Myriophyllum aquaticum (Vell.) Verdcourt - Q-bank

advertisement
 Myriophyllum aquaticum (Vell.) Verdcourt Een handleiding voor identificatie, risico beoordeling en management © Jonathan Newman Nationaal Referentie Centrum, NVWA, Wageningen, NL Centre for Ecology and Hydrology ‐ Wallingford, UK juni 2011 Achtergrondinformatie en ecologie Wat is het? Myriophyllum aquaticum, parelvederkruid, is een groene tot blauwgroene overjarige waterplant die wortelt in de bodem of op de oever. De plant heeft twee verschillende bladvormen (heterophyllie) afhankelijk of hij onder water of boven water groeit. Karakteristiek voor de soort zijn de boven water groeiende blauwgroene veervormige bladeren die in kransen van vier tot zes staan. De onderwaterbladeren zijn 1,5 – 3,5 cm lang en hebben 20 – 30 slippen per blad. De bovenwaterbladeren zijn 2 ‐ 5 cm lang en hebben 6‐18 slippen per blad. De bovenwaterbladeren zijn stug, dit in tegenstelling tot het onderwaterblad. Soorten die er gemakkelijk mee verward worden zijn Cabomba caroliniana (onderwater stadium), Myriophyllum robustum, Myriophyllum heterophyllum, Myriophyllum verticillatum, Hottonia palustris en Hippuris vulgaris. De wortelstokken produceren adventief wortels en leveren fundering en drijfvermogen voor de bovenwaterdelen van de plant in de zomer. De groeitoppen van de plant zijn de fysiologisch meest actieve en productieve delen, maar groei van de bovengrondse stengels duwt oudere delen onder water. De bovenwaterbladeren sterven onder water af en adventief wortels ontwikkelen zich op de knopen en onderwaterbladeren worden gevormd. In voedselrijke plassen kunnen zich drijftillen ontwikkelen tot wel 40 cm dik met een stengeldichtheid tot 1500 stengels m‐2 (Sytsma & Anderson, 1993a) Waar groeit het? De soort wortelt op de oever of in de modder van stilstaand of langzaam stromend water, zoals, meren, vijvers, kanalen en sloten. De soort is in buitenwateren in Nederland en Groot‐Brittannië terecht gekomen door het weggooien van overtollige aquarium of vijverplanten of bewust aangeplant (Brunel, 2009, Van Valkenburg & Pot, 2008). In Europa verwilderde populaties bestaan uitsluitend uit vrouwelijke planten, alleen vegetatieve vermeerdering door fragmentatie van stengel en wortelstokken is mogelijk. Identificatie Morfologische beschrijving: Q‐Bank (www.q‐bank.eu) beschrijft M. aquaticum als een kruipende overjarige plant met opgaande blauwgroene stengels, die gemakkelijk wortelt op de lage knopen. Onderwaterbladeren in kransen van (4‐) 5‐6, zonder steunbladen, slap, in de regel veel langer dan de internodiën, omgekeerd lancetvormig, top afgerond, veervormig, met 25‐30 lijnvormige slippen tot 0,7 cm lang, de onderste bladeren snel verdwijnend. Bovenwaterbladeren blauwgroen en dicht bedekt met doorschijnende klieren, in kransen van (4‐) 5‐6, opgericht aan de top, horizontaal lager op de stengel, smal omgekeerd lancetvormig, top afgerond, veervormig, met (18‐) 24‐36 lijnvormige tot priemvormige slippen, 4,0‐5,5 mm lang, 0,3 mm breed, top toegespitst en enigszins gebogen. Tussen de bladeren in de kransen vele hydathoden, 0,5‐1 mm lang. Planten tweehuizig, in gebieden waar de plant geïntroduceerd is, mannelijke planten veel zeldzamer dan vrouwelijke planten. In Europa bestaan verwilderende populaties uitsluitend uit vrouwelijke planten (in Duitsland zijn ook mannelijke planten in cultuur). Bloeiwijze is een aar met witte bloemen die individueel in de bladoksels groeien van de bovenste bladkransen. Bloemen ondersteund door 2 priemvormige schutbladen, 1,2 – 1,5 mm lang met (1‐) 2 korte tanden in het onderste 1/3. Mannelijke bloemen 4‐tallig, aanvankelijk zittend, bloemsteel tot 4 mm bij bloei, kelkbladen 4, eirond tot driehoekig, licht getand, onbehaard; kroonbladen licht gekield; meeldraden 8; stijl afwezig. Vrouwelijke bloemen 4‐tallig, bloemsteel 0,2‐0,4 mm, kelkbladen 4, wit, driehoekig, getand, onbehaard; kroonbladen afwezig; meeldraden afwezig; stijl knotsvormig, erg kort, stempel zittend langwerpig en teruggeslagen, blijvend. Myriophyllum aquaticum: kenmerken Algemeen beeld Bovenwaterstengels Bloemen in bladoksels Bovenwater stengel Bladkrans Onderwaterstengels(rood) voorjaar Onderwaterblad en stengel Onderwater adventief wortels Detail bloem Niet te verwarren met: andere Myriophyllum soorten Myriophyllum heterophyllum Myriophyllum robustum Myriophyllum verticillatum Algemeen beeld Algemeen beeld Algemeen beeld Heterophyllie Overgang bovenwaterblad Winterknoppen Bovenwaterblad/bloeiwijze Bovenwaterblad Bovenwaterblad/bloeiwijze Niet te verwarren met: overige soorten Hippuris vulgaris Cabomba caroliniana Hottonia palustris Algemeen beeld Algemeen beeld Algemeen beeld A. Mrkvicka
Heterophyllie Onderwaterblad Onderwaterblad Bovenwaterblad Bovenwaterblad en bloem Bovenwaterblad © Carl Farmer, 2004 Pictures Patrizio Ferrari and Andrea Moro Levenscyclus Myriophyllum in het voorjaar In het voorjaar, als de watertemperatuur stijgt tot boven 10°C, ontwikkelen zich bijwortels op stengels en wortelstokken, gewoonlijk 2‐3 per knoop. Pas als deze bijwortels gevormd zijn ontwikkelen zich onderwaterstengels (zie beneden). Nieuwe onderwaterstengels ontspruiten aan de knopen van overwinterende wortelstokken. De stengels en bladeren zijn rood van kleur door pigmentatie om overmatig UV licht te absorberen. Boven water valt nog niet veel te zien van de planten. Bovenwaterbladeren worden pas gevormd als de kans op vorst verdwenen is, meestal midden tot laat in mei. Management beperkingen: Binnen het kader van de Flora & Fauna wet gelden er beperkingen met betrekking tot maaien, schonen van het natte profiel, baggeren, en herprofileren van midden maart tot eind mei, en deze activiteiten worden afgeraden in de periode juni tot midden juli. Actie: Afdekken met schaduwdoek dat geen licht doorlaat, of gebruik kleurstoffen in stilstaand water. Myriophyllum in de zomer Begin juni, zijn er bovenwaterbladeren en stengels gevormd, drijftillen groeien dicht langs de oever. De meest actieve groei zit in de toppen van drijvende en opstijgende stengels, waardoor de diameter van de drijftil toeneemt en de lengte van de opstijgende stengels. Hierdoor worden de oudere stengeldelen onder water geduwd wat de vorming van adventief wortels stimuleert, dit stimuleert op zijn beurt weer de nieuwe vorming van opstijgende stengels. Door dit proces blijft de vitaliteit van de drijftil gehandhaafd. Management beperkingen: Binnen het kader van de Flora & Fauna wet gelden er geen beperkingen met betrekking tot maaien, schonen van het natte profiel, baggeren, en herprofileren maar deze activiteiten worden bij voorkeur uitgevoerd na midden juli. Let op dat maaien geen lange termijn effect geeft en de verspreiding in de hand kan werken. Actie: Mechanisch verwijderen naar de oever en vervolgens begraven, drogen of verbranden. Myriophyllum in de herfst Met het korter worden van de dagen en dalende nachttemperaturen vermindert de groeisnelheid en de drijftillen beginnen uiteen te vallen, met als gevolg de verspreiding van levensvatbare stengelfragmenten. Fragmentatie in de herfst, terwijl de plant zich nog steeds snel kan herstellen van beschadigingen, is de belangrijkste periode van vegetatieve verspreiding. De onderkant van de drijftil veroudert en begint af te sterven, waardoor onder water alleen wortelstokken overblijven. Deze wortelstokken overwinteren en zijn de basis voor de nieuwe scheuten in het daarop volgende voorjaar, als het plantmateriaal boven de niet actieve wortelstokken weggerot is. Management beperkingen: Niet van toepassing Actie: Mechanisch verwijderen, zorgvuldig om de verspreiding van fragmenten te beperken. Kleine besmettingen kunnen handmatig verwijderd worden. Myriophyllum in de winter Na de eerste vorst, sterven de bovenwaterbladeren en stengels af. De plant overwintert met onderwaterstengels en wortelstokken. Fragmenten die in de herfst losgekomen zijn overwinteren op de bodem en groeien weer uit in het voorjaar. Management beperkingen: Binnen het kader van de Flora & Fauna wet gelden er beperkingen met betrekking tot schonen van het natte profiel, baggeren, en herprofileren. Action: Mechanisch verwijderen of baggeren van de watergang zijn mogelijke opties. Het beste is om voorbereidingen te treffen voor het voorjaar: afdekken met schaduwdoek dat geen licht doorlaat, of gebruik kleurstoffen in stilstaand water. Risicobeoordeling Laag risco ‐ Hoge prioriteit De melding van een invasieve soort in een nieuw gebied is in principe een laag risico. De aanwezigheid van een geïsoleerde, kleine hoeveelheid biomassa levert geen gevaar voor technisch beheer van de watergang of biodiversiteit. Het heeft echter de hoogste prioriteit om de planten te verwijderen of de besmetting te isoleren en de soort zo snel mogelijk ter plaatse uit te roeien. De besmetting in de vijver zoals te zien op de illustratie links is eenvoudig te verwijderen. De besmetting in de watergang moet geïsoleerd worden om verdere verspreiding te voorkomen en zo snel mogelijk verwijderd worden. Het isoleren kan gedaan worden door bijvoorbeeld een tijdelijke dam, een verzwaard net of een andere structuur die geen risico voor overstroming oplevert. De vondst moet zo snel mogelijk na melding geïsoleerd worden. De maatregelen moeten gehandhaafd blijven tot dat de soort lokaal uitgeroeid is, mogelijk voor minstens 1 jaar nadat de laatste vondst gedaan is. Dit om te voorkomen dat de soort weer terugkomt door instroom van plantfragmenten van elders of bewuste aanplant. Gemiddeld risico Er zijn meerdere plekken van minder dan tien vierkante meter op korte afstand van elkaar in meerdere watergangen en/of vijvers. Deze situatie vormt een groter risico voor het technisch beheer van de watergang en het ecosysteem van de vijvers. De besmetting zit er waarschijnlijk al langer dan een jaar en heeft een volledige levenscyclus voltooid. De aanwezigheid op meerdere plaatsen geeft aan dat de soort zich kan verspreiden. Zoveel mogelijk plantmateriaal moet verwijderd worden. Delen van het watersysteem die afgesloten kunnen worden moeten zo snel mogelijk afgesloten worden. Binnen 6 maanden moet van alle besmettingen zo veel mogelijk plantmateriaal worden. Een verwijderd managementplan voor verwijderen en uitroeien van de soort kan opgesteld worden om prioriteiten te bepalen voor inzet van middelen voor directe verwijdering, observatie en monitoren. Hoog risico – Lage prioriteit Er zijn meerdere grote en kleine plekken binnen een stroomgebied, verspreid over een groot oppervlak, in meerder delen van de hoofdwatergang en of in meerdere vijvers. Het stroomgebied kan geïsoleerd worden om verspreiding naar andere stroomgebieden te voorkomen, en er zijn geen kerntaken van het waterschap in het geding. Deze situatie is mogelijk een poldersysteem zonder pompen, sluizen of stuwen en zonder risico van overstroming van bebouwing. De besmette sectie is reeds een afgesloten systeem of kan relatief eenvoudig afgesloten worden. De verspreiding van de soort binnen deze sectie kan eenvoudig in de gaten gehouden worden. Een strategie voor uitroeien of bestrijding van de soort kan uitgevoerd worden als de middelen beschikbaar zijn. Er moet rekening gehouden worden met de invloed van de niet inheemse soort op de ecologie van het watersysteem waar het betreft sportvisserij en vogel en invertebraten populaties. Zorgvuldigheid bij verwijdering van de plantenresten is van essentieel belang om herbesmetting van de watergang te voorkomen en ook elders te voorkomen dat tijdens transport plantenresten andere watergangen kunnen besmetten. Hoog risico ‐ Hoge Prioriteit Er zijn meerdere grote en kleine plekken binnen een stroomgebied, verspreid over een groot oppervlak, in meerder delen van de hoofdwatergang en of in meerdere vijvers. Het stroomgebied kan niet geïsoleerd worden en er zijn kerntaken van het waterschap in het geding. Dit is een in principe zeldzame situatie, die veelal het gevolg is van ondoelmatig management van kleine besmettingen, de aanwezigheid van een erg agressieve soort, of het gevolg van zeer gunstige groeiomstandigheden die een snelle verspreiding binnen het watersysteem in minder dan een jaar tot gevolg hebben. Pleziervaart komt in het gedrang. De plantenmassa kan het varen bemoeilijken maar er kunnen mogelijk ook beperkingen opgelegd moeten worden om verdere verspreiding van de soort door fragmentatie en “meeliften” met bootjes tegen te gaan. De enorme plantengroei kan plaatselijk sportvisserij onmogelijk maken. Sluizen, pompen, stuwen en andere kunstwerken essentieel voor het peilbeheer lopen risico. Er is een reëel risico van overstroming van bebouwing met daarbij behorende financiële risico’s door de aanwezigheid van de soort. Snelle en directe actie is nodig om de biomassa van de soort te reduceren. Secties, die geschoond zijn moeten geïsoleerd worden om verdere verspreiding te voorkomen. Voor de hoofdwatergang zal nazorg noodzakelijk zijn, veelal in de vorm van handmatig schonen. Een communicatie campagne is een essentieel onderdeel van het management plan. De bewoners en gebruikers van het watersysteem moeten betrokken worden bij een duurzame oplossing van het probleem. 
Download