LEREN EN INSTRUCTIE 4 V-MEMO Naam auteur(s) Maaike Lange Vakgebied Nederlands Titel Schrijven in tweetallen werkt Onderwerp Opleiding Hogere denkvaardigheden bij samen schrijven in de bovenbouw Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Doelgroep 4/5 havo Sleuteltermen Schrijven, pair-writing, hogere denkvaardigheden Bibliografische referentie Lange, M (2016) Schrijven in tweetallen werkt. Amsterdam: ILO. Studentnummer 10788379 Begeleider(s) W.A. Groeneweg Beoordelaar(s) indien W.A. Groeneweg bekend Datum 28 mei 2016 Schrijven in tweetallen werkt Maaike Lange Mei 2016 1. Beschrijving Middelbare scholieren leren informatieve, beschouwende en betogende teksten schrijven. Dat stelt hoge eisen aan leerlingen; schrijven is bij uitstek een complexe vaardigheid. De meeste scholieren doen dit schrijven bovendien helemaal in hun eentje. De vraag is in hoeverre dat eenzame schrijven het meest leerzaam is. Oftewel: zou je middelbare scholieren ook in tweetallen of in kleine groepjes aan een schrijftaak kunnen zetten, met de bedoeling tot een beter tekstresultaat te komen? Met een betere tekst bedoel ik beter van structuur en sterker van inhoud. Het idee van samenwerken in duo’s of in kleine groepjes bij taalvakken is niet nieuw, maar naar samenwerken met betrekking tot schrijven is weinig onderzoek gedaan en er is eveneens weinig lesmateriaal over beschikbaar. Een constructivistisch denker als Vygotski stelt dat leren een sociale activiteit is. Een kind leert in interactie met iemand die (net iets) meer weet dan hij/zij. Leerlingen leren van elkaar (en soms zelfs meer of beter dan van hun docent) omdat ze geneigd zijn naar elkaar te kijken en iets van elkaar aan te nemen. In de vijf havo klas van mijn stage gaf ik een lessenreeks betoog schrijven. In de eerste les kregen mijn leerlingen een beoordelingsmodel zodat ze konden zien op welke onderdelen van de te produceren tekst ze konden scoren. Het beoordelingsmodel droeg bovendien bij aan de bewustwording van de verschillende tekstonderdelen en correctie. Ik vroeg ze in tweetallen het beoordelingsmodel te bespreken met de bedoeling dat ze inzicht zouden krijgen in wat van hen verwacht werd. In de eerste twee lessen schreven de leerlingen vervolgens individueel aan hun betoog en in de derde les liet ik ze met het beoordelingsmodel het betoog van hun buurvrouw of -man nakijken. De achterliggende gedachten van deze peer-review zijn: 1. Leerlingen zijn doorgaans kritischer over andermans tekst dan over hun eigen tekst en 2. leerlingen zijn eerder geneigd iets van elkaar aan te nemen dan van een docent. Jammer genoeg ging ik in deze lessen niet zover dat ik ze in tweetallen liet werken aan het schrijven van het betoog, omdat ik niet op de hoogte was van de mogelijkheid ervan en het ook zelf (nog) niet had bedacht. Navraag bij andere docenten Nederlands op mijn stageschool leerde dat geen enkele docent in tweetallen laat schrijven. Wel merkte ik dat alle docenten worstelden met de lessen betoog schrijven. Wat moesten ze nu weer voor een opdracht geven, zonder dat het ellenlange lappen nakijkwerk opleverde. Toch bestaan er prille onderzoeken naar het samen schrijven en langzaamaan wordt er steeds meer onderzoek naar gedaan. Een interessante optie, dat samen schrijven. Ook in het licht van een oproep van de Taalunie omtrent het schrijfonderwijs. Volgens de Taalunie zitten veel docenten met hun handen in het haar als het gaat om de schrijflessen op school. Vaak weten ze niet hoe ze leerlingen vooruit kunnen helpen in hun schrijfontwikkeling, welke schrijftaken ze nu weer moeten verzinnen en hoe ze de vooruitgang van leerlingen kunnen staven. De Inspectie van het Onderwijs stelde in 2012 dat het bereikte niveau in schrijfvaardigheid achterblijft bij de verwachtingen. Het schrijfonderwijs is duidelijk voor verbetering vatbaar. De schrijftaken van leerlingen vormen een belangrijke pijler voor de landelijk geldende kerndoelen en eindtermen. De eindtermen voor domein C voor havo/vwo van het voortgezet onderwijs beschrijft: ‘De kandidaat kan ten behoeve van een gedocumenteerde uiteenzetting, beschouwing en betoog: – relevante informatie verzamelen en verwerken; – deze informatie adequaat presenteren met het oog op doel, publiek, tekstsoort en conventies voor geschreven taal; – concepten van de tekst reviseren op basis van geleverd commentaar’ (SLO, 2015). Schrijfvaardigheid is een belangrijke onderwijsdoelstelling, niet alleen bij Nederlands, maar ook bij andere vakken. Voldoende reden dus om in dit paper duo-schrijven en de hogere denkvaardigheden die bij het schrijfproces horen centraal te stellen 2. Analyse Door te schrijven kunnen leerlingen hun kennis en begrip van zaken ontwikkelen, in allerlei vakken en leerdomeinen. Maar het schrijfproces is een complex proces, om meerdere redenen. Ten eerste vragen we de leerling twee dingen tegelijk te doen: leren schrijven en schrijven zelf. Ten tweede bestaat het schrijfproces uit meerdere fases die een beroep doen op aspecten van de hogere denkvaardigheden. Grofweg bestaat het proces uit drie fases: plannen, schrijven en reviseren (Rijlaarsdam, 2007). Deze komen overeen met de denkvaardigheden van de hogere orde in de taxonomie van Bloom (1956), namelijk: analyseren, evalueren en synthetiseren. Het lastige is dat deze vaardigheden niet lineair plaatsvinden. Met andere woorden: het schrijfproces is een recursief proces. Het uitvoeren van een schrijftaak doet namelijk tegelijk een beroep op de drie vaardigheden. Omdat ook de hoogste fase in de taxonomie wordt bereikt, spreken we dus ook het metacognitieve vermogen van de leerling aan. Een schrijver plant terwijl hij schrijft, schrijft terwijl hij reviseert etc. De taxonomie van Bloom ziet dat er als volgt uit: Het is dus vanzelfsprekend om de hogere denkvaardigheden te koppelen aan het schrijven. Zonder analyseren, creëren en structureren, kom je niet tot een tekst. Het schrijfonderwijs pakken we doorgaans klassenbreed aan, terwijl we inmiddels weten dat er een onderscheid te maken is tussen sterke en zwakke schrijvers. De ene leerling plant bijvoorbeeld uitvoerig voordat hij aan zijn tekst begint, terwijl de ander al halverwege is voordat hij nadenkt over de planning. De vraag is nu of je tot een beter resultaat komt door samenwerking? De een weet iets wat de ander niet weet, en omgekeerd. Wat opvalt volgens onderzoeker Neomy Storch (2005) is dat als leerlingen mogen kiezen tussen samen schrijven of individueel de schrijftaak uitvoeren, de meeste leerlingen voor de laatste optie kiezen. Leerlingen vinden het soms prettig om hun gedachten in hun eentje te ordenen of vinden het lastig om tijdens het samenwerken hun gedachten hardop uit te spreken. Storch vraagt zich vervolgens af hoe je leerlingen kunt aanmoedigen en overtuigen om toch samen te schrijven. Dat kan, denkt zij, door een beter tekstresultaat in het vooruitzicht te stellen. Storch ontdekte namelijk dat de tekst van een duo beter sterker is qua structuur en inhoud. Zij had zichzelf in haar onderzoek de vraag gesteld: ‘Are compositions produced collaboratively better than those produced by students writing individually? What is the nature of the writing process that pairs engage in? ’(p 155). 3. 3.1 Verkenning van oplossingen Braaksma, Rijlaarsdam en Van den Bergh (2011) gaven aan dat observerend leren een effectieve schrijfdidactiek is voor leerlingen van verschillende niveaus. Bij observerend leren komen ‘onzichtbare’ mentale processen naar boven. Je leert direct van je hardop peinzende buurman of -vrouw. Observerende leerlingen leren belangrijke plannings- en analyseactiviteiten die zij kunnen gaan toepassen wanneer ze zelf schrijven. Een groot voordeel van observerend leren, volgens Braaksma, Rijlaarsdam en Van den Bergh, is dat leerlingen hun aandacht richten op het leren schrijven en niet op het inspannende schrijven zelf. De observerende leerling hoeft namelijk niet bezig te zijn met de tekstproductie. Het krijgen van inzicht in de achterliggende gedachtepatronen verhoogt de leerwinst bij zwakke schrijvers (Rijlaarsdam et al. 2008) juist doordat leren schrijven en schrijven losgekoppeld worden. Vervolgens is bij leren schrijven belangrijk de verschillende fases van het schrijfproces te evalueren: dus zowel het schrijven zelf, als ook de communicatie tussen schrijvers. (Rijlaarsdam et al. 2008). Om tot evalueren te komen is het handig als leerlingen zich bewust zijn van wat ze eigenlijk precies aan het doen zijn tijdens het schrijfproces. Om hier inzicht in te verwerven is onderstaand formulier nuttig. Je kunt, als docent, onderstaand formulier (figuur 1) laten invullen door de schrijvende leerlingen telkens bij een herhalende piep (bijvoorbeeld om de twee minuten). Figuur 1 Storch (2005) laat leerlingen juist in duo’s schrijven met als voordeel dat de evaluatie niet pas na het schrijfproces plaatsvindt, maar voortdurend heen en weer plaatsgrijpt tijdens het schrijfproces. Deze directe evaluatie is een groot voordeel van duo-schrijven. Storch ziet dat het inzetten van samenwerking met betrekking tot schrijven vaak beperkt blijft tot 1. de brainstormfase en/of 2. de peer-review fase. Volgens haar komt daardoor de focus vooral te liggen op het schrijfproduct en minder op het schrijfproces. In de peer-review fase merken leerlingen in dat geval vooral fouten op op woord- of zinniveau; aan het proces van zinsopbouw, woordkeuze, indelen tekst, zijn ze voorbij gegaan. Samen schrijven geeft leerlingen dus onmiddellijk de kans om feedback te krijgen en te geven op alle fases van het schrijfproces. ‘Collaborative writing afforded students the opportunity to give and receive immediate feedback on language, an opportunity missing when students write individually.’ Dit is volgens Storch meteen een reden waarom de teksten, geproduceerd door tweetallen, vaak beter zijn dan de teksten van individuen. Door de directe feedback kunnen ze elkaar aanvullen en corrigeren. ‘This may explain why pairs tended to produce texts with greater grammatical accuracy and complexity than individual writers.’ (p.168) Storch liet in haar Australische onderzoek studenten (met Engels als tweede taal) een korte tekst schrijven bij een grafiek over de taalvaardigheden van buitenlanders. Een deel van de studenten werkte in tweetallen, een ander deel koos ervoor om individueel te werken. Storch liet de studenten zelf kiezen. Wanneer je als docent een schrijftaak in duo’s geeft, kun je ook een grafiek gebruiken. Ook zou je als docent de leerlingen kunnen laten kiezen of ze willen samenwerken of alleen. Dat geeft leerlingen het gevoel van autonomie. Als leerlingen twee aan twee werken, wordt iedereen uitgedaagd deel te nemen. (Ebbens en Ettekoven, 2013) Met de kennis van de resultaten van het onderzoek van Storch zou je ze erop kunnen wijzen dat samenwerken betere resultaten oplevert. Storch vergeleek het schrijfproces en de tekstresultaten en ontdekte dat de paren tot sterkere teksten kwamen. ‘Pairs produced shorter but better texts in terms of task fulfilment, grammatical accuracy, and complexity. Collaboration afforded students the opportunity to pool ideas and provide each other with feedback’ (p. 153) Storch ontdekte ook dat het schrijven in duo’ s het ‘eigenaarschap’ vergroot, waardoor leerlingen zich aangemoedigd voelen tot het nemen van beslissingen betreffende het hele schrijfproces: inhoud, structuur en taal. Leerlingen voelen zich aangemoedigd om samen een idee te onderzoeken; ideeën te genereren en vanuit verschillende invalshoeken te bekijken. Aan deze fase besteden leerlingen in het onderzoek van Storch relatief veel tijd. Dat leidt tot een betere tekst. Storch komt tot de volgende conclusie: ‘A comparison of the products (completed texts) of pairs and individuals showed that pairs produced shorter texts, but texts that had greater grammatical accuracy and linguistic complexity, and were more succinct. They seemed to fulfill the task more competently.’ (p. 168) 3.2 Samenwerkend schrijven stimuleren Breetveld, Van den Bergh en Rijlaarsdam stellen dat het schrijfproces grote invloed heeft op het schrijfproduct. Tijdens het schrijfproces maken schrijvers constant (bewust) beslissingen over de volgende stap in het proces. Wat moeten we weten over het schrijfproces om, als docent, leerlingen in duo’s te kunnen laten samenwerken en ze te stimuleren? Breetveld, Van den Bergh en Rijlaarsdam komen tot vier kwaliteitsfactoren die het schrijfproduct bepalen: 1. Goal orientation (the focus and development, as well as the persuasiveness, of the text). 2. Structure and organization (paragraphing, cohesiveness, layout, and arrangement of content elements). 3. Audience awareness (interactiveness, whether the writer contacts a reader). 4. Language usage or style (grammar, vocabulary, tone, and variation in sentence constructions). Zij stellen dat het nogal wat uitmaakt op welk moment tijdens het schrijfproces je een bepaalde activiteit verricht. In figuur 2 zien we de drie fases van het schrijfproces 1. plannen, 2, schrijven, 3. reviseren en welke activiteit in welke fase, volgens hun onderzoek, bijdraagt aan een beter tekstresultaat. Zo leidt het plannen van de schrijftaak volgens deze figuur aan het begin van het proces tot betere resultaten. Formuleren van zinnen moet juist in een latere fase plaatsvinden. L&I 4 V-memo Sanne Marijn Ruhaak, 13 december 2015 Figuur 2 Een van de uitkomsten van Storch’ onderzoek is dat de teksten van leerlingen die in duo’s Wanneer wij willen datbeter de leerling na het invan kaart brengen van schrijfproces gaat bezitten reflecteren, schrijven kwalitatief zijn. Teksten leerlingen diezijn individueel werken meer onnodige schrijven stelligerinen ze zijnactiviteiten kritischerverricht. en houden kunnen wedetails. hem dusDuo’s bevragen naar wanneer hetverklarender; proces hij bepaalde De beter de opdracht in de gaten. docent en/of leerling kan dit vergelijken met het 'ideale' schrijfproces en een 'niet-ideaal' De tweetallen van Storch besteden de meeste tijd aan fase 2, het schrijven zelf. Plannen en schrijfproces, zoals is op te maken uit In hetFiguur bovenstaande schema. Bijvoorbeeld: wanneer eentaak leerling reviseren doen ze duidelijk korter. 2 zien we dat plannen een belangrijke is. Als docent zou je leerlingen hieropteruggrijpt kunnen wijzen. Storch ligt het aan de aard vandat dedit die halverwege het proces steeds naar deVolgens opdrachtbeschrijving, kun je erop wijzen opdracht dat er in het geval van haar onderzoek minder gepland wordt, haar opdracht averechts werkt. Wel is het belangrijk dat hij in de startfase van zijn proces de opdracht goed leest. vraagt om een korte tekst bij een grafiek, hierdoor wordt er minder gepland en meer De tekst in een te vroeg stadium reviseren heeft tevens een negatief effect, terwijl het halverwege gebrainstormd. hetStorch schrijven wel nuttigging is om doelen nog te bepalen. Bij onderzoek dejemeeste tijd eens van de leerlingen op aan het bedenken van ideeën en aan het taalgebruik, onderdelen van de fase ‘schrijven’. Dit ligt in de lijn van eerder Uiteraard is van vergelijken alleenCummings, niet voldoende omStorch reflectie te stimuleren. Er moeten ook onderzoek ondermeer geeft aan. Volgens Rijlaarsdam ea. kritische zijn deze activiteiten vangesteld positieve invloed op de tekstkwaliteit. Het is dus devragen taak van de docent om vragen worden bij deze vergelijkingen en het schrijfproces. Deze bespreek ik in de leerlingen te wijzen volgende paragaaf in. op het belang van plannen, bedenken van ideeën en overleggen over taalgebruik. Pas als een leerling een beeld heeft van wat een goed schrijfproces kan zijn, kan hij eigen stimuleren aanpak vergelijken, evalueren en bijstellen. Minder goed is het als een leerling 3.2zijn Reflectie met de juiste kritische vragen tijdens het schrijfproces telkens weer teruggaat naar het lezen van de opdracht. Wede weten nu hoe we het de leerling in kaartopkunnen brengen aan welk naar Bij samenstelling vanschrijfproces duo’s is hetvan goed om te letten resultaten uit en onderzoek observerend leren, namelijk datDat zwakke studenten meer leren reflecteren op acties schrijfproces hij dit kan spiegelen. wil echter nog niet zeggen datvan het het reflectieve vermogen van van voorbeeldstudenten die eveneens minder goed schrijven, zeker als ze die kunnen deze leerling al is aangesproken. Wat moeten wij als docenten doen om met de verworven gegevens vergelijken met de werkwijze van goede studenten (Braaksma, Rijlaarsdam & Van den Bergh de leerling met een kritische blik naar zijn schrijfproces latengoed kijken? Marzano (2011) gaat 2002). Omgekeerd leren goede studenten beter vanteeen model. 8 4. Verantwoording 4.1 Uitvoering Tijdens mijn v-demo heb ik mijn mede-lio’s inzicht willen geven in duo-schrijven omdat duoschrijven weinig wordt ingezet in het onderwijs. Wilde ik mijn mede-lio’s overtuigen van het inpassen ervan, dan moest ik ze de voordelen ervan laten zien; leerlingen leren schrijven van elkaar en het tekstresultaat is na samen schrijven beter dan wanneer leerlingen individueel werken. Ik probeerde mijn mede-lio’s het proces van samen schrijven te laten ervaren. Willen leerlingen überhaupt samen schrijven? Ik gaf mijn mede-lio’s een korte schrijfopdracht en stelde de vraag of ze de voorkeur hadden de schrijfopdracht alleen te maken of met z’n tweeën. Volgens Storch willen de meeste leerlingen namelijk liever alleen werken aan een schrijfopdracht. Bij mijn mede-lio’s gaf de helft (vier van de acht) aan inderdaad individueel te willen werken. Als redenen gaven zij aan a. praktischer, je kunt sneller beginnen en b. je kunt in je eentje je gedachten ordenen oftewel controle houden. Aan het eind van de v-demo stelde ik ze opnieuw de vraag en bleek hun nieuwsgierigheid naar samenwerken toegenomen te zijn. Alhoewel niet zonder slag of stoot, want ze hadden ook een hoop vragen over hoe het samenwerken in de praktijk gaat. Zie hiervoor ook 4.2 en 4.3. Die vragen kwamen ondermeer voort uit een opdracht waarin ik ze liet nadenken over het schrijfproces. Ik vroeg ze een korte tekst te schrijven in tweetallen, zonder daadwerkelijk te schrijven, maar hardop de verschillende fases te benoemen. Het doel was ze inzicht te geven in hoe ze zelf een korte schrijfopdracht aanpakken in duo’s. Besteden ze vooral aandacht aan brainstormen, plannen, taal? Verder schetste ik een theoretisch kader over hogere denkvaardigheden die nauw samen hangen met het schrijfproces. 4.2 Reflectie Tijdens het uitvoeren van de v-demo voelde ik een toenemend enthousiasme om mijn mede-lio’s te overtuigen van samen schrijven. Het samen schrijven leverde mij in ieder geval, in het geval van mijn werk als journalist, veel voordelen op; kritischer, scherper, meer humor; omdat twee nu eenmaal meer weten en durven dan een. Als ik dit kon ervaren, konden leerlingen en dus ook mijn mede-lio’s dit ook. Bij enkele mede-lio’s merkte ik weerstand. ‘Schrijven kan toch nooit samen’. Eén van de lio’s die deze opmerking maakte bedoelde met ‘samen’ eerder ‘ tegelijkertijd’. Zij had leerlingen tegelijkertijd in een Worddocument laten werken aan een tekst en dat leverde een warrig eindresultaat op, omdat beide leerlingen tegelijkertijd in dat document zaten te typen. Het begrip ‘samen’ dient dus meer uitleg en betekent in dit paper samen werken aan een tekst en hardop je gedachten en overwegingen ten aanzien van de te schrijven tekst uitspreken, waardoor leerlingen elkaar kunnen aanvullen en corrigeren. 4.3 Feedback Na mijn demo kreeg ik goede feedback van mijn mede-lio’s die ik deels ook in deze v-memo heb verwerkt. Mijn mede-lio’s waren geënthousiasmeerd over het onderwerp, maar gaven aan meer handvatten nodig te hebben om ook daadwerkelijk een schrijfles in duo’s te kunnen geven. Ik heb daar in bovenstaande tekst rekening mee gehouden. Een goede vraag was of er iets bekend is over naar welk deel van het schrijfproces doorgaans de meeste tijd uitgaat door leerlingen en of ze daarmee op het goede spoor zitten of dat je als docent daarin iets kunt uitleggen. Hier ben ik dit paper op teruggekomen bij 3.2. Ook rees de vraag in hoeverre je rekening kunt of moet houden met het type schrijvers. Zou je leerlingen in duo’s moeten zetten met een planner en een gelijk-goed-schrijver; zouden ze dan het meest van elkaar kunnen leren? Ik heb dit kort aangestipt in dit paper, maar het is verder een interessante gedachte waar nog meer onderzoek naar gedaan zou moeten worden. 5. MDA van de v-demo WERKBLAD LESVOORBEREIDING Naam: Maaike Lange leergang: welke klas: welk lesuur: Model DA Beginsituatie (welke voorkennis, ervaring, interesses etc. veronderstel je bij de leerlingen; hoe check je die?) Leerdoelen (wat moeten leerlingen aan het einde van de les kunnen, weten of ervaren hebben?) L&I 4 – laatste semester lerarenopleiding Nederlands Medestudenten 2016 BESCHRIJVING De medestudenten hebben tijdens het introductiecollege van Martijn Koek al een introductie gehad over de hogere docentvaardigheid het kritisch denken, alleen dan in combinatie met literatuur. Tijdens een eerder werkcollege werd mij duidelijk in hoeverre medestudenten (vakdidactische) kennis hadden over schrijven en of zij dit vakonderdeel ook doceren. Ook uit navraag bij docenten op mijn stageschool blijkt hoe lastig het geven van schrijfonderwijs wordt gevonden. - Leeractiviteiten (wat moeten leerlingen doen tijdens de les om de leerdoelen te bereiken?) - Groeperingsvorm (werken de leerlingen alleen, in tweetallen, in kleine groepjes, klassikaal?) Materiaal (wat heb je nodig om de leeractiviteiten uit te lokken (bijv. leestekst, luistertekst, oefenmateriaal etc.)? Onderwijsactiviteiten (wat doe jij als docent tijdens de les?) Evaluatie (hoe weet je straks of de leerdoelen bereikt zijn?) De medestudenten kunnen in eigen woorden uitleggen wat pairwriting inhoudt en kunnen in eigen woorden uitleggen wat het voordeel is van pair-writing De medestudenten kunnen in eigen woorden uitleggen hoe pairwriting de hogere denkvaardigheden kan stimuleren De medestudenten heeft ervaren dat duo-schrijven aantrekkelijk is, omdat het een sterkere tekst oplevert Kiezen of ze individueel een tekst gaan schrijven of in tweetallen (1 min) Beantwoorden of ze überhaupt ooit met iemand samen iets geschreven hebben (mag ook een lied zijn) en nadenken wat dat opleverde. (1 min) Schrijven in tweetallen om (3 min) TIJD Klassikaal en duo Presentatie op stick, opdracht op stick, papier waar de opdrachten op kunnen worden gemaakt - Laten ervaren d.m.v. geven van opdrachten - Uitleg (kader) geven - Laten uitwisselen van ervaringen - rondvraag na de v-demo inname van opdrachten TIJD 6. Literatuur Braaksma, M., Rijlaarsdam, G. & Van den Bergh, H. (2011). Hypertekst schrijven en observerend leren als didactiek: effecten op schrijfvaardigheid en kennisverwerving. Vonk, 3, 3-24. Breetvelt, I., Rijlaarsdam, G. & Van den Bergh, H. (1994). Relations between Writing Processes and Text Quality: When and How? Cognition and Instruction, 12:2, 103-123. Ebbens, S. & Ettekoven, S. (2009). Effectief leren, Basisboek. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Rijlaarsdam, G. (2005). Observerend leren. Een kernactiviteit in taalvaardigheidsonderwijs. Levende Talen tijdschrift, 6:4, 10-28. Rijlaarsdam, G., Braaksma, M., Couzijn, M., Janssen, T., Raedts, M., Van Steendam, E., Toorenaar, A., & Van den Bergh, H. (2008). Observation of peers in learning to write, Practice and Research. Journal of Writing Research, 1 (1), 53-83 Stichting leerplanontwikkeling [SLO] (2015). Examenprogramma Nederlandse taal en literatuur havo/vwo. Enschede: SLO. Storch, N. (2005). Collaborative writing: Product, process, and students’ reflections, Journal of Second Language Writing 14, 153–173.