Watermunt = lila bloemen, kenmerkende frisse geur, groeit langs water Platbuik = libel met kort lichaam en blauwe kleur Duindoorn = Struik die goed bestand is tegen zoute grond met bessen Paling = Geen schubben en kan tot een meter lang worden Schietwilg = Zeer snelgroeiende boom met katjes Bittervoorn = 5 tot 6 cm groot visje Cipreswolfsmelk = Lichtgroene plant met gelige bloemen en naaldvormige bladen Gele lis = 1 meter hoge oeverplant met gele bloem en lange dunne bladeren Moerasandoorn = 80 cm hoge oeverplant met paarse bloemen Otter = Solitair dier dat familie is van de marter Fuut = Watervogel die duikt naar zijn eten Grote kamsalamander = Dankt zijn naam aan zijn gepunte rug en staart Snoek = Roofvis die enkel in zoetwater voorkomt Brasem = Ruitvormige vis die in scholen voorkomt Poelruit = Plant met geelachtige bloemen in een hoofdje zonder kroonbladeren Echte valeriaan = 120 cm hoge plant met veervormige grote bladeren roze bloemen in scherm Helm = Plant die zorgt voor vorming van duinen in Nederland Muurpeper = Plantje die tapijten vormt langs steen, lijkt op vetplantje Rapunzelklokje = Rode lijst plant met behaarde stengel en paarse klokvormige bloem Zandzegge = Cypergrassenfamilie met wortelstokken, komt voor in de duinen