de bijbehorende adapters
opmeten. Breng de tracheale kathether in de endotracheale slang in tot op een plaats die niet verder ligt dan de
opgemeten lengte.
WAARSCHUWING
Als u de tracheale katheter inbrengt voorbij de tip van de endotracheale slang, kan dit bij sommige patiënten
irritatie en ontsteking van de trachea en luchtwegen veroorzaken, of respons van de vagalis.
L2786-110 Rev. J
124
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Digitale weergave-elementen
Het monitorscherm
Voor toegang tot het monitorscherm drukt u op de
membraanknop Screens (schermen) links van het
touchscherm op de UIM. De knop is gemarkeerd met
het onderstaande pictogram.
of
Internationaal
Engels
Selecteer MONITOR in dit selectievenster.
Afbeelding 4–16: Schermselectie
In het monitorscherm worden tegelijk 15 bewaakte waarden weergegeven. De monitorweergave wordt bij aanvang van
elke inspiratie of elke 10 seconden bijgewerkt, wat het eerste komt. Elke waarde kan onafhankelijk worden geselecteerd
uit de beschikbare opties (zie Tabel 4-2).
1.
Gebruik het touchscreen om de monitor die u wilt instellen te selecteren en te markeren.
2.
Draai aan de dataknop onder aan het touchscreen om door de menukeuzen te bladeren.
3.
Om uw keuze te accepteren, raakt u de gemarkeerde weergave aan of drukt u op de knop Accept naast de dataknop
(zie Afbeelding 4–17).
Afbeelding 4–17: Het monitorscherm
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
125
Tabel 4-2: Menuopties voor bewaakte waarden
Raadpleeg “Appendix D:Monitorbereik en nauwkeurigheid” voor een volledige beschrijving van de specificaties en de
berekening van de bewaakte weergave.
Opmerking:
Afhankelijk van het model en de opties kan het voorkomen dat niet alle weergaven beschikbaar zijn.
Item
ml
Vte
ml/kg
Vte/kg
ml
Vti
ml
Vti/kg
ml
Spon Vte
ml/kg
Spon Vte/kg
ml
Mand Vte
ml/kg
Mand Vte/Kg
Waarde
Expiratieteugvolume
Expiratieteugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt
Inspiratieteugvolume
Inspiratieteugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt
Spontaan uitgeademd teugvolume
Spontaan uitgeademd teugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt
Opgelegd uitgeademd teugvolume
Opgelegd uitgeademd teugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt
Vdel
Dit is het ongecorrigeerde teugvolume gemeten door inspiratieflowsensor in het beademingsapparaat.
Leak
Lekpercentage
L
Total Ve
Minuutvolume
ml/kg
Total Ve/kg
L
Spon Ve
ml/kg
Spon Ve/kg
bpm
Freq
Minuutvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt
Spontaan minuutvolume
Spontaan minuutvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt
Totale ademfrequentie (spontaan en opgelegd)
bpm
Spon Rate
Spontane ademfrequentie
bpm
Mand Rate
SIMV-ademfrequentie
sec
Ti
Inspiratietijd
sec
Te
Expiratietijd
I:E
Verhouding inspiratie/expiratie
B2/Min/L
f/Vt
Snelle oppervlakkige ademhalingsindex
cm H2O
Ppeak
Inspiratiepiekdruk
cm H2O
Pmean
Gemiddelde inspiratiedruk
L2786-110 Rev. J
126
Monitors, displays en manoeuvres
Item
Bedieningshandleiding
Waarde
cm H2O
Pplat
Plateaudruk
Ptp Plat
Het beademingsapparaat is in staat tot het berekenen en weergeven van de transpulmonale druk tijdens een inspiratoire hold: dit is
het verschil tussen de luchtwegplateaudruk (Pplat aw) en de bijbehorende oesofagusdruk.
Cm H2O
PEEP
Positieve eind-expiratoire druk
Pbaro
Barometrische druk
psig
Air Inlet
Druk luchtinlaat
psig
O2 Inlet
Druk zuurstofinlaat
%
FIO2
Zuurstofpercentage
ml/cm H2O
Cdyn
Dynamische compliantie
ml/cm H2O
Cdyn/Kg
Dynamische compliantie aangepast aan het gewicht van de patiënt
ml/cm H2O
Cstat
Compliantie respiratiesysteem (statische compliantie)
ml/cm H2O
Cstat/Kg
Compliantie respiratiesysteem aangepast aan het gewicht van de patiënt (statische compliantie).
C20/C
F/Vt
Verhouding tussen de dynamische compliantie tijdens de laatste 20% van inspiratie (C20) en de totale dynamische compliantie (C).
Snelle oppervlakkige ademhalingsindex (f / Vt) – de spontane-ademslagfrequentie per teugvolume
cm H2O/LPS
Rrs
Weerstand respiratiesysteem
l/min
PIFR
Frequentie piekinspiratieflow
l/min
PEFR
Frequentie piekexpiratieflow
RRS
Weerstand respiratiesysteem (RRS), de totale weerstand tijdens de inspiratiefase van een ademslag.
RPEAK
Weerstand piekexpiratie (RPEAK), de weerstand op het moment van piekexpiratieflow (PEFR).
RIMP
Opgelegde weerstand (RIMP), de luchtwegweerstand tussen het Y-stuk van het patiëntencircuit en de tracheale sensor.
RLUNG
Longweerstand (RLUNG), de verhouding van het tracheale drukdifferentieel naar de inspiratieflow 12 ms voor het einde van
inspiratie.
PIFR
De werkelijke piekinspiratieflow voor de inspiratiefase van een ademslag.
PEFR
De werkelijke piekexpiratieflow voor de expiratiefase van een ademslag.
dPAW
Delta beademingsdruk (dPAW), het verschil tussen de piekbeademingsdruk en de basislijnbeademingsdruk.
dPES
Delta oesofagusdruk (dPES), het verschil tussen de piekoesofagusdruk en de basislijnoesofagusdruk.
WOBP
De ademhalingsinspanning van de patiënt (Work of Breathing; WOBP), genormaliseerd naar het totale inspiratoire teugvolume.
WOBI
De opgelegde ademhalingsinspanning (WOBI) wordt gedefinieerd als de inspanning die de patiënt levert om spontaan te ademen
via het beademingsapparaat, d.w.z. de endotracheale slang, het ademhalingscircuit en het vraagflowsysteem.
WOBV
Ademarbeid beademingsapparaat (WOBV) is de som van de beademingsdruk minus de basislijn beademingsdruk maal de
verandering in teugvolume naar de patiënt tijdens de inspiratie, en genormaliseerd naar het totale inspiratoire teugvolume.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
Item
Waarde
AutoPEEP
AutoPEEP, de beademingsdruk aan het einde van een expiratoire-holdmanoeuvre.
dAutoPEEP
Delta AutoPEEP (dAutoPEEP), het verschil tussen beademingsdruk aan het einde van een expiratoire-holdmanoeuvre en de
beademingsdruk aan het begin van de volgende ademslag na de expiratoire-holdmanoeuvre.
Ptp PEEP
Transpulmonale druk, AutoPEEP (PtpPEEP), het verschil tussen de bijbehorende beademings- en oesofagusdruk aan het einde
van de expiratoire hold tijdens een AutoPEEP-manoeuvre.
AutoPEEPES
AutoPEEPES, het verschil tussen de oesofagusduk gemeten aan het eind van een uitademing minus de oesofagusdruk gemeten
aan het begin van een door de patiënt geïnitieerde ademslag en de gevoeligheid van het vraagsysteem van het
beademingsapparaat.
CCW
CLUNG
Ptp Plat
De compliantie van de thoraxwand (CCW) is de verhouding van het teugvolume (expiratoir) tot de delta-oesofagusdruk (dPES).
Longcompliantie (CLUNG) is de verhouding van het teugvolume (expiratoir) en de delta-transpulmonale druk.
Transpulmonale druk tijdens een inspiratoire hold
MIP
Maximale Inspiratiedruk, de maximale negatieve beademingsdruk die tijdens een expiratoire hold door de patiënt wordt bereikt.
P100
Ademhalingsaandrijving (P100), de negatieve druk die optreedt 100 ms nadat inspiratie-inspanning is gedetecteerd.
nCPAP
CPAP Flow
127
Gemiddelde beademingsdruk in de nCPAP-modus
Gemiddelde inspiratieflow in de nCPAP-modus
EtCO2
Expiratoire piek-CO2 zoals gemeten en gerapporteerd door de CO2-sensor in de luchtweg. De EtCO2 wordt voor elke ademhaling
gemeten. De weergave is een meting per ademhaling of een gemiddelde meting.
VCO2
De hoeveelheid CO2 die elke minuut wordt uitgestoten. Dit wordt voor elke minuut berekend. Vervolgens wordt het gemiddelde
genomen over de periode die is ingesteld voor het VCO2-gemiddelde.
VtCO2
De hoeveelheid CO2 die per ademhaling wordt uitgeademd. Dit wordt voor elke ademhaling gemeten. Vervolgens wordt het
gemiddelde genomen over de periode die is ingesteld voor het VCO2-gemiddelde.
Vdana
Het volume van de dode ruimte in de luchtwegen van de patiënt. De anatomische dode ruimte wordt gemeten voor elke
ademhaling. Van deze waarde wordt het gemiddelde berekend over de tijd die voor het gemiddelde van VCO2 is ingesteld.
Vdana/Vt
Van Vd/Vt ana wordt het gemiddelde berekend over de tijd die voor het gemiddelde van VCO2 is ingesteld.
L2786-110 Rev. J
128
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Gebeurtenissen
Door aan de linkerkant van het touchscreen op de
membraanknop EVENT (gebeurtenis) te drukken, wordt er
een keuzemenu geopend met gebeurtenismarkeringen die
bij de 66 bewaakte parameters in de trendbuffer worden
geplaatst. Gebruik de dataknop om door het menu te
schuiven, een gebeurtenis te selecteren en de gewenste
gebeurtenis te markeren. Druk op de knop ACCEPT
(accepteren) naast de dataknop om de gebeurtenis in de
trendbuffer te plaatsen. Gebeurtenissen verschijnen op het
gegevensspreadsheet in groen met een sterretje naast de
tijdscode (zie “Trends” hieronder).
Afbeelding 4-18: Het menu Gebeurtenissen
Selecteerbare gebeurtenissen zijn:
Event (gebeurtenis)
Afkorting
Blood Gas (bloedgas)
BG
Chest X-ray (X-thorax)
CXR
Diagnostic (Dx) Procedure (diagnositsche procedure)
Feeding (voeding)
Dx
Feed
Intubation (intubatie)
ETT
Therapeutic (Rx) Procedure (therapeutische procedure)
Rx
Suction (bronch. toilet)
Sxn
De volgende gebeurtenissen worden automatisch opgeslagen in het gebeurtenissenlogboek aan de linkerkant van het
touchscreen:
Event (gebeurtenis)
Afkorting
Het wijzigen van de instelling van een primaire of extra functie
Stgs
Het beademingsapparaat inschakelen
Pon
Het beademingsapparaat uitschakelen
Poff
De standby-modus inschakelen
eSby
Het verlaten van de standby-modus
xSby
Activering van de vernevelaar
Neb
Activering van de expiratoire hold
eHold
Activering van de inspiratoire hold
iHold
Handmatige beademing
Man
Activering van de knop Suction
Sxn
Activering van de knop Verhogen O2
IncO2
Activeren van een nieuwe patiënt
NwPt
Onvoorziene stroomuitval en herstel
Prec
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
129
Trends
Op basis van de monitorparameters die in de vorige sectie zijn beschreven, kunnen trends worden berekend. Deze
trends bestaan uit minuutgemiddelden in een periode van 24 uur. De trendgegevens zijn toegankelijk via de knop
Screens (schermen) op het membraanpaneel aan de linkerkant van het touchscreen of door op de schermindicator
bovenin het middelste deel van het touchscreen de drukken. Het menu schermselectie verschijnt. Druk in dit menu op
de knop TRENDS op het trendscherm te openen.
Afbeelding 4–19: Het trendscherm
Opmerking:
Als u het trendvenster open laat staan wordt het elke 10 minuten bijgewerkt.
Op het touch screen worden vier histogrammen en een spreadsheet weergegeven. Elk histogram en elke kolom in het
spreadsheet kunt u configureren door uit de lijst bewakingsparameters of gebeurtenissen te kiezen. Dit doet u in een
menu, dat u opent door het kopje van een histogram of kolom aan te raken. Blader door de lijst door aan de dataknop te
draaien. Markeer het gewenste item, en selecteer het voor weergave door op het gemarkeerde item of op de knop
ACCEPT (accepteren) boven de dataknop te drukken.
Histogrammen kunnen worden geschaald door een van de assen aan te raken. Wanneer de as gemarkeerd is, gebruikt
u de dataknop om de schaal aan te passen. Raak de as nogmaals aan of druk op de knop ACCEPT (accepteren) om de
wijziging te accepteren.
Als u in een histogram of spreadsheet trends over een bepaalde periode wilt bekijken, drukt u op de knop FREEZE
(stilzetten) en verplaatst u de cursor met de dataknop over de tijdlijn. De tijdlijn wordt in gele tekst weergegeven in het
spreadsheet. Gebeurtenismarkeringen verschijnen in groene tekst.
Opmerking:
Wanneer u de datum/tijd op de interne klok van het instrument terugzet, worden de opgeslagen trendgegevens gewist.
L2786-110 Rev. J
130
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Weergaven hoofdscherm
Berekende I:E Ratio
De AVEA geeft de berekende I:E Ratio (Calc I:E) weer op basis van de ingestelde ademfrequentie, het ingestelde
teugvolume en de ingestelde piekflow voor ademslagen met volumereregeling, of de ingestelde ademfrequentie en de
ingestelde inspiratietijd voor drukgeregelde, TCPL en PRVC ademslagen. De weergave bevindt zich naast de weergave
van het Calculated Minute Volume (berekend minuutvolume) links onder op het hoofdscherm. Deze weergave wordt nu
bijgewerkt terwijl de dataknop wordt gedraaid bij het wijzigen van primaire patiëntinstellingen die invloed hebben op deze
weergaven om de berekende I:E-verhouding weer te geven die volgt op acceptatie van de gewijzigde instelling voordat
die wijziging wordt geaccepteerd. Deze weergave keert terug naar de eerder vastgestelde waarden als de gewijzigde
instelling wordt geannuleerd of als er een time-out optreedt.
Afbeelding 4-20: Weergave Calculated I:E Ratio (berekende I:E-verhouding)
Bereik:
1:99,9 t/m 99,9:1
Beperkingen: Voor volumegeregelde ademslagen verandert de berekende I:E Ratio alleen als het ingestelde
teugvolume, de ingestelde ademfrequentie, of de ingestelde piekflow worden gewijzigd.
Voor drukgeregelde, TPCL of PRVC ademslagen verandert de berekende I:E Ratio alleen als de
ingestelde ademfrequentie of de ingestelde inspiratietijd worden gewijzigd.
Opmerking:
De berekende I:E ratio is niet actief in de APRV/BIPHASIC modus.
Berekend minuutvolume (Calc Ve)
Het beademingsapparaat geeft het Calculated Minute Volume (berekende minuutvolume) linksonder aan het
hoofdscherm als volgt weer:
Calc Ve = [(ingesteld teugvolume) × (ingestelde ademfrequentie)]
Deze weergave wordt bijgewerkt terwijl de dataknop wordt gedraaid bij het wijzigen van primaire patiëntinstellingen die
invloed hebben op deze weergaven om de berekende Ve weer te geven die volgt op acceptatie van de gewijzigde
instelling voordat die wijziging wordt geaccepteerd. Deze weergave keert terug naar de eerder vastgestelde waarden als
de gewijzigde instelling wordt geannuleerd of als er een time-out optreedt.
Beperking: Alleen voor ademslagen met volumeregeling: De Calc Ve weergave verandert alleen als het ingestelde
teugvolume of de ingestelde ademfrequentie wordt gewijzigd.
Berekende minimale en maximale waarden voor Time High en Time Low
(tijd hoog/tijd laag)
De AVEA geeft de berekende minimale en maximale waarden voor Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag) weer bij
APRV/BiPhasic beademing. De weergave bevindt zich precies onder de primaire functies Time High (tijd hoog) en Time
Low (tijd laag) op het hoofdscherm.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
131
Calculated Time High: Time Low Ratio (Berekende Tijd hoog:
Tijd laag-verhouding)
De AVEA geeft de berekende verhouding weer die overeenkomt met verhouding van Time High (tijd hoog) gedeeld door de Time
Low (tijd laag) bij APRV/BiPhasic-beademing. De weergave bevindt zich tussen de weergave van Time High en de weergave
van Time Low in (die de minima en maxima weergeven) en onder de weergave van de instelling voor Pressure High (hoge druk).
Deze verhouding wordt net zo weergegeven als een I:E-verhouding, maar het betreft in feite een verhouding tijd hoog: tijd laag.
De verhouding wordt net zo weergegeven als een I:E-verhouding, waarbij dezelfde regels gelden voor de overgang vanaf een
verhouding van minder dan één tot een verhouding groter dan één (1:1,1 tot 1,1:1). Deze weergave wordt ook dynamisch
bijgewerkt terwijl de dataknop wordt gedraaid bij het wijzigen van een patiëntinstelling die van invloed is op deze weergave. Deze
weergave gaat ook terug naar de eerder vastgestelde verhouding als de gewijzigde instelling wordt geannuleerd of er een timeout optreedt.
Min
Max
Min
Max
Afbeelding 4–21: Calculated T High / T Low (Berekende Tijd hoog/Tijd laag)
Opmerking:
Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag) zijn maximale instellingen voor de tijdgestuurde wisseling. De werkelijke
tijden kunnen hiervan afwijken op basis van het spontane-ademhalingspatroon van de patiënt en de instellingen van het
synchronisatievenster.
L2786-110 Rev. J
132
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Monitors op het hoofdscherm
Vijf bewaakte parameters worden continu weergegeven links van de grafische weergaven. Deze parameters kunnen op
dezelfde manier worden geselecteerd als de weergaven in het monitorvenster.
1.
Gebruik het touchscreen om de monitor die u wilt instellen te selecteren en te markeren.
2.
Draai aan de dataknop onder aan het touchscreen om door de menukeuzen te bladeren.
3.
Om uw keuze te accepteren, raakt u de gemarkeerde weergave aan of drukt u op de knop Accept (accepteren) naast
de dataknop.
Gemarkeerde
parameter
Keuzemenu voor
de geselecteerde
parameter
Afbeelding 4–22: Selecteerbare bewaakte parameters afgebeeld op het hoofdscherm
Opmerking:
De parameters die op het hoofdscherm bewaakt worden kunnen verschillen van de bewaakte parameters in de
schermen Loops (lussen) of Trends.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
133
Hoofdstuk 5: Volumecapnografie
Inleiding
De optie Volumecapnografie, Vco2 voor AVEA biedt nieuwe, aanvullende functionaliteit voor bewaking en geavanceerde
berekeningen. Voor deze optie moet men de sensor en activeringssoftware aanschaffen. Naast traditionele ETCO2 en
capnografie zijn er functies beschikbaar die de clinicus helpen bij de patiëntbeoordeling.
Waarschuwingen
Controleer de CO2-sensor regelmatig op te veel vocht of afgezette afscheiding.
Volumecapnografiemetingen vereisen nauwkeurige meting van de afgegeven volumes. Daarom moet er een proximale
flowsensor of compensatie voor circuitcompliantie worden gebruikt. Bovendien zal de volumenauwkeurigheid veranderen
als de compensatie voor circuitcompliantie bij gebruik van deze compensatie verandert.
Een systeemlek, zoals veroorzaakt door endotracheale tubes zonder manchet, kan flow-gerelateerde waarden
beïnvloeden. Deze omvatten flow, druk, dode ruimte, CO2-productie en andere parameters van het
ademhalingsmechanisme.
Lachgas, een te hoog gehalte aan zuurstof, helium en gehalogeneerde koolwaterstoffen kunnen de CO2-meting
beïnvloeden. De AVEA compenseert automatisch voor zuurstof en heliumgas.
Gebruik CO2-metingen niet als de enige basis voor het wijzigen van beademingsparameters, zonder de klinische
gesteldheid en onafhankelijke metingen zoals bloedgas in beschouwing te nemen. CO2-metingen kunnen onnauwkeurig
zijn bij de aanwezigheid van een lek in het ademhalingscircuit, bij afscheiding of als de sensor niet goed werkt.
Plaats de CO2-sensor of -kabel nooit zodanig dat dit verstrikking of afknelling kan veroorzaken, of zodat de tube per ongeluk uit
de patiënt kan komen. Gebruik waar nodig klemmen om de sensorkabel aan het ademhalingscircuit vast te zetten.
Gebruik EtCO2 niet als basis voor het wijzigen van beademingsparameters zonder de klinische gesteldheid en
onafhankelijke metingen zoals bloedgas in beschouwing te nemen.
Aandachtspunten
De CAPNOSTAT® 5 bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden gerepareerd.
Gebruik geen beschadigde sensoren of kabels.
De sensoren niet steriliseren of onderdompelen, tenzij dit in deze handleiding wordt aangegeven.
Oefen nooit overmatige kracht uit op een sensorkabel.
Het verdient aanbeveling om de CO2-sensor uit het circuit te verwijderen wanneer er geneesmiddel in aërosolvorm wordt
toegediend. De reden hiervoor is de verhoogde viscositeit van het geneesmiddel, die de sensorvensters kan
verontreinigen zodat de sensor voortijdig defect raakt of verkeerde meetwaarden weergeeft.
Werkingsprincipe
De CAPNOSTAT® 5 meet CO2 met behulp van de infraroodabsorptietechniek, die al sinds twintig jaar in klinische
omgeving in gebruik en in ontwikkeling is en nog altijd geldt als de meest populaire en veelzijdige techniek. Het principe
is gebaseerd op het feit dat CO2-moleculen infrarood licht (IR) van specifieke golflengten absorberen, waarbij de
hoeveelheid energie die wordt geabsorbeerd rechtstreeks verband houdt met de met CO2-concentratie. Als een IR-straal
door een gasmonster met CO2 wordt gestuurd, kan het elektrische signaal uit de fotodetector (die de resterende
lichtenergie meet) worden opgemeten. Dit signaal wordt dan vergeleken met de energie van de IR-bron en gekalibreerd,
zodat het een nauwkeurige afspiegeling vormt van de CO2-concentratie in het monster.
L2786-110 Rev. J
134
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Opstelling
1.
Bevestig het uiteinde van de CO2-sensorkabel op de aansluiting aan de onderkant van de AVEA UIM die is
aangeduid met EtCO2.
EtCO2-aansluiting
Afbeelding 5–1: Onderkant van de AVEA UIM
Opmerking:
Alleen de capnografiekabels die door CareFusion zijn meegeleverd zijn geschikt voor gebruik met de AVEA.
WAARSCHUWING
Leg de sensorkabel zodanig dat er geen risico is dat de patiënt erin verstrikt raakt of dat de tube per ongeluk naar
buiten komt. Er zijn klemmen beschikbaar om de kabel waar nodig aan het ademhalingscircuit vast te zetten.
2.
Open de knoppen voor configuratie en hulpprogramma's door op de knop Screens (schermen) te drukken, Utility
(hulpprogramma) te selecteren en dan het tabblad Monitoring (bewaking).
Toets Screens
(schermen)
Afbeelding 5–2: Toets Screens (schermen)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
3.
Volumecapnografie
135
Schakel CO2-bewaking in door het aanraken van de knop Enable/Disable (in-/uitschakelen).
Afbeelding 5–3: Tabblad Monitoring (bewaking), scherm Utility (hulpprogramma)
Opmerking:
Voor capnografie moet een proximale flowsensor of compensatie voor circuitcompliantie actief zijn.
Als CO2-bewaking is geactiveerd maar er geen proximale flowsensor of compensatie voor circuitcompliantie actief is,
verschijnt er een dialoogvenster met een waarschuwing.
Afbeelding 5–4: Dialoogvenster Vco2 Alert (Vco2-waarschuwing)
4.
Als volumecapnografie gewenst is, voegt u een proximale flowsensor toe of activeert u de compensatie voor
circuitcompliantie (of beide), en dan schakelt u de CO2-bewaking weer in zoals hierboven beschreven; anders zijn
uitsluitend de PCO2-golfvorm en de eindteug-CO2-monitor beschikbaar.
5.
Haal de desbetreffende luchtwegadapter uit de verpakking en controleer of de adapter onbeschadigd is en klaar voor
gebruik.
L2786-110 Rev. J
136
Volumecapnografie
6.
Bedieningshandleiding
Plaats de luchtwegadapter in de CO2-sensor. De adapter klikt op zijn plaats vast als hij goed wordt geplaatst.
Afbeelding 5–5a: Adapter voor volwassenen/pedriatische adapter
Afbeelding 5–5b: Pedriatische/neonatale adapter
Afbeelding 5–5: Luchtwegadapters
7.
Voer de “nulstel”-procedure voor de sensor uit volgens de instructies in het gedeelte “Nulstelling van de CAPNOSTAT
5” op pagina 144. De nulstelprocedure moet ook worden uitgevoerd bij het overschakelen tussen disposable en
herbruikbare luchtwegadapters.
8.
Nadat de sensor op nul is gezet, plaatst u de luchtwegadapter met sensor in het beademingscircuit tussen het Y-stuk
en de endotracheale tube (en eventuele adapters) zoals aangegeven in de illustratie hierboven.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Volumecapnografie
137
Instellingen en bewaakte waarden
Instellingen
U krijgt toegang tot de knoppen voor configuratie en hulpprogramma's door op de knop Screens (schermen) te drukken,
Utility (hulpprogramma) te selecteren en dan het tabblad Monitoring (bewaking).
Afbeelding 5–6: Tabblad Monitoring (bewaking) in het scherm Utility (hulpprogramma)
Capnografie – inschakelen/uitschakelen
Als CO2-bewaking is ingeschakeld, zijn alle CO2-bewakings- en alarmfuncties ook geactiveerd. Als CO2-bewaking is
uitgeschakeld, zijn alle CO2-bewakings- en alarmfuncties uitgeschakeld.
Bereik: Enabled (ingeschakeld) of Disabled (uitgeschakeld)
Standaard: Disabled (uitgeschakeld)
Gemiddeldeberekening EtCO2
De EtCO2 wordt voor elke ademhaling gemeten. U kunt het aantal ademhalingen selecteren waarover het gemiddelde
van de weergegeven EtCO2 wordt berekend.
Bereik: 1 of 8 ademhaling(en)
Standaard: 8 ademhalingen
Gemiddeldeberekening VCO2
VCO2 wordt elke minuut bijgewerkt. U selecteert de tijd waarover het gemiddelde van de weergegeven VCO2 wordt
berekend. Over deze periode wordt ook het gemiddelde berekend van Vd, Vd/Vt, VtCO2 en VA.
Bereik: 3, 6, 9 of 12 minuten
Standaard: 6 minuten
L2786-110 Rev. J
138
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Zero CO2 (nulstellen CO2)
Deze knop start de nulstelprocedure voor de sensor. Deze procedure hoeft alleen te worden uitgevoerd als u een ander
type luchtwegadapter gaat gebruiken (disposable of herbruikbaar) en als onderdeel van de kalibratiecontrole. Zie het
gedeelte “Nulstelling van de CAPNOSTAT 5” op pagina 144.
Opmerking:
De knoppen voor CO2-nulstelling en -kalibratiecontrole zijn uitsluitend beschikbaar als CO2 is geactiveerd en een sensor
is aangesloten en de initialisatie is voltooid. Deze initialisatie kan tot vijf seconden duren.
Calibration Check (kalibratiecontrole)
Met deze knop kunt u een procedure voor kalibratiecontrole starten. Deze procedure hoeft uitsluitend te worden
uitgevoerd tijdens de jaarlijkse preventieve onderhoudsprocedure. Zie het gedeelte “Nauwkeurigheid van de
CAPNOSTAT 5 controleren” op pagina 146.
Bewaakte waarden
Eindteug-CO2 (EtCO2)
De uitgeademde piek-CO2 van de patiënt zoals gemeten en gerapporteerd door de CO2-sensor in de luchtweg. De
EtCO2 wordt voor elke ademhaling gemeten. De weergave is een meting per ademhaling of een gemiddelde meting.
Bereik: 0 – 150 mmHg (0 – 20,0 kPa)
Resolutie: 0,1 mmHg (0,01 kPa) of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Nauwkeurigheid:
± 2 mmHg voor 0 – 40 mmHg
± 5% van de waarde voor 41 – 70 mmHg
± 8% van de waarde voor 71 – 100 mmHg
± 10% van de waarde voor 101 – 150 mmHg
Opmerking:
Het minimale differentieel tussen ingeademde en uitgeademde CO2 moet 5 mmHg (0,7 kPa) of meer zijn.
WAARSCHUWING
Gebruik EtCO2 niet als basis voor het wijzigen van beademingsparameters zonder de klinische staat en
onafhankelijke metingen zoals bloedgas in beschouwing te nemen.
Afscheiding CO2 (VC O 2)
De hoeveelheid CO2 die elke minuut wordt uitgescheiden. Dit wordt voor elke minuut berekend. Vervolgens wordt het
gemiddelde genomen over de periode die is ingesteld voor het VCO2-gemiddelde.
Bereik: 0 – 999 ml/min
Resolutie: 0,1 ml of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Volumecapnografie
139
CO2 (VtCO2)
De hoeveelheid CO2 die per ademhaling wordt uitgeademd. VtCO2 wordt voor elke ademhaling berekend. Vervolgens
wordt het gemiddelde genomen over de periode die is ingesteld voor het VCO2-gemiddelde.
Bereik: 0 – 299 ml
Resolutie: 0,1 ml of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Anatomische dode ruimte (Vd ana)
Het volume van de dode ruimte in de luchtwegen van de patiënt. De anatomische dode ruimte wordt gemeten voor elke
ademhaling. Van deze waarde wordt het gemiddelde berekend over de tijd die voor het gemiddelde van VCO2 is
ingesteld.
Bereik: 0 – 999 ml
Resolutie: 0,1 ml of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Verhouding anatomische dode ruimte / teugvolume (Vd / Vt ana)
Van Vd/Vt ana wordt het gemiddelde berekend over de tijd die voor het gemiddelde van VCO2 is ingesteld.
Bereik: 0 – 99%
Resolutie: 1%
Opmerking:
Voor VCO2 , VtCO2, Vd ana en Vd / Vt ana moet de flow door een proximale flowsensor bij het Y-stuk worden gemeten,
of moet de compensatie voor circuitcompliantie actief zijn. Als er geen proximale flowsensor of compensatie voor
circuitcompliantie wordt gebruikt, dan geeft de AVEA *** in die velden weer.
Opmerking:
Er is een arterieel bloedgasmonster vereist voor het berekenen van VA, Vd phy, Vd/Vt phy, Vd alv, OI, en P/F. Deze
waarden zijn beschikbaar op het scherm Capnography Maneuver (capnografische manoeuvre).
Alveolaire beademing (VA)
Alveolaire beademing is het volume van het gas dat deelneemt aan de gasuitwisseling per minuut.
Bereik: 0 – 99,9 l/min
Resolutie: 0,01 l/min of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Fysiologische dode ruimte (Vd phy)
Bereik: 0 – 999 ml
Resolutie: 0,1 ml of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
L2786-110 Rev. J
140
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Verhouding fysiologische dode ruimte / teugvolume (Vd / Vt phy)
Bereik: 0 – 99%
Resolutie: 1%
Alveolaire dode ruimte (Vd alv)
Bereik: 0 – 999 ml
Resolutie: 0,1 ml of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Zuurstofverzadigingsindex (OI)
De zuurstofverzadigingsindex is een dimensieloos getal dat vaak wordt gebruikt voor de bepaling van de “drukkosten”
van zuurstofverzadiging.
OI-bereik: 0 – 200 (als PAO2 wordt ingevoerd in mmHg); OI-bereik: 0 – 1500 (als PAO2 wordt ingevoerd in kPa)
Resolutie: 0,1 of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Verhouding PaO2 / FIO2 (P/F)
De verhouding PAO2 / FIO2 is een eenvoudige bepaling van de gasuitwisseling.
Bereik: 0 – 800 (PAO2 ingevoerd in mmHg) 0 – 106 (PAO2 ingevoerd in kPa)
Resolutie: 0,1 of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Golfvormen en lussen
PCO2 -golf (capnogram)
Geeft de CO2-waarde weer door de gehele ademhalingscyclus zoals gemeten en gerapporteerd door de CO2-sensor bij
het Y-stuk.
Maximaal bereik: 0 – 150 mmHg (0 – 20 kPa)
PCO2 / Vte-lus
Geeft de uitgeademde CO2-waarde van de patiënt weer op de verticale as en de uitgeademde Vt op de horizontale as.
Tijdens de inspiratoire fase worden beide waarden op nul gezet.
Maximaal bereik (CO2): 0 – 150 mmHg (0 – 20 kPa)
Maximaal bereik (Vte): 0 – 2,5 liter
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Volumecapnografie
141
Alarmfuncties
Afbeelding 5–7: Capnometrische alarmen
High EtCO2 (hoge EtCO2)
Geeft een alarm met lage prioriteit als de bewaakte EtCO2 deze instelling overschrijdt (zie voorgaande afbeelding).
Bereik: 6 tot 150 mmHg (0,8 – 20 kPa) of Uit
Resolutie: 1 mmHg (0,1 kPa)
Standaard: 60 mmHg (8 kPa)
Opmerking:
Het alarm High EtCO2 (hoge EtCO2) moet worden ingesteld op minstens 5 mmHg (0,7 kPa) boven de instelling voor het
alarm Low EtCO2 (lage EtCO2).
Low EtCO2 (lage EtCO2)
Geeft een alarm met lage prioriteit als de bewaakte EtCO2 de instelling niet overschrijdt (zie voorgaande afbeelding).
Bereik: 1 – 145 mmHg (0,1 – 19,3 kPa) of Uit
Resolutie: 1 mmHg (0,1 kPa)
Standaard: 30 mmHg (4 kPa)
Opmerking:
Het alarm Low EtCO2 (lage EtCO2) moet worden ingesteld op minstens 5 mmHg (0,7 kPa) onder de instelling voor het
alarm High EtCO2 (hoge EtCO2).
L2786-110 Rev. J
142
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Manoeuvres
Er kunnen nog meer fysiologische parameters (Vd/Vt phy, Vd phy, Vd alv, VA, OI en PF) worden berekend door tegelijk
met de metingen voor uitgeademde CO2 en volume de waarden voor PaCO2 en PAO2 te verkrijgen.
1.
Onmiddellijk vóór het afnemen van een arterieel bloedmonster drukt u op de knop Event (gebeurtenis) en selecteert u
Arterial Blood Gas (arterieel bloedgas).
Toets Event
(gebeurtenis)
Afbeelding 5–8: Toets Event (gebeurtenis)
Volume- en CO2-gegevens uit de vorige periode (ingestelde tijd voor gemiddelde VCO2) worden opgeslagen.
WAARSCHUWING
De status van het hart en de ademhaling van de patiënt moet stabiel zijn vóór het uitvoeren van de
capnografieberekeningen om zeker te zijn van de meest nauwkeurige resultaten.
Opmerking:
Als u geen gebeurtenis (Event) aanmaakt voor het arteriële bloedgas, worden er geen gegevens opgeslagen en kunnen
er geen berekeningen worden uitgevoerd.
2.
Na het analyseren van het arteriële monster drukt u op de knop Screens (schermen), selecteert u Maneuvers
(manoeuvres), en vervolgens Capnometry (capnometrie) om het scherm Capnometry Maneuver (capnografische
manoeuvre) te openen.
Dit scherm toont de gegevens uit de laatste vijf manoeuvres en omvat:
•
capnometrische gegevens in de digitale weergaven
•
capnogram
•
datum en tijd van de arteriële bloedgasgebeurtenis
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
capnografische gegevens
Volumecapnografie
capnogram
143
datum en tijd van de arteriële
bloedgasgebeurtenis
Afbeelding 5–9: Capnometry (capnometrie) in het scherm Maneuver (manoeuvre)
Als u het scherm Maneuvers (manoeuvres) sluit, gaan de digitale weergaven en de golfvorm terug naar de
oorspronkelijke instellingen.
3.
Voer met behulp van de dataknop de PAO2- en/of PaCO2-waarde in door het aanraken van de desbetreffende knop.
Invoerbereik PAO2: 0-750 mmHg
Invoerbereik PaCO2: 0-250 mmHg
Opmerking:
Als u alleen een PCO2-waarde invoert, worden de verhoudingen OI en P/F niet berekend. En als u alleen een PAO2waarde invoert, worden UITSLUITEND de verhoudingen OI en P/F berekend. Als u geen arteriële bloedgaswaarden
invoert of als u geen gebeurtenis voor arterieel bloedgas hebt aangemaakt, verschijnt er een dialoogvenster met een
waarschuwing.
4.
Na het invoeren van de arteriële bloedgaswaarden drukt u op Calculate (berekenen).
Het scherm geeft de berekende parameters weer.
5.
Controleer of de arteriële bloedgaswaarden correct zijn en druk op Accept (accepteren).
Als u een wijziging wilt aanbrengen, drukt u op Cancel (annuleren) en voert u de bloedgaswaarden opnieuw in. Na de
acceptatie worden de nieuwe berekeningen ingevuld op de laatste regel op het scherm Capnometry Maneuver
(capnometrische manoeuvres).
L2786-110 Rev. J
144
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Nulstelling van de CAPNOSTAT 5
De CAPNOSTAT 5 moet op nul worden gezet wanneer hij op de AVEA wordt aangesloten en de bewaking begint. Hij
moet ook op nul worden gezet om de sensor aan de optische kenmerken aan te passen wanneer u een ander type
luchtwegadapter (voor gebruik bij één patiënt of herbruikbaar) gaat gebruiken.
WAARSCHUWING
Als u de CAPNOSTAT 5 niet op nul zet is het mogelijk dat er onjuiste gegevens worden weergegeven. De
luchtwegadapter en CO2-sensor mogen tijdens de nulstelprocedure niet op het patiëntcircuit zijn aangesloten.
WAARSCHUWING
De luchtwegadapter en CO2-sensor mogen tijdens de nulstelprocedure niet op het patiëntcircuit zijn
aangesloten.
Opmerking:
De Capnostat moet op bedrijfstemperatuur zijn wanneer u hem op nul zet. Indien nodig wacht de AVEA maximaal
120 seconden zodat de sensor kan opwarmen. Terwijl de nulstelprocedure wordt uitgevoerd, zijn alle CO2-alarmen
uitgeschakeld. Het alarm wordt weer geactiveerd als de procedure voltooid is.
1.
Bevestig het uiteinde van de CO2 -sensorkabel op de aansluiting aan de onderkant van de AVEA UIM.
Afbeelding 5–10: Onderkant van de AVEA UIM
2.
Bevestig de CO2-sensor op de luchtwegadapter.
3.
Open Capnography Utilities (hulpprogramma's voor capnografie) door op de toets Screens (schermen) te drukken,
Utility (hulpprogramma) te selecteren en vervolgens het tabblad Monitoring (bewaking).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Volumecapnografie
145
Afbeelding 5–11: Bericht Nul CO2-sensor
4.
Controleer of de CO2-bewaking is geactiveerd.
5.
Druk op Zero CO2 (nulstellen CO2) en vervolgens op Continue (doorgaan).
6.
Als de sensor klaar is om op nul gezet te worden, wordt het bericht “Zeroing CO2 Sensor…” (CO2-sensor wordt op nul
gezet) weergegeven en begint de timer 30 seconden af te tellen.
Opmerking:
Als het bericht “CO2 Sensor not ready to zero…” (CO2-sensor niet gereed voor nulstelprocedure) wordt weergegeven na
het indrukken van Continue (doorgaan), begint de timer 120 seconden af te tellen. De sensor is niet gereed voor de
nulstelprocedure als hij niet op bedrijfstemperatuur is, als hij ademhalingen waarneemt, of als de sensor niet goed werkt.
Als de sensor klaar is om op nul gezet te worden, wordt het bericht “Zeroing CO2 Sensor...” (CO2-sensor wordt op nul
gezet) weergegeven en begint de timer 30 seconden af te tellen.
7.
Als de sensor op nul is gezet, wordt “Zero CO2 PASS” (nulstelprocedure CO2 voltooid) weergegeven.
Als de CO2-sensor het bericht Zero Failed (nulstelprocedure mislukt) verzendt, stopt de timer met aftellen en verschijnt
het bericht Zero CO2 FAIL (nulstelprocedure CO2 mislukt).
Als de timer nul bereikt zonder dat de CO2-sensor een bericht stuurt dat de nulstelprocedure is voltooid of mislukt, dan
verschijnt het bericht Zero CO2 TIMEOUT (tijd voor nulstelprocedure CO2 verstreken). Wij attenderen u erop dat in dit
geval het op nul zetten van de sensor daarna mogelijk gewoon doorgaat tot het voltooid is. Als dit gebeurt voordat de
knop Exit (afsluiten) is geactiveerd, wordt het bericht vervangen door respectievelijk Zero CO2 PASS (nulstelprocedure
CO2 voltooid) of Zero CO2 FAIL (nulstelprocedure CO2 mislukt).
8.
Druk op Exit (afsluiten) om het bericht af te sluiten.
Het is mogelijk om het pop-upvenster CO2 Zero (nulstelling CO2) te sluiten terwijl de nulstelprocedure wordt uitgevoerd,
zodat u toegang krijgt tot de andere functies van het beademingsapparaat. In dit geval kan de nulstelprocedure voltooid
worden of mislukken. In geval van mislukken verschijnt het alarmbericht CO2 Zero Required (nulstelling CO2 nodig).
Terwijl de CO2-nulstelprocedure wordt uitgevoerd, zijn alle CO2-alarmen uitgeschakeld. Na het voltooien van de
nulstelprocedure worden deze alarmen weer geactiveerd en worden ook alle CO2-monitors opnieuw opgestart.
L2786-110 Rev. J
146
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Nauwkeurigheid van de CAPNOSTAT 5 controleren
De nauwkeurigheid van de CAPNOSTAT 5-sensor moet elke twaalf maanden aan de hand van een kalibratiegas worden
gecontroleerd.
1.
Bevestig het uiteinde van de CO2 -sensorkabel op de aansluiting aan de onderkant van de AVEA UIM.
Afbeelding 5–12: Onderkant van de UIM
2.
Bevestig de CO2-sensor op de luchtwegadapter.
3.
Open Capnography Utilities (hulpprogramma's voor capnografie) door op de knop Screens (schermen) te drukken,
Utility (hulpprogramma) te selecteren en dan het tabblad Monitoring (bewaking).
Toets Screens
(schermen)
Afbeelding 5–13: Toets Screens (schermen)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Volumecapnografie
147
Het tabblad Monitoring
(bewaking)
Afbeelding 5–14: Tabblad Monitoring (bewaking) in het scherm Utility (hulpprogramma)
4.
Volg de procedure “Nulstelling van de CAPNOSTAT 5” op pagina 144. Druk op Continue (doorgaan) als de
procedure voltooid is.
5.
Druk op Calibration Check (kalibratiecontrole) en vervolgens op Continue (doorgaan).
6.
Stel de gastemperatuur in op dezelfde temperatuur als het kalibratiegas (meestal kamertemperatuur).
Afbeelding 5–15: Bericht CO2-kalibratie
L2786-110 Rev. J
148
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
7.
Bevestig een gereguleerd, stromend gasmengsel van 5% CO2 (± 0,03%) balansstikstof (N2) op de luchtwegadapter.
Stel de flowrate van het kalibratiegas in op 2 – 5 liter per minuut.
8.
Wacht 10 seconden zodat de waarde zich kan stabiliseren. De verwachte waarde is 5% ± 0,26%.
Opmerking:
Terwijl de kalibratiecontrole wordt uitgevoerd, zijn alle CO2-alarmen uitgeschakeld. Het alarm wordt weer geactiveerd als
de procedure voltooid is.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
149
Hoofdstuk 6: Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Nasale CPAP (nCPAP)
Overzicht
Nasale CPAP voor zuigelingen is een spontane ventilatiemodus. In deze modus wordt geen mechanische positieve druk
geleverd bij het inademen. Er zijn geen inademingsimpulsen nodig. Een patiënt ademt spontaan bij een verhoogde
basisdruk, het zogenaamde “nCPAP-niveau”.
Opmerking:
De Nasale CPAP-optie is alleen beschikbaar in het scherm Infant Mode Select (kies zuigelingenmodus).
Compatibiliteit van het circuit
AVEA nCPAP maakt standaard gebruik van circuits met twee slangen voor pasgeboren baby’s en van neusbuisjes voor
de patiëntinterface.
De volgende CPAP-neusbuisjes zijn goedgekeurd voor gebruik:

HUDSON nasale CPAP-canule voor zuigelingen: Maten 0 tot en met 4

INCA® nasale canule voor zuigelingen: Maten 7,5F, 9F, 10,5F, 12F, 15F

NEOTECH Binasal Airway: Maten 3,0 mm, 3,5 mm, 4,0 mm

ARGYLE® nasale canule voor zuigelingen: Maten Extra-small, Small, Large
Hudson RCI, Research Triangle NC
CooperSurgical, Inc., Trumbull CT
NEOTECH Products, Inc., Valencia CA
Sherwood Medical; St. Louis MO
Algemene specificaties
nCPAP-niveau
Bereik:
2 tot 10 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Standaard:
5 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O
nCPAP-stroom
De stroomafgifte wordt door software geregeld en is beperkt tot een maximum van 15 LPM.
Extra instellingen
Er zijn geen extra instellingen voor de primaire instellingen in Nasale CPAP.
Alarmen
Het scherm Alarminstellingen opent niet in Nasale CPAP.
L2786-110 Rev. J
150
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Bestaande machinealarmen en veiligheidssystemen worden in stand gehouden. Tijdens nCPAP-ondersteuning worden
bepaalde alarmen buiten werking gesteld.
Alarmen die tijdens nCPAP buiten werking worden gesteld
Tijdalarmen
Volumealarmen
Drukalarmen
Hoge frequentie
I-Tijdslimiet
I:E-limiet
Apnoe-interval
Hoog Ve
Hoog Vt
Laag Vte
Laag Ve
Volumelimiet
Hoge Ppeak
Ext hoog Peak-alarm
Lage PEEP
Lage Ppeak
Occlusie
Alarmen die tijdens nCPAP worden toegevoegd
Hoge nCPAP-druk
Wanneer de drempelwaarde van de nCPAP-druk gedurende meer dan 15 seconden wordt overschreden, wordt er een
audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd.
De alarmdrempel wordt automatisch bijgesteld nadat de controle-instelling is geaccepteerd.
Drempelwaarde: nCPAP-niveau verhogen met 3 cm H2O of tot de druklimiet
Lage nCPAP-druk
Wanneer de nCPAP-druk gedurende meer dan 15 seconden lager is dan de drempelwaarde, wordt er een audiovisueel
alarm met hoge prioriteit geactiveerd.
De alarmdrempel wordt automatisch bijgesteld nadat de controle-instelling is geaccepteerd.
Drempelwaarde: nCPAP-niveau verlagen met 2 cm H2O (indien nCPAP ≥ 3 cm H2O)
nCPAP-niveau verlagen met 1 cm H2O (indien nCPAP < 3 cm H2O)
nCPAP-druklimiet
Wanneer de nasale CPAP-druk 3 seconden lang hoger is dan 11 cm H2O wordt er een audiovisueel alarm met hoge
prioriteit geactiveerd. Nadat het alarm is geactiveerd wordt de veiligheidsklep geopend zodat de druk gelijk wordt aan de
omgevingsdruk. Het alarm wordt gedeactiveerd en de veiligheidsklep gesloten wanneer de nCPAP-druk lager is dan
4,5 cm H2O.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
151
Nasale CPAP starten
1. Om de nasale CPAP te starten drukt u op de membraanknop Modes (modi) op de UIM of raakt u het gedeelte van het
scherm aan voor Current Mode Display (huidige modusweergave). Het vak Mode Select (kies modus) geeft weer:
Afbeelding 6-1: Kiezen modus
2. Raak Nasal CPAP (nasale CPAP) aan. Het volgende bericht verschijnt:
Afbeelding 6-2: Bericht Kalibratie vereist
3. Maak het nasale-CPAP-apparaat los van de patiënt en koppel de expiratoire slang van het circuit los bij het Y-stuk aan de
kant van de patiënt. (Zie Afbeelding 6–3.)
hier loskoppelen
om te testen
Afbeelding 6–3: Loskoppelen kalibratiepunt
Koppel het nasale-CPAP-apparaat niet los bij het Y-stuk en laat de buisjes open zodat de omgevingsdruk gehandhaafd blijft.
L2786-110 Rev. J
152
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
4. Raak Continue (doorgaan) aan. Het volgende bericht verschijnt:
Afbeelding 6–4: Bericht Kalibratievoortgang
Als de kalibratie met succes is afgerond, verschijnt het volgende bericht:
Afbeelding 6–5: Scherm Kalibratie met succes afgerond
Opmerking:
Als de kalibratietest mislukt, controleer dan:

of de patiënt was losgekoppeld tijdens de kalibratie;

of de verbindingen van het circuit hecht zijn;

of het circuit tijdens de kalibratie niet heeft bewogen;

of de buisjes tijdens de test open zijn;
 of de expiratoire slang van het circuit was losgekoppeld voordat de kalibratie in gang werd gezet.
Als kalibratie nog steeds mislukt nadat u alle bovenstaande voorwaarden heeft gecontroleerd, dient u het gebruik van
het beademingssysteem te staken en moet het beademingssysteem worden gecontroleerd door een bevoegd technicus.
5. Sluit de expiratoire slang van het circuit weer aan op het Y-stuk aan de kant van de patiënt.
6. Sluit het nasale-CPAP-apparaat aan op de patiënt en raak Continue (doorgaan) aan. De patiënt wordt in het begin
ondersteund met een standaardwaarde van 2 cm H2O constante positieve druk in de luchtwegen.
7. Stel het voorgeschreven niveau voor nCPAP-druk en/of FIO2 als volgt in: raak het primaire bedieningselement aan;
draai de Data Dial totdat de gewenste waarde wordt weergegeven; raak nogmaals het primaire bedieningselement
aan om de nieuwe instelling in werking te stellen. Dit laatste kunt u ook doen door de membraantoets ACCEPT
(accepteren) naast de Data Dial aan te raken.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Opmerking:
De alarmdrempels voor te lage nasale CPAP-druk en te hoge nasale CPAP-druk worden automatisch bijgesteld
wanneer een nieuwe waarde wordt geaccepteerd in het primaire bedieningselement voor nCPAP.
Afbeelding 6–6: Primaire bedieningselementen en alarmdrempelindicators voor nCPAP
LET OP
Tijdens nCPAP is de Apnoe-ondersteuning uitgeschakeld.
De AVEA geeft tijdens de nCPAP-toediening continu het volgende bericht weer:
Afbeelding 6–7: Waarschuwingsbericht
Controlemetingen
Bij nasale CPAP worden alle actieve controlemetingen onderbroken, behalve:

Druk luchtinlaat (luchtinlaat)

Zuurstofinlaat (O2-inlaat)

Controlemeting samenstelling gasmengsel (FIO2)

Lekpercentage
De volgende controlemetingen zijn toegevoegd voor nasale CPAP:


nCPAP-niveau (gemiddelde druk in de luchtwegen)
Bereik:
0 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid:
± 3,5% van de weergegeven waarde of ± 2 cm H2O (de grootste waarde geldt)
CPAP-stroom (gemiddelde inademingsstroom)
Bereik:
0-300 LPM
Resolutie:
0,1 LPM
Nauwkeurigheid:
± 10%
L2786-110 Rev. J
153
154
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Grafische gegevens
Alle bestaande golven worden in stand gehouden, behalve die voor volume (Vt), die kan worden geselecteerd zonder
functionaliteit, terwijl de knop voor lusselectie wordt gedeactiveerd.
Weergegeven golven

Netto stroom (stroom)
Bereik:
Minimum:
-2 tot +2 LPM
Maximum:
-300 tot +300 LPM
Standaard: -40 tot +40 LPM

Inademingsstroom / CPAP-stroom (Finsp)
Bereik:
Minimum:
-2 tot +2 LPM
Maximum:
-300 tot +300 LPM
Standaard: -20 tot +20 LPM


Uitademingsstroom (Fexp)
Minimum:
-2 tot +2 LPM
Maximum:
-300 tot +300 LPM
Druk in de luchtwegen/CPAP-niveau (Paw)
Minimum:
-1 tot +2 cm H2O
Maximum:
-60 tot +120 cm H2O
Standaard: -20 tot +40 cm H2O

Inademingsdruk (PINSP)
Minimum:
-1 tot +2 cm H2O
Maximum:
-60 tot +120 cm H2O
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
155
Intermitterende verplichte beademing via de neus (nIMV)
Nasale CPAP is een spontane-beademingsmodus. In deze modus wordt geen mechanische positieve drukgestuurde
beademing afgegeven.
Nasale IMV is een tijdgetriggerde en tijdgestuurde modus van drukgeregelde beademing die via neusbuisjes wordt
afgegeven. Dit is een verbetering van de nasale-CPAP-modus. Als een frequentie hoger dan nul wordt ingesteld,
worden tijdgetriggerde, tijdgestuurde verplichte beademingen afgegeven. Elke ademhaling bestaat uit een inspiratiefase
(waarin de afgegeven druk wordt verhoogd van basislijn [PEEP] tot PEEP + inspiratiedruk) en een expiratiefase (waarin
de afgegeven druk weer terugkeert naar de PEEP).
Nasale IMV ademhalingen zijn:
•
Drukgestuurd
•
Drukbegrensd
•
Tijdgestuurd
Opmerking:
Nasale CPAP/IMV is alleen beschikbaar in de instelling voor pasgeborenen.
Compatibiliteit van het circuit
Voor deze modus wordt standaard gebruikgemaakt van tweetakkige circuits voor pasgeborenen/zuigelingen en van
neusbuisjes voor de patiëntinterface.
De volgende CPAP-neusbuisjes zijn goedgekeurd voor gebruik:
•
HUDSON CPAP-neuscanule voor zuigelingen: Maat 0 t/m 4
Hudson RCI, Research Triangle NC
•
INCA®-neuscanule voor zuigelingen: Maat 7,5F, 9F, 10.5F, 12F, 15F
CooperSurgical, Inc., Trumbull CONN
•
NEOTECH Binasal Airway: Maat 3,0 mm, 3,5 mm, 4,0 mm
NEOTECH Products, Inc., Valencia CA
•
ARGYLE®-neuscanule voor zuigelingen: Maat Extra-small, Small, Large
Sherwood Medical; St. Louis MO
Algemene specificaties
nCPAP-niveau
Bereik: 2 tot 10 cmH2O
Resolutie: 1 cmH2O
Standaard: 5 cmH2O
Nauwkeurigheid: ±2 cmH2O
L2786-110 Rev. J
156
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Inspiratoire druk
Bereik: 0 tot 30 cmH2O
Resolutie: 1 cmH2O
Standaard: 5 cmH2O
Nauwkeurigheid: ±2 cmH2O
Inspiratoire stijging
Bereik: 1 tot 9
(relatieve regeling waarbij 1 ‘snel’ en 9 ‘langzaam’ is)
Standaard: 5
Opmerking:
De inspiratoire stijgtijd is uitsluitend beschikbaar wanneer de snelheid is ingesteld.
Inspiratietijd
Bereik: 0,15 tot 3,0 seconden
Standaard: 0,35 seconde
Snelheid
Bereik: Uit, 1 tot 80 s/min
Standaard: Uit (alleen nCPAP)
nCPAP-flow
De flowafgifte wordt door software geregeld en is beperkt tot een maximum van 15 lpm.
Extra instellingen
Opmerking:
Er zijn geen geavanceerde instellingen voor de primaire instellingen wanneer de snelheid op Uit is ingesteld.
Alarmsignalen
Opmerking:
Het venster Alarm Settings (Alarminstellingen) is in deze modus niet beschikbaar wanneer de snelheid is uitgezet.
Bestaande machinealarmen en veiligheidssystemen worden in stand gehouden. Tijdens nCPAP-ondersteuning
met de snelheid uitgezet worden bepaalde alarmen uitgesteld.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Alarmen die worden uitgesteld tijdens nCPAP met snelheid uitgezet
Tijdalarmen
High Rate
I-Time Limit
I:E Limit
Apnea Interval
Volumealarmen
High Ve
High Vt
Low Vte
Low Ve
Volume Limit
Drukalarmen
High Ppeak
Exit High Peak
Low PEEP
Low Ppeak
Occlusion
Lage Ppeak
Bereik: 1 – 40 cmH2O (instelling voor pasgeborenen -nCPAP / IMV)
Standaard: 7 cmH2O
Opmerking:
Niet beschikbaar in nasale CPAP-modus tenzij de snelheid is ingesteld op een of hoger.
De veranderingen in de alarmdrempelinstelling tijdens nCPAP/IMV worden niet bewaard voor andere
beademingsfuncties na het afsluiten van de nasale CPAP-modus.
Hoge Ppeak
Bereik: 2 – 45 cmH2O (instelling voor pasgeborenen -nCPAP / IMV)
Standaard: 20 cmH2O
Opmerking:
Niet beschikbaar in nasale CPAP-modus tenzij de snelheid is ingesteld op een of hoger.
De veranderingen in de alarmdrempelinstelling tijdens nCPAP/IMV worden niet bewaard voor andere
beademingsfuncties na het afsluiten van de nasale CPAP-modus.
L2786-110 Rev. J
157
158
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
nCPAP/IMV Disconnect Sensitivity (gevoeligheid voor loskoppelen)
In nCPAP/IMV is de loskoppeling van het patiëntcircuit gebaseerd op de typering van de neusbuisjes, uitgevoerd tijdens
de typering van het nCPAP-ademhalingscircuit.
In nCPAP/IMV is het alarm CIRCUIT DISCONNECT (loskoppeling circuit) gebaseerd op de flowlekkage tijdens expiratie
(periode van basisdruk). De circuittypering verschaft een waarde voor de flowlekkage met de buisjes uit de neus
verwijderd. Er wordt een alarm geïndiceerd als de flowlekkage groter is dan een door de gebruiker ingesteld percentage
van deze getypeerde flowlekkage. Dit alarm slaat aan binnen 15 seconden na de loskoppeling.
Bereik: 20 – 95%
Resolutie: 5%
Standaard: 95%
De instellingsbanner voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) verschijnt in de berichtenbalk. De
huidige gemeten lekkage wordt links op de banner weergegeven en de instelling voor Disconnect Sensitivity
(Gevoeligheid voor loskoppelen) wordt rechts weergegeven. De achtergrondkleuren illustreren de lekkage in blauw ten
opzichte van de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen).
Let na voltooiing van de typeringsprocedure voor nasale CPAP/IMV op het gemeten lekpercentage. Stel, terwijl de
neusbuisjes nog niet zijn aangesloten, de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) in onder
het gemeten lekpercentage. Dit zal helpen bij detectie van een correcte ontkoppeling, vooral bij gebruik van kleine buisjes.
Opmerking:
Het alarm Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) is uitsluitend beschikbaar als de snelheid is ingesteld
op een of hoger.
Als de gemeten lekkage binnen 5% van de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) ligt,
wordt de gemeten lekkagewaarde in ROOD weergegeven waardoor de operator wordt gewaarschuwd voor een
komend alarm.
Wanneer het alarm Circuit Disconnect (Loskoppelen circuit) is geactiveerd, wordt het lekkageniveau op de achtergrond van
de banner voor de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) in ROOD weergegeven boven de
instelling voor het alarm Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) tot de alarmsituatie is verholpen.
Opmerking:
De meting Leak % (lekpercentage) is niet beschikbaar in nCPAP/nIMV.
WAARSCHUWING!
Onder bepaalde omstandigheden, zoals kleine neusbuisjes en/of een hoge ademhalingssnelheid, kan het
gebeuren dat het alarm Circuit Disconnect (loskoppeling circuit) niet onderkent dat de neusbuisjes uit de
neusgaten zijn gekomen tijdens nCPAP of nIMV. Zorg dat de juiste fysiologische bewaking wordt gebruikt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
159
Hoge nCPAP-druk
Wanneer de nCPAP-druk langer dan 15 seconden hoger is dan de drempelwaarde voor de hoge beademingsdruk, wordt
er een audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd.
Drempelwaarde: Ingesteld CPAP-niveau +3 cmH2O
Tolerantie: ±0,5 cmH2O
Opmerking:
De drempel wordt automatisch bijgewerkt bij aanvaarding van een verandering in de nCPAP-regelinstelling.
Lage nCPAP-druk
Wanneer de nCPAP-druk langer dan 15 seconden lager is dan de drempelwaarde voor lage beademingsdruk, wordt er
een audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd.
Drempelwaarde: Ingesteld nCPAP-niveau - 2 cmH2O (indien ingestelde nCPAP ≥ 3 cmH 2O)
Ingesteld nCPAP-niveau - 1 cmH2O (indien ingestelde nCPAP < 3 cmH2O)
Tolerantie:
±0,5 cmH2O
Opmerking:
De drempel wordt automatisch bijgewerkt bij aanvaarding van een verandering in de nCPAP-regelinstelling.
nCPAP-druklimiet
Een audiovisueel alarm met hoge prioriteit wordt geactiveerd zodra de nCPAP-druk gedurende 3 seconden hoger is dan
de limiet voor de beademingsdruk. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de nCPAP-druk onder 4,5 cmH2O daalt.
Druklimiet: 11 cmH2O (alleen nCPAP, snelheid uitgeschakeld)
Ingesteld CPAP-niveau + inspiratoire druk + 3 cmH2O (nCPAP/IMV, snelheid niet nul)
Tolerantie: + 0,5 cmH2O
L2786-110 Rev. J
160
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Nasale CPAP/NIMV starten
1. Om de nasale CPAP te starten selecteert u de membraanknop Modes (Modi) op de UIM of raakt u het gedeelte van
het scherm aan voor Current Mode Display (Huidige modusweergave). Het dialoogvenster Mode Select
(Modusselectie) verschijnt.
2.
Selecteer Nasale CPAP/nIMV. Het volgende bericht verschijnt.
3.
Maak het nasale-CPAP-apparaat los van de patiënt en koppel de uitademingstak van het circuit los bij het Y-stuk
aan de patiëntzijde.
hier loskoppelen
om te testen
Koppel het nasale-CPAP-apparaat niet los bij het Y-stuk en laat de buisjes open zodat de omgevingsdruk
gehandhaafd blijft.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
4.
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
161
Raak Continue (Doorgaan) aan; het volgende bericht verschijnt.
Als de kalibratie is gelukt, verschijnt het volgende bericht.
Opmerking:
Als de kalibratietest mislukt, controleer dan:

of de patiënt was losgekoppeld tijdens de kalibratie;
•
of de verbindingen van het circuit hecht zijn;
•
of het circuit tijdens de kalibratie niet heeft bewogen;
•
of de buisjes tijdens de test open zijn;
• of de uitademingstak van het circuit was losgekoppeld voordat de kalibratie in gang werd gezet.
Als kalibratie nog steeds mislukt nadat u alle bovenstaande voorwaarden heeft gecontroleerd, dient u het gebruik van de
ventilator te staken en moet de ventilator worden gecontroleerd door een bevoegd technicus.
5.
Laat de patiënt ontkoppeld en sluit de uitademingstak van het circuit weer aan op het Y-stuk aan de kant van
de patiënt.
L2786-110 Rev. J
162
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
6.
Selecteer Continue (Doorgaan); het volgende bericht verschijnt.
7.
Als de kalibratie is gelukt, verschijnt het volgende bericht.
8.
Selecteer Continue (Doorgaan).
9.
Stel het voorgeschreven niveau voor nCPAP-druk en/of FIO2 als volgt in: raak de primaire regelaar aan; draai de
Data Dial totdat de gewenste waarde wordt weergegeven; raak nogmaals de primaire regelaar aan om de nieuwe
instelling in werking te stellen. Dit laatste kunt u ook doen door de membraantoets ACCEPT (Accepteren) naast de
Data Dial aan te raken. Als NIMV is voorgeschreven, stelt u ook het geadviseerde niveau in voor Inspiratory
Pressure (Inspiratoire druk), Inspiratory Time (Inademingsduur) en Rate (Snelheid).
10. Sluit het hulpmiddel voor nasale CPAP aan op de patiënt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
163
Bewakingsfuncties
Bij nasale CPAP worden alle actieve controlemetingen onderbroken, behalve:
•
Druk luchtinlaat (Luchtinlaat)
•
Zuurstofinlaat (O2-inlaat)
•
Controlemeting samenstelling gasmengsel (FIO2)
De volgende metingen zijn uitsluitend beschikbaar als de snelheid is ingesteld op een of hoger:
•
Totale ademhalingssnelheid
•
Verplichte beademingsfrequentie
•
Inspiratietijd
•
Expiratietijd
•
I:E-verhouding
•
Inspiratiepiekdruk
•
Gemiddelde beademingsdruk
•
PEEP
Specifieke metingen voor nasale CPAP
In nCPAP/IMV en wanneer een snelheid van een of hoger is ingesteld, wordt het nCPAP-niveau uitsluitend berekend
over de periodes waarin de reguleringsdruk gelijk is aan de nCPAP-instelling (expiratie, na het einde van de drukdaling
als beslissende factor bepaald door de inspiratoire stijgtijdregulering).
•
nCPAP-niveau
Bereik: 0 tot 120 cmH2O
Resolutie: 1 cmH2O
Nauwkeurigheid: ±3,5% van gemeten waarde of ±2 cmH2O, welke het hoogste is
•
CPAP-flow stroom (gemiddelde inspiratoire flow)
Bereik: 0–300 LPM
Resolutie: 0,1 LPM
Nauwkeurigheid: ±10%
L2786-110 Rev. J
164
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Grafische gegevens
Alle bestaande golfvormen blijven bewaard, behalve de golfvorm voor volume (Vt). De volumegolfvorm kan worden
geselecteerd zonder functionaliteit, en de knop voor lusselectie is dan uitgeschakeld.
Weergegeven golfvormen
•
Netto flow (Flow)
Bereik:
Minimum: -2 tot +2 LPM
Maximum: -300 tot +300 LPM
Standaard: -40 tot +40 LPM
•
Inademingsflow/CPAP-flow (Finsp)
Bereik:
Minimum: -2 tot +2 LPM
Maximum: -300 tot +300 LPM
Standaard: -20 tot +20 LPM
•
Uitademingsflow (Fexp)
Minimum: -2 tot +2 LPM
Maximum: -300 tot +300 LPM
•
Beademingsdruk/CPAP-niveau (Paw)
Minimum: -1 tot +2 cmH2O
Maximum: -60 tot +120 cmH2O
Standaard: -20 tot +40 cmH2O
•
Inspiratoire druk (PINSP)
Minimum: -1 tot +2 cmH2O
Maximum: -60 tot +120 cmH2O
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Berichten
Tekst AVEA®-berichtenbalk
Oorzaak
Characterization is Required in Nasal CPAP. (Nasale
CPAP vereist typering.)
Toets Mode (modus) ingedrukt terwijl CPAP-typering
wordt uitgevoerd.
No Advanced Settings in Nasal CPAP. (Geen
geavanceerde instellingen in nasale CPAP.)
De knop Scherm Extra instellingen was ingedrukt met de
Ademhalingssnelheid uitgeschakeld.
No Alarm Limits in Nasal CPAP. (Geen alarmlimieten
in nasale CPAP.)
De knop Scherm Alarmlimieten was ingedrukt met de
Ademhalingssnelheid uitgeschakeld.
No Manual Breath in Nasal CPAP. (Geen
handbeademing in nasale CPAP.)
De knop Manual Breath (handbeademing) was ingedrukt.
Nasal CPAP / IMV mode: I:E ratio not in range.
(Modus nasale CPAP/IMV: verh. I:E buiten bereik.)
I:E-verhouding overschrijdt I:E-verhoudingslimiet. Deze
instelling wordt niet geaccepteerd.
No Proximal Flow Sensing in nCPAP. (Geen
registratie proximale flow in nCPAP.)
Bij de waarneming van een proximale-flowsensor in
nasale-CPAP-modus.
Probleemoplossing
Alarm
Prioriteit
Mogelijke oorzaken
Te ondernemen actie
NCPAP-druklimiet
Hoog
Verstopping van de uitademingstak
van het patiëntcircuit
Verstopt expiratiefilter
Controleer de uitademingstak op
knikken en water
Vervang het expiratiefilter
Lage NCPAP-druk
Hoog
Loskoppeling circuit
Lekkage in het circuit
Lek in de patiëntinterface
Controleer het circuit
Controleer de neusbuisjes
Hoge NCPAP-druk
Hoog
Verstopping in het patiëntcircuit
Water in het circuit
Interactie met de patiënt
Controleer het patiëntcircuit
Controleer de neusbuisjes
LAGE PPEAK
Hoog
Gedeeltelijke of volledige
loskoppeling
Lekkage in het circuit
Lek in de patiëntinterface
Controleer het patiëntcircuit
Controleer de neusbuisjes
HOGE PPEAK
Hoog
Gedeeltelijke of volledige
verstopping van circuit
Water in het circuit
Patiënt hoest/niest
Controleer het patiëntcircuit
Controleer de neusbuisjes
Loskoppeling circuit
Hoog
Loskoppeling patiëntcircuit
Controleer het patiëntcircuit
L2786-110 Rev. J
165
166
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
167
Hoofdstuk 7: Alarmen en lampjes
Statuslampjes
De ventilator heeft de volgende statuslampjes.
Compressor actief
Als de interne compressor actief is wordt het hier afgebeelde pictogram Compressor actief weergegeven onderin het
touchscreen. Er klinkt geen pieptoon.
Heliox-voorziening aangesloten
Als heliox-gas is aangesloten, wordt dit groene pictogram rechts onderin het touchscreen weergegeven.
Netspanning/accu
Er bevinden zich statuslampjes op het voorpaneel van het beademingsapparaat voor de netspannning, de interne
batterij en de externe accu (Afbeelding 7–1).
De volgorde waarin de stroomvoorzieningen door het beademingsapparaat worden gebruikt, is:
•
hoofdstroomvoorziening
•
externe accu (indien geïnstalleerd)
•
interne batterij
Statuslampje Aan
Het groene Aan-lampje gaat branden als de stroomschakelaar aan ( I ) staat en er stroom wordt geleverd door een van
de beschikbare stroomvoorzieningen (netspanning, interne batterij, externe accu).
Op het statuslampje van de batterij/accu als de interne batterij of de externe accu wordt gebruikt, gaat een
batterijpictogram knipperen in de rechter onderhoek van het display.
Statuslampje netspanning
De groene netspanningindicator (AC) gaat aan als het beademingsapparaat op de netspanning is aangesloten.
De indicator geeft aan of de stroomschakelaar op Aan ( I ) of Uit (O) staat.
Statuslampje batterij/accu in gebruik
Als het apparaat op batterij- of accuvermogen werkt (de interne batterij of de externe accu) verschijnt er een geel
knipperend statuslampje in de rechter onderhoek van het LCD scherm.
Statuslampje externe accu
Het statuslampje EXT boven de statuslampjes voor de batterij of accu gaat aan als de externe accu de primaire
stroomvoorziening voor het beademingsapparaat is.
L2786-110 Rev. J
168
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
Statuslampje interne batterij
Het statuslampje INT boven de statuslampjes voor de batterij of accu gaat aan als de interne batterij de primaire
stroomvoorziening voor het beademingsapparaat is.
Statuslampje batterij/accu
Het statuslampje voor de batterij of de accu in Afbeelding 7-1 voor de INTerne batterij of de optionele EXTerne accu licht
op afhankelijk van de nog beschikbare lading in de batterij/accu.
Opmerking:
Als het beademingsapparaat op een stopcontact is aangesloten en er geen statuslampje brandt voor de interne batterij
of de optionele externe accu (indien aanwezig), moeten de batterij en de accu worden gecontroleerd en/of vervangen.
De vervanging van de interne batterij mag uitsluitend worden uitgevoerd door een daartoe opgeleide technicus van
CareFusion.
LED-indicator
Interne batterij (NiMH)
Externe accu (SLA)
GROEN
Ten minste 90% lading resterend
Ten minste 80% lading resterend
GEEL
Tussen 30% en 90% lading resterend
Tussen 20% en 80% lading resterend
ROOD
Minder dan 30% lading resterend
Minder dan 20% lading resterend
Opmerking:
Als er nog voor ongeveer 2 minuten batterij/acculading aanwezig is, start het beademingsapparaat een alarm dat u niet
kunt uitzetten. Het beademingsapparaat moet onmiddellijk worden aangesloten op een geschikte
wisselstroomvoorziening.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
169
Statuslampje
wisselstroom
Groen
Geel
Rood
Afbeelding 7–1: Display op voorpaneel. Model Comprehensive afgebeeld
Berichten
De AVEA geeft berichten op twee verschillende manieren weer.
•
In een pop-up berichtenvenster
•
In de berichtenbalk rechtsonderin het touchscreen
Waarschuwingsberichten die door de gebruiker bevestigd moeten worden, verschijnen in een pop-up berichtenvenster
met een knop OK of Continue (doorgaan). Als u op de bevestigingsknop drukt, verdwijnt het bericht en vervolgt het
beademingsapparaat de normale functies.
Pop-up waarschuwingsberichten
Bij deze berichten moet u op een knop drukken om het pop-up vak te wissen.
•
Can’t change Mode to APRV / BiPhasic when ILV is active (kan de modus niet naar APRV veranderen als
ILV actief is).
•
Can’t set Pres Low higher than Pres High (kan de lage druk niet hoger instellen dan de hoge druk).
•
Can’t set Pres High lower than Pres Low (kan de hoge druk niet lager instellen dan de lage druk).
•
Stored Settings and Configuration Data lost (dataverlies van opgeslagen instellingen en configuratie).
•
Settings restored to defaults (instellingen teruggezet naar standaard). Check Barometric Pressure
setting (controleren barometerdrukstand instellingen).
L2786-110 Rev. J
170
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
•
Stored Settings lost (dataverlies opgeslagen instellingen). Settings restored to defaults (instellingen
teruggezet naar standaard).
•
Stored Configuration Data lost (dataverlies van opgeslagen configuratie). Check Barometric Pressure
setting (controleren barometerdrukinstelling).
•
Can’t change size to PED or ADULT when mode is TCPL (kan gedurende TCPL niet veranderen naar
PED of Volw).
•
Can’t change size to NEO when Mode is PRVC (kan gedurende PRVC niet naar NEO veranderen).
•
Can’t change size to NEO when Mode is APRV / BiPhasic (kan gedurende APRV/bifasisch niet naar NEO
veranderen).
•
Can’t change patient size when Machine Volume is active (kan de modus niet naar APRV veranderen als
machinevolume actief is).
•
ILV is not available when Mode is APRV / BiPhasic (ILV is gedurende APRV/ bifasisch niet beschikbaar).
•
Can’t disable O2 Alarms when Heliox is in use (kan O2 alarmen niet uitschakelen als heliox wordt
gebruikt).
•
Ppeak > 90cm H2 O
•
Barometric pressure calibration invalid (Kalibratie barometrische druk ongeldig). Bel een onderhoudsvertegenwoordiger. Met 760 mmHg.
Berichtenbalk
Berichten waarvoor geen bevestiging of respons nodig is, verschijnen in de berichtenbalk rechtsonderin het touchscreen.
In Appendix F vindt u een complete lijst met de tekst en uitleg van de berichten die in de berichtenbalk verschijnen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
171
Alarmen
Alarmcategorieën
De alarmen van het AVEA beademingsapparaat zijn in drie categorieën ingedeeld:
Hoge prioriteit (waarschuwing)
Deze alarmcategorie vereist onmiddellijke actie. Bij alarmen met hoge prioriteit is het alarmlichtje ROOD en knippert het
alarmpictogram met een frequentie van 2 Hz (snel). Een alarm van hoge prioriteit laat een serie van vijf tonen horen,
drie lage en twee hoge, herhaald met intervallen van 6 seconden.
Gemiddelde prioriteit (let op)
Bij alarmen met gemiddelde prioriteit is het alarmlichtje geel en knippert het alarmpictogram met een frequentie van
½ Hz (langzaam). Een alarm van gemiddelde prioriteit laat drie tonen horen, allemaal van dezelfde hoogte, herhaald
met intervallen van 20 seconden.
Lage prioriteit (advies)
Bij alarmen van lage prioriteit (of adviezen) is het alarmlichtje geel en knippert het alarmpictogram niet.
Een alarm van lage prioriteit laat een enkele toon horen, die niet wordt herhaald.
Er zijn alarmlichtjes voor alle categorieën alarmen. Er verschijnt een bericht in de balk rechts boven op het touchscreen.
Het alarmpictogram knippert tot de oorzaak van het alarm niet meer bestaat. Opgeloste alarmen met een hoge en
gemiddelde prioriteit worden weergegeven als een niet knipperrend geel lampje zonder pictogram totdat er op de
alarmresetknop wordt gedrukt. (Zie voor alarmberichten Tabel 7-1 op bladzijde 179).
Er kunnen tegelijkertijd meerdere alarmen worden weergegeven. Als er 2 of meer alarmen actief zijn, verschijnt er een
witte driehoek rechts van het alarmlichtje/bericht. Als u het scherm boven de driehoek aanraakt, gaat er een
meerkeuzevenster open dat maximaal negen alarmberichten weergeeft. Als er meer dan negen actieve of verholpen
alarmen voor weergave beschikbaar zijn, worden de negen alarmen met de hoogste prioriteit weergegeven.
Om het meerkeuzevenster af te sluiten en slechts één alarmbericht weer te geven, raakt u de driehoek weer aan.
Alarmberichten krijgen een prioriteit in volgorde van optreden, en het alarm met de hoogste prioriteit wordt altijd
weergegeven op de hoogste plaats in de weergave van de alarmlichtjes.
Het alarmlichtje is groen, knippert niet en geeft geen bericht weer als er geen alarmen actief zijn.
Backup-alarm (advies)
Er klinkt een ononderbroken alarmtoon als het apparaat uitvalt en de elektronica van het backup-alarm detecteert dat het
primaire alarm niet werkt.
L2786-110 Rev. J
172
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
Alarmbediening
Instellen alarmgrens
Voor het instellen van de grenzen voor elk alarm, drukt u op de rode
membraanknop Alarmgrenzen rechts op het gebruikersinterface die
aangegeven wordt met het hier afgebeelde pictogram.
Het scherm Alarm Limits (alarmgrenzen) verschijnt (zie Afbeelding 7–2). U stelt de grenzen voor een alarm in door op
het touchscreen de betreffende alarmaanduiding aan te raken. De aanduiding op het scherm wordt gemarkeerd (krijgt
een andere kleur).
Afbeelding 7–2: Het scherm Alarm Limits (alarmgrenzen)
Afbeelding 7–3: Regelknop en toetsen Accept (accepteren)/Cancel (annuleren)
Draai, terwijl de aanduiding is geselecteerd, aan de grote dataknop onder het touchscreen tot het alarm de gewenste
waarde heeft. Bevestig de nieuwe instelling door op de aanduiding op het touchscreen nogmaals aan te raken of door op
de knop ACCEPT (accepteren) te drukken.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
173
Opmerking:
Rode lampjes die op de primaire aanduidingen verschijnen geven de relatieve alarminstellingen van het ermee
geassocieerde alarm aan.
Alarm onderdrukken
U kunt het geluidsalarm gedurende 2 minuten ± 1 seconde uitschakelen door op de knop Alarm Silence (alarm uitzetten)
te drukken. Als u weer op de knop Alarm Silence (alarm uitzetten) drukt voordat de 2 minuten om zijn, wordt het alarm
weer aangezet. Deze voorziening werkt bij alle alarmen, met uitzondering van het alarm VENT INOP (apparaat werkt
niet), dat niet kan worden onderdrukt.
Opmerking:
De activering van de knop voor het uitzetten van het geluidsalarm voorkomt niet dat er vervolgens geluidsalarmen voor
bepaalde alarmsituaties actief worden.
Alarm resetten
Met de alarmresetknop schakelt u de alarmlichtjes uit voor de alarmen die niet actief meer zijn.
Alarmsoorten
Machinealarmen
Veiligheidsklep open
Dit is een geluidsalarm/alarmlichtje met hoge prioriteit. SAFETY VALVE OPEN (veiligheidsklep open) wordt
weergegeven en er klinkt een alarmtoon met hoge prioriteit zodra de veiligheidsklep open staat.
Het beademingsapparaat werkt niet
Dit is een geluidsalarm/alarmlichtje met hoge prioriteit. VENT INOP (apparaat werkt niet) wordt weergegeven als het
beademingsapparaat onbruikbaar wordt door een onherstelbare situatie, bijvoorbeeld stroomuitval of uitval van
gastoevoer. Er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit. Het veiligheidsventiel gaat open, aangegeven door het
alarmbericht SAFETY VALVE OPEN en de patiënt kan omgevingslucht inademen.
Opmerking:
PEEP wordt niet gehandhaafd tijdens de alarmsituaties VENT INOP (apparaat werkt niet) of SAFETY VALVE OPEN
(veiligheidsklep open). Als de veiligheidsklep van het beademingsapparaat open staat, geeft de grafische afbeelding van
het beademingsapparaat een veiligheidssituatie aan door de kleur paars weer te geven.
Geen beademing
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. NOT VENTILATING (levert geen beademing) wordt weergegeven
als de interne druk van het gemengd systeem langer dan 12 seconden lager is dan 1 psi. De vertraging op dit alarm
maakt een tijdelijke drukdaling mogelijk vanwege een hoge patiëntvraag. Dit alarm wordt geactiveerd zodra er storing
optreedt bij een onderdeel waardoor er geen beademing plaatsvindt. Deze systeemdruk zorgt er normaal gesproken
voor dat de veiligheidsklep gesloten blijft; daarom zou de veiligheidsklep open moeten staan als er op deze locatie geen
systeemdruk zou zijn die de veiligheidsklep anders gesloten zou houden. Dit alarm verschilt van het alarm “Safety Valve
Open” (veiligheidsklep open) omdat de software er niet voor zorgt dat de veiligheidsklep open gaat en de software de
fysieke toestand van de veiligheidsklep niet kan vaststellen. Het betreft hier uitsluitend een plaatselijk alarm, dat niet via
L2786-110 Rev. J
174
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
een communicatieprotocol wordt verzonden. De overige alarmen horen echter altijd actief te zijn en verzonden te worden;
het primaire doel van dit nieuwe alarmbericht is om duidelijkheid te verschaffen en om een onderscheid te maken met
“Circuit Disconnect” (loskoppeling circuit) om de gebruiker te waarschuwen voor een mogelijke storing van de machine.
Als eerste behoort de gebruiker een persgasbron te controleren. Als het bericht “Not Ventilating” (levert geen beademing)
verschijnt zonder dat dit vergezeld gaat van het alarm “Loss of Gas” (gasverlies), dan moet het apparaat buiten gebruik
worden gesteld.
Koelventilator defect
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met lage prioriteit. FAN FAILURE (defecte ventilator) wordt weergegeven en de lage
prioriteitstoon klinkt elke keer als de circulerende ventilator op de achterkant van de beademingsapparaatbehuizing stopt
met draaien.
Loskoppeling circuit alarm
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. Het beademingsapparaat laat het alarm voor loskoppeling van het
circuit horen als de totale expiratie-flow, inclusief basisflow gedurende 5 seconden minder is dan 10% van de totale
inspiratoire flow, inclusief basisflow. Bovendien klinkt het alarm voor loskoppeling van het circuit bij neonatale
toepassingen als een proximale flowsensor wordt gebruikt en de procentuele lekkage Procent Lek ([Vti – Vte] /Vti)
gedurende drie opeenvolgende ademhalingen meer is dan 95%.
Als naast het alarm “Circuit Disconnect” (loskoppeling circuit) ook de alarmen “Loss of Gas” (gasverlies) of “Not
Ventilating” (geen beademing) actief zijn, dan worden deze alarmen veroorzaakt door een verlies van de systeemdruk,
niet door lekkage in of ontkoppeling van het circuit. Zie voor bijzonderheden en het verhelpen van deze condities “Geen
beademing” op pagina 173 en “Verlies gastoevoer” op pagina 175.
Opmerking:
Als het alarm loskoppeling circuit actief is, stopt het beademingsapparaat met de cycli en stelt het een basisflow in.
Het beademingsapparaat detecteert bij opnieuw aansluiten de patiënt automatisch en hervat dan de normale beademing.
De apneu-interval timer wordt gepauzeerd tijdens een alarm voor loskoppeling circuit.
Het instellen van extreem kleine afgegeven teugvolumes als de compensatie voor circuitcompliantie niet actief is en als er
een proximale flowsensor wordt gebruikt, kan leiden tot het activeren van het alarm voor een losgekoppeld patiëntcircuit.
Indicators en alarmen voor de gasvoorziening
Luchtverlies
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOSS, AIR (luchtverlies) wordt weergegeven en er klinkt een
alarmtoon van hoge prioriteit. Dit alarm wordt getriggerd als de wandluchttoevoer naar het beademingsapparaat onder
1,2 bar (18.0 psig) daalt, en het beademingsapparaat geen werkende interne compressor heeft of als de compressoruitvoer
onvoldoende is voor de behoefte van het instrument. De patiënt blijft beademd worden door alleen de zuurstofvoorziening.
Verlies O2
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOSS, O2 (zuurstofverlies) wordt weergegeven en er klinkt een
alarmtoon van hoge prioriteit. Dit alarm wordt getriggerd als de zuurstoftoevoer naar het beademingsapparaat onder
1,2 bar (18,0 psig) daalt en de % O2 regeling op >21% is ingesteld. De patiënt blijft beademd worden door alleen de
luchttoevoer (uit de wand of vanaf een interne compressor).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
175
Verlies gastoevoer
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOSS, GAS SUPPLY (verlies gastoevoer) wordt weergegeven en
er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit. Dit alarm wordt getriggerd als het beademingsapparaat alle gasvoorzieningen
verliest (wandlucht, interne compressor indien aanwezig, en wandzuurstof). De veiligheidsklep gaat open, aangegeven
door een statuslampje SAFETY VALVE OPEN (veiligheidsklep open) en de patiënt kan omgevingslucht inademen.
Opmerking:
PEEP wordt niet gehandhaafd tijdens de alarmsituatie LOSS, GAS SUPPLY (verlies gastoevoer). Als de veiligheidsklep
van het beademingsapparaat open staat, geeft de grafische afbeelding van het beademingsapparaat een
veiligheidssituatie aan door de kleur paars weer te geven.
Verlies van heliox
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOSS, HELIOX (heliox-verlies) wordt weergegeven en er klinkt
een alarmtoon van hoge prioriteit. Het alarm wordt getriggerd als heliox wordt gebruikt en de heliox toevoer naar het
beademingsapparaat onder 1,2 bar (18,0 psig) daalt. De patiënt blijft beademd worden door alleen de
zuurstofvoorziening.
Drukalarmen
Lage piekdruk
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOW PPEAK (lage piek) wordt weergegeven en er klinkt een
alarmtoon van hoge prioriteit als de inspiratiepiekdruk van een bepaalde ademhaling lager is dan de vooraf ingestelde
drempelwaarde voor Low PPEAK (lage piekdruk).
Bereik:
3 tot 99 cm H2O
Standaard:
8 cm H2O (volwassen/pediatrisch)
5 cm H2O (neonataal)
Beperkingen:
Niet actief bij spontane ademslagen.
Hoge piekdruk
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. HIGH PPEAK (hoge piek) wordt weergegeven en er klinkt een
alarmtoon met hoge prioriteit zodra de vooraf ingestelde waarde voor High PPEAK (hoge piek) wordt overschreden.
De inspiratie wordt beëindigd, zodat de druk in het circuit kan terugvallen tot de ingestelde basisdruk + 5 cm H2O.
Pas wanneer de druk in het circuit is teruggevallen tot de basisdruk +5 cm H2O kan de volgende ademslag worden
toegediend.
•
Normaal alarm voor hoge piekdruk (High PPEAK)
Geeft een alarm af als de inspiratiedruk in het patiëntcircuit hoger is dan de ingestelde alarmdrempel voor
High PPEAK (hoge piekdruk) tijdens de inspiratiefase van een ademhaling, behalve tijdens zuchtcycli.
Bereik:
Standaard:
Niet actief bij zuchten.
L2786-110 Rev. J
10 tot 105 cm H2O (volwassen/pediatrisch)
10 tot 85 cm H2O
(neonataal)
40 cm H2O
(volwassen/pediatrisch)
30 cm H2O
(neonataal)
176
•
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
Alarm voor hoge piekdruk bij zuchten (High PPEAK)
Gaat af als de inspiratiedruk in het patiëntcircuit hoger is dan de alarmdrempel die is ingesteld voor Sigh
High PPEAK (hoge zuchtpiekdruk) tijdens een zuchtcyclus.
Bereik: 1,5 x normale hoge piekdruk (High PPEAK), met een maximum van 105 cm H2O
Alleen actief bij zuchten.
Opmerking:
Grens voor de maximale circuitdruk:
Het beademingsapparaat heeft een onafhankelijke, mechanische drukontlastklep, waarmee de maximale druk bij het
Y-stuk van de patiënt kan worden begrensd tot 125 cm H2O.
Langdurige hoge piekdruk
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. EXT HIGH PPEAK (langdurige hoge piekdruk) wordt weergegeven
en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit als het alarm High PPEAK gedurende meer dan 5 seconden actief blijft,
(d.w.z. de circuitdruk gaat niet binnen 5 seconden terug naar PEEP + 5 cm H2O). Er worden tijdens deze alarmsituatie
geen ademhalingen afgegeven. De veiligheids- en expiratiekleppen gaan open zodat de patiënt kamerlucht kan
inademen en het veiligheidsklepalarm activeert. De basisflow pauzeert terwijl dit alarm actief is. PEEP wordt niet altijd
gehandhaafd. Dit alarm blijft actief (knippert) tot de oorzaak is verholpen.
Low PEEP (lage PEEP)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. Low PEEP (lage PEEP) wordt weergegeven en er klinkt een
alarmtoon van hoge prioriteit als de basislijndruk (PEEP) gedurende meer dan dan 0,25 ± 0,05 seconden minder is dan
de alarmdrempel voor Lage PEEP.
Bereik:
0 tot 60 cm H2O
Standaard:
3 cm H2O
(volwassen/pediatrisch)
1 cm H2O
(neonataal)
Het alarm staat uit als dit op nul is ingesteld.
Circuit geblokkeerd alarm
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. Telkens wanneer de inademings- of uitademingsslang van het
patiëntcircuit zodanig geblokkeerd raakt dat dit een alarm doet afgaan, verschijnt de melding CIRCUIT OCCLUSION
(blokkering circuit) en klinkt er een alarm met hoge prioriteit. Het is onwaarschijnlijk dat blokkering van de
inademingsslang leidt tot een toename van de druk bij de patiënt; dit zorgt er enkel voor dat de beademing ophoudt.
Het systeem is zo ontworpen dat het voorkomt dat blokkering van een uitademingsslang een toename zou veroorzaken
van de patiëntdruk buiten de volgende grenswaarden, zoals gemeten aan het distale uiteinde van de endotracheale tube.
•
Bij neonaten: 5 cmH2O of 15% (de grootste van deze twee waarden) boven de streefdruk
•
Bij volwassenen/kinderen: 10 cmH2O of 15% (de grootste van deze twee waarden) boven de streefdruk
Zolang het alarm actief is, wordt de basisflow tijdelijk stopgezet. Het alarm wordt uitgeschakeld zodra de blokkering
is verholpen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
177
Opmerking:
Hoge weerstand in het patiëntcircuit kan een vals alarm Circuit geblokkeerd veroorzaken. Een vals alarm Circuit
geblokkeerd kan zich ook voordoen als de piekinspiratieflow hoger is dan 150 l/min bij volwassenen, 75 l/min bij
kinderen of 30 l/min bij pasgeborenen. Raadpleeg “Appendix E: Sensorspecificaties en circuitweerstand” op pagina 219
voor de aanbevolen test voor weerstand in het neonatale circuit.
Dit alarm is niet actief in de modus nCPAP.
Opmerking:
Het beademingsapparaat kan een alarm voor circuitocclusie geven als de gemeten PEEP aanzienlijk hoger is dan de
door de gebruiker ingestelde PEEP.
Volumealarmen
Laag expiratoir minuutvolume (lage Ve)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOW MINUTE VOLUME (laag minuutvolume) wordt
weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit als het gemeten expiratoir minuutvolume kleiner is dan de
ingestelde drempelwaarde voor Low Exhaled Minute Volume (laag minuutvolume).
Bereik:
Uit (aangegeven door 0), 1 tot 50 l
(volwassen)
Uit (aangegeven door 0), 0,1 tot 30,0 l
(pediatrisch)
Uit (aangegeven door 0), 0,01 tot 5,00 l (neonataal)
Standaard:
1,00 l (volwassen)
0,50 l (pediatrisch)
0,05 l (neonataal)
Hoog expiratoir minuutvolume (hoge Ve)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met normale prioriteit. HIGH MINUTE VOLUME (hoog expiratoir minuutvolume)
wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van gemiddelde prioriteit als het gemeten expiratoir minuutvolume groter
is dan de ingestelde drempelwaarde voor High Exhaled Minute Volume (hoog expiratoir minuutvolume).
Bereik:
Standaard:
0 t/m 75 l
(volwassen)
0,0 t/m 30,0 l
(pediatrisch)
0,00 t/m 5,00 l
(neonataal)
30,0 l
(volwassen/pediatrisch)
5,00 l
(neonataal)
Laag expiratoir teugvolume (lage Vt)
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van hoge prioriteit geactiveerd, en LOW TIDAL VOLUME (laag teugvolume)
wordt aangegeven zodra het absolute bewaakte expiratoire teugvolume niet de drempelinstelling overschrijdt voor het
alarm voor een te laag teugvolume voor de Lage Vte gevoeligheidsinstelling.
Bereik: Uit (aangegeven door 0,00), tot 3,00 l
(volwassen)
Uit (aangegeven door 0), tot 1000 ml
(pediatrisch)
Uit (aangegeven door 0,0), tot 300,0 ml
(neonataal)
L2786-110 Rev. J
178
Alarmen en lampjes
Resolutie:
0,01 l
(volwassen)
1 ml
(pediatrisch)
0,1 ml
(neonataal)
Bedieningshandleiding
Nauwkeurigheid: ± 0,01 l van bewaakt expiratoir teugvolume (volwassen)
± 1 ml van bewaakt expiratoir teugvolume
(pediatrisch)
± 0,1 ml van bewaakt expiratoir teugvolume (neonataal)
Standaard:
0,00 l
(volwassen)
0 ml
(pediatrisch)
0,0 ml
(neonataal)
Opmerking:
Het alarm voor een laag expiratoir minuutvolume activeert bij een enkel optreden van een laag expiratoir volume.
Bij patiënten met variabele teugvolumes, kan het alarm voor laag expiratoir minuutvolume worden uitgezet (standaard)
en kan het alarm voor laag expiratoir minuutvolume gebruikt worden om storende alarmmeldingen te voorkomen.
Hoog teugvolume (hoge Vt)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met lage prioriteit. HIGH Vt (hoge Vt) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon
van lage prioriteit als het absolute bewaakte expiratoire teugvolume groter is dan de drempelinstelling voor een hoog
teugvolume.
Bereik:
0,10 t/m 3,00 l
(volwassen)
25 t/m 1000 ml
(pediatrisch)
2,0 t/m 300,0 ml (neonataal)
Standaard:
3,00 l
(volwassen)
1000 ml
(pediatrisch)
300,0 ml
(neonataal)
Frequentie/tijd-alarmen
Apneu-interval
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. De melding APNEA INTERVAL (apneu-interval) wordt
weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit als het beademingsapparaat binnen de ingestelde periode
geen aanzet tot een ademslag detecteert (menselijk of machinaal). De apneubeademing start als dit alarm activeert.
Bereik:
6 t/m 60 seconden
Standaard:
20 seconden
Hoge frequentie
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met gemiddelde prioriteit. HIGH RATE (hoge frequentie) wordt weergegeven en er
klinkt een alarmtoon van gemiddelde prioriteit als de bewaakte totale ademfrequentie de alarminstelling overschrijdt.
Bereik:
1 t/m 200 s/min
Standaard:
75 s/min
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
179
Limiet maximale inspiratietijd (Max I-Time)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met lage prioriteit. I-TIME LIMIT (limiet inspiratietijd) wordt weergegeven en er klinkt
een alarmtoon van lage prioriteit als de inspiratietijd voor een ademhaling de maximale ingestelde inspiratietijd plus
pauzeduur overschrijdt. De maximale inspiratietijd is 5,0 seconden voor volwassen/pediatrisch, en 3,0 seconden voor
neonataal. De inademingsfase van de ademhaling wordt beëindigd als dit alarm activeert.
Limiet I:E-verhouding (I:E Limit)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met lage prioriteit. I:E Limit (limiet I:E-verhouding) wordt weergegeven en er klinkt
een alarmtoon van lage prioriteit als de I:E-verhouding voor een SIMV-slag hoger is dan 4:1. De inademingsfase van de
ademhaling wordt beëindigd als dit alarm activeert.
Dit alarm is niet actief in de modus APRV/bifasisch.
O2-alarmen
Lage O2% (Lage FIO2)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOW FIO2 (lage FIO2) wordt weergegeven en er klinkt een
alarmtoon met hoge prioriteit als de bewaakte afgegeven O2% onder de ingestelde FIO2 waarde minus 6% of 18% FIO2
valt, wat het hoogste is.
Hoge O2% (Hoge FIO2)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. HIGH FIO2 (hoge FIO2) wordt weergegeven en er klinkt een
alarmtoon van hoge prioriteit als het bewaakte toegediende O2% de instelling voor FIO2 + 6% overschrijdt.
Tabel 7-1: Alarmsituaties
Bericht
Alarmsituatie
Bereik
Prioriteit
SAFETY VALVE
OPEN
Veiligheidsklep is open
N.v.t.
Hoog
VENT INOP
Het beademingsapparaat is onbruikbaar door een herstelbare
of onherstelbare situatie. De veiligheidsklep gaat open,
aangegeven door het alarmbericht SAFETY VALVE
(veiligheidsklep) en de patiënt kan omgevingslucht inademen.
PEEP wordt niet gehandhaafd.
N.v.t.
Hoog
LOSS, AIR
Wandlucht daalt onder 1,2 bar (18,0 psig) en er is geen
werkende compressor geïnstalleerd of de compressoruitvoer
is onvoldoende voor de behoefte van het instrument. De
patiënt blijft beademd worden door alleen de O2-voorziening.
N.v.t.
Hoog
LOSS, O2
De druk van de zuurstofvoorziening aan het
beademingsapparaat komt onder de 1,2 bar (18,0 psig) en
het % O2 is ingesteld op > 21%. De patiënt blijft beademd
worden door alleen de luchtvoorziening.
N.v.t.
Hoog
LOSS, HELIOX
Dit alarm wordt getriggerd als heliox gebruikt wordt en de
heliox-gastoevoer naar het beademingsapparaat onder 1,2 bar
(18,0 psig) daalt. De patiënt blijft beademd worden door alleen
de zuurstofvoorziening.
N.v.t.
Hoog
LOSS, GAS
SUPPLY
Alle gasvoorzieningen zijn uitgevallen; wandlucht, interne
compressor (indien geïnstalleerd) en zuurstof. De
veiligheidsklep gaat open, aangegeven door het alarmbericht
SAFETY VALVE OPEN (veiligheidsklep open) en de patiënt
kan omgevingslucht inademen. PEEP wordt niet gehandhaafd.
N.v.t.
Hoog
NOT
VENTILATING
De interne gemengdegasdruk is langer dan ongeveer
12 seconden minder dan 1 psi, wat aangeeft dat er geen
beademing plaatsvindt. Onder deze omstandigen hoort de
Druk < 1psi > 12 seconden
Hoog
L2786-110 Rev. J
180
Alarmen en lampjes
Bericht
Bedieningshandleiding
Alarmsituatie
Bereik
veiligheidsklep open te staan, omdat er geen druk aanwezig is
om de veiligheidsklep gesloten te houden. Dit alarm dient
alleen om dit drukniveau te bewaken en brengt geen wijziging
aan in de “toestand” van het beademingsapparaat. Dit
probleem wordt verholpen zodra de druk is hersteld.
Prioriteit
LOW PPEAK
De inspiratoire piekdruk van een ademslag is lager dan de
instelling van Lage PPEAK. Niet actief bij spontane ademslagen.
3 t/m 99 cm H2O
Standaard 3 cm H2O
Hoog
HIGH PPEAK
De inspiratoire piekdruk is hoger dan de instelling van Hoge
PPEAK. De inspiratie wordt beëindigd zodat de druk in het circuit
kan terugvallen tot de basisdruk +5 ± 1,5 cm H2O voordat de
volgende ademslag wordt toegediend.
Normaal adembereik:
Volwassen:
10 tot 105 cm H2O
Standaard: 40 cm H2O
Pediatrisch:
10 tot 85 cm H2O
Standaard: 40 cm H2O
Neonataal:
Standaard: 30 cm H2O
Zuchtadembereik:
1,5 x ingestelde normale
hoge PPEAK
Alleenactief bij zuchten
Hoog
EXT HIGH PPEAK
Activeert zodra het alarm High PPEAK gedurende meer dan
5 seconden actief blijft, (d.w.z. de circuitdruk gaat niet binnen
5 seconden terug naar PEEP+ 5 cm H2O). De veiligheids- en
expiratieklep gaan open en er worden geen ademhalingen
afgegeven. Het alarm SAFETY VALVE OPEN (veiligheidsklep
open) activeert. De basisflow pauzeert terwijl dit alarm actief
is. PEEP wordt niet altijd gehandhaafd. Dit alarm blijft actief tot
de situatie die de alarmmelding heeft veroorzaakt, is
verholpen.
N.v.t.
Hoog
LOW PEEP
(LAGE PEEP)
Basislijndruk (PEEP, Positive End Expiratory Pressure) is
gedurende meer dan 0,25 ± 0,05 seconden minder dan de
ingestelde alarmdrempel voor Low PEEP (lage PEEP).
Dit alarm staat UIT als dit op nul is ingesteld.
0 tot 60 cm H2O
Standaard:
3 cm H2O
(volwassen/pediatrisch)
1 cm H2O (neonataal)
Hoog
LAAG Ve
Het gemeten expiratoir minuutvolume (Ve) is kleiner dan de
ingestelde alarmdrempel voor LOW Ve.
UIT (0), 1 tot 50 l (volwassen)
UIT (0), 0,1 tot 30 l (pediatrisch)
UIT (0), 0,01 tot 5,00 l (neonataal)
Standaard UIT
Gemiddeld
HOOG Ve
Het gemeten expiratoir minuutvolume (Ve) is groter dan de
ingestelde alarmdrempel voor HIGH Ve.
0 tot 75 l (volwassen)
0,0 tot 30,0 l (pediatrisch)
0,00 tot 5,00 l (neonataal)
Standaard:
30,0 l (volwassen/pediatrisch)
5,00 (neonataal)
Gemiddeld
HOOG Vt
Het absolute bewaakte expiratoire teugvolume is groter dan de
ingestelde alarmdrempel voor HIGH Vt.
0,10 tot 3,00 l (volwassen)
25 tot 1000 l (pediatrisch)
2,0 tot 300,0 l (neonataal)
Standaard:
3,00 l (volwassen)
1000 ml (pediatrisch)
300,0 ml (neonataal)
Alarmlichtje
Lage Vt
Het absolute bewaakte expiratoire teugvolume komt niet
boven de alarmdrempelinstelling voor Lage teugvolumes.
Uit tot 3,00 l (volwassen)
Uit tot 1000 ml (pediatrisch)
Uit tot 300,0 ml (neonataal)
Hoog
APNEA
INTERVAL
Actief in de modi A/C, SIMV, APRV / BIPHASIC en CPAP/PSV
als het beademingsapparaat geen ademhaling detecteert
binnen de vooraf ingestelde apneu-tijdsinterval.
6 tot 60 seconden
standaard 20 seconden
Hoog
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bericht
Alarmen en lampjes
181
Alarmsituatie
Bereik
Prioriteit
HOGE FREQ.
De totale bewaakte ademfrequentie is hoger dan de ingestelde
drempel voor het frequentiealarm.
1 t/m 200 s/min
Standaard: 75 s/min
Gemiddeld
I-TIJD GRENS
De inademingsduur voor een ademhaling overschrijdt de
ingestelde Max Insp.tijd plus pauzeduur: 5,0 seconden voor
volwassen/pediatrische patiënten en 3,0 seconden voor
neonatale patiënten.
N.v.t.
Laag
I:E LIMIT
De verhouding inspiratoir: expiratoir voor een SIMV-slag
overschrijdt 4:1. De inademingsfase van de ademhaling wordt
beëindigd.
Niet actief in de modus
APRV/BIHASIC.
Laag
LOW FIO2
Afgegeven zuurstofpercentage daalt onder de ingestelde FIO2
minus 6% of 18% FIO2, wat het hoogste is.
N.v.t.
Hoog
HIGH FIO2
Het toegediende zuurstofpercentage komt boven de
ingestelde waarde voor FIO2 plus 6%.
N.v.t.
Hoog
CIRCUIT
DISCONNECT
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van hoge prioriteit
geactiveerd, en CIRCUIT DISCONNECT (circuit losgekoppeld)
wordt weergegeven, zodra de aansluiting van het patiëntcircuit
los komt van het beademingsapparaat of de patiënt.
N.v.t.
Hoog
LOW BATTERY
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van hoge prioriteit
geactiveerd, en LOW BATTERY (bijna lege batterij/accu)
wordt weergegeven zodra de lading van de interne batterij op
een zo laag niveau is, dat het apparaat er minimaal nog twee
minuten veilig op kan werken.
N.v.t.
Hoog
LOSS, AC
POWER
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van hoge prioriteit
geactiveerd en LOSS, AC POWER (verlies wisselstroom)
wordt weergegeven zodra de aan/uit-schakelaar aan staat
en de aansluiting op het elektriciteitsnet van het
beademingsapparaat wordt losgemaakt (d.w.z. het snoer
wordt losgekoppeld of er is geen stroomaanvoer).
N.v.t.
Hoog
ILV
ONTKOPPELEN
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van hoge prioriteit
geactiveerd, en ILV DISCONNECT (ILV losgekoppeld) wordt
weergegeven, zodra tijdens ILV de aansluiting van het Master
beademingsapparaat los komt van het Slaaf
beademingsapparaat.
N.v.t.
Hoog
INVALID GAS ID
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van gemiddelde
prioriteit geactiveerd en INVALID GAS I.D. (ongeldige gas-id)
wordt aangegeven zodra een defecte gas-id connector op het
beademingsapparaat wordt geïnstalleerd. Als er een defecte
gas-id connector wordt gedetecteerd, gaat het gas standaard
over op lucht.
N.v.t.
Gemiddeld
FAN FAILURE
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van lage prioriteit
geactiveerd en FAN FAILURE (ventilator defect) wordt
aangegeven zodra de ventilator stopt met draaien.
N.v.t.
Laag
High EtCO2
Alarm met lage prioriteit als de bewaakte EtCO2 de ingestelde
alarmdrempel overschrijdt.
6 – 150 mmHg of Uit
Standaard: 60 mmHg
Laag
Low EtCO2
Alarm met lage prioriteit als de bewaakte EtCO2 de ingestelde
alarmdrempel niet overschrijdt.
1 – 145 mmHg of Uit
Standaard: 30 mmHg
Laag
L2786-110 Rev. J
182
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
Alarmen voor nasale CPAP / nasale IMV
Opmerking:
Het venster Alarm Settings (Alarminstellingen) is in deze modus niet beschikbaar wanneer de snelheid is uitgezet.
Bestaande machinealarmen en veiligheidssystemen worden in stand gehouden. Tijdens nCPAP-ondersteuning met de
snelheid uitgezet worden bepaalde alarmen uitgesteld.
Alarmen die worden uitgesteld tijdens nCPAP met snelheid uitgezet
Tijdalarmen
High Rate
I-Time Limit
I:E Limit
Apnea Interval
Volumealarmen
High Ve
High Vt
Low Vte
Low Ve
Volume Limit
Drukalarmen
High Ppeak
Ext High Peak
Low PEEP
Low Ppeak
Occlusion
Lage Ppeak
Bereik: 1 – 40 cmH2O (instelling voor pasgeborenen – nCPAP / IMV)
Standaard: 7 cmH2O
Opmerking:
Niet beschikbaar in nasale CPAP-modus tenzij de snelheid is ingesteld op een of hoger.
De veranderingen in de alarmdrempelinstelling tijdens nCPAP/IMV worden niet bewaard voor andere
beademingsfuncties na het afsluiten van de nasale CPAP-modus.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
183
Hoge Ppeak
Bereik: 2 tot 45 cmH2O (instelling voor pasgeborenen – nCPAP / IMV)
Standaard: 20 cmH2O
Opmerking:
Niet beschikbaar in nasale CPAP-modus tenzij de snelheid is ingesteld op een of hoger.
De veranderingen in de alarmdrempelinstelling tijdens nCPAP/IMV worden niet bewaard voor andere
beademingsfuncties na het afsluiten van de nasale CPAP-modus.
nCPAP/IMV Disconnect Sensitivity (gevoeligheid voor loskoppelen)
In nCPAP/IMV is de loskoppeling van het patiëntcircuit gebaseerd op de typering van de neusbuisjes, uitgevoerd tijdens
de typering van het nCPAP-ademhalingscircuit .
In nCPAP/IMV is het alarm CIRCUIT DISCONNECT (loskoppeling circuit) gebaseerd op de flowlekkage tijdens expiratie
(periode van basisdruk). De circuittypering verschaft een waarde voor de flowlekkage met de buisjes uit de neus
verwijderd. Er wordt een alarm geïndiceerd als de flowlekkage groter is dan een door de gebruiker ingesteld percentage
van deze getypeerde flowlekkage. Dit alarm slaat aan binnen 15 seconden na de loskoppeling.
Bereik: 20 – 95%
Resolutie: 5%
Standaard: 95%
De instellingsbanner voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) verschijnt in de berichtenbalk. De
huidige gemeten lekkage wordt links op de banner weergegeven en de instelling voor Disconnect Sensitivity
(Gevoeligheid voor loskoppelen) wordt rechts weergegeven. De achtergrondkleuren illustreren de lekkage in blauw ten
opzichte van de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen).
Let na voltooiing van de typeringsprocedure voor nasale CPAP/IMV op het gemeten lekpercentage. Stel, terwijl de
neusbuisjes nog niet zijn aangesloten, de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) in onder
het gemeten lekpercentage. Dit zal helpen bij detectie van een correcte ontkoppeling, vooral bij gebruik van kleine buisjes.
Opmerking:
Het alarm Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) is uitsluitend beschikbaar als de snelheid is ingesteld
op een of hoger.
Als de gemeten lekkage binnen 5% van de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) ligt, wordt
de gemeten lekkagewaarde in ROOD weergegeven waardoor de operator wordt gewaarschuwd voor een komend alarm.
Wanneer het alarm Circuit Disconnect (Loskoppelen circuit) is geactiveerd, wordt het lekkageniveau op de achtergrond van
de banner voor de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) in ROOD weergegeven boven de
instelling voor het alarm Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) tot de alarmsituatie is verholpen.
L2786-110 Rev. J
184
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING!
Onder bepaalde omstandigheden, zoals kleine neusbuisjes en een hoge ademhalingssnelheid, kan het
gebeuren dat het alarm Circuit Disconnect (Loskoppeling circuit) niet onderkent dat het neusmasker uit de
neusgaten is losgekomen. Zorg dat de juiste fysiologische bewaking wordt gebruikt.
Hoge nCPAP-druk
Wanneer de nCPAP-druk langer dan 15 seconden hoger is dan de drempelwaarde voor de hoge beademingsdruk, wordt
er een audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd.
Drempelwaarde: Ingesteld CPAP-niveau +3 cmH2O
Tolerantie: ±0,5 cmH2O
Opmerking:
De drempel wordt automatisch bijgewerkt bij aanvaarding van een verandering in de nCPAP-regelinstelling.
Lage nCPAP-druk
Wanneer de nCPAP-druk langer dan 15 seconden lager is dan de drempelwaarde voor lage beademingsdruk, wordt er
een audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd.
Drempelwaarde: Ingesteld nCPAP-niveau - 2 cmH2O (indien ingestelde nCPAP < 3 cmH2O)
Ingesteld nCPAP-niveau - 1 cmH2O (indien ingestelde nCPAP < 3 cmH2O)
Tolerantie:
±0,5 cmH2O
Opmerking:
De drempel wordt automatisch bijgewerkt bij aanvaarding van een verandering in de nCPAP-regelinstelling.
nCPAP-druklimiet
Een audiovisueel alarm met hoge prioriteit wordt geactiveerd zodra de nCPAP-druk gedurende 3 seconden hoger is dan
de limiet voor de beademingsdruk. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de nCPAP-druk onder 4,5 cmH2O daalt.
Druklimiet: 11 cmH2O (alleen nCPAP, snelheid uitgeschakeld)
Ingesteld CPAP-niveau + inspiratoire druk + 3 cmH2O (nCPAP/IMV, snelheid niet nul)
Tolerantie: + 0,5 cmH2O
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
185
Alarmen voor Volume Guarantee (Volumegarantie)
Loskoppeling Y-stuk sensor
Er wordt een audiovisueel alarm geactiveerd en FLOW SENSOR ERROR (FLOWSENSORFOUT) wordt weergegeven
als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan: 1) de flowsensor voor pasgeborenen wordt gebruikt; 2) de functie
Volume Guarantee (Volumegarantie) is geactiveerd; en 3) de gemeten VTi daalt tot onder 20% van het netto afgegeven
volume. In dit geval gaat het systeem terug naar de door de operator ingestelde inspiratoire druk.
Alarmvertraging: 3 ademhalingen, of 10 s als dat langer duurt, of 30 s als dat korter duurt
Alarmprioriteit: Gemiddeld
WAARSCHUWING!
Wanneer de proximale flowsensor wordt losgekoppeld of uit het circuit wordt gehaald terwijl Volume
Guarantee (Volumegarantie) actief is, zal het beademingsapparaat drukbeademing afgeven bij de
ingestelde inspiratoire druk.
Lage Ppeak
Bereik: 1 tot 80 cmH2O
Standaard: 5 cmH2O
Hoge Ppeak
Bereik: 10 tot 85 cmH2O
Standaard: 30 cmH2O
Laag expiratoir volume
Er wordt een audiovisueel alarm geactiveerd en Laag Vte wordt geïndiceerd wanneer de volumegarantie actief is en het
gemeten expiratoire teugvolume minder is dan de ingestelde drempel van het streefvolume.
Volumedrempel: 90% van streefvolume
Alarmvertraging: 30 s of 10 ademhalingen (wat het langste duurt)
Alarmprioriteit: Gemiddeld
L2786-110 Rev. J
186
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
Limietvolume
Alle VG-ademhalingen worden als volumecyclus uitgevoerd als het ingeademde volume groter is dan een drempel op
basis van het ingestelde streefvolume en de lekkage (in een breuk uitgedrukt) gemiddeld over de voorgaande 30
seconden.
De berekening van de volumegrens varieert met de mate van lekkage:
Gemiddelde lekkage < 63%: Volumegrens = (streefvolume x 1,3) x ((1,1 x lekkage)+1)
Gemiddelde lekkage >= 63%: Volumegrens = streefvolume x 2,2
Opmerking:
Voor testademhalingen in TCPL kan de niet-instelbare volumegrens gelden.
Alarmactivering
Gedurende de gehele activeringstijd van de volgende alarmen worden afgegeven ademhalingen uitgeschakeld en is het
regelalgoritme voor VG niet actief; bij uitschakeling wordt het VG-regelalgoritme gereset met testademhalingen die
worden afgegeven bij de door de gebruiker ingestelde inspiratoire druk.
Loskoppeling circuit
Veiligheidsklep open
Vent INOP
Het systeem wordt gereset op de door de operator voorgeschreven druk tijdens de periode van activering van de
volgende alarmsituaties en start het op het teugvolume gerichte algoritme bij uitschakeling opnieuw op.
Lage Ppeak
Lage PEEP
Flowsensorfout
Opmerking:
De instellingen voor de alarmgevoeligheid bij Laag ademvolume, Hoog Teugvolume en Lage Vte zijn niet van
toepassing als Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
187
Hoofdstuk 8: Onderhoud en reiniging
Reiniging en sterilisatie
De AVEA is ontworpen voor gemakkelijk onderhoud. Alle blootgestelde delen van het beademingsapparaat zijn
corrosiebestendig.
LET OP
Het beademingsapparaat NIET onderdompelen in reinigingsvloeistoffen en er GEEN reinigingsvloeistoffen in of
overheen gieten.
Het beademingsapparaat NIET steriliseren. De interne componenten zijn niet geschikt voor toepassing van
sterilisatietechnieken.
Adapters en connectors NIET met gas steriliseren of met stoom autoclaveren als deze nog aan de slangen zijn
bevestigd. De slangen nemen dan na verloop van tijd de vorm van de adapter aan, wat een slechte aansluiting en
mogelijk lekkage zal veroorzaken.
Om de frequentie van reiniging en vervanging tot een minimum te beperken, zijn in het AVEA ontwerp het
expiratiespruitstuk, de flowsensor en het diafragma achter het expiratiefilter en de waterafscheider geplaatst.
Beperkingen voor reprocessing
Bij het beademingsapparaat worden aanwijzingen van andere fabrikanten meegeleverd met betrekking tot afzonderlijke
onderdelen en accessoires. Deze aanwijzingen voor sterilisatie/ontsmetting tussen patiënten door dienen te worden opgevolgd.
Voorschriften
Gebruikslocatie: Volg de procedures van uw instelling voor het verwijderen van materiaal uit een patiëntruimte voor verwerking.
Voorbereiding voor ontsmetting: Voor deze onderdelen gelden geen bijzondere vereisten met betrekking tot de voorbereiding
voor ontsmetting.
Automatische reiniging: Volg de reinigingsvoorschriften hieronder. Er zijn geen specifieke automatische
reinigingshulpmiddelen gevalideerd.
Handmatige reiniging:
Buitenkant reinigen: De gehele buitenkant van het beademingsapparaat (inclusief de expiratiecartridge) kan met één van de
volgende middelen worden afgenomen: isopropylalcohol of chloorverbindingen met een maximale concentratie van 1:10.
Accessoires en onderdelen reinigen: UITSLUITEND de volgende drie onderdelen kunnen worden gereinigd met een
biologische inweekoplossing: de waterafscheider (PN 50000-40035), de flowsensor met verwarmingsdraad voor
zuigelingen (PN 16465) en het wateropvangbakje (PN 33985).
1.
Bereid een biologische inweekoplossing, bijv. Klenzyme® (vervaardigd door Steris Corporation, Mentor, Ohio, VS) of
een gelijkwaardig inweekmiddel, met inachtneming van de aanwijzingen van de fabrikant. Gebruik daarbij steriel
gedestilleerd water op 20-30 graden Celsius (68-86 graden Fahrenheit).
L2786-110 Rev. J
188
Onderhoud en reiniging
Bedieningshandleiding
2.
Houd het te reinigen onderdeel 2-5 minuten ondergedompeld in de oplossing en controleer of alle lumina en
luchtzakken helemaal met de oplossing zijn gevuld. Regelmatig schudden.
3.
Verwijder het onderdeel na 2-5 minuten uit de oplossing en spoel onmiddellijk door het in minstens 4 liter steriel
gedestilleerd water van 20-30°C (68-86°F) te leggen. Laat het onderdeel minstens 1 minuut in het spoelbad liggen en
beweeg het af en toe om er zeker van te zijn dat het grondig schoongespoeld wordt.
4.
Bekjk het onderdeel nadat u het uit de spoeloplossing hebt gehaald om er zeker van te zijn dat er geen materiaal op
het onderdeel is achtergebleven.
5.
Herhaal de reinigingsmethode indien nodig.
Reiniging van de buitenzijde van de capnometriesensor en de kabel:
1.
Gebruik een doek bevochtigd met 70% isopropylalcohol, 10% bleekwateroplossing, een desinfectiespray, bijvoorbeeld
Steris Coverage® SprayHB, ammonia of een milde zeep.
2.
Neem de oppervlakken vóór gebruik af met een schone, met water bevochtigde doek. Controleer vóór gebruik of de
sensor schoon en droog is.
Onderhoud, controle en tests:
Telkens wanneer gereinigde onderdelen opnieuw worden gemonteerd voor gebruik, moet een uitgebreide systeemtest (EST)
worden uitgevoerd om het systeem op lekkage te controleren.
Verpakking:
Volg de richtlijnen van uw instelling voor de verpakking van het materiaal voor sterilisatie.
Sterilisatie:
Alleen de onderstaande onderdelen zijn geschikt voor stoomsterilisatie (autoclaveren): de waterafscheider
(PN 50000-40035), de flowsensor met verwarmingsdraad voor zuigelingen (PN 16465) en het wateropvangbakje
(PN 33985).
Stoomsterilisatie (autoclaaf): maximumtemperatuur 138 graden Celsius (280 graden Fahrenheit), minimumtemperatuur
132 graden Celsius (270 graden Fahrenheit) gedurende maximaal 18 minuten en minimaal 15 minuten (maximumaantal
30 cycli voor elk van deze onderdelen).
Vacuümstoomcyclus: 3 voorbewerkpulsen (vacuüm puls). Vacuümstreefwaarde van het sterilisatie-apparaat ingesteld op
10-26 psig. Handhaaf gedurende 4 tot 8 minuten een temperatuur van 132-138 graden Celsius (270 tot 280 graden
Fahrenheit). (Maximaal 50 cycli voor de flowsensor met verwarmingsdraad voor zuigelingen en maximaal 25 cycli voor
waterafscheider/wateropvangbakje).
Drogen na stoomcyclus:
Minimale droogtijd: 15 minuten
De flowsensor met verwarmingsdraad voor zuigelingen (onderdeelnr. 16465) kan ook koud worden gesteriliseerd met een
glutaraldehydeoplossing van 2,4% .
Bij opslag:
Temperatuur: -20 tot 60 graden Celsius (-4 tot 140 graden Fahrenheit)
Vochtigheid: 0 t/m 95% relatieve vochtigheid, niet condenserend.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Onderhoud en reiniging
189
Capnometrie-luchtwegadapters
Herbruikbare adapters
Reinig herbruikbare adapters door deze in een warm sopje te spoelen en daarna in een vloeibaar desinfectiemiddel te leggen,
bijv. 70% isopropylalcohol, 10% bleekwateroplossing, 2,4% glutaraldehydeoplossing, bijv. Cidex®, Steris System1® of ammonia.
Vóór gebruik afspoelen met steriel water en drogen.
De adapter kan ook op een van de volgende manieren worden gedesinfecteerd:
•
Stoomautoclaveren (alleen de adapter voor volwassenen).
•
Gedurende 10 uur laten weken in een glutaraldehydeoplossing van 2,4%, bijv. Cidex.
•
Gedurende 10 minuten laten weken in een perazijnzuuroplossing van 0,26%, bijv. Perasafe®.
•
Gebruik van Cidex OPA (volg de gebruiksaanwijzing van de fabrikant).
Controleer voordat u de adapter weer gebruikt of de vensters droog zijn en of er geen residu is achtergebleven, en of de
adapter niet tijdens het reinigings-/desinfectieproces is beschadigd.
Disposable adapters
Behandel alle adapters voor gebruik bij één patiënt volgens het ziekenhuisprotocol voor producten die bestemd zijn voor
gebruik bij één patiënt.
Aanvullende informatie
Onderstaande onderdelen gelden als disposable. CareFusion adviseert derhalve geen methode voor reiniging of
sterilisatie:
•
Disposable flowsensoren met variabele opening (PN 50000-40038 en PN 50000-40031)
•
Tracheale adapters (PN 50000-40034)
•
Tracheale katheters (PN 10635)
•
Katheterverlengslangen (PN 50000-09910 en PN 50000-09920)
•
Oesofaguskatheters (PN 7003401 en PN 7003100)
•
Nasogastrische slangen voor drukbewaking (PN 7003300 en PN 7003402)
•
Set oesofagusslangen voor drukbewaking (PN 7003503)
•
AVEA disposable waterafscheider (PN 11556)
•
AVEA disposable expiratiefilter-waterafscheiderconstructie (PN 11590)
•
Capnografie-luchtwegadapter voor gebruik bij één patiënt (PN 16605 en PN 16606)
De bovenvermelde aanwijzingen zijn door de fabrikant van het medische hulpmiddel gevalideerd. Het blijft de
verantwoordelijkheid van de verwerker om te controleren of de reprocessing zoals deze met gebruikmaking van de
apparatuur, materialen en het personeel in de verwerkingsvoorziening feitelijk heeft plaatsgevonden, het gewenste
resultaat bereikt. Dit vereist doorgaans validatie en routinematige bewaking van het proces.
L2786-110 Rev. J
190
Onderhoud en reiniging
Bedieningshandleiding
Aanbevolen periodiek onderhoud
CareFusion staat voor kwaliteit in productondersteuning. Als u vragen hebt over de werking of het onderhoud van
uw beademingsapparaat, kunt u contact opnemen met uw servicevertegenwoordiger. Zie appendix A voor de
contactgegevens.
De batterijen en accu's moeten per kwartaal worden ontladen en weer opgeladen (elke drie maanden).
Eenmaal per jaar moet er preventief onderhoud op uw AVEA beademingsapparaat uitgevoerd worden. Bel hiervoor met
de klantenservice van CareFusion op het betreffende telefoonnummer (zie appendix A) voor een afspraak met een
bevoegde onderhoudstechnicus.
WAARSCHUWING
Gevaar van elektrische schokken – Verwijder geen afdekplaten of panelen van het beademingsapparaat.
Laat alle onderhoud uitvoeren door een door CareFusion geautoriseerde onderhoudstechnicus.
Het jaarlijkse onderhoud dient uit het volgende te bestaan.
Vervanging van:
•
Het luchtinlaatfilter
•
Het zuurstofinlaatfilter
•
Het compressorinlaatfilter (op modellen met compressor)
•
Het compressoruitlaatfilter (op modellen met compressor)
•
Het expiratiediafragma.
Op dat tijdstip wordt het volgende onderhoud uitgevoerd:
•
Verwijdering en vervanging van de hierboven genoemde artikelen
•
Verificatie dat de volgende transducer binnen de kalibratiespecificaties vallen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Lucht
O2
Gemengd gas
Expiratoir
Inspiratoir
Uitgeademde flowdelta
Y-stuk flowdelta
Extern
Voor de oesofagus
•
De O2-sensor vervangen
•
Functionele tests om te controleren of het beademingsapparaat binnen de optimale parameters werkt
•
Scherm Calibration (kalibratie)
•
Kalibratie van de Capnostat
•
Controle batterij-/accuprestaties
•
Geadviseerd wordt de volgende onderdelen om de twee jaar te vervangen:
•
Interne batterijen
•
Externe accu's
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Onderhoud en reiniging
191
Het onderhoud aan de AVEA mag alleen worden uitgevoerd door een daarvoor opgeleide, geautoriseerde
onderhoudstechnicus. CareFusion zal opgeleide technici voorzien van onderhoudshandleidingen waarin
circuitdiagrammen, onderdelenlijsten, kalibratie-instructies en andere gegevens staan die nodig zijn voor het repareren
van onderdelen van het beademingsapparaat die volgens de fabrikant mogen worden gerepareerd.
WAARSCHUWING
Als tijdens het gebruik van het beademingsapparaat een mechanisch of elektrisch probleem wordt vastgesteld,
moet het beademingsapparaat buiten gebruik worden gesteld en door een gekwalificeerde
onderhoudstechnicus worden geïnspecteerd.
Een slecht werkenhet beademingsapparaat kan leiden tot letsel bij de patiënt.
Onderhoud van de interne batterij
De AVEA heeft een interne nikkelmetaalhydride batterij als tijdelijke
noodstroomvoorziening indien de netspanning uitvalt (Afbeelding 8–1). Bij normale
gebruiksomstandigheden en als hij volledig opgeladen is, kan de interne batterij alleen
het beademingsapparaat gedurende 1 uur laten werken, en het beademingsapparaat met
compressor gedurende 30 minuten.
Afbeelding 8–1: Interne batterij
Opmerking:
De interne batterij is uitsluitend bedoeld als kortstondige reserve indien zich storingen in de netstroom voordoen. De
interne batterij levert nominaal 30 minuten batterijvermogen voor het beademingsapparaat met compressor. Het opladen
van deze batterij kan 4 uur of langer duren, afhankelijk van de mate van ontlading. Als u patiënten tussen verschillende
gebouwen van de faciliteit wilt transporteren, dan dient u uw instrumenten met de optionele externe accu uit te rusten.
Het toevoegen van de externe accu kan deze periode voor het beademingsapparaat met compressor tot 2 uur verlengen.
CareFusion adviseert om bij gebruik in transportsituaties de verwachte transporttijd binnen 50% van de bruikbare
levensduur van de batterij te houden. Dit verschaft een veilige marge indien er vertraging optreedt of de accu voortijdig
uitgeput raakt. Als er meer vertraging optreedt zodat de verwachte transporttijd langer wordt dan geadviseerd, moet een
gericht transportsysteem worden overwogen. Net als met elk ander patiëntentransport, moet geschikte handmatige
reservebeademing beschikbaar zijn.
LET OP
De indicator(s) van de interne accu (en van de externe batterij indien deze is aangesloten) hoort/horen groen te zijn
voordat de stroomvoorziening vanaf de batterij-/accuvoeding wordt ingeschakeld. Het beademingsapparaat moet
worden aangesloten op AC-netvoeding totdat de indicator(s) voor de batterij/accu groen oplicht(en).
Er is ook een optionele afgedichte externe loodzuuraccu verkrijgbaar. Deze kan de gebruiksperiode van het
beademingsapparaat aanzienlijk verlengen als dit niet op een netstroomvoorziening is aangesloten. Bij normale
gebruiksomstandigheden kan de volledig opgeladen externe accu samen met de interne batterijen het
L2786-110 Rev. J
192
Onderhoud en reiniging
Bedieningshandleiding
beademingsapparaat en de compressor gedurende 2 uur of langer voeden, en het beademingsapparaat op wandlucht
gedurende 4 uur of langer.
Zowel de interne batterij als de externe accu kunnen weer opgeladen worden en vereisen enig onderhoud na installatie.
De interne batterij moet ongeveer elke drie maanden worden ontladen en weer opgeladen.
De externe accu moet ongeveer elke twaalf maanden worden ontladen en weer opgeladen.
De batterij-/accustatus-indicators op het voorpaneel informeren u over de lading die nog beschikbaar in de batterij/accu
(zie “Hoofdstuk 7: Alarmen en lampjes”).
LET OP
Neem als uw interne batterij vervangen moet worden contact op met de vertegenwoordiger van CareFusion. Probeer
NIET om de batterij zelf te vervangen. De batterij mag uitsluitend worden vervangen door een daarvoor opgeleid
monteur.
Prioriteit van stroomgebruik
De volgorde waarin stroomvoorzieningen door het beademingsapparaat worden gebruikt, is:
1. AC
2. Externe accu (indien geïnstalleerd)
3. Interne accu
LET OP
Sla het beademingsapparaat niet langdurig op warme plaatsen op. Temperaturen boven de 27 °C (80 °F) kunnen de
levensduur van de accu bekorten. Ook als de accu in opslag niet wordt opgeladen, kan deze eerder versleten zijn.
LET OP
Als niet zeker is of de aarding van de externe stroomvoorziening goed is, kunt u het beademingsapparaat beter laten
werken op de interne batterij of de externe accu.
Opmerking: Raadpleeg de onderhoudshandleiding voor onderhoud van de batterij/accu en testprocedures.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Onderhoud en reiniging
193
Status batterij/accu
Batterij-/accustatus-indicators op het voorpaneel van het beademingsapparaat tonen de lading van de interne batterijen
en de externe accu (Afbeelding 8–2).
Groen
Geel
Rood
Afbeelding 8–2: Leesvenster op voorpaneel. Afbeelding toont model Comprehensive.
Als u de lading tot onder het laagste bereik van de batterij/accubewaking laat komen, kan het zijn dat het LEDje in het
statuslampje voor de batterij/accu niet meer werkt. Het apparaat moet dan op netspanning worden aangesloten zodat de
batterij en de accu weer kunnen opladen. Als de spanning van de batterij en de accu weer zo groot is dat de bewaking
weer gevoed wordt, worden de statuslampjes voor de batterij en de accu weer zichtbaar.
Accu’s laden niet op
Als de interne accu's niet significant zijn opgeladen na vier uur opnieuw aangesloten te zijn geweest op de netspanning,
dient u contact op te nemen met een vertegenwoordiger voor technische ondersteuning (zie bijlage A) voor vervanging
van de accu's. De totale oplaadtijd hangt af van de mate van ontlading in de batterij/accu en gebruik van het
beademingsapparaat tijdens het opladen.
Opmerking:
De batterij/accu van een beademingsapparaat dat niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op netvoeding zal
voortdurend langzaam ontladen. Een volledig geladen batterij/accu kan door zelfontlading in een ver ontladen staat
geraken. Ook met een volledig opgeladen batterij of accu zal, als de stekker van het beademingsapparaat meer dan
4 uur niet in het stopcontact zit, het statuslampje van de interne batterij rood oplichten om aan te geven dat de batterij
bijna leeg is. In deze situatie moet de stekker van het beademingsapparaat gedurende 10-12 minuten in het stopcontact
gestoken worden om de oplaadstatus van de batterij weer te herstellen.
L2786-110 Rev. J
194
Onderhoud en reiniging
Bedieningshandleiding
Zekeringen
De AVEA heeft de volgende vervangbare zekeringen die zijn geassocieerd met de interne en externe gelijkstroom- en
de wisselstroomvoorziening.
WAARSCHUWING
Verwijder of vervang geen zekeringen en voer geen onderhoudstaken aan het beademingsapparaat uit terwijl dit
op een patiënt is aangesloten. Voer deze taken altijd uit “zonder patiënt”.
Zekeringen voor de batterij en de accu
De zekeringen voor de interne batterij en de optionele externe accu zijn 10A, 250V (5 x 20 mm), snelwerkend type.
De zekering voor de optionele externe accu bevindt zich op het achterpaneel naast de connector voor de externe accu
en kan vervangen worden. De zekering voor de interne batterij bevindt zich rechts van de UIM aansluiting. Voor het
verwijderen van de zekeringen schroeft u de zekeringhouder voorzichtig los met een platte schroevendraaier en dan
trekt u hem naar buiten.
Zekeringhouder externe accu
Connector externe accu
Afbeelding 8–3: Connector en zekering externe accu
WAARSCHUWING
Voorkom brandgevaar door uitsluitend zekeringen te plaatsen die vermeld staan in de onderdelenlijst van het
beademingsapparaat of die qua type, voltage en amperage identiek zijn aan de oude zekering.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Onderhoud en reiniging
195
Zekeringen voor netstroom
De zekeringen voor de netstroom bevinden zich in de module voor stroomtoevoer op het achterpaneel. Deze zijn
traagwerkend. Controleer of het juiste voltage voor uw stroomnet zichtbaar is in het venstertje in de module voor
stroomtoevoer.
Tabel 8-1: Zekeringen voor netstroom
Voltage
Zekering
Amperage
100/120VAC
250V 6,35 x 31,75 mm
3,2 A
230/240VAC
250V 6,35 x 31,75 mm
1,5 A
Vervangen zekering netspanning
WAARSCHUWING
Controleer of de stekker van het netsnoer uit het stopcontact is gehaald voordat u de zekering gaat verwijderen
of vervangen.
Netspanningszekeringen vervangen:
1.
Haal de stekker van het netsnoer van het beademingsapparaat uit het stopcontact en maak de aansluiting van het
netsnoer uit de netvoedingsmodule aan de achterkant van het beademingsapparaat los.
2.
Wrik met een kleine platte schroevendraaier het deksel van de netvoedingsmodule open.
L2786-110 Rev. J
196
Onderhoud en reiniging
Bedieningshandleiding
3.
Trek de rode zekeringhouder voorzichtig uit de netvoedingsmodule.
4.
De zekeringhouder bevat twee zekeringen, 3,1 A (voor 100/120 V) en 2,0 A (voor 230/240 V) zoals aangegeven
in Tabel 8-1.
5.
Vervang de doorgeslagen zekering in de zekeringhouder door een zekering met identiek type, spanningsverhouding,
en stroomsterktewaarde als de door de fabriek meegeleverde zekering.
6.
Plaats de rode zekeringhouder voorzichtig weer in de netvoedingsmodule. Zorg dat de correcte spanning
bovenaan zit als u de zekeringhouder weer in de netvoedingsmodule plaatst.
7.
Sluit het deksel van de netvoedingsmodule en controleer of achter het venster de correcte spanning is weergegeven.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
197
Appendix A: Contact- en bestelgegevens
Hoe u ons bereikt voor onderhoud
Neem voor hulp of het uitvoeren van preventief onderhoud, dan wel het aanvragen van incidenteel onderhoud aan uw
beademingsapparaat contact op met CareFusion:
Technische en klinische ondersteuning
Uren:
Telefoon:
Fax:
6:30 tot 16:30 (PST) van maandag tot vrijdag
+1 (800) 231-2466
+1 (714) 283-8471
Buiten kantoortijden:
Telefoon:
+1 (800) 231-2466 in de V.S., optie 2.
Helplijn klantenservice CareFusion
Uren:
24 uur, zeven dagen per week
Telefoon:
(800) 231-2466 vanuit de Verenigde Staten
De online-service voor vervangingen onder garantie is te vinden op
carefusion.com
Selecteer de optie “Warranty Form” aan de linkerzijde van het scherm.
L2786-110 Rev. J
198
Contact- en bestelgegevens
Bedieningshandleiding
Onderdelen bestellen
Neem voor onderdelen voor het AVEA beademingsapparaat contact op met de klantenservice van CareFusion op:
Uren:
7:00 tot 16:30 (PST)
maandag tot vrijdag
Telefoon: +1 (800) 328-4139
+1 (760) 778-7200
Fax:
+1 (760) 778-7274
Hulpstukken
Neonatale set ond.nr. 50-40012-00
CareFusion
onderdeelnr.
50000-40038
Beschrijving
Neonatale disposable flowsensor
Aantal
1
Optionele externe accu
Voor het toevoegen van de optionele externe accu aan uw AVEA, dient u de volgende onderdelen te bestellen:
CareFusion
onderdeelnr.
Beschrijving
Aantal
33977
Bladconstructie externe accu
1
16217
Draadboom externe accu
1
68269
AVEA externe accu
2
Overige vervangingsonderdelen en accessoires
CareFusion
onderdeelnr.
Beschrijving
71667
Zekering interne batterij/externe accu
71612
100/120 VAC zekering netstroomvoorziening
56000-20064
230/240 VAC zekering netstroomvoorziening
33978
51000-40640
Rekconstructie gastank
Filtercartridge
11590
Disposable expiratiefilter-waterafscheider (doos à 12 stuks)
11556
Disposable waterafscheider (doos à 12 stuks)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Contact- en bestelgegevens
Onderdelen en accessoires voor geavanceerde fysiologische bewaking (pakket à 10 stuks)
Onderdeelnummer
CareFusion
10635
50000-09910
50000-40034
7003100
7003401
50000-09920
16401
7003300
7003402
7003503
Beschrijving
Tracheale katheter 5 Fr. disposable
Verlengslang voor tracheale katheter
Adapter voor tracheale katheter
Oesofaguskatheter voor volwassenen
8 Fr.
Pediatrische oesofaguskatheter 6 Fr.
Verlengslang voor oesofaguskatheter
Bicore-accessoireset
Set nasogastrische slangen voor drukbewaking, 16 Fr,
volwassenen
Set nasogastrische slangen voor drukbewaking, 7 Fr,
pediatrisch
Set oesofagusslangen voor drukbewaking, 5 Fr.,
pediatrisch, neonaat
Capnografie-onderdelen en -accessoires
Onderdeelnummer
CareFusion
16578
16605
16606
16607
16608
79044
L2786-110 Rev. J
Beschrijving
Herbruikbare CO2-sensor (doos à 1 st.)
Luchtwegadapter voor volwassenen voor gebruik bij één
patiënt (doos à 10 stuks)
Luchtwegadapter voor neonaten voor gebruik bij één patiënt
(doos à 10 stuks)
Herbruikbare luchtwegadapter voor volwassenen
(doos à 1 stuk)
Herbruikbare luchtwegadapter voor neonaten (doos à 1 stuk)
Kalibratiegas met 5% CO2 (doos à 4 stuks)
199
200
Contact- en bestelgegevens
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
201
Appendix B: Specificaties
Pneumatische voeding
Lucht- of helioxtoevoer
Druk:
van 1,4 t/m 5,5 bar (20 t/m 80 psig)
(toevoerlucht)
van 1,4 t/m 5,5 bar (20 t/m 80 psig)
(toevoerheliox – 80% / 20% alleen heliox)
van 0,2 t/m 0,7 bar (3 t/m 10 psig)
(Compressorlucht)
Temperatuur:
5 tot 40 ºC (41 tot 104 ºF)
Vochtigheid:
Het dauwpunt van gas moet 1,7 °C (3 °F) onder de omgevingstemperatuur liggen (minimaal)
Minimumflow:
80 l/min bij 1,4 bar (20 psig)
Luchtinlaatfitting:
Type CGA DISS, nr. 1160. NIST fitting krachtens BS-5682:1984 (lucht) ook verkrijgbaar.
Heliox-inlaatfitting: Type CGA DISS, nr. 1180. NIST fitting krachtens BS-5682:1984 (heliox) ook verkrijgbaar.
Zuurstofvoorziening
Druk:
van 1,4 t/m 5,5 bar (20 t/m 80 psig)
(zuurstoftoevoer)
Temperatuur:
5 tot 40 ºC (41 tot 104 ºF)
Vochtigheid:
Het dauwpunt van gas moet 1,7 °C (3 °F) onder de omgevingstemperatuur liggen (minimaal)
Minimumflow:
80 l/min bij 1,4 bar (20 psig)
Fitting ingang:
Type CGA DISS, nr. 1240. NIST fitting krachtens BS-5682:1984 (O2) ook verkrijgbaar.
Stroomvoorziening
Netspanning
Het beademingsapparaat werkt binnen de specificaties indien aangesloten op een netstroomvoorziening met de
volgende eigenschappen:
Nominaal
Voltagebereik
Frequentiebereik
100 VAC
(85 tot 110 V wisselstroom)
47 - 65 Hz
120 VAC
(102 tot 132 V wisselstroom)
55 - 65 Hz
230 VAC
(196 tot 253 V wisselstroom)
47 - 65 Hz
240 VAC
(204 tot 264 V wisselstroom)
47 - 65 Hz
L2786-110 Rev. J
202
Specificaties
Bedieningshandleiding
Batterijvoeding
De ventilator kan ook werken op een gelijkstroomvoorziening van 24 V (interne batterij of externe accu).
Interne accu:
De maximale laadtijd voor volledige oplading van de interne batterij is 4 uur. Bij normale gebruiksomstandigheden en als
hij volledig opgeladen is, kan de interne batterij alleen het beademingsapparaat gedurende 1 uur laten werken, en het
beademingsapparaat met compressor gedurende 30 minuten. Het beademingsapparaat moet gedurende minstens
4 uur op een hoofdstroomvoorziening worden aangesloten voordat u op de interne batterij of de externe accu
overschakelt.
Externe accu: 22,0 t/m 26,4 VDC
Bij normale gebruiksomstandigheden kan de volledig opgeladen externe accu samen met de interne batterij het
beademingsapparaat met compressor gedurende 2 uur of langer voeden, en het beademingsapparaat alleen gedurende
7 uur of langer. Als de batterij of accu leeg is, moet het beademingsapparaat gedurende minstens 12 uur op een
hoofdstroomvoorziening worden aangesloten en laden om zeker te zijn van een volledige lading.
Gegevensinvoer/-uitvoer
Onafhankelijke longbeademing (ILV)
Het beademingsapparaat levert een uitvoer (Master) en een invoer (Slaaf) voor synchronisatie van beademingsapparatuur. De uitvoer geeft een 5 VDC logisch signaal af dat via een 25-pens connector op de achterkant van het
beademingsapparaat is gesynchroniseerd met de ademhalingsfase van de Master. De penconfiguratie voor deze
connector is als volgt:
PEN
FUNCTIE
1
Kanaal analoge invoer 0
14
Kanaal analoge invoer 1
18
ILV in
6
ILV uit
20
Uitsluitend voor gebruik in de fabriek,
NIET AANSLUITEN
22
Analoge uitvoer, DRUK
23
Analoge uitvoer, FLOW
24
Analoge uitvoer, VOLUME
25
Analoge uitvoer, ADEMHALINGSFASE
5,9,10,11,12,13
Massa, analoge
Opmerking:
Er is minstens één analoge massa vereist voor veilige en nauwkeurige signaaluitgang en -invoer. Één analoge massa is
voldoende voor alle andere signalen.
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Specificaties
203
Analoge invoer
Het beademingsapparaat verschaft zoals hierboven afgebeeld 2 programmeerbare kanalen voor analoge signaalinvoer.
Elke kanaal is schaalbaar voor het gespecificeerde invoerbereik.
Bereik:
0 t/m 1 VDC
0 t/m 5 VDC
0 t/m 10 VDC
Resolutie:
0,25 mV (voor 0 tot 1 VDC)
1,37 mV (voor 0 tot 5 VDC)
2,5 mV (voor 0 tot 10 VDC)
Analoge uitgangen
Het beademingsapparaat levert 4 signalen naar de analoge uitvoerconnector:
1.
2.
Beademingsdruk, PAW
Bereik:
-60 tot 140 cm H2O
Schaal:
1 cm H2O/25 mV
Nauwkeurigheid:
een waarde van ± 50 mV of ± 5%, wat het hoogste is
Off-set nul:
1,5 VDC bij 0 cm H2O
Flow
Inspiratie/expiratie:
Als dit geselecteerd is, levert het beademingsapparaat een continue analoge spanningswaarde van de inspiratoire
flow minus de expiratoire flow.
Bereik:
Schaalfactor:
Nauwkeurigheid:
Off-set nul:
-300 t/m 200 l/min (volwassen)
-120 t/m 80 l/min
(pediatrisch)
-60 t/m 40 l/min
(neonataal)
1 l/min / 10 mV
(volwassen)
1 l/min / 25 mV
(pediatrisch)
1 l/min / 50 mV
(neonataal)
± 10% waarde of ± 30 mV, wat het hoogste is
3,0 VDC bij 0 l/min
Machine:
Als dit geselecteerd is, levert het beademingsapparaat een continue analoge spanningswaarde van de door de
machine afgegeven flow.
Bereik:
L2786-110 Rev. J
0 t/m 200 l/min
(volwassen)
0 t/m 100 l/min
(pediatrisch)
0 t/m 50 l/min
(neonataal)
204
Specificaties
Schaalfactor:
1 l/min / 25 mV
(volwassen)
1 l/min / 50 mV
(pediatrisch)
Bedieningshandleiding
1 l/min / 100 mV (neonataal)
3.
Nauwkeurigheid:
± 10% waarde of ± 30 mV, wat het hoogste is
off-set nul:
Geen
Volume
Bereik:
-1,00 t/m 4,00 l
(volwassen)
-200 t/m 800 ml (pediatrisch)
-100 t/m 400 ml (neonataal)
Schaalfactor:
4.
1l/V
(volwassen)
1 ml / 5 mV
(pediatrisch)
1 ml / 10 mV
(neonataal)
Nauwkeurigheid:
± 10% waarde of ± 30 mV, wat het hoogste is
Off-set nul:
1,000 VDC
Ademhalingsfase
Het beademingsapparaat levert een continue analoge spanningwaarde van de ademhalingsfase
(inspiratoir = 5 VDC, expiratoir = 0 VDC).
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Specificaties
205
Digitale communicatie
RS 232-uitgang
Stelt de RS 232-uitgangsindeling in voor digitale communicatie via de als MIB aangemerkte poort.
De configuratie van de RS-232- biedt de volgende keuzes aan instellingen:
Algemeen
Deze interface is beschikbaar in versie 3.3 en hoger van de AVEA-software. De AVEA GSP-interfaceset heeft onderdeelnummer
16375 en bevat een CAT 5-kabel en een 9-pins adapter.
Selecteer 8, N, 1 en de volgende baudwaarden: 9600, 2400, 4800, 9600, 19200, 38400, 57600 of 115200
L2786-110 Rev. J
206
of
Specificaties
Bedieningshandleiding
Selecteer CR/LF of CR Only (alleen CR)
VueLink
Versie 3.1 en hoger van de AVEA-software kan communiceren met het Phillips Vue-Linksysteem. Het onderdeelnummer van de
seriële Vue-Link CAT 5-kabel en -adapter is 16337.
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Specificaties
207
VOXP (Open XML Protocol beademingsapparaat)
Versie 3.7 en hoger van de AVEA-software ondersteunt VOXP. De AVEA VOXP-interfaceset heeft onderdeelnummer 16375 en
bevat een CAT 5-kabel en een 9-pins adapter.
Selecteer 8, N, 1 / 7, N, 1 / 7, E, 1 of 7, 0, 1 en de volgende baudwaarden: 9600, 19200, 38400, 57600, 115200
Op het beademingsapparaat zijn twee RS-232 poorten geïnstalleerd voor bi-directionele datacommunicatie: RS-232 Ch1
wordt op dit moment gebruikt voor software-updates en voor datacommunicatieverbinding met externe systemen.
L2786-110 Rev. J
208
Specificaties
Bedieningshandleiding
Vereisten voor VOXP-communicatie
Er wordt een communicatieverbinding gemaakt tussen een beademingsapparaat en een uitwendig systeem met een
correct geconfigureerde groep systeemonderdelen, van fysieke kabels, adapters en communicatieparameters tot
toepassingsprotocollen. Er is een gedetailleerde beschrijving van de interface beschikbaar in een aparte specificatie,
Geconsolideerde VOXP-specificatie, onderdeelnummer L3058, versie A of later.
Om te waarborgen dat het beademingsapparaat goed werkt, geldt er een belangrijke beperking voor de implementatie
van de interface met uitwendige toestellen. Bij baudwaarde-instellingen van minder dan 57600 mogen geen golfvormen
worden geselecteerd. Bij baudwaarden van 57600 en hoger mogen niet meer dan drie golfvormen worden geselecteerd.
Voor de transmissie van golfvormen is hogesnelheidscommunicatie nodig: er kunnen problemen optreden als er
golfvormen worden aangevraagd bij een lage baudwaarde, of als er bij hoge baudwaarden te veel golfvormen worden
aangevraagd.
WAARSCHUWING
Om te verzekeren dat het beademingsapparaat goed werkt, moeten bij communicatie met uitwendige toestellen
via golfvormen de aanbevelingen worden gevolgd uit Geconsolideerde VOXP-specificatie, onderdeelnummer
L3058, versie A of hoger. De MIB-poort moet zijn aangesloten op een apparaat dat voldoet aan de norm
IEC60601-1.
Printer
Het beademingsapparaat heeft een standaard vrouwelijke parallelle Centronics-printerpoort met 25 pennen voor de
communicatie met een externe printer.
Oproep externe verpleegkundige
Op het beademingsapparaat is een modulaire contactbus geconfigureerd voor communicatie met externe systemen die
bedraad zijn voor normaal open (N.O., dicht bij alarm) of normaal dicht (N.C., open bij alarm) signalen.
In actieve staat kan het externe alarm 1,0 A verzamelen.
Videopoort
Het beademingsapparaat heeft een connector voor een videoaansluiting. Hierop kan een externe SVGA-monitor
(256 kleuren, 800 x 600 pixels) worden aangesloten. De video-uitvoer is altijd ingeschakeld.
Taalondersteuning
Via de taalkeuzelijst op de AVEA kunnen de volgende talen worden geselecteerd: Engels, Chinees, Duits, Frans, Grieks,
Hongaars, Italiaans, Japans, Nederlands, Pools, Portugees, Russisch, Spaans, Tsjechisch en Turks.
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Specificaties
Specificaties voor atmosfeer en milieu
Temperatuur en vochtigheid
Opslag
Temperatuur:
-20 tot 60 ºC (-4 tot 140 ºF)
Vochtigheid:
In bedrijf
0 t/m 95% rel. vochtigheid, niet condenserend
Temperatuur:
5 tot 40 ºC (41 tot 104 ºF)
Vochtigheid:
0 t/m 95% rel. vochtigheid, niet condenserend
Barometrische druk
De barometrische druk wordt automatisch gemeten door een interne barometer. De gegevens worden als een
monitorwaarde weergegeven in het scherm Setup (instellingen).
Bereik: 760 tot 545 mmHg
Fysieke afmetingen
Buitenafmetingen
Beademingsapparaat:
43,2 cm X 40,6 cm X 26,7 cm (17″ B x 16″ D x 10.5″ H )
UIM:
41,3 cm X 6,4 cm X 34,9 cm (16.25″ B x 2.5″ D x 13.75″ H)
Gewicht
Beademingsapparaat met UIM zonder compressor:
< 33,1 kg (73 lbs)
Beademingsapparaat met UIM en compressor:
< 36,3 kg (80 lbs)
L2786-110 Rev. J
209
210
Specificaties
Bedieningshandleiding
Hulpstukken
Pall bacterieel filter
Weerstand
Het bij uw AVEA beademingsapparaat meegeleverde expiratiefilter is vervaardigd door Pall Medical uit Ann Arbor, MI,
V.S. De gepubliceerd maximale weerstand van dit filter is 4 cm H2O bij 100 l/min voor het 725 filter.
Compliantie
De compliantie voor het filter is < 0,4 ml/cm H2O.
Materiaal
Materiaal gebruikt in de vervaardiging van het filter is goedgekeurd krachtens USP klasse VI 121 °C Plastic and
Cytotoxicity test.
Neem voor meer informatie contact op met Pall Medical.
Waterafscheider
Weerstand
De weerstand van de interne expiratiewaterafscheiderconstructie inclusief opvangfles is < 0,5 cm H2O bij 50 l/min.
Compliantie
De weerstand van de interne expiratiewaterafscheiderconstructie inclusief opvangfles is < 0,2 ml/cm H2O.
AVEA® disposable expiratiefilter-waterafscheidercombinatie
SPECIFICATIES
Virale en bacteriële filtratiecapaciteit (VFE en BFE):
Partikelfiltratiecapaciteit (PFE):
Inlaatconnector:
Uitlaatconnector:
Hoger dan 99,999%
99,97% van een nominale partikelgrootte van 0,3 Tm bij een flow
van 60 l/min
22 mm mannelijk met een 15 mm vrouwelijk konische connector
22 mm mannelijk met een niet-standaardmaat vrouwelijke
konische connector
Flowweerstand:
Minder dan 1,0 cm H2O bij 60 l/min indien nieuw
Flowlekkage:
Maat:
Minder dan 0,01 l/min bij 140 cm H2O interne druk
Doorsnede 9,7 cm, hoogte 33 cm (doorsnede 3.8 inch, hoogte
13 inch)
Kunststof materiaal:
Polystyreen
Intern volume:
Ongeveer 500 ml
Compliantie:
Minder dan 0,5 ml/cm H2O
Capaciteit condenswaterafscheider:
Ongeveer 130 ml (tot maximale vullijn)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
211
Appendix C: Pneumatisch schema
Gasafgiftemechanisme
Het gasafgiftemechanisme ontvangt en bewerkt de toegevoerde zuurstof en lucht van externe en/of interne (compressor)
voorzieningen. Het mengt het gas dan tot de vereiste concentratie en geeft de gewenste flow of druk af aan de patiënt.
Het gasafgiftemechanisme begint met de inlaatpneumatiek. De inlaatpneumatiek accepteert schone O2 of lucht; het biedt extra
filtratie en regelt de lucht en het O2 gas voordat dit in de zuurstofmenger komt. De zuurstofmenger mengt de gassen tot de
gewenste concentratie voordat dit de flowregelklep bereikt. De flowregelklep regelt de flowrate van het gasmengsel naar de
patiënt. Tussen de zuurstofmenger en de flowregelklep is het expansiereservoir geïnstalleerd voor het verschaffen van
piekflowcapaciteit. De flowsensor geeft informatie over de werkelijke inademingsflow voor servobediening met gesloten loop.
Het gas wordt dan aan de patiënt afgegeven via de veiligheids-/ontlastklep en het uitlaatspruitstuk.
Compressor
Compressorflow
Flow
(optioneel)
(Optional)
Air
Lucht
Zuurstof
Oxygen
Inlet
Inlaatpneumatiek
Pneumatics
Oxygen
Zuurstofmenger
Blender
Afbeelding C1: Gasafgiftemechanisme
L2786-110 Rev. J
ExpansieAccumulator
reservoir
System
Flow
Control
Flowregelklep
Valve
Flowsensor
Flow
Sensor
Safety/Relief
VeiligheidsValve & en
/ontlastklep
Manifold
spruitstuk
Patient
Patiëntflow
Flow
212
Pneumatisch schema
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
213
Appendix D: Monitorbereik en nauwkeurigheid
SCHERM
BESCHRIJVING
BEREIK
NAUWKEURIGHEID
VOLUMEMONITORS
Het volume dat tijdens de inademingsfase van de ademhaling wordt gemeten, is een totaalwaarde omdat het inspiratoir teugvolume
en het volume dat tijdens de expiratiefase wordt gemeten, als het expiratoire teugvolume getotaliseerd wordt. Dit volume is
exclusief het volume dat wordt afgegeven door de compensatiefunctie voor circuitcompliantie voor volume-ademhalingen.
Vte
Expiratoir teugvolume. De waarden voor het
uitgeademde volume worden gemeten door de
expiratoire flowsensor. De waarde kan worden
beïnvloed door de bevochtigerinstelling in het
beademingsapparaat. Bij gebruik van een
proximale flowsensor wordt de VTe gemeten
waar de expiratoire flow de patiënt verlaat bij het
punt waar de sensor is ingebracht (tussen de
patiëntinterface en het Y-stuk).
0 tot 4 l
Expiratoir teugvolume aangepast aan gewicht
van de patiënt.
0 tot 4 ml/kg
Inspiratoir teugvolume. VTi wordt gemeten door
de inspiratoire flowsensor binnen in het
beademingsapparaat en geeft het volume weer
zonder compensatie voor de slangcompliantie.
Het is een berekening van het verschil tussen de
toegediende flow en de uitgeademde flow tijdens
inspiratie. Bij gebruik van een proximale
flowsensor wordt de VTi gemeten waar de
inspiratoire flow (vertaald naar volume) de patiënt
binnenkomt bij het punt waar de sensor is
ingebracht (tussen de patiëntinterface en het
Y-stuk).
0 tot 4 l
Inspiratoir teugvolume aangepast aan gewicht
van de patiënt.
0 tot 4 ml/kg
Spontaan teugvolume. Een Spont Vt van nul (0)
geeft aan dat de meest recente ademhaling geen
spontane ademhaling was. Het betreft een
momentwaarde.
0 tot 4 l
Spontaan teugvolume aangepast aan gewicht
van de patiënt.
0 tot 4 ml/kg
Mand Vt
SIMV teugvolume. Weergegeven een rollend
gemiddelde van 8 ademhalingen of één minuut,
wat zich het eerste voordoet.
0 t/m 4 l
(± 20 ml + 10% van aflezing)-volwassen
machinesensor
(± 1 ml + 10% van aflezing)-neonate
Y-stuksensor
Mand Vt/Kg
SIMV teugvolume aangepast aan gewicht van de
patiënt.
0 tot 4 ml/kg
Afgeleid
Het totaal afgegeven machinevolume gemeten
door de inspiratoire flowsensor van het
beademingsapparaat. Deze waarde zal hoger
uitvallen dan de VTi als de compensatie van
slangcompliantie actief is.
0 tot 4L
(± 20 ml + 10% van waarde)
Procentlekkage. Het verschil tussen inspiratoir en
expiratoir teugvolume uitgedrukt in % verschil.
Afgeleid
Afgeleid
Ve
Minuutvolume. Volume gas uitgeademd door
patiënt tijdens de laatste minuut.
0 t/m 99,9 l
Afgeleid
Ve/Kg
Minuutvolume aangepast aan gewicht van de
patiënt.
0 tot 999 ml/kg
Afgeleid
Spontaan minuutvolume.
0 tot 99,9 l
Afgeleid
Vte/Kg
Vti
Vti/Kg
Spon Vt
Spon Vt/Kg
Vdel
% Lek
Spon Ve
L2786-110 Rev. J
(± 20 ml + 10% van waarde)machinesensor voor volwassenen
(± 1 ml + 10% van waarde)Y-stuksensor voor neonaten
(± 20 ml + 10% van waarde)machinesensor voor volwassenen
(± 1 ml + 10% van waarde)Y-stuksensor voor neonaten
(± 20 ml + 10% van waarde)machinesensor voor volwassenen
(± 1 ml + 10% van waarde)Y-stuksensor voor neonaten
214
Monitorbereik en nauwkeurigheid
Bedieningshandleiding
SCHERM
BESCHRIJVING
BEREIK
NAUWKEURIGHEID
Spon Ve/kg
Spontaan minuutvolume aangepast aan gewicht
van de patiënt.
0 tot 999 ml/kg
Afgeleid
Ademfrequentie.
0 t/m 200 s/min
± 3% of 2 s/min, wat het hoogste is
Spontane ademfrequentie. Geeft de spontane
ademfrequentie van de afgelopen minuut weer.
0 t/m 200 s/min
± 3% of 2 s/min, wat het hoogste is
Ti
Inspiratietijd.
0,00 t/m
99,99 sec
± 0,03 sec
Te
Expiratietijd.
0,00 t/m
99,99 sec
± 0,03 sec
I:E
Verhouding inspiratie/expiratie
Opmerking: Niet actief bij vraagbeademing.
1:99,9 tot 99,9:1
Afgeleid van nauwkeurigheid voor
bewaakte Ti en Te.
f/Vt
Snelle oppervlakkige ademhalingsindex.
0 tot
500 b2/min/L
Afgeleide van nauwkeurigheid voor
spontane ademfrequentie en spontaan
minuutvolume.
FREQUENTIE/TIJD-MONITORS
Rate
Spon Rate
DRUKMONITORS
Ppeak
Inspiratiepiekdruk.
Niet actief bij spontane ademslagen.
0 tot
120 cm H2O
± 3,5% waarde of ± 2 cm H2O, wat het
hoogste is
Pmean
Gemiddelde beademingsdruk.
0 tot
120 cm H2O
± 3,5% waarde of ± 2 cm H2O, wat het
hoogste is
Pplat
Plateaudruk. Indien er geen plateau optreedt,
geeft de monitor * * * weer
0 tot
120 cm H2O
± 3,5% waarde of ± 2 cm H2O, wat het
hoogste is
PEEP
Positieve eind expiratoire druk.
0 tot
60 cm H2O
± 3,5% waarde of ± 2 cm H2O, wat het
hoogste is
Air Inlet
Luchtinlaat, gastoevoerdruk.
0 tot 80 psig
± 5 psig (1,4 – 5,5 bar)
O2-inlaat
Zuurstofinlaat, gastoevoerdruk.
0 tot 80 psig
± 5 psig (1,4 - 5,5 bar)
Barometrische druk.
760 tot
545 mmHg of
101 tot 72,7 kPa
± 2% van volledige schaal
0 t/m 100%
± 3%
0 tot
300 ml/cm H2O
Afgeleid
Pbaro
GASSAMENSTELLINGMONITORS
FIO2
Afgegeven percentage O2.
MECHANISME
Cdyn
Cdyn/Kg
Cstat
Cstat/Kg
Dynamische compliantie (CDYN en CDYN / kg),
absoluut en genormaliseerd naar gewicht van
de patiënt.
Compliantie beademingssysteem (CRS), (ook
bekend als statische compliantie CSTAT), absoluut
en genormaliseerd naar gewicht van de patiënt.
Opmerking: Dit vereist een Inspiratoire holdmanoeuvre.
0,00 tot
5,00 ml/cm H2O
0 tot
300 ml/cm H2O
Afgeleid
0,00 tot
5,00 ml/cm H2O
Rrs
Weerstand ademhalingssysteem.
Opmerking: De berekening wordt uitgevoerd
tijdens een inspiratoire hold-manoeuvre.
0 tot 100
cm H2O/L/sec
Afgeleid
PIFR
Inspiratoire piekflow.
0 t/m 300 l/min
(Alle patiënten)
± 10% instelling of ± (0,2 l/min + 10%
instelling), wat het hoogste is
PEFR
Expiratoire piekflowfrequentie.
0 t/m 300 l/min
(Alle patiënten)
± 10% instelling of ± (0,2 l/min + 10%
instelling), wat het hoogste is
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
SCHERM
Monitorbereik en nauwkeurigheid
BESCHRIJVING
BEREIK
NAUWKEURIGHEID
Ccw
De verhouding van het teugvolume (expiratoir)
tot de delta oesofagusdruk (dPES). Vereist een
oesofagusballon.
0 tot
300 ml/cm H2O
+ 10%
CLUNG
De verhouding van het teugvolume (expiratoir)
tot de delta transpulmonale druk. De delta
transpulmonale druk is het verschil tussen de
luchtwegplateaudruk (tijdens een
inademingspauze) en de oesofagusdruk (op het
moment dat de luchtwegplateaudruk wordt
gewogen) minus het verschil tussen de
beademingsdruk en de oesofagusbasislijndruk.
Vereist een inspiratoire hold en een
oesofagusballon.
0 tot
300 ml/cm H2O
+ 10%
C20 / C
De verhouding van de dynamische compliantie
tijdens de laatste 20% van de inspiratie (C20) tot
de totale dynamische compliantie (C).
0,00 t/m 5,00
+ 10%
L2786-110 Rev. J
215
216
Monitorbereik en nauwkeurigheid
Scherm
Bedieningshandleiding
Beschrijving
Bereik
Nauwkeurigheid
RRS
De totale weerstand tijdens de inademingsfase van
een ademhaling. De weerstand van het
beademingssysteem is de verhouding van het
beademingsdrukdifferentieel (piek – plateau) tot de
inademingsflow 12 ms vóór het einde van de
inspiratie. Dit vereist een inspiratoire hold.
0 tot 100
cm H2O/l/sec
+ 10%
RPEAK
De expiratoire piekweerstand (RPEAK), wordt
gedefinieerd als de weerstand op het moment van
de expiratoire piekflow (PEFR).
0,0 tot 100,0
cm H2O/l/sec
+ 10%
RIMP
De luchtwegweerstand tussen het Y-stuk van het
patiëntcircuit en de tracheale sensor. Vereist een
inspiratoire hold en een tracheale katheter.
0,0 tot 100,0
cm H2O/l/sec
+ 10%
RLUNG
De verhouding van het beademingsdrukdifferentieel
(piek – plateau) tot de inademingsflow 12 ms vóór
het einde van de inspiratie. Vereist een inspiratoire
hold en een tracheale katheter.
0,0 tot 100,0
cm H2O/l/sec
+ 10%
dPAW
Het verschil tussen de piek beademingsdruk
(PPEAK AW) en de basislijn beademingsdruk
(PEEPAW).
-120 tot
120 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
dPES
Het verschil tussen de piek oesofagusdruk
(PPEAK ES) en de basislijn oesofagusdruk (PEEPES).
-120 tot
120 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
AutoPEEP
De beademingsdruk aan het einde van een
expiratoire hold-manoeuvre. Vereist een passieve
patiënt.
0 tot
50 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
dAutoPEEP
Het verschil tussen de beademingsdruk aan het
einde van een expiratoire hold-manoeuvre en de
beademingsdruk bij het begin van de volgende
geplande ademhaling na de expiratoire holdmanoeuvre. Vereist een passieve patiënt.
0 tot
50 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
AutoPEEPES
Het verschil tussen de oesofagusdruk gemeten aan
het einde van de expiratie (PEEPES) minus de
oesofagusdruk gemeten bij het begin van een door
de patiënt gestarte ademhaling (PES start) en de
gevoeligheid van het vraagsysteem van het
beademingsapparaat. De gevoeligheid van het
vraagsysteem van het beademingsapparaat is het
verschil tussen de basislijn beademingsdruk
(PEEPAW) en de beademingsdruk als de patiënt
een ademhaling start (PAW start). Vereist een
oesofagusballon.
0 tot
50 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
Ptp Plat
Transpulmonale druk tijdens een inspiratoire hold,
het verschil tussen de luchtwegplateaudruk
(PPLAT AW) en de bijbehorende oesofagusdruk.
Vereist een inspiratoire hold en een
oesofagusballon.
-60 tot
120 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
Ptp PEEP
Het verschil tussen de bijbehorende beademingsen oesofagusdruk aan het einde van de expiratoire
hold tijdens een AutoPEEP manoeuvre. Vereist een
inspiratoire hold en een oesofaguskatheter.
-60 tot
120 cm H2O
± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
MIP
De maximale negatieve beademingsdruk die door
de patiënt is bereikt tijdens een expiratoire holdmanoeuvre.
-60 tot
120 cm H2O
± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
P100
De negatieve druk die 100 ms nadat een
inademingsinspanning is gedetecteerd, optreedt.
-60 tot
120 cm H2O
± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Scherm
Monitorbereik en nauwkeurigheid
Beschrijving
Bereik
Nauwkeurigheid
WOBV
De som van de beademingsdruk (PAW) minus de
basislijn beademingsdruk (PEEPAW) maal de
verandering in teugvolume naar de patiënt (∆V)
tijdens de inspiratie, en genormaliseerd naar het
totale inspiratoire teugvolume (VTi).
0,00 tot 20,00
Joules/L
+ 10%
WOBP
De ademhalingsinspanning van de patiënt (WOBP),
genormaliseerd naar het totale inspiratoire
teugvolume. De ademhalingsinspanning van de
patiënt wordt gedefinieerd als de som van twee
inspanningscomponenten: de inspanning van het
long en de inspanning van de thoraxwand. Vereist
een oesofagusballon.
0,00 tot 20,00
Joules/L
+ 10%
WOBI
De inspanning door de patiënt om spontaan te
ademen via het beademingsapparaat, d.w.z. de
E.T. slang, het ademhalingscircuit, en het
vraagflowsysteem. Vereist een tracheale katheter.
0,00 tot 20,00
Joules/L
+ 10%
Opmerking:
Bewaakte waarden worden weergegeven as BTPS.
L2786-110 Rev. J
217
218
Monitorbereik en nauwkeurigheid
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
219
Appendix E: Sensorspecificaties en circuitweerstand
VarFlex® sensorspecificaties
Tabel E-1: Specificaties Varflex flowsensor
Sensor
Baby 15 mm
Volwassen 15 mm
Onderdeelnr.
Type
Circuitlocatie
Specificaties prestaties
Flowbereik
Diff. drukbereik
Nauwkeurigheid*
Weerstand
Dode ruimte
Freq. Reactie**
Luchtw. drukbereik
Kalibratie (EEPROM)
Lineariteit
Bedrijfstemperatuur
7002500
Eenmalig gebruik
Y-stuk
7002300
Eenmalig gebruik
Y-stuk
0,024 t/m 30 l/min
± 5,72 cm H2O
± (0,012 l/min + 5% of aflezing)
4,5 cm H2O @ 30 l/min
0,7 ml geïnstalleerd
17 Hz
-140 tot 140 cm H2O
29 punts curve
< 1% tussen punten
5 ° tot 40 °C
41 ° tot 104 °F
1,2 t/m 180 l/min
± 5,72 cm H2O
± (0,1 l/min + 5% of aflezing)
2,4 cm H2O @ 60 l/min
9,6 ml geïnstalleerd
26 Hz
-140 tot 140 cm H2O
29 punts curve
< 1% tussen punten
5 ° tot 40 °C
41 ° tot 104 °F
3,5 cm (1.36 in)
15 mm buitendiameter
15 mm buitendiameter
121,9 cm (48 in)
Bicore eigen merk
22 gr (0.7 oz)
Voor gebruik bij één patiënt
n.v.t.
Sensor – Lexan
Flap – Mylar
Slangetjes – PVC
Connector – ABS
6,2 cm (2.45 in)
15 mm buitendiameter
15 mm buitendiameter
185,4 cm (73 in)
Bicore eigen merk
31 gr (1.0 oz)
Voor gebruik bij één patiënt
n.v.t.
Sensor – Lexan
Flap – Mylar
Slangetjes – PVC
Connector – ABS
Fysieke afmetingen
Sensorlengte
Diameter Insp (app.kant)
Diameter Exp (patiënt)
Slanglengte
Connector
Gewicht
Gebruiksduur
Sterilisatie
Materiaal
L/min: Droge lucht bij 25 °C (77 °F) en 14,7 psig barometerstand.
* Inclusief ± 1% voor lineariteit en hysterese zonder nuldrift voor de druktransducer en ± 2% voor varaties in
temperatuur en vochtigheid.
De sensor moet gecorrigeerd worden voor barometerstand en zuurstofconcentratie.
** Frequentierespons is signaaldemping tot 0,707 invoer en gaat uit van 100 Hz monsterfrequentie.
L2786-110 Rev. J
220
Sensorspecificaties en circuitweerstand
Bedieningshandleiding
Specificaties flowsensor met verwarmingsdraad
Tabel E-2: Specificaties sensor met verwarmingsdraad
Onderdeelnr.:
Type:
Circuitlocatie:
Specificaties prestaties
Flowbereik:
Vol. nauwkeurigheid:
Flowweerstand:
Dode ruimte:
Freq. Reactie*:
Kalibratie:
Lineariteit:
Bedrijfstemperatuur:
Fysieke afmetingen
Sensorlengte:
Diameter Insp (app.kant):
Diameter exp (patiëntkant):
Slanglengte:
Connector:
Gewicht:
Gebruiksduur:
Sterilisatie:
Materiaal:
51000-40081
Verwarmingsdraad voor meermalig
gebruik
Y-stuk
0 (+/- 0,002) t/m 30 l/min
+/-10%
6 cm H2O @ 20 l/min
0,8 ml
16 Hz
36 punts curve
< 2%
5 tot 40 °C
1,68″
15 mm buitendiameter
15 mm buitendiameter
N.v.t.
Pen en gattype
< 10 gr (exclusief draad)
25 cycli
Stoomautoclaveren
Sensor – Delrin
Draad – platina
Zeef – roestvrijstaal 304 of 316
Pen – PhBz, goud over vernikkeld
Vulring – Delrin
Circuitweerstandstest
De weerstand van een circuit van een neonatale patiënt moet worden gecontroleerd om te zien of de ventilator goed
werkt bij toepassingen voor neonatale patiënten. Overmatige weerstand in het circuit kan onder zulke omstandigheden
een alarm Circuit geblokkeerd doen afgaan.
De weerstandstest geldt voor alle neonatale toepassingen, uitgezonderd nCPAP.
1. Sluit het systeem als volgt aan om de weerstand van het ademhalingscircuit te meten:
Modus
TCPL AC
Flowcorrectie
ATPD (ingesteld in het scherm Utility
[hulpprogramma], tabblad Configuratie)
Frequentie
4
Inspiratiedruk
10 cmH2O
Piekflow
15 l/min
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Sensorspecificaties en circuitweerstand
Inspiratietijd
3,0 sec
PEEP
0 cmH2O
Flowtrigger
20 l/min
Druktrigger
20 cmH2O
% O2
21% (geen heliox)
Basisflow
2 l/min
Bevochtiger
Droge kamer in circuit, bevochtiger uitgeschakeld
Patiëntcircuit
Schoon en droog
Expiratiefilter
Geïnstalleerd, schoon en droog
Testlong
Niet in gebruik. Blokkeer het Y-stuk
221
2. Selecteer golfvormen Pinsp en Paw.
3. Laat, terwijl het Y-stuk aan de patiëntzijde is geblokkeerd, een TCPL-beademing plaatsvinden. Druk vervolgens op
de toets FREEZE (stilzetten) en beweeg de cursorregel met de dataknop net zolang totdat de cursorregel zich in het
midden van het inademingsgedeelte van de ademhaling bevindt.
4. Lees de drukgegevens van de Pinsp- en Paw-golfvormen af van de cursorregel.
5. Trek Paw af van Pinsp. Pinsp – Paw = X cmH2O
6. Het zo berekende drukverschil (X cmH2O) mag bij een flow van 15 l/min niet groter zijn dan 3,1 cmH2O, en er mag
voor die ademhaling geen alarm Circuit geblokkeerd actief zijn.
7. Stel de instelling voor de flowcorrectie in het scherm Utility (hulpmiddelen) terug op “BTPS” (normale instelling voor
gebruik bij patiënt).
Opmerking:
Het gebruik van een neonataal circuit in een toepassing met pediatrische afmetingen wordt afgeraden.
Specificaties volumecapnografie
Sensoren
Sensortype
Fysieke eigenschappen sensor
Sensorcompatibiliteit
CO2-meting
Bereik CO2-meting
Nauwkeurigheid CO2-meting
Resolutie CO2
Stabiliteit CO2
Compensatie gassamenstelling
L2786-110 Rev. J
Standaard, niet-dispergerende infraroodoptica met enkele straal en dubbele
golflengte. Geen bewegende onderdelen.
Gewicht: 25 g (78 g met standaardkabel en connectoren)
Afmetingen: 33 mm x 43 mm x 23 mm. Kabellengte: 3 m
De CareFusion Capnostat 5 is uitsluitend onderling verwisselbaar met andere
apparatuur van CareFusion.
0 – 150 mmHg (0 – 20 kPa)
± 2 mmHg voor 0-40 mmHg
± 5% van de waarde voor 41-70 mmHg
± 8% van de waarde voor 71-100 mmHg
± 10% van de waarde voor 101-150 mmHg
1 mmHg
< 0,8 mmHg gedurende vier uur
Gassamenstelling zuurstof en helium. Automatische compensatie.
222
Luchtwegadapters
Volwassenen/pediatrisch
Voor gebruik bij één patiënt
Voor zuigelingen/pediatrisch
Voor gebruik bij één patiënt
Voor volwassenen/pediatrisch
Herbruikbaar
Voor zuigelingen/pediatrisch
Herbruikbaar
Alle onderdelen zijn vrij van latex
Sensorspecificaties en circuitweerstand
Bedieningshandleiding
Voor gebruik met endotracheale tube met binnendiameter van meer dan 4 mm
Dode ruimte: 5 ml
Gewicht: 7,7 g
Kleur: Doorzichtig
Voor gebruik met endotracheale tube met binnendiameter van 4 mm of minder
Dode ruimte: < 1 ml
Gewicht: 9,1 g
Kleur: paars
Voor gebruik met endotracheale tube met binnendiameter van meer dan 4 mm
Dode ruimte: 5 ml
Gewicht: 12 g
Kleur: zwart
Voor gebruik met endotracheale tube met binnendiameter van 4 mm of minder
Dode ruimte: < 1 ml
Gewicht: 14,9 g
Kleur: rood
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
223
Appendix F: Tekst AVEA berichtenbalk
TEKST AVEA BERICHTENBALK
“Confirm Apnea Settings.”
(Bevestig apneu-instelling)
“Proximal Flow Sensor required.”
(Proximale flow sensor benodigd)
“Bias Flow insufficient to allow Flow Trigger.”
(Basisflow te laag om Flow Trigger toe te staan)
“Heliox concentration will change.”
(Heliox-concentratie verandert)
“Nebulizer not available.”
(Vernevelaar niet beschikbaar)
“Confirm inspiratory pressure settings.”
(Bevestig inspiratoire drukinstellingen)
“Settings restored to defaults.”
(instellingen teruggezet naar standaard)
“Compliance Compensation not active for
NEO.” (Compliantie compensatie niet aktief
voor Neo)
“Minimum 0.2 sec Inspiratory Time.”
(Minimaal 0,2 sec inspiratietijd)
“Maximum 4:1 I:E Ratio.”
(Maximale 4:1 I:E Ratio).
“Maximum 3 sec Inspiratory Time.”
(Maximaal 3 sec inspiratietijd.)
“Maximum 5 sec Inspiratory Time.”
(Maximaal 5 sec inspiratietijd)”
“Invalid Calibration.” (Ongeldige kalibratie)
“Error saving Serial/Model Number.” (Fout bij
opslaan van serie-/modelnummer)
Clear Messages. (Berichten wissen)
“FCV Characterization in progress.”
(FCV typering bezig.)
“FCV Characterization complete.”
(FCV typering voltooid.)
“FCV Characterization failed.”
(FCV typering mislukt.)
Installed Software Version
(Geïnstalleerde softwareversie)
Current Time, Date, and Runtime Hours
(Actuele tijd, datum en bedrijfsuren)
“DPRAM Comm. Error, Ctrl”
L2786-110 Rev. J
OORZAAK
Selectie van CPAP/PSV of APRV in pop-upvenster Mode Select
(modusselectie) als actief.
Accepteren van de ingestelde volumegrens als
Size (afmeting) is NEO, Volume Limit (volumegrens) is actief, en
er geen Y-stuk -flowsensor is aangesloten (Varflex of Hotwire).
Accepteren van basisflow-instellingen of flow-triggerinstellingen
als flow-triggering < (Basisflow + 0,5 lpm).
Accepteren van %O2 instelling als heliox wordt gebruikt.
Accepteren van Piekflowinstellingen < 15 lpm als de vernevelaar
actief is of als u op de membraantoets Nebulizer (vernevelaar)
drukt als de piekflowinstelling < 15 lpm).
Selectie van Volume Limit (volumegrens)-regeling als Volume
Limit (volumegrens) actief is (d.w.z. niet bij standaard / hoogste
waarde voor patiëntafmeting).
Patient Accept (patiënt accepteren) als New Patient (nieuwe
patiënt) is geselecteerd.
Size Accept (afmeting accepteren) als de afmeting NEO is, en de
Circ Comp instelling is niet nul.
Accepteren van elke combinatie van instellingen die een I-Time
(inspiratietijd) van minder dan 0,2 seconden produceert.
Accepteren van elke combinatie van instellingen die een I:E Ratio
van 4:1 of groter produceert.
Accepteren van elke combinatie van instellingen als de afmeting
NEO is en een I-Time (inspiratietijd) van meer dan 3 seconden
produceert.
Accepteren van elke combinatie van instellingen als de afmeting
PED of ADULT is en een I-Time (inspiratietijd) van meer dan
5 seconden produceert.
Uitsluitend servicestand:
Validering mislukt, terwijl het dialoogvenster Calibration
(kalibratie ) actief is voor het geselecteerde toestel.
Uitsluitend servicestand:
Bij accepteren van serienummer of veranderd modelnummer.
Uitsluitend servicestand:
Validering voltooid, terwijl het dialoogvenster Calibration
(kalibratie ) actief is voor het geselecteerde toestel.
Uitsluitend servicestand:
Aan het begin van de typeringsprocedure voor de flowregelklep.
Uitsluitend servicestand:
Als de typeringsprocedure voor de flowregelklep voltooid is.
Uitsluitend servicestand:
Voltooiing van de typeringsprocedure voor de flowregelklep is
mislukt. Validering typering en afstemgegevens is mislukt.
Opstarten.
Hoofdtoets ingedrukt.
Verlies van communicatie met bediening microprocessor.
224
Tekst AVEA berichtenbalk
TEKST AVEA BERICHTENBALK
“Printing.” (Bezig met afdrukken)
“Printer out of paper.” (Printer zonder papier)
“Printer offline.” (Printer niet aangesloten)
“Printer Error.” (Printerfout)
“Printer Ready.” (Printer gereed)
“Printer busy.” (Printer bezig)
“Volume Limit disabled.”
(Volumegrens uitgeschakeld)
“Proximal Flow Sensor disconnected.”
(Aansluiting proximale flowsensor is
losgekoppeld)
“Flow sensor is not Heliox-compatible.”
(Flowsensor is niet compatibel met heliox)
“Proximal Airway Line disconnected.”
(Loskoppeling proximale luchtweglijn)
“Proximal Flow Sensor conflict.”
(Conflict proximale flowsensor)
“Esophageal monitoring not available.”
(Oesofageale bewaking niet beschikbaar)
“Tracheal monitoring not available.”
(Tracheale bewaking niet beschikbaar)
“Flow Sensor Error.” (Flowsensorfout)
“Wye Sensor Error.” (Fout Y-stuk-sensor)
“Device Error.” (Apparaatfout)
“Esophageal Balloon Leak Test Failed.”
(Lektest oesofagusballon mislukt)
“Stopped: Patient Effort Detected.” (Gestopt:
Ademinspanning van de patiënt gedetecteerd)
“Proximal Flow Sensor Ready.”
(Proximale flowsensor gereed)
Bedieningshandleiding
OORZAAK
De knop Print Screen (schermafdruk maken) is ingedrukt; bezig
met verzenden van schermgegevens naar printer.
De knop Print Screen (schermafdruk maken) is ingedrukt, de
printer meldt dat het papier op is.
De knop Print Screen (schermafdruk maken) is ingedrukt, de
printer meldt dat hij niet beschikbaar is.
De knop Print Screen (schermafdruk maken) is ingedrukt, de
printer meldt dat er een fout aanwezig is.
Het verzenden van schermgegevens naar de printer is voltooid.
De knop Print Screen (schermafdruk maken) is ingedrukt, het
apparaat is nog niet klaar met het verzenden van gegevens van
de vorige activering.
Bij het loskoppelen van de WFS (Neo of Hotwire) als de afmeting
is NEO en Volume Limit (volumegrens) actief is.
Bij loskoppeling van de WFS, elk type.
Bij het aansluiten van de Hotwire WFS als heliox actief is.
Bij loskoppeling van de proximale drukaansluiting.
Bij gelijktijdige aansluiting van Hotwire en VarFlex WFS.
Bij aansluiting van oesofagusballon als de afmeting NEO is.
Bij aansluiting van tracheale katheter als de afmeting NEO is.
Bij het opstarten kan geen enkele interne flowsensor gevalideerd
worden.
Bij aansluiten en als er geen proximale flowsensor gevalideerd
kan worden.
Bij waarneming van een defect dat wordt geclassificeerd als een
Device Error (Apparaatfout).
Als de lektest voor de oesofagusballon is mislukt.
Bij detectie van inspanningen van de patiënt bij manoeuvres
waarbij een passieve patiënt vereist is.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
225
Appendix G: Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal
mechanisme
Snelle oppervlakkige ademhalingsindex (f / Vt)
Het beademingsapparaat kan de berekende waarde voor de Snelle oppervlakkige ademhalingsindex
(f / Vt) weergeven, de spontane ademfrequentie per teugvolume, gebaseerd op de volgende formule:
f / Vt = f 2 / Ve , waar f = spontane ademfrequentie (slagen per minuut) en
Ve = spontane minuutbeademing in LPM
Bereik:
0 tot 500 b2/min/l
Resolutie:
1 b2/min/l
Compliantie thoraxwand (CCW)
De compliantie van de thoraxwand (CCW) is de verhouding van het teugvolume (expiratoir) tot de delta
oesofagusdruk (dPES).
CCW =
Vte
dPES
Bereik:
0 tot 300 ml/cm H2O
Resolutie:
1 ml/cm H2O
Opmerking:
Vereist een oesofagusballonkatheter.
Nauwkeurigheid: ± 10%
Longcompliantie (CLUNG)
De longcompliantie (CLUNG) is de verhouding van het teugvolume (expiratoir) tot de delta transpulmonale
druk. De delta transpulmonale druk is het verschil tussen de luchtwegplateaudruk (tijdens een
inademingspauze) en de oesofagusdruk (op het moment dat de luchtwegplateaudruk wordt gemeten)
minus het verschil tussen de beademingsdruk en de oesofagusbasislijndruk.
CLUNG =
Bereik:
Vte
, waar dPPLAT TP = (PPLAT AW − PES) − (PEEPAW − PEEPES)
dPPLAT TP
0 tot 300 ml/cm H2O
Resolutie:
1 ml/cm H2O
Opmerking:
Vereist een inspiratoire hold-manoeuvre en een oesofagusballonkatheter.
Nauwkeurigheid: ±10%
L2786-110 Rev. J
226
Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal mechanisme
Bedieningshandleiding
Compliantieverhouding (C20 / C)
De compliantieverhouding (C20 / C) is de verhouding van de dynamische compliantie tijdens de laatste
20% van de inspiratie (C20) tot de totale dynamische compliantie (C).
Bereik:
0,00 t/m 5,00
Resolutie:
0,01
Nauwkeurigheid: ± 10%
Weerstand ademhalingssysteem (RRS)
De weerstand van het ademhalingssysteem (RRS) is de totale weerstand tijdens de inademingsfase van
een ademhaling. De weerstand van het beademingssysteem is de verhouding van het
beademingsdrukdifferentieel (piek – plateau) tot de inademingsflow 12 ms vóór het einde van de
inspiratie.
Bereik:
0 tot 100 cm H2O/l/sec
Resolutie:
0,1 cm H2O/l/sec
Beperking:
Uitsluitend actief bij volume-ademhalingen.
Opmerking:
Dit vereist een inspiratoire hold-manoeuvre.
Nauwkeurigheid:
± 10%
Peak expiratoire weerstand (RPEAK)
Het beademingsapparaat moet in staat zijn tot het berekenen en weergeven van de expiratoire
piekweerstand (RPEAK), die wordt gedefinieerd als de weerstand op het moment van de expiratoire
piekflow (PEFR).
RPEAK =
PPEFR
PEFR
Bereik:
0,0 tot 100,0 cm H2O/l/sec
Resolutie:
0,1 cm H2O/l/sec
Nauwkeurigheid: ± 10%
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
227
Opgelegde weerstand (RIMP)
De opgelegde weerstand (RIMP)is de luchtwegweerstand tussen het Y-stuk van het patiëntcircuit en de
tracheale sensor.
Bereik:
0,0 tot 100,0 cm H2O/l/sec
Resolutie:
0,1 cm H2O/l/sec
Opmerking:
Vereist een inspiratoire hold-manoeuvre en een tracheale katheter.
Nauwkeurigheid: ± 10%
Longweerstand (RLUNG)
De longweerstand (RLUNG) is de verhouding van het tracheale drukdifferentieel (piek – plateau) tot de
inademingsflow 12 ms vóór het einde van de inspiratie.
Bereik:
0,0 tot 100,0 cm H2O/l/sec
Resolutie:
0,1 cm H2O/l/sec
Opmerking:
Vereist een inspiratoire hold-manoeuvre en een tracheale katheter.
Nauwkeurigheid: ± 10%
Inspiratoire piekflow (PIFR)
Het beademingsapparaat is in staat tot bewaking en weergave van de werkelijke inspiratoire
piekflowfrequentie voor de inademingsfase van een ademhaling.
Bereik:
0 tot 300 LPM
(alle patiënten)
Resolutie:
1 LPM
0,1 LPM
(volwassen/pediatrisch)
(neonataal)
Nauwkeurigheid: ± 10%
Expiratoire piekflowfrequentie (PEFR)
Het beademingsapparaat is in staat tot bewaking en weergave van de werkelijke expiratoire
piekflowfrequentie voor de uitademingsfase van een ademhaling.
Bereik:
0 tot 300 LPM
(alle patiënten)
Resolutie:
1 LPM
0,1 LPM
(volwassen/pediatrisch)
(neonataal)
Nauwkeurigheid: ± 10%
L2786-110 Rev. J
228
Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal mechanisme
Bedieningshandleiding
Delta beademingsdruk (dPAW)
De Delta beademingsdruk (dPAW)is het verschil tussen de piek beademingsdruk (PPEAK AW) en de basislijn
beademingsdruk (PEEPAW).
dPAW = PPEAK AW − PEEPAW
Bereik:
-120 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid:
± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is.
Delta oesofagusdruk (dPES)
De Delta oesofagusdruk (dPES) is het verschil tussen de piek oesofagusdruk (PPEAK ES) en de basislijn
oesofagusdruk (PEEPAW).
dPES = PPEAK ES − PEEPES
Bereik:
-120 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
AutoPEEPAW
AutoPEEP is de beademingsdruk aan het einde van een expiratoire hold-manoeuvre.
Bereik:
0 tot 50 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
Opmerking:
Vereist een passieve patiënt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
229
Delta AutoPEEPAW (dAutoPEEPAW)
Delta AutoPEEPAW (dAutoPEEPAW) is het verschil tussen de beademingsdruk aan het einde van een
expiratoire hold-manoeuvre en de beademingsdruk bij het begin van de volgende geplande ademhaling
na de expiratoire hold-manoeuvre.
Bereik:
0 tot 50 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Opmerking:
Vereist een passieve patiënt.
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
AutoPEEPES
AutoPEEPES is gedefinieerd als het verschil tussen de oesofagusdruk gemeten aan het einde van de
expiratie (PEEPES) minus de oesofagusdruk gemeten bij het begin van een door de patiënt gestarte
ademhaling (PES start) en de gevoeligheid van het vraagsysteem van het beademingsapparaat.
De gevoeligheid van het vraagsysteem van het beademingsapparaat is het verschil tussen de basislijn
beademingsdruk (PEEPAW) en de beademingsdruk als de patiënt een ademhaling start (PAW start).
AutoPEEPES = (PEEPES − PES start) − (PEEPAW − PAW start)
Bereik:
0 tot 50 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Opmerking:
Vereist een oesofagusballonkatheter.
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
Transpulmonale druk, Plateau (Ptp Plat)
Het beademingsapparaat is in staat tot het berekenen en weergeven van de transpulmonale druk tijdens
een inspiratoire hold, het verschil tussen de luchtwegplateaudruk (PPLAT AW) en de bijbehorende
oesofagusdruk.
PtpPlat = PPLAT AW − PES
Bereik:
-60 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is.
Opmerking:
Vereist een inpiratoire hold en een oesofaguskatheter.
L2786-110 Rev. J
230
Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal mechanisme
Bedieningshandleiding
Transpulmonale druk, AutoPEEP (Ptp PEEP)
Transpulmonale druk, AutoPEEP (PtpPEEP) is het verschil tussen de bijbehorende beademings- en
oesofagusdruk aan het einde van de expiratoire hold tijdens een AutoPEEP manoeuvre.
Ptp PEEP = PAW − PES (aan het einde van een expiratoire hold)
Bereik:
-60 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
Opmerking:
Vereist een inpiratoire hold en een oesofaguskatheter.
Maximale inspiratiedruk (MIP)
De maximale inspiratiedruk (MIP) is de maximale negatieve beademingsdruk die door de patiënt wordt
bereikt tijdens een expiratoire hold-manoeuvre.
Bereik:
-60 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
Ademhalingsaandrijving (P100)
De ademhalingsaandrijving (P100) is de negatieve druk die 100 ms nadat een inademingsinspanning is
gedetecteerd, optreedt.
P100 = Peinde 100 − PEEPAW
Bereik:
-60 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
231
Ademarbeid – beademingsapparaat (WOBV)
De ademarbeid – beademingsapparaat (WOBV) is de som van de beademingsdruk (PAW) minus de
basislijn beademingsdruk (PEEPAW) maal de verandering in teugvolume naar de patiënt (∆V) tijdens de
inspiratie, en genormaliseerd naar het totale inspiratoire teugvolume (VTi).
Als PAW > PEEPAW ,
∑ (P
AW
WOBV =
− PEEPAW )∆V
Insp
Vti
Bereik:
0,00 tot 20,00 Joules/L
Resolutie:
0,01 Joules/L
Nauwkeurigheid: ± 10%
De ademhalingsinspanning van de patiënt (WOBP) (genormaliseerd naar het afgegeven
inspiratoire teugvolume)
De ademhalingsinspanning van de patiënt (WOBP), genormaliseerd naar het totale inspiratoire
teugvolume. De ademhalingsinspanning van de patiënt wordt gedefinieerd als de som van twee
inspanningscomponenten: de inspanning van het long en de inspanning van de thoraxwand.
WOBP = WOBLUNG + WOBCW
waarbij WOBLONG =
Tiend
∑ ( PEEP
ES
− PES )∆V
(als PEEPES > PES en V > 0)
Testart
en WOBCW =
VP 2
2CCW
(als PEEPES > PES)
Longinspanning (WOBLUNG) wordt berekend met behulp van oesofagusdruk als de basislijn
oesofagusdruk (PEEPES) groter is dan de oesofagusdruk (PES), wat aangeeft dat de patiënt zich inspant.
Inspanning van de thoraxwand (WOBCW) voor een spontaan ademende patiënt wordt berekend met
behulp van alleen dat gedeelte van het totaal teugvolume dat wordt afgegeven wegens de inspanning
van de patiënt (VP) en de thoraxwandcompliantie (CCW).
Bereik:
0,00 tot 20,00 Joules/L
Resolutie:
0,01 Joules/L
Nauwkeurigheid: ± 10%
Opmerking:
Vereist een oesofagusballonkatheter.
L2786-110 Rev. J
232
Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal mechanisme
Bedieningshandleiding
Opgelegde ademarbeid (WOBI)
De opgelegde ademarbeid (WOBI) wordt gedefinieerd als de inspanning door de patiënt om spontaan te
ademen via het beademingsapparaat, d.w.z. de E.T. slang, het ademhalingscircuit, en het vraagflowsysteem.
Opgelegde inspanning wordt bepaald door het integreren van de verandering in tracheale druk en
teugvolume, en genormaliseerd naar de geïntegreerde waarde naar het totale inspiratoire teugvolume
(Vti). (Vereist het gebruik van een optionele tracheale katheter). Gebaseerd op de volgende formule:
WOBI =
Vti
∫ (PEEP
0
AW
− PTR ) *
dV
,
dt
waarbij PEEPAW = Basislijn beademingsdruk
PTR = Tracheale druk
Vti = Inspiratoir teugvolume
Bereik:
0,00 tot 20,00 Joules/L
Resolutie:
0,01 Joules/L
Nauwkeurigheid: ± 10%
Opmerking:
Vereist een tracheale katheter.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
233
Appendix H: Probleemoplossing bij capnometrie
Foutmelding
Corrigerende handeling
CO2-communicatiefout
Alarm met gemiddelde prioriteit. Controleer of de sensor goed is aangesloten.
Plaats de sensor indien nodig opnieuw. Neem contact op met de technische
ondersteuning als dit de fout niet herstelt.
Alarm met gemiddelde prioriteit. Controleer of de sensor goed is aangesloten.
Plaats de sensor indien nodig opnieuw. Neem contact op met de technische
ondersteuning als dit de fout niet herstelt.
Alarm met gemiddelde prioriteit. Controleer of de sensor niet wordt blootgesteld
aan extreme temperaturen, zoals door een lamp. Neem contact op met de
technische ondersteuning als dit de fout niet herstelt.
Alarm met gemiddelde prioriteit. Controleer de luchtwegadapter en reinig deze
indien nodig. Voer een nulstelprocedure voor de adapter uit als de storing
aanhoudt.
Alarm met gemiddelde prioriteit als de door de sensor gemeten CO2 hoger is dan
150 mmHg (20,0 kPa). Voer een nulstelprocedure uit als de storing aanhoudt.
Alarm met gemiddelde prioriteit. Controleer de luchtwegadapter en reinig deze
indien nodig. Voer een nulstelprocedure voor de adapter uit als de storing
aanhoudt.
Alarm met gemiddelde prioriteit. Er worden geen ademhalingen waargenomen
door de CAPNOSTAT 5. Controleer of er spontane of mechanische ademhalingen
aan de patiënt worden afgegeven. Controleer of de luchtwegadapter inderdaad in
de luchtweg is geplaatst, tussen de eventuele connector(en) en het Y-stuk van het
circuit, en of de sensor stevig aan de adapter is bevestigd.
CO2-sensor werkt niet goed
CO2-sensor oververhit
Nulstelling CO2 vereist
CO2 buiten bereik
Controleer de CO2-luchtwegadapter
Ongeldige EtCO2
L2786-110 Rev. J
234
Probleemoplossing bij capnometrie
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
235
Appendix I: Berekeningen voor volumetrische CO2
Opmerking:
De AVEA gaat ervan uit dat al het gas dat door de sensor stroomt, op BTPS is (behalve tijdens de kalibratiecontrole). De
barometrische druk (PBar) wordt gemeten met een geïntegreerde barometersensor. De gassamenstelling moet aan de
CO2-sensor en algoritmen bekend zijn om zeker te zijn van nauwkeurige waarden voor PCO. De AVEA meldt intern de
gegevens over de samenstelling van het afgegeven gas.
PCO2
Partiële druk van koolstofdioxide in het in- en uitgeademde gas, ononderbroken door de CO2-sensor bij het Y-stuk
gemeten en gerapporteerd. Deze informatie wordt grafisch weergegeven als de capnogramgolfvorm.
EtCO2
Partiële piekdruk van koolstofdioxide in het uitgeademde gas, gemeld door de CO2-sensor bij het Y-stuk. Deze
waarde wordt voor elke ademhaling berekend; vervolgens wordt het gemiddelde berekend, zoals weergegeven
door EtCO2 Averaging (EtCO2-gemiddelde).
FCO2
De koolstofdioxidefractie in het in- en uitgeademde gas, dat door de CO2-sensor ononderbroken bij het Y-stuk
wordt gemeten en gemeld. Deze waarde wordt gebruikt in de berekening van VCO2 en dode ruimte, maar wordt niet
weergegeven.
VCO2
Minuutvolume van uitgeademd CO2. Wordt ononderbroken gemeten en over een door de gebruiker geselecteerde
periode wordt het gemiddelde berekend (VCO2 Average: 3, 6, 9, 12 minuten).
is de flow bij het Y-stuk en wordt gemeten of berekend.
VtCO2
Teugvolume van geëxpireerde CO2. Wordt gemeten over de tijdsduur van elke ademhaling en het gemiddelde
wordt berekend over een door de gebruiker geselecteerde periode (VCO2 Average: 3, 6, 9, 12 minuten).
L2786-110 Rev. J
236
Berekeningen voor volumetrische CO2
Bedieningshandleiding
FeCO2
Percentage koolstofdioxide in het geëxpireerde gas, gemeld door de CO2-sensor bij het Y-stuk. Deze waarde wordt
gebruikt bij de berekening van de dode ruimte, maar wordt niet weergegeven.
PeCO2
Gemiddelde geëxpireerde partiële druk van koolstofdioxide in het geëxpireerde gas, gemeld door de CO2-sensor bij
het Y-stuk. Deze waarde wordt gebruikt bij de berekening van de dode ruimte, maar wordt niet weergegeven.
Fysiologische dode ruimte (Vd phy)
Bestaat uit anatomische dode ruimte (zie hieronder) evenals het volume van de ademhalingszone (bronchioli
respiratorii, ductuli alveolares en alveoli) die niet zijn betrokken bij de gasuitwisseling. Voor het berekenen van de
fysiologische dode ruimte wordt de klassieke Bohr-Enghoff 2-vergelijking gebruikt. Bij deze methode wordt de
arteriële CO2 (PaCO2) gebruikt als een indicatie voor alveolaire CO2 (PACO2).
Verhouding fysiologische dode ruimte / teugvolume (Vd phy / Vt)
Gebruikt om te berekenen in welke verhouding het teugvolume niet deelneemt aan de gasuitwisseling (verspilde
beademing).
2
Enghoff H: Volumen inefficax: Bemerkungen zur Frage des schadlichen Raumes. Upsalla Lakareforen Forhandl, 1938;
44:191-218.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
237
Anatomische dode ruimte (Vd ana)
Totaalvolume van de conductieve luchtwegen vanaf de neus tot het niveau van de bronchioli terminales (gebieden
die niet aan de gasuitwisseling deelnemen). De anatomische dode ruimte omvat ook alle mechanische dode ruimte
die aan het beademingscircuit tussen de CO2-sensor en de patiënt is toegevoegd.
Aan het einde van elke expiratie wordt een berekening uitgevoerd overeenkomstig de grafische methode zoals
gedefinieerd door Fowler 3. De CO2-fractie in het geëxpireerde gas wordt beschouwd als een functie van het
geëxpireerde volume.
In de nomenclatuur van Fowler is fase I het eerste uitgeademde volume met constante FCO2. FCO2 tijdens fase I
wordt berekend als FI. Fase III is het lineaire gedeelte van het capnogram dat wordt geassocieerd met de
uitademing van gas uit die delen van de longen die gas uitwisselen. Dit wordt berekend met behulp van lineaire
regressie over dat onderdeel van het capnogram dat 30 tot 70% van de geëxpireerde CO2 vertegenwoordigt. De
hellingshoek van fase III wordt berekend als m, beginnend bij FO op de FCO2-as.
De ingekleurde oppervlakken x en y zijn gelijk aan elkaar.
Het volume boven het capnogram en onder de regressielijn door fase III wordt berekend als A.
De anatomische dode ruimte wordt gedefinieerd als dat punt op de volumeas waarbij de ingekleurde volumes
onder en boven de curve gelijk zijn. Dit wordt berekend met behulp van een algebraïsche methode 4
Deze parameter wordt voor elke ademhaling berekend. Vervolgens wordt het gemiddelde genomen over dezelfde
periode als VCO2.
Als fase I of fase III verkeerd is gedefinieerd door variatie in de hellingshoek, wordt de anatomische dode ruimte
niet berekend en wordt deze parameter als ‘***’ weergegeven.
3
Fowler W S, Lung Function Studies II: The Respiratory Dead Space, Am J Physiol 1948; 154: 405-416
4
Heller H, Könen-Bergmann M, Schuster K D, An Algebraic Solution to Dead Space Determination According to Fowler’s
Graphical Method, Comput Biomed Res 1999; 32: 161-167
L2786-110 Rev. J
238
Berekeningen voor volumetrische CO2
Bedieningshandleiding
Verhouding anatomische dode ruimte / teugvolume (Vd ana / Vt)
De verhouding anatomische dode ruimte / teugvolume wordt gebruikt om te berekenen in welke verhouding het
teugvolume niet deelneemt aan de gasuitwisseling (verspilde beademing). Dit wordt per ademhaling berekend. Vd
phy / Vt is waarschijnlijk klinisch relevanter, maar is alleen nauwkeurig met een arterieel bloedmonster.
Alveolaire dode ruimte
De alveolaire dode ruimte is (wiskundig beschouwd) het verschil tussen de fysiologische dode ruimte en de
anatomische dode ruimte. Het vertegenwoordigt het volume van de ademhalingszone door beademing van alveoli
die betrekkelijk weinig of helemaal geen bloed krijgen.
Alveolaire beademing (VA)
Het minuutvolume van vers gas dat aan de gasuitwisseling deelneemt.
Zuurstofverzadigingsindex (OI)
De zuurstofverzadigingsindex is een dimensieloos getal dat vaak wordt gebruikt voor de bepaling van de
“drukkosten” van zuurstofverzadiging. Deze parameter wordt berekend aan de hand van de gemiddelde FIO2beademingsdruk en een door de clinicus ingevoerd zuurstofgehalte, gemeten in arterieel bloed.
Verhouding PAO2 / FIO2 (P/F)
De verhouding PAO2 / FIO2 is een eenvoudige bepaling van de gasuitwisseling. Deze parameter wordt berekend
aan de hand van de gemiddelde FIO2-monitorwaarde en een door de clinicus ingevoerd zuurstofgehalte, gemeten
in arterieel bloed.
Opmerking:
Omdat PAO2 kan worden ingevoerd in zowel mmHg als in kPa, zal het normale bereik van de parameters OI en P/F
verschillen afhankelijk van de instelling van de CO2-eenheden.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
239
Appendix J: Verklaringen elektromagnetische aspecten
60601-1-2 IEC:2001 (E) Tabel 201
Richtlijn en verklaring van de fabrikant – elektromagnetische emissies
Het AVEA-beademingsapparaat is bedoeld voor gebruik in de hieronder beschreven elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker
van het AVEA-beademingsapparaat dient ervoor te zorgen dat het systeem in een dergelijke omgeving wordt gebruikt.
Emissietest
Conformiteit
Elektromagnetische omgeving - richtlijnen
RF-emissies
CISPR 11
Groep 1
RF-emissies
CISPR 11
Klasse B
Harmonische emissies
Klasse A
IEC 61000-3-3
Spanningsschommelingen/
Flikkeremissies
IEC 61000-3-3
L2786-110 Rev. J
Voldoet
Het AVEA-beademingsapparaat gebruikt alleen RF-energie voor de interne
werking. De RF-emissies zijn daarom zeer laag en het is onwaarschijnlijk dat ze
interferentie veroorzaken in elektrische apparatuur die in de buurt staat.
Het AVEA-beademingsapparaat kan overal worden gebruikt, inclusief in woningen
en instellingen die zijn aangesloten op het openbare laagspanningsnet dat
elektriciteit levert voor huishoudelijk gebruik.
240
Verklaringen elektromagnetische aspecten
Bedieningshandleiding
60601-1-2 IEC:2001 (E) Tabel 202
Richtlijn en verklaring van de fabrikant – elektromagnetische immuniteit
Het AVEA-beademingsapparaat is bedoeld voor gebruik in de hieronder beschreven elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker
van het AVEA-beademingsapparaat dient ervoor te zorgen dat het systeem in een dergelijke omgeving wordt gebruikt.
Immuniteitstest
IEC 60601
Conformiteitsniveau
Elektromagnetische omgeving - richtlijnen
Testniveau
Elektrostatische ontlading
(ESD)
± 6 kV Contact
± 6 kV Contact
IEC 61000-4-2
± 8 kV Lucht
± 8 kV Lucht
Snelle elektrische
transiënt/lawine
± 6 kV voor
voedingskabels
± 6 kV voor
voedingskabels
IEC 61000-4-4
± 1 kV voor ingangs-/
uitgangskabels
± 1 kV voor ingangs-/
uitgangskabels
Overspanning
± 1 kV differentiaalmodus
± 1 kV differentiaalmodus
IEC 61000-4-5
± 2 kV algemene modus
± 2 kV algemene modus
Spanningsdalingen,
kortstondige onderbrekingen
en spanningsschommelingen
op
netspanningsingangsleidingen
< 5% UT
(afname > 95% in UT)
gedurende 0,5 cyclus
< 5% UT
(afname > 95% in UT)
gedurende 0,5 cyclus
40% UT
(afname 60% in UT)
gedurende 5 cycli
40% UT
(afname 60% in UT)
gedurende 5 cycli
70% UT
(afname 30% in UT)
gedurende 25 cycli
70% UT
(afname 30% in UT)
gedurende 25 cycli
< 5% UT
(afname > 95% in UT)
gedurende 5 seconden
< 5% UT
(afname > 95% in UT)
gedurende 5 seconden
IEC 61000-4-11
Magnetisch veld met
netfrequentie (50/60 Hz)
De vloer moet van hout, beton of keramische
tegels zijn. Als de vloeren met synthetisch
materiaal zijn bedekt, moet de relatieve
luchtvochtigheid minstens 30% zijn.
De kwaliteit van de netspanning moet gelijk
zijn aan die van een typische commerciële of
ziekenhuisomgeving.
De kwaliteit van de netspanning moet gelijk
zijn aan die van een typische commerciële of
ziekenhuisomgeving.
De kwaliteit van de netspanning moet gelijk
zijn aan die van een typische commerciële of
ziekenhuisomgeving.
Of er sprake is van conformiteit hangt
ervan af of de gebruiker de aanbevelingen
met betrekking tot opladen en onderhoud
van de geïnstalleerde reservebatterij
opvolgt.
De veldsterkte van magnetische velden op
netfrequentie moet kenmerkend zijn voor een
3 A/m
3 A/m
gebruikelijke locatie in een typische
IEC 61000-4-8
commerciële of ziekenhuisomgeving.
OPMERKING: UT is de wisselspanning van het elektriciteitsnet vóór toepassing van het testniveau.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
241
60601-1-2 IEC:2001 (E) Tabel 203
Richtlijn en verklaring van de fabrikant – elektromagnetische immuniteit
Het AVEA-beademingsapparaat is bedoeld voor gebruik in de hieronder beschreven elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker
van het AVEA-beademingsapparaat dient ervoor te zorgen dat het systeem in een dergelijke omgeving wordt gebruikt.
Immuniteitstest
IEC 60601
Conformiteitsniveau
Elektromagnetische omgeving - richtlijnen
Testniveau
De afstand tussen draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur en enig onderdeel van het AVEA-beademingsapparaat, met inbegrip van de kabels, mag niet kleiner zijn
dan de aanbevolen minimumafstand die is berekend met
behulp van de vergelijking die van toepassing is op de
zenderfrequentie.
Aanbevolen afstand
Geleide RF
IEC 61000-4-6
Uitgestraalde RF
IEC 61000-4-3
3 Vrms
150 kHz tot 80 MHz
buiten ISM-bandena
3V
10 Vrms
150 kHz tot 80 MHz
binnen ISM-bandena
10 V
10 V/m
80 MHz tot 2,5 GHz
10 V/m
80 MHz tot 800 MHz
800 MHz tot 2,5 GHz
Waarbij
staat voor het nominale maximale
uitgangsvermogen van de zender in watt (W) volgens de
zenderfabrikant en
voor de aanbevolen afstand in meter
(m).b
Veldsterktes van vaste RF-zenders, zoals vastgesteld door
elektromagnetisch onderzoek op locatie,c moeten lager zijn
dan het conformiteitsniveau in elk frequentiebereik.d
Er kan interferentie optreden in de nabijheid van apparatuur
die het volgende symbool draagt:
OPMERKING 1: Bij 80 MHz en 800 MHz geldt het hogere frequentiebereik.
OPMERKING 2: Deze richtlijnen zijn mogelijk niet in alle situaties van toepassing. De voortplanting van elektromagnetische straling wordt beïnvloed door
absorptie en reflectie van gebouwen, voorwerpen en personen.
a
De ISM (industriële, wetenschappelijke en medische) banden tussen 150 kHz en 80 MHz zijn 6,765 MHz tot 6,795 MHz; 13,553 MHz tot 13,567 MHz;
26,957 MHz tot 27,283 MHz en 40,66 MHz tot 40,70 MHz.
b
De conformiteitsniveaus in de ISM-frequentiebanden tussen 150 kHz en 80 MHz en in het frequentiebereik 80 MHz tot 2,5 GHz zijn bedoeld voor
vermindering van de kans dat mobiele/draagbare communicatieapparatuur interferentie zou veroorzaken als deze onbedoeld in de nabijheid van de
patiënt zou worden gebracht. Om deze reden wordt een extra factor van 10/3 gebruikt bij de berekening van de aanbevolen onderlinge afstand voor
zenders in deze frequentiebereiken.
c
De veldsterkte van vaste zenders, zoals basisstations voor radiotelefoons (GSM/draadloos) en portofoons, amateurradio’s, AM- en FMradiouitzendingen en tv-uitzendingen kan theoretisch niet nauwkeurig worden voorspeld. Om de elektromagnetische omgeving als gevolg van vaste
RF-zenders vast te stellen, moet een elektromagnetisch onderzoek op locatie worden overwogen. Als de gemeten veldsterkte op de locatie waar het
AVEA-beademingsapparaat wordt gebruikt hoger is dan het hierboven vermelde van toepassing zijnde RF-conformiteitsniveau, moet worden
gecontroleerd of het AVEA-beademingsapparaat normaal functioneert. Als u abnormaal functioneren constateert, kan het nodig zijn om extra
maatregelen te treffen, zoals anders opstellen of verplaatsen van het AVEA-beademingsapparaat.
d
In het frequentiebereik van 150 kHz tot 80 MHz moet de veldsterkte minder dan 3 V/m bedragen.
L2786-110 Rev. J
242
Verklaringen elektromagnetische aspecten
Bedieningshandleiding
60601-1-2 IEC:2001 (E) Tabel 205
Aanbevolen afstand tussen
draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur en het AVEA-beademingsapparaat
Het AVEA-beademingsapparaat is bedoeld voor gebruik in een elektromagnetische omgeving met gereguleerde uitgestraalde RFstoringen. De klant of gebruiker van het AVEA-beademingsapparaat kan elektromagnetische intereferentie helpen voorkomen door, zoals
geadviseerd, een minimale afstand in acht te nemen tussen draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur (zenders) enerzijds en het
AVEA-beademingsapparaat anderzijds in overeenstemming met het maximale uitgangsvermogen van de communicatieapparatuur.
Afstand in overeenstemming met de frequentie van de zender
m
Nominaal maximaal
150 kHz tot 80 MHz
150 kHz tot 80 MHz
80 MHz tot 800 MHz
80 MHz tot 800 MHz
uitgangsvermogen van
buiten ISM-band
binnen ISM-band
zender
W
0,01
0,1
1
10
100
0,12
0,37
1,16
3,67
11,60
0,12
0,38
1,20
3,79
12,00
0,12
0,38
1,20
3,79
12,00
0,23
0,73
2,30
7,27
23,00
Voor zenders met een nominaal maximaal uitgangsvermogen dat hierboven niet staat vermeld, kan de aanbevolen afstand
in meter (m) worden
berekend aan de hand van de vergelijking die geldt voor de zenderfrequentie, waarbij
het nominale maximale uitgangsvermogen van de zender in watt
(w) is volgens de fabrikant van de zender.
OPMERKING 1: Bij 80 MHz en 800 MHz is de afstand voor het hogere frequentiebereik van toepassing.
OPMERKING 2: De ISM (industriële, wetenschappelijke en medische) -banden tussen 150 kHz en 80 MHz zijn 6,765 MHz tot 6,795 MHz; 13,553 MHz tot
13,567 MHz; 26,957 MHz tot 27,283 MHz en 40,66 MHz tot 40,70 MHz.
OPMERKING 3: Een extra factor 10/3 wordt toegepast bij de berekening van de aanbevolen afstand voor zenders in de ISM-frequentiebanden tussen
150 kHz en 80 MHz en in het frequentiebereik 80 MHz tot 2,5 GHz, bedoeld voor vermindering van de kans dat mobiele/draagbare
communicatieapparatuur interferentie zou veroorzaken als deze onbedoeld in de nabijheid van de patiënt zou worden gebracht.
OPMERKING 4: Deze richtlijnen zijn mogelijk niet in alle situaties van toepassing. De voortplanting van elektromagnetische straling wordt beïnvloed door
absorptie en reflectie van gebouwen, voorwerpen en mensen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
243
Appendix K: Verklarende woordenlijst
AC
Ademfrequentie
Ademhalingsperiode
ATPD
Basisflow
Beademingscircuit
Bedieningselementen
BTPD
BTPS
cm H2O
Flow
Gebeurtenis
Indicators
Knop
l
l/min
LED
Modus
Monitorparameter
O2
Paw
PEEP
Ppeak
L2786-110 Rev. J
Alternating Current (netspanning).
Het aantal ademslagen in één minuut.
De tijdsduur tussen twee door de machine geïnitieerde
ademslagen. Deze waarde is afhankelijk van de
ingestelde ademfrequentie.
Ambient Temperature, Ambient Pressure, Dry:
Omgevingstemperatuur, omgevingsdruk, droog.
Flow door het ademhalingscircuit van de patiënt tijdens
de expiratoire fase. Deze flow wordt voor flowtriggering
gebruikt.
De beademingsslangen tussen de patiënt en het
beademingsapparaat.
Elke knop, schakelaar of draaiknop waarmee u het
gedrag van het beademingsapparaat kunt veranderen.
Body Temperature at Ambient Pressure, Dry:
Lichaamstemperatuur bij omgevingsdruk, droog.
Body Temperature at Ambient Pressure, Saturated:
Lichaamstemperatuur bij omgevingsdruk, verzadigd.
Centimeter waterdruk.
De hoeveelheid gas die wordt toegediend. Wordt
gemeten in liter per minuut (l/min).
Het optreden of activeren van bepaalde
bedieningselementen of functies van het
beademingsapparaat of een activiteit van de
patiëntverzorging, die in de trendbuffer kan worden
opgeslagen.
Visuele elementen die de bedrijfsstatus weergeven.
Een drukknop waarmee een functie in- of uitgeschakeld
wordt.
Liter. Een maateenheid voor volume.
Liter per minuut. De maateenheid van de flow.
Light Emitting Diode, LED.
De bedrijfsstatus van het beademingsapparaat die
bepaalt welke soorten beademing zijn toegestaan.
Een gemeten waarde die wordt weergegeven in het
monitorvenster.
Zuurstof
Luchtwegdruk (airway pressure). Gemeten in cm H2O.
Positive End Expiratory Pressure: positieve eindexpiratoire druk. Gehandhaafde druk in het circuit aan het
einde van de expiratie.
Inspiratiepiekdruk. Toont de hoogste circuitdruk die
tijdens inspiratie optreedt. De weergegeven waarde wordt
bijgewerkt aan het einde van de inspiratie. Ppeak wordt
niet bijgewerkt bij spontane ademhaling.
244
Verklarende woordenlijst
Pplat
PSIG
s/min
Slaginterval
Trigger
Vooraf ingestelde
waarde
Vraagflow
WOB
Zucht
Bedieningshandleiding
Plateaudruk. Gemeten tijdens een inspiratoire holdmanoeuvre of tijdens nul flow in een Pressure Control
ademhaling. Wordt gebruikt voor het berekenen van de
statische compliantie (Cstat).
Pounds per square inch gauge. 1 psig = 0,07 bar
Slagen per minuut.
De tijd die verstrijkt van het begin van een ademslag tot
het begin van de volgende ademslag.
De waarde waarbij het beademingsapparaat de
toediening van een beademingsflow begint als gevolg van
een gemeten patiëntinspanning.
Een ventilatorparameter die is ingesteld door de operator.
De flow die door het beademingsapparaat wordt
gegenereerd om aan de vraag van de patiënt te voldoen,
zodat de PEEP op het vooraf ingestelde niveau blijft.
Work of Breathing: een maateenheid voor de
ademhalingsinspanning die de patiënt levert.
Een Volume Controlled (volumegregelde) ademhaling
met een teugvolume dat anderhalf keer (150% van) het
ingestelde teugvolume bedraagt.
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Register
A
aandachtspunten (Let op) · x
accusnoer · 8
actieve bevochtiger · 16
ademfrequentie · 77, 78, 91, 130, 178, 181, 214
ademfrequentie · 125
ademslagtype en afgiftemodus · 65
afdrukken · 107
alarm met gemiddelde prioriteit · 58, 171
alarm met hoge prioriteit · 171
alarm met lage prioriteit · 171
alarm uitzetten · 173
alarm, geluidsvolume · 28
alarmen · 171
apneu-interval · 178
app.werkt niet · 173
defecte ventilator · 174
gemiddelde prioriteit · 171
hoge frequentie · 178
hoge piekdruk, normaal · 175
hoge piekdruk, zucht · 176
hoge prioriteit · 171
hoog expiratoir minuutvolume · 177
hoog O2 percentage · 179
hoog teugvolume · 178
IE verhouding · 179
laag expiratoir minuutvolume · 177
laag O2 percentage · 179
lage PEEP · 176
lage piekdruk · 175
lage prioriteit · 171
langdurige hoge piekdruk · 176
luchtverlies · 174
maximale inspiratoire tijd · 179
O2-verlies · 174
veiligheidsklep open · 173
verlies gastoevoer · 175
alarmgrenzen · 172
alarmknipperlichtjes · 171
alarmlampjes · 58
alarmlichtje · 171
alarmlichtjes · 171
alarmresetknop · 173
apneu-backup
CPAP of APRV / BIPHASIC · 83
apneu-backup beademing · 65
L2786-110 Rev. J
245
Artificial Airway Compensation (kunstmatige
luchtwegcompensatie) · 60
B
Backup alarm · 171
Barometerstand · 169
base flow · 100
basisflow · 94, 100, 243
batterij/accu · 191
beademing met drukgestuurde volumeregeling · 74
beademing met drukondersteuning · 81
beademingsapparaat, specificaties · 201
beademingsmodi · 77
beademingsmodus assist control · 77
beademingstypen · 73, 78
beademingstypen en modi op patiëntafmeting
volwassen en pediatrisch · 88
beademingstypen, gedefinieerd door vier variabelen · 73
berekende IE verhouding · 130
berekende minuutvolume · 130
beschermende massa-aansluiting · 38
bevochtiging · 4, 16, 62
bewaakte waarden · 124
C
Circuit geblokkeerd alarm · 42
circuitcompliantie · 3, 61
compensatie circuitcompliantie · 61
compensatie voor circuitcompliantie · 3
compliantie-effect van het circuit · 3, 61
contact met fabrikant · 197
D
dataknop · 90, 106, 107, 124, 132
Datum instellen · 37
diagram achterpaneel · 23
dialoogvenster Screen Select (schermselectie) · 86
door patiënt getriggerde ademslagen · 75
drukbegrensde beademingscyclus op basis van tijd · 74
drukgestuurde beademing · 74
drukgestuurde beademingen · 155
druktrigger · 100
dynamische compliantie · 126, 214
246
E
electromagnetische componenten · vii
expiratiefilter · 9, 10, 11, 187
expiratiefilter en waterafscheider monteren en plaatsen · 9
Expiratieteugvolume · 125
Expiratieteugvolume aangepast aan het gewicht van de
patiënt · 125
expiratietijd · 214
Expiratietijd · 125
expiratoir teugvolume · 213
expiratoir teugvolume aangepast aan gewicht patiënt · 213
Expiratoire piekflowfrequentie · 214
externe accu · 38, 191, 192
externe waterafscheider · 25
extra instellingen · 95
basisflow · 100
flowcyclus · 99
golfvorm · 99
indicator extra instellingen · 95
insp rise (inspiratoire stijgtijd) · 99
machinevolume · 98
pres trig (druktrigger) · 100
PSV cyclus · 102
PSV rise(stijgtijd) · 101
PSV Tmax · 102
volumegrens · 97
Vsync · 101
Vsync rise (stijgtijd) · 101
zuchten · 100
F
flow trig · 89
flowcyclus · 99
flowsensors bevestigen · 18
Frequentie piekexpiratieflow · 126
G
garantie · iv
gaslijndruk · 7
gasvoorzieningen · 7
luchttoevoer · 7
zuurstoftoevoer · 7
gebeurtenismarkeringen · 128
gebeurtenissen · 128
gebeurtenissen automatisch opgeslagen · 128
gebeurtenissenlogboek · 128
geluidsalarm uitschakelen · 173
Bedieningshandleiding
Gemiddelde beademingsdruk · 214
Gemiddelde inspiratiedruk · 125
golfvorm · 92, 99, 106, 107, 132
golfvormen
afdrukken · 107
hoofdscherm · 105
menu · 106
stilzetten · 105, 107
golvromen
kleuren · 105
grafieken · 107
H
heliox aansluiting · 26
heliox-afgifte · 4
hoofdschermmonitors · 132
I
inademingsdruk · 91
indicator patiëntafmeting · 55
Inschakelen/uitschakelen O2-alarm · 28
insp pause · 89
insp pres · 89
insp time · 89
inspanning patiënt · 244
inspanning van de patiënt · 77, 78
inspiratiepauze · 92
Inspiratiepiekdruk · 125, 214
Inspiratieteugvolume · 125
Inspiratieteugvolume aangepast aan het gewicht van de
patiënt · 125
inspiratietijd · 92, 214
Inspiratietijd · 125
inspiratoir teugvolume · 213
Inspiratoir teugvolume aangepast aan gewicht patiënt · 213
Inspiratoire piekflow · 214
inspiratoire stijgtijd · 99
Inspiratoire/expiratoire verhouding · 214
installatie van uw AVEA beademingsapparaat · 7
instellen type ademslag en beademingsmodus · 65
interne batterij · 38, 192
J
jaarlijkse onderhoud · 190
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
K
klantenservice · 198
kleuren op golfvormweergave · 105
knop Resume (hervatten) · 87
knop resume current (hervatten huidige) · 59
knop Save loop (lus opslaan) · 109
L
lage druk, regeling · 95
lampjes · 167
externe accu · 167
interne batterij · 167
netstroom · 167
lekcompensatie · 61
Lekpercentage · 125
luchtinlaatdruk · 126, 214
luchttoevoer · 7
lus opslaan · 109
lus stilzetten · 109
lussen
kleuren · 105
lus stilzetten · 109
lussen opslaan · 109
referentie · 109
referentielussen · 109
selectie · 108
vergelijking lussen · 109
lussen in real-time · 108
M
machinevolume · 98
meerdere alarmen · 171
membraanknop
expiratoire hold · 55
paneelvergrendeling · 56
print (afdrukken) · 56
setup (instellingen) · 56
membraanknoppen
advanced settings (extra instellingen) · 56
afzuiging · 53
alarm resetten · 52
alarm uitzetten · 52
alarmgrenzen · 53
Cancel (annuleren) · 54
freeze (stilzetten) · 57
handmatige beademing · 53
inspiratoore hold · 55
L2786-110 Rev. J
247
knop Accept (accepteren) · 54
main (hoofd) · 58
mode (modus) · 56
schermen · 58
verhogen O2 · 53
vernevelaar · 55
membraanknoppen en LED’s · 52
minuutvolume · 213
Minuutvolume · 125
minuutvolume aangepast aan gewicht van de patiënt · 213
Minuutvolume aangepast aan het gewicht van de
patiënt · 125
modus CPAP/PSV · 65, 76, 81
modus SIMV · 78
modus Standby · 86
monitorscherm · 124
montage ter plekke · 7
N
neonataal patiëntcircuit · 17
netsnoer · 38
NIST fittings · 25
O
O2 percentage · 89
O2-sensor aansluiten · 24
oesofagusballon · 22
aansluiting · 22
onafhankelijke longbeademing · 30, 103
onafhankelijke longbeademing · 29
onderdelen bestellen · 197
Opgelegd uitgeademd teugvolume · 125
Opgelegd uitgeademd teugvolume aangepast aan het
gewicht van de patiënt · 125
oproepen externe verpleegkundige · 37
opties bewaakte waarden · 125
optionele externe accu · 8
P
passieve bevochtiger of HME · 16
patiënt ID · 62
patientafmeting · 3
patientcircuit, bevestigen · 16
peak Frequentie piekinspiratieflow · 126
PEEP · 74, 75, 89, 90, 91, 93, 100, 126, 173, 175, 176, 179,
180, 214, 243, 244
percentage lekkage · 213
248
percentage zuurstof · 126, 214
persgasvoorzieningen · 7
piekflow · 89
plateaudruk · 214
Plateaudruk · 126
Positieve eind expiratoire druk · 126, 214
positieve eindexpiratoire druk · 93
pres high · 89, 94
pres low · 90
Pressure High (hoge druk) · 94
preventief onderhoud · 190
primaire beademingsfuncties · 89, 91
ademfrequentie · 91
drukondersteuning · 92
flowtrigger · 94
hoge druk · 94
inademingsdruk · 91
inspiratiepauze · 92
inspiratietijd · 92
lage druk · 95
PEEP · 93
teugvolume · 91
tijd hoog · 94
tijd laag · 95
PSV · 89
PSV beademing · 75
PSV cyclus · 76, 102
PSV regeling · 92
PSV stijgtijd · 101
PSV Tmax · 76, 102
R
rate (frequentie) · 89
referentielus · 109
regelknop · 172
reiniging en sterilisatie
accessoires en onderdelen · 187
buitenkant · 187
S
schalen van histogrammen · 129
scherm Loops (lussen) screen · 108
scherm patient select (patiënt selecteren) · 59
scherm patient size select (patiëntmaat selecteren) · 59
schermen
mode selection (modusselectie) · 65
patient select (patiënt selecteren) · 59
ventilation setup (instellingen beademingsapparaat) · 60
Bedieningshandleiding
screens
patient size · 59
selectie golfvormen · 106
sensor met variabele opening · 20
sensor met verwarmingsdraad · 18
SIMV (gesynchroniseerde intermitterende opgelegde
beademing) · 78
SIMV teugvolume · 213
aangepast aan gewicht patiënt · 213
SIMV-beademing · 73
slag interval · 91
slaginterval · 55, 77, 78
Smart connectors
bevestiging · 26
Smart heliox-connectors · 26
Snelle oppervlakkige ademhalingsindex · 125, 214
snoeraanleg · 8
soorten alarm · 173
soorten beademing · 243
specificaties
accessoires · 210
atmosfeer en milieu · 209
elektrisch · 201
fysieke afmetingen · 209
gegevensinvoer en -uitvoer · 203
pneumatisch · 201
spontaan inspiratoir teugvolume aangepast aan ideaal
gewicht · 213
spontaan minuutvolume · 213
Spontaan minuutvolume · 125
Spontaan minuutvolume aangepast aan gewicht van de
patiënt · 214
Spontaan minuutvolume aangepast aan het gewicht van de
patiënt · 125
spontaan teugvolume · 213
Spontaan uitgeademd teugvolume · 125
Spontaan uitgeademd teugvolume aangepast aan het
gewicht van de patiënt · 125
spontane ademfrequentie · 214
Spontane ademfrequentie · 125
standaardmodus voor alle soorten patiënten · 77
statische compliantie · 126, 214
Statusindicators batterij/accu · 193
statuslampje Aan · 167
statuslampje batterij of accu · 168
statuslampjes · 167
stilzetten scherm Loops (lussen) · 109
stroomvoorziening · 7
symbolen · xi
synchronisatie beademingsapparatuur · 29
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
T
Taal instellen · 31
telefonisch contact · 197
teugvolume · 91
tijd hoog
regeling · 94
Tijd instellen · 37
tijd laag
regeling · 95
time high · 89
Time High (tijd hoog) · 94
time low · 90
time low (tijd laag) · 95
timer voor slaginterval · 77
toegang tot groep extra instellingen · 95
toets new patient (nieuwe patiënt) · 59
tracheale katheter · 22
trendgegevens · 129
histogrammen · 129
spreadsheet · 129
trendscherm · 129
V
veiligheidsinformatie · ix
Verhouding inspiratie/expiratie · 125
vernevelaar · 20, 55
vernevelaar · 20
vervangbare zekeringen · 194
vervanging batterij/accu · 192
volgorde waarin stroomvoorzieningen worden gebruikt · 192
L2786-110 Rev. J
249
volumebegrenzing · 74
volumegestuurde beademing · 73
volumegrens · 97
volwassen patiëntcircuit · 16
vraagbeademing · 75
Vsync · 101
ademslagen met drukregeling · 101
testademslag met volumeregeling · 101
Vsync stijgtijd · 101
Vt · 89
W
waarschuwingen · ix
waterafscheider · 9, 187
wateropvangfles · 9
weergegeven waarde · 90
Weerstand ademhalingssysteem · 214
Weerstand respiratiesysteem · 126
Z
zekeringen · 195
zucht · 175, 176, 180
zuchten · 100
zuchtslagen met volumeregeling · 100
zuurstofinlaatdruk · 126, 214
zuurstofsensor · 24
zuurstofsensorcel · 24
zuurstofsensorkabel · 24
zuurstoftoevoer · 7
250
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
Download