Spuugbeestje topspringer onder insecten Achterpoten als katapult

advertisement
Spuugbeestje topspringer onder insecten
Achterpoten als katapult
UN, 9 augustus 2003
Hun startsnelheid bedraagt 3 meter per seconde. Ze bezitten een springkracht die een mens over een
wolkenkrabber van 210 m zou brengen. Het alom tegenwoordige spuugbeestje, niet groter dan een millimeter of zes,
verstoot met zijn springkracht de vlo van de eerste plaats van de topspringers ari. der de insecten.
U zult deze zomer ongetwijfeld weer buiten in het veld krekels en sprinkhanen hebben zien springen. Wellicht werd
u bij thuiskomst na de vakantie verwelkomd door een aantal op uw benen springende vlooien. Allemaal sterke
springers. Vooral de vlo werd altijd als dé topatleet onder de insecten beschouwd met een niet te evenaren
springkracht.
Dat blijkt niet juist te zijn, laat onderzoek van de Engelsman Malcolm Burrows zien. Het spuugbeestje,
schuimbeestje of schuimcicade, Philaeirus spuinarius, moet als een nóg betere springer worden beschouwd. „Het is
verbazing-' wekkende dat nog nooit iemand goed naar die insecten heeft gekeken, terwijl ze bij wijze van spreken bij
iedereen in de tuin voorkomen," aldus Burrows.
Spuugbeestjes zijn weliswaar maar heel klein, niet veel groter dan zes millimeter, met een gewicht van rond de 12
mg. Ze laten zich, althans de larven ervan, goed ontdekken door het zogenaamde koekoeksspog aan stengels van
diverse planten.
Die spuugklodders of schuimvlokken ontstaan, doordat de larven via een ademopening in hun buik lucht in een
eiwithoudende vloeistof pompen, die via hun achterlijf wordt afgescheiden. Op deze wijze ontstaat er een duurzaam
schuim. Vergelijk het met Haagse bluf. Met dat schuim verdedigen zij zich tegen vijanden en beschermen ze zich
tegen uitdroging.
In het wetenschappelijk tijdschrift Nature van deze week schrijft Burrows, dat een spuugbeesge vooi zijn sprongen
een startsnelheid vn„ zo ii 3 tut 4 ureter per seconde kan' ontwikkelen. Daarmee kali hij een afstand van soms wel
70 cm overbruggen, meer dan honderd maal zijn eigen lengte. Bij die inspanning moet het insect een kracht
overwinnen, die bij een maximale sprong iets boven 400 maal de zwaar tekracht (400 g) ligt. Een
duizelingwekkende kracht, wanneer men bedenkt dat een straaljagerpiloot bij de start van zijn toestel met een
kracht van 7 g te maken heeft.
Het spuugbeestje heeft, in tegenstelling tot bijvoorbeeld sprinkhanen en kikkers, maar net als vlooien, slechts korte
achterpoten.
Hij maakt zijn sprong door deze achterpoten als een soort katapult te gebruiken. Voordat hij zijn sprong maakt,
richt het insect zich eerst enigszins op door zijn voorste en middelste poten iets te strekken. Zijn lichaam wijst
schuin naar boven, klaar voor de start.
Dijbeen en scheenbeen van beide achterpolen vouwt hij vóór de sprong evenwijdig aair elkaar onder zijn lichaam
op. Korte tijd worden deze via uitsteeksels op achterpoot en lichaam bij wijze van spreken vastgezet. Volgens de Engelse onderzoeker is een dergelijk 'blokkeersysteem'nog niet eerder bij springinsecten beschreven.
Via deze blokkade is het spuugbeestje in staat de nodige energie op te bouwen om als bij een katapult te worden
gelanceerd. De lancering gebeurt vervolgens door het samentrekken van twee enorme spieren die aan het borststuk
vari het insect zijn vastgehecht en samen meer dan tien procent van zijn lichaamsgewicht omvatten.
De sprongbeweging verloopt zeer snel. Het spuugbeestje strekt zijn achterpoten in een duizendste van een seconde.
Met hun sprongen komen de beste springers in het onderzoek van Burrows tot een afstand van zo’n 70 cm, meer
dan honderd maal hun eigen lengte. Hun springkracht is in verhouding tot hun lichaamslengte groter dan van een
vlo, tot nog toe als de topatleet onder de insecten beschouwd.
Spuugbeestjes blijken hun lichaam vier maal zo snel in beweging te kunnen zetten als vlooien. Bij spuugbeestjes is
de kracht die daarbij wordt uitgeoefend,, ruim 400 maal hun lichaamsgewicht, bij vlooien is dat 135 maal, bij
sprinkhanen 8 en bij de mens hooguit 3 maal. De achterpoten zijn eigenlijk alleen bedoeld om mee te kunnen
springen. Bij het over de grond lopen worden ze niet gebruikt. De insecten slepen ze bij wijze van spreken achter
zich aan. Lopen doet het insect met zijn voorste en middelste paar poten. De achterste staan eigenlijk altijd klaar
om zich op te vouwen en eert Lenzensprong te maken.
Weg van hun vijanden zoals vogels en sommige andere insecten. En weg van rnensen die ze in hun insectennetje
willen krijgen. „Het was een hele opgave ze te pakken te krijgen," aldus Burrows.
Download