Zwermgedrag van sprinkhanen Van trieste eenling tot vrolijke vreter Wat zet een sprinkhaan die op z’n eentje leeft aan om zijn soortgenoten op te zoeken en in grote zwermen hele landen kaal te vreten? Dezelfde mechanismen die mensen uit een depressie halen, zo blijkt. Die bevindingen kunnen helpen om plagen te bestrijden. 6 mei 2013: tijdens een openluchtconcert in Brazilië worden Paul McCartney en zijn 47.000 toeschouwers verrast door een bijzonder natuurfenomeen. Een zwerm sprinkhanen strijkt neer op het podium. De Brit ziet er de humor wel van in en draagt zelfs een van zijn liedjes op aan zijn nieuwe vriend Harold, die het hele concert lang op zijn schouder blijft zitten. Op datzelfde moment aan de andere kant van de oceaan gaat Madagascar gebukt onder een vreselijke plaag van treksprinkhanen (Locusta migratoria). Ruim de helft van de akkers is al aangetast door de zwermen. Het aantal sprinkhanen wordt geschat op tientallen miljarden. De treksprinkhaan zorgt er wel vaker voor problemen, maar voor zo’n grote plaag moeten we toch al gauw zestig jaar terug in de tijd. Plaaginsecten zijn een constante bekommernis van de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO). Meestal slaagt die erin de situatie goed op te volgen en kleinere zwermen onmiddellijk de kop in te drukken. Maar als het voor de insecten menens is, lijkt er geen kruid tegen gewassen. De FAO vroeg dit voorjaar al 32 miljoen euro noodhulp om de plagen in Madagascar te bestrijden met luchtoperaties, en om een driejarenplan op te stellen om de lokale bevolking op te leiden in plaagbestrijding. Bijbelse plaag Altijd woedt er wel ergens een insectenplaag, maar dit jaar lijkt het alsof insecten wereldwijd hebben afgesproken om uit te zwermen. In C­aïro dreven in maart op klaarlichte dag plotseling dichte, zwarte wolken aan de hemel: het regende er sprinkhanen. De diertjes kwamen uit de Baiyudawoestijn in Soedan. Daar werden de woestijnsprinkhanen (Schistocerca gregaria) zo talrijk dat de routine controle-operaties niet meer wilden baten. Kleine zwermpjes sprink- hanen migreerden naar het oosten en legden eitjes in het zand aan de kust van de Rode Zee. Enkele weken nadat de eitjes uitkwamen, zwermden miljoenen sprinkhanen uit. Vanuit Egypte zetten de zwermen hun weg verder naar de Sinaïwoestijn, om uiteindelijk te stranden in Israël. Als bij goddelijk toeval gebeurde dat aan de vooravond van Pesach, het feest waarop de joden de bevrijding uit de slavernij en de uittocht uit Egypte vieren. Van dankbaarheid voor de achtste plaag was echter weinig sprake: het gros van de sprinkhanen werd de volgende ochtend meedogenloos verdelgd met insecticiden. Nog wekenlang vlogen Door Rik VERDONCK Vandaag weten we dat de woestijnsprinkhaan inderdaad twee verschillende verschijningsvormen heeft: de solitaire en de gregaire of zwermfase. De omschakeling van de solitaire naar de zwermende fase noemen we fasetransitie. De schuwe, solitaire sprinkhanen gaan doorgaans elke ontmoeting met soortgenoten uit de weg, behalve om te paren. Onder gunstige omstandigheden groeit de populatie stevig aan. Als er vervolgens droogte optreedt en het voedsel schaars wordt, zijn de diertjes wel gedwongen om samen te scholen op de laatste restjes vegetatie. Contact met andere sprinkhanen wordt onvermijdelijk. Dit jaar lijkt het of insecten wereldwijd hebben afgesproken om uit te zwermen vliegtuigen uit om de resterende zwermen op te sporen en uit te roeien. Toch blijft de populatie stevig aandikken. De Israëliërs maakten intussen van de nood een deugd: het eten van sprinkhanen groeide in geen tijd uit tot een culinaire trend. Fasetransitie Anno 2013 hebben we dus nog steeds geen goede manier gevonden om sprinkhanenplagen te bestrijden. De studie van het zwermgedrag van sprinkhanen biedt mogelijk een oplossing. Lange tijd dachten biologen dat er twee soorten woestijnsprinkhanen waren: Schistocerca solitaria, een schuw diertje met camouflagekleuren, en Schistocerca gregaria, het bekende felgekleurde plaaginsect dat brutaal zwermgedrag vertoont. Het duurde tot 1921 voordat de Russische insectenkenner Boris Uvarov ontdekte dat de solitaire soort plotsklaps kon veranderen in de gevreesde zwermende vorm. Eos 86 De verlegen beestjes ondergaan een snelle gedragsverandering: ze worden aangetrokken tot elkaar. De nieuwe generatie nimfen (onvolwassen sprinkhaantjes) heeft zwart-gele kleuren. Ze marcheren in korpsen van de ene voedselbron naar de andere – de eerste weken van hun bestaan hebben ze nog geen vleugels. Elke dag spelen ze ongeveer hun eigen gewicht aan planten binnen. Ze doen zich – in tegenstelling tot solitaire sprinkhanen – ook tegoed aan slecht smakende en zelfs giftige planten – giftig, niet zozeer voor henzelf, maar wel voor de roofdieren die graag een sprinkhaantje lusten. Een truukje dat alleen lijkt te werken als je met velen bent: je hebt akelige waarschuwingskleuren en je bent oneetbaar. De meeste roofdieren hebben aan één beestje genoeg om te leren dat aan dit marcherende leger geen feestmaal verloren gegaan is. Ongeveer een keer per week vervellen de sprinkhaantjes, en als ze vijf weken oud zijn, Zodra de zwermende sprinkhanen vleugels krijgen, kunnen ze gigantische afstanden overbruggen en enorme plagen veroorzaken. Eos 87 Wie leidt de zwerm? Van de naar schatting meer dan tienduizend soorten sprinkhanen, is er maar een twintigtal dat de overgang maakt van een solitaire naar een zwermende fase. Vreemd genoeg zijn deze soorten niet erg verwant. Het lijkt er dus op dat zwermgedrag doorheen de evolutie van de sprinkhanen een paar keer opnieuw is ontstaan. Leven in een zwerm heeft een aantal voordelen: het is minder vermoeiend en veiliger dan in je eentje voedsel zoeken. Een zwerm heeft door zijn grote oppervlakte ook een grotere kans om een voedselbron te vinden. Zwermen hebben geen ‘leider’, en het is lange tijd een raadsel geweest hoe zo’n grote groep dieren zo gecoördineerd samen kan bewegen zonder dat het geheel uit elkaar valt. Computersimulaties brachten de oplossing: er blijken slechts enkele eenvoudige regels nodig om een zwerm te vormen en de vorm en beweeglijkheid van die zwerm is afhankelijk van een aantal eenvoudig te beschrijven parameters. Zo is het bijvoorbeeld essentieel dat de sprinkhanen tot elkaar aangetrokken zijn en dat ze de richting van hun beweging afstemmen op de dieren rondom hen. Ook kannibalisme blijkt overigens een belangrijke motor van gecoördineerde beweging: sprinkhanen jagen elkaar voortdurend na. Op grotere schaal resulteert dat in een migratorische beweging. doen ze dat voor de laatste keer. Als de gevleugelde volwassen sprinkhanen uiteindelijk het luchtruim opzoeken, kunnen ze gigantische afstanden overbruggen, al krijgen ze daarbij graag een duwtje in de rug. Woestijnsprinkhanen zijn namelijk passieve vliegers: ze laten zich meevoeren door sterke woestijnwinden. Dit passief vliegen stelt wetenschappers in staat om op basis van weermodellen te voorspellen waar de zwermen terecht zullen komen. Soms leidt deze strategie tot dwaaltochten waarvan de sprinkhanen waarschijnlijk Wetenschappers van de universiteit van Cambridge onderzochten hoe die gedragsverandering in zijn werk gaat. Ze zetten solitaire sprinkhanen aan tot zwermen en zagen dat de concentratie van serotonine in het zenuwstelsel sterk steeg. Serotonine is een signaalstof in de hersenen die – ook bij mensen – gelinkt wordt aan het humeur, de slaapcyclus en de eetlust. De stof speelt ook een rol bij depressie. Heel wat antidepressiva verlengen bijvoorbeeld de activiteit van serotonine. In latere studies toonden dezelfde onderzoekers De blokkering van de signaalstof in de hersenen kan mogelijk voorkomen dat sprinkhanen gaan zwermen even verbaasd opkijken als de onderzoekers. Zo stak een zwerm woestijnsprinkhanen in 1988 de Atlantische oceaan over van WestAfrika naar de Caraïben. Depressie Bij de woestijnsprinkhaan zijn de verschillen tussen de solitaire fase en de zwermfase erg opvallend: de dieren ruilen hun camouflagekleuren voor zwart-gele kleuren, ze krijgen een andere lichaamsbouw, een ander dag-nachtritme en een andere voortplantingsstrategie. Bij de Australische zwermsprinkhaan (Chortoicetes terminifera) zie je amper het verschil tussen de solitaire en de gregaire vorm. Al verandert hun gedrag uiteraard wel. Momenteel woedt in Madagascar een nooit geziene sprinkhanenplaag. Eos 88 aan dat ze het gedrag van solitaire woestijnsprinkhanen konden manipuleren door serotonine te blokkeren of toe te voegen. Door de beestjes serotonine toe te dienen, begonnen ze – hoewel ze nog steeds alleen waren – spontaan zwermgedrag te vertonen. In een volgend onderzoek in samenwerking met de universiteit van Leuven dook een andere belangrijke factor op: proteïne kinase A (PKA). Dit eiwit kan fosfaatmoleculen binden aan allerhande componenten in de zenuwcel, waardoor de activiteit van enzymen en de expressie van genen verandert. Zo kunnen bepaalde processen in de zenuwcel aan- en uitgeschakeld worden. Zoals de omschakeling naar zwermgedrag. Net zoals serotonine is ook PKA bij mensen gelinkt aan depressie. Het is misschien een stap te ver om te stellen dat solitaire sprinkhanen het depressieve equivalent zijn van hun zwermende soortgenoten, maar het is aannemelijk dat soortgelijke processen aan de basis liggen van depressie en solitair gedrag. Naast hun rol bij depressie zijn serotonine en PKA ook beide betrokken bij leren, en wetenschappers hanteren een model dat fasetransitie als een soort leerproces beschrijft. De sprinkhanen moeten immers op korte tijd een aantal nieuwe gedragingen aanleren. Zodra de volledige transitie achter de rug is, lijkt het of de sprinkhaan een nieuw brein heeft gekregen. De hersenen van zwermsprinkhanen zijn ongeveer een derde groter dan die van solitaire dieren, en de hersencentra die betrokken zijn bij de integratie van zintuiglijke waarnemingen zijn in verhouding nog meer vergroot. Dat is niet zo vreemd: de zwermende sprinkhanen moeten veel meer prikkels verwerken en ze leven in constante competitie met elkaar. In die verandering van het brein speelt de stof Twee nimfen van de woestijnsprinkhaan. Links een zwermende, met waarschuwingskleuren, rechts een solitaire, in camouflagekleuren. (Foto: Boris Godfroid) PKA dus een rol. De onderzoekers toonden aan dat het activeren van PKA de omschakeling van solitair naar zwermgedrag versnelde, terwijl blokkering leidde tot een vertraagde gedragsverandering bij de sprinkhanen. De verschillen tussen solitaire en zwermende sprinkhanen gaan echter veel verder dan processen in de hersenen. De verklaring moeten we waarschijnlijk zoeken in de epigenetica: genetische veranderingen zonder dat het DNA daarbij verandert. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren door het binden van methylgroe- pen op specifieke plaatsen in het DNA. Er zijn inderdaad aanwijzingen dat de enzymen die deze zogenoemde methylatie uitvoeren, verschillen in expressie tussen solitaire en zwermende sprinkhanen. Dat vrouwtjes de fase van hun nakomelingen kunnen bepalen op basis van de omgeving, lijkt eveneens een typische taak voor de epigenetica. Momenteel is van geen enkele sprinkhaansoort het genoom bekend, maar met de huidige revolutie in DNA-sequencing-technologie zal dat niet lang meer op zich laten wachten. Het onderzoek naar zwermgedrag van sprinkhanen is uiteraard niet alleen interessant voor biologen. De laatste bevindingen kunnen ook leiden tot middelen die de sprinkhanen niet doden, maar kunnen voorkomen dat ze gaan zwermen. Een hele vooruitgang ten opzichte van de insecticiden die vandaag niet alleen de lastige sprinkhanen doden, maar ook alle insecten die zich in de buurt van de zwerm bevinden. ■ Rik Verdonck is onderzoeker aan het departement biologie van de KU Leuven. De ergste plagen De meest gevreesde sprinkhanen zijn de woestijnsprinkhaan (Schistocerca gregaria), de Australische zwermsprinkhaan (Chortoicetes terminifera) en de treksprinkhaan (Locusta migratoria). Een vierde soort, de Rocky Mountain locust (Melanoplus spretus) was tot begin vorige eeuw de grote vrees van heel wat boeren in het westen van de Verenigde staten. De legendarische ‘Albert’s Swarm’ – genoemd naar de hobbymeteoroloog Albert Child, die de grootte van de zwerm op meer dan een half miljoen vierkante kilometer schatte, was actief van 1874 tot 1877. Het is de grootste insectenplaag die de mensheid ooit gekend heeft. Het ging waarschijnlijk om honderden miljarden sprinkhanen. Er zijn getuigenissen van landbouwers die hun oogst probeerden te beschermen met lakens en die vervolgens hulpeloos moesten toekijken hoe de sprinkhanen zonder verpinken zowel de lakens als de oogst opvraten. Vreemd genoeg leek deze sprinkhaansoort enkele jaren later volledig van de aardbol verdwenen. Het laatste levende exemplaar werd gezien in Canada in 1902. Niemand weet waar ze naartoe zijn, maar ze zijn zo goed als zeker uitgestorven. Vermoed wordt dat de boeren hen na de legendarische zwerm relatief makkelijk konden uitroeien. Misschien gebeurde dat zelfs onbewust, door het omploegen en irrigeren van de grond waarin de vrouwtjes hun eitjes legden. Op dit moment woedt in het oosten van de Verenigde Staten een plaag van een heel ander soort insect: de cicade Magicicada. Cicaden zijn meer verwant met wantsen en bladluizen dan met sprinkhanen. Cicaden van het geslacht Magicicada brengen het grootste deel van hun leven onder de grond door. Ze doen er jaren over om volwassen te worden, maar ze doen het uiteindelijk wel met miljoenen tegelijk. De eerste avond dat de bodemtemperatuur boven de 17 graden komt, meestal in de maand mei, kruipen ze uit de grond en ondergaan ze allemaal samen hun laatste vervelling. Enkele dagen later, wanneer hun vleugels sterk genoeg zijn om te vliegen, vormen ze net als sprinkhanen enorme zwermen. Ze kun- nen ernstige schade aanrichten aan akkers en tuinen en ze maken ook nog eens een hels kabaal. De mannetjes tsjirpen om vrouwtjes te lokken, en het volume flirt soms met de grens van 100 decibel. In tegenstelling tot sprinkhanenplagen, is het uitbreken van deze cicaden een minutieus geplande operatie, die perfect te voorspellen is. In Amerika zijn er naar schatting 15 groepen Magicicada (de zogenoemde broods) die ofwel om de 13 of om de 17 jaar uitzwermen. Vorig jaar zwermde brood I in enkele kleinere groepen boven de staten Virginia en West-Virginia. Dit jaar hebben zo goed als alle staten aan de oostkust, van New York tot Florida, te kampen met het veel talrijkere brood II, ook dit is een broedsel met een zeventienjarige cyclus. De Rocky Mountain-sprinkhaan is sinds 1902 niet meer gezien. Eos 89