CGO. Voorbereiding casus A. Leervragen: - Welke onderzoeken doe je bij de moeder durante partu? - Welke observaties doe je met betrekking tot het inschatten van de weeën? - Bij welke observaties/uitkomsten verwijs je door naar de tweede lijn? - Op welke manier doe je verslaglegging van een partus? (partogram) 1. Welke onderzoeken doe je bij de moeder durante partu? 1 2 3 Vaginaal toucher: Het vaginaal tocher, VT, wordt onder andere uitgevoerd om de voortgang van de baring te beoordelen of om te objectiveren of een vrouw in partu is. Hierbij wordt eventueel eerst een vulvair toilet toegepast, met name durante partu, met watten die gedrenkt zijn in water uit een goed stromende kraan, één veeg per wat in voor-achterwaartse richting. Het vaginaal toucher wordt uitgevoerd met een steriele handschoen aan de toucherende hand en een (niet)steriele handschoen aan de andere hand. Bij een VT zal de verloskundige de volgende gegevens verkrijgen, voor het onthouden van onderstaande termen is een hulpmiddel opgesteld namelijk POVASI; - Portio Er wordt gelet op de mate van het verstrijken en verweken van de portio; staande portio, half verstreken portio en een verstreken portio Bij het verweken van de portio kun je een vergelijking maken met de neuspunt (stug), getuite lippen (weker) en het puntje van de tong (heel week) om te voelen in welke mate de portio is verweekt - Ontsluiting De mate van ontsluiting wordt aangegeven van nul tot tien centimeter; bij 10 centimeter is sprake van volkomen ontsluiting. De toucherende vingers worden in de ontsluitingsopening (voorliggend deel of de vliezen) geplaatst en de vinger worden gespreid, hiermee wordt de diameter van de portio opgemeten. - Vliezen Bij staande vliezen wordt erop gelet of de vliezen functioneel zijn, oftewel of ze goed aanspannen tijdens een wee en druk geven op de ontsluitingsrand, of dat er sprake is van voorwater, dit is vruchtwater tussen het voorliggende deel en de vliezen en voelt tijdens een wee aan als een hard opgeblazen ballon. Wanneer de vliezen gebroken zijn moet men er op bedacht zijn dat er zonder goede weeën niet getoucheerd moet worden. Wanneer de vliezen gebroken zijn kan het caput succedaneum en moulage ontstaan. Caput succedaneum is een subcutane vochtophoping op het diepst liggende deel van de foetale schedel. Dit geeft informatie over de weeënkracht. Moulage is het over elkaar schuiven van de schedelbeenderen, dit geeft een indruk van de mate van aanpassing van het caput aan het bekken. 1 Aard voorliggend deel College start baring, blackboard. Praktische verloskunde 3 Basisboek obstetrie en gynaecologie verpleegkunde 2 Het caput is te herkennen aan de schedelnaden, fontanellen en is hard. De stuit is zachter en onregelmatiger. Daarnaast moet ook gevoeld of er nog eventuele naastliggende delen zijn, zoals een handje of voetje. - Stand voorliggend deel Voor de bepaling van de stand van het voorliggend deel zijn enkele oriëntatiepunten nodig; de stand van de grote fontanel, de kleine fontanel en de pijlnaad (verbinding tussen beide fontanellen) ten opzichte van de bekkenas. Richting symfyse wordt ‘voor’ genoemd en richting sacraal ‘achter’ - Indaling voorliggend deel Dit wordt aangegeven met de vlakken van Hodge, dit onderscheid vier vlakken; Hodge 1 het vlak door de bovenrand symfyse -promontorium (bekkeningang) Hodge 2 het vlak hieraan evenwijdig door de onderrand symfyse Hodge 3 het vlak hieraan evenwijdig door de spinae ischiadicae Hodge 4 het vlak hieraan evenwijdig door os coccygis (bekkenbodem) Bij het afronden van het VT inspecteer je de toucherende handschoen op kleur vruchtwater, slijm en bloed. Contra-indicaties voor een VT zijn; - Gebroken vliezen zonder weeënactiviteit Ruim bloedverlies Uitwendig onderzoek: 4 Het beoordelen van de uterusactiviteit in de eerstelijnszorg geschiedt voornamelijk door palpatie van de buikwand. Door een hand op de buik te leggen (meestal tussen de navel en de fundus) kunnen de frequentie, de duur en de kracht van de contractie worden gevoeld. Via uitwendig onderzoek kunnen ook de ligging van het kind, de aard en de indaling van het voorliggend deel worden bepaald. De indaling kan uitwendig beoordeeld worden door te voelen naar de voorste schouder. Bij een afstand symfyse-schouder van vier vingers is de indaling een klein segment; bij drie vingers tussenruimte is de indaling een derde; bij twee vingers een half. 2. Welke observaties doe je met betrekking tot het inschatten van de weeën? 4 Het beoordelen van de uterusactiviteit in de eerstelijnszorg geschiedt voornamelijk door palpatie van de buikwand. Door een hand op de buik te leggen (meestal tussen de navel en de fundus) kunnen de frequentie, de duur en de kracht van de contractie worden gevoeld. Er is onderzoek gedaan naar de validiteit van het uitwendig onderzoek door Arrabal. Hij vergelijkt de handmatige beoordeling van weeënsterkte door een verloskundige hulpverlener met de beoordeling die door een intra-uteriene drukmeter wordt gemeten. Deze laatste maat wordt als de gouden standaard beschouwd. In 49% van de gevallen is de handmatige beoordeling van de weeënsterkte (zwak, matig, sterk) correct. Meer ervaren zorgverleners hebben geen betere resultaten dan de jongere zorgverleners. Arrabal concludeert dat de uitwendige beoordeling van weeënsterkte onacceptabel vaak niet juist is, zodat hieraan geen bindende conclusies mogen worden verbonden. Veel verloskundige zorgverleners betrekken bij de inschatting van de voortgang van de baring hun observaties van het verbale en non-verbale gedrag van de barende vrouw. In dit gedrag herkennen zij bepaalde patronen die aanwijzingen geven over de voortgang. 3. Bij welke observaties/uitkomsten verwijs je door naar de tweede lijn? 5 Bij onderstaand observaties/uitkomsten wordt de cliënt doorverwezen naar de tweede lijn, er moet wel rekening worden gehouden met de risico’s die een eventueel transport van de barende met zich meebrengen. Afwijkende ligging van het kind Tekenen van foetale nood (cortonen kind afwijkend, meconiumhoudend vruchtwater) Niet in partu komen nadat de vliezen zijn gebroken (verwijzing eerste ochtend nadat de vliezen 24uur gebroken zijn) Bij niet vorderende ontsluiting vindt er een overlegsituatie plaats tussen de eerste en tweede lijn. 4. Op welke manier doe je verslaglegging van een partus? (partogram) 4 Een partogram bevat informatie over de ontsluiting, over de indaling en over de uterusactiviteit. Daarnaast kan een partogram informatie bevatten over andere parameters van de moederlijke en foetale conditie: maternale bloeddruk en temperatuur, foetale 4 5 KNOV standaard. Niet-vorderende ontsluiting. Verloskundige Indicatie Lijst. harttonen, etc. Soms is er ook ruimte voor de registratie van toegediende medicatie en infuusvloeistoffen. Een centrale plaats in het partogram wordt ingenomen door een grafiek waarin de mate van ontsluiting tegen de tijd kan worden afgezet. Ter ondersteuning van het beleid kan een ‘normaallijn’ óf een waarschuwingslijn en een actielijn worden weergegeven, waarmee de werkelijke voortgang van de ontsluiting kan worden vergeleken. C C C C B C C