Knack.be » Opinie » Columns » Bart Maddens » Hervorming partijfinanciering is geen garantie op waterdichte controle partijfinanciën Hervorming partijfinanciering is geen garantie op waterdichte controle partijfinanciën vrijdag 23 augustus 2013 om 06u55 De voorgestelde maatregelen inzake partijfinanciering zijn een stap in de goede richting, schrijven politicologen Bart Maddens en Jef Smulders (KU Leuven). Maar een structurele hervorming die garant staat voor een waterdichte controle op de partijfinanciën, zien ze niet. Op 9 juli kon de institutionele meerderheid fier uitpakken met een volledig akkoord over de verdere uitvoering van de staatshervorming. Alles is nu in wetsvoorstellen gegoten, die in het najaar zullen worden besproken en ongetwijfeld goedgekeurd in het parlement. De betrokken voorstellen verschenen einde juli druppelsgewijs op de websites van Kamer en Senaat. Groot politiek nieuws viel daar niet te rapen, want in grote lijnen betreft het de vertaling van het institutionele akkoord van oktober 2011 in wetteksten. Toch was het uitkijken naar één onderdeel van de staatshervorming dat volledig nieuw is, namelijk dat over de partijfinanciering. Zoals bekend dreigden de partijen zichzelf in de voet te schieten met de (eveneens nog goed te keuren) hervorming van de Senaat. De afschaffing van de rechtstreekse verkiezing van senatoren leidt automatisch tot een aanzienlijk inkomensverlies voor de partijen. In het institutionele akkoord wordt geen gewag gemaakt van een compensatie hiervoor. Het leek wel alsof de partijen met de hervorming een bijdrage wilden leveren tot de besparingsinspanning. Maar vandaag weten we beter. Het voorstel inzake de partijfinanciering voorziet wel degelijk in een ruime compensatie voor dit verlies. Tegelijkertijd wordt echter de controle op de partijfinanciën verscherpt. Daarmee wil men tegemoet komen aan de vlijmscherpe kritiek die in 2009 werd geformuleerd door GRECO, de organisatie binnen de Raad van Europa die zich bezighoudt met de strijd tegen de corruptie. Wat houden die hervormingen nu precies in? Laat ons eerst eens kijken naar de federale dotatie voor de partijen. Tot nu toe kregen de partijen die vertegenwoordigd zijn in het federale parlement een dotatie die, naast een vast basisbedrag (geïndexeerd: 175.000 euro), bestaat uit een aanvullend bedrag (geïndexeerd: 1,49 euro) per stem voor de Kamer én voor de Senaat (zie ook onderstaand schema). Vandaag gaat het in totaal om ruim 20 miljoen euro aan federale dotaties. Als de rechtstreekse verkiezing van de Senaat wordt afgeschaft, en er dus geen stemmen meer worden uitgebracht voor de Senaat, dan daalt dit bedrag automatisch met ongeveer 10 miljoen euro. Basisbedrag (geïndexeerd) Oude regeling 175.000 euro Nieuwe regeling 175.000 euro Nieuwe regeling, indien ook vertegenwoordigd in de 70.000 euro Senaat: Aanvullend bedrag (geïndexeerd) 1,49 euro per stem voor de Kamer 1,49 euro per stem voor de Senaat 2,99 euro per stem voor de Kamer 1,20 euro per stem voor de Kamer In de nieuwe wet wordt die daling gecompenseerd door het variabele bedrag op basis van het aantal stemmen voor de Kamer te verdubbelen. Op die manier blijft de dotatie op hetzelfde niveau als voorheen. Dat lag natuurlijk in de lijn van de verwachtingen. Maar verrassend genoeg blijft er ook een dotatie bestaan voor de Senaat. Partijen die vertegenwoordigd zijn in de (hervormde) Senaat zullen recht hebben op een bijkomende dotatie. Deze extra dotatie bestaat eveneens uit een vast basisbedrag (70.000 euro) en een aanvullend bedrag (1,20 euro) per stem voor de Kamer. Als we deze regeling toepassen op de meest recente verkiezingsresultaten, dan zouden alle partijen samen ruim 8 miljoen euro extra ontvangen, bovenop de dotatie waarop ze al recht hadden. Om precies te zijn zou de totale dotatie dan stijgen van 20.192.200 euro naar 28.324.700 euro. Het is zeer vreemd dat de partijen nog een bijkomende dotatie zullen krijgen in de Senaat, berekend op basis van het aantal stemmen voor de Kamer. De nieuwe Senaat zal namelijk niet veel meer om handen hebben. Bovendien zullen 50 van de 60 Senatoren ook zetelen in de deelstaatparlementen, en daar leveren ze al een regionale dotatie op voor hun partij. Waarom daar nog een Senaatsdotatie bovenop moet komen, wordt niet gemotiveerd in het voorstel. Tegelijkertijd wordt in de toelichting van het wetsvoorstel wel de intentie uitgedrukt om de fractiefinanciering en het fractiepersoneel in de Senaat fors af te bouwen. Dit zou een besparing betekenen van 11,5 miljoen euro. Daarnaast realiseert men een kleine besparing door de indexering van de dotatie een extra jaar over te slaan. Maar daar staat dan weer tegenover dat men de fractiefinanciering van de Kamer blijkbaar wil verhogen, omdat de Kamer een aantal taken overneemt van de Senaat. Volgens de toelichting zouden alle wijzigingen samen leiden tot een daling van het budget van de partijen met 3,5% en een inlevering van 2,4 miljoen euro. Dit valt moeilijk te controleren. Maar als het al zou kloppen, is het toch maar een bescheiden inspanning, rekening houdend met het feit dat de totale overheidssubsidiëring van de partijen op alle niveaus (exclusief het fractiepersoneel) jaarlijks 64 miljoen euro bedraagt. Hoe dan ook gaat het wat de fractiefinanciering betreft louter om een vage intentieverklaring. De ondersteuning van de fracties wordt immers niet geregeld bij wet, maar via niet-publieke bureaubeslissingen. Als de wet wordt goedgekeurd, dan is de verhoging van de dotatie (vanaf de verkiezingen van 2014) een feit, terwijl we voorlopig het raden hebben naar wat de bureaus van Kamer en Senaat precies zullen beslissen, en wanneer dit zal gebeuren: nog vóór de verkiezingen, nadien, of misschien wel nooit. Want een nieuwe meerderheid zal niet gebonden zijn door de afspraken binnen de huidige institutionele meerderheid. Er is echter ook beter nieuws. De institutionele meerderheid maakt tegelijkertijd werk van een verscherping van de controle op de partijfinanciën. België was moreel verplicht om ten minste in een aantal opzichten tegemoet te komen aan de scherpe kritiek in het hoger al vermelde GRECO-rapport. Die kritiek sloeg vooral op het gebrek aan onafhankelijke controle op de financiën van de partijen. De verantwoordelijkheid daarvoor berust tot nu toe finaal bij de parlementaire Controlecommissie, dus bij de partijen zelf. Partijen zijn met andere woorden tegelijkertijd rechter en partij. Het vermoeden bestaat dat de politici in de Controlecommissie elkaar wat ontzien. Er wordt dan ook amper gesanctioneerd. De sanctiemogelijkheden zijn bovendien beperkt: partijen die de wetgeving overtreden, kunnen enkel worden gestraft met de inhouding van een deel van de dotatie. Partijen die geen dotatie krijgen, omdat ze te klein zijn, kunnen helemaal niet worden gestraft. En parlementsleden die gefoefeld hebben tijdens de campagne kunnen enkel strafrechtelijk worden vervolgd. Nu wordt er een hele reeks wetswijzigingen voorgesteld om de controle effectiever te maken. Zo zullen er vier externe experts (twee Nederlandstalig en twee Franstalig) worden toegevoegd aan de Controlecommissie. Deze externe experts worden voorgedragen door de Kamer en hebben stemrecht in de commissie. De commissie zal voortaan ook een minderheidsstandpunt kunnen formuleren. Daarnaast wordt de bevoegdheid van het Rekenhof uitgebreid. Het Rekenhof, dat de Controlecommissie adviseert, zal voortaan bijkomende inlichtingen kunnen inwinnen bij de partijen. Ook de boekhouding van de verschillende componenten van de partijen (studiediensten, fracties, provinciale afdelingen, …) zal publiek worden gemaakt. De sponsoring aan partijen en kandidaten wordt gereguleerd en beperkt. Verder krijgt de Controlecommissie een ruimere sanctiebevoegdheid: er kunnen ook administratieve boetes worden opgelegd aan de partijen, en het mandaat van een parlementslid kan worden geschorst en zelfs vervallen verklaard. De voorgestelde maatregelen zijn ongetwijfeld een stap in de goede richting. Toch kan men bezwaarlijk spreken van een structurele hervorming die garant staat voor een waterdichte controle op de partijfinanciën. De vier externe experts zullen waarschijnlijk politiek benoemd worden en daardoor niet echt onafhankelijk zijn. Het is twijfelachtig of de bijkomende bevoegdheid van het Rekenhof veel om het lijf zal hebben. De partijboekhouding onderwerpen aan een echte audit zal het Rekenhof allicht niet kunnen. Daarnaast zijn er ook een aantal aanbevelingen van GRECO waar de institutionele meerderheid niet op ingaat. De boekhouding van de partijen wordt nagekeken door een bedrijfsrevisor, maar die wordt aangeduid door de partij zelf. GRECO stelde daarom voor om te voorzien in specifieke regels die de onafhankelijkheid garanderen van die revisor ten opzichte van de politieke partij. Duitsland heeft bijvoorbeeld zulke regels: de bedrijfsrevisor die de boekhouding van de partijen nakijkt, mag geen lid zijn van de partij en mag gedurende de drie jaar voorafgaand aan de controle geen enkele functie hebben vervuld voor de partij. Maar een soortgelijke regeling komt er bij ons niet. Een onafhankelijke revisor die zijn neus in de partijboekhouding komt steken, dat was blijkbaar een brug te ver. GRECO drong er ook op aan dat de boekhouding van de lokale partijafdelingen publiek zou worden gemaakt. Momenteel omvat de geconsolideerde boekhouding van de partijen enkel de provinciale of arrondissementele afdelingen, terwijl alle afdelingen op een lager niveau buiten beeld blijven. “In bepaalde gevallen hebben centrale leidinggevenden van de partijen bevestigd dat zij niets afweten van de financiën van de plaatselijke afdelingen, ook als het om een grote stad gaat”, aldus het GRECO-rapport. De financiering van de partijen op lokaal niveau is met andere woorden in grote mate een zwart gat. En de institutionele meerderheid wil dat kennelijk ook zo houden. Dit neemt niet weg dat we hier alles samen toch te maken hebben met een vrij omvattende aanpassing van de regelgeving inzake partij- en campagnefinanciering, die behoorlijk wat implicaties zal hebben voor de werking van alle partijen. Zeker sinds de helft van de jaren negentig bestaat er een traditie om te zoeken naar een brede consensus rond de basisregels inzake partij- en campagnefinanciering, over meerderheid en oppositie heen. Maar met die traditie lijkt nu te worden gebroken. Het voorliggende wetsvoorstel is tot stand gekomen in de schoot van de Comori (het uitvoeringscomité voor de staatshervorming) en werd enkel ondertekend door de partijen van de institutionele meerderheid. Ongetwijfeld zal deze wet hetzelfde lot ondergaan als de andere staatshervormingswetten: ze zullen allemaal in een moordend tempo door het parlement worden gejaagd, zonder veel verduidelijking, en uiteraard zonder rekening te houden met de opmerkingen van de oppositie. En wie weet gaat de nieuwe wet meteen weer op de schop mocht er volgend jaar een andere meerderheid aan de macht komen. Bart Maddens en Jef Smulders Politicologen aan de KU Leuven