Bijlage 1 Instructies met betrekking tot de evaluatie van de aanvragen voor een dagprijsverhoging in residentiële ouderenzorg 1. Situering Sedert 1 juli 2014 is de Vlaamse overheid bevoegd voor de prijszetting in de residentiële ouderenzorg. Na een overgangsperiode tot 31 december 2014, waarbij de evaluatie van de aanvragen tot dagprijsverhoging nog door de federale overheidsdienst Economie gebeurde, staat nu het Agentschap Zorg en Gezondheid voor de prijzencontrole in. Dit zal gebeuren op basis van een aantal uitgangspunten: Vlaamse sociale bescherming De prijzencontrole blijft gehandhaafd. Binnen het beleid betreffende de Vlaamse sociale bescherming zal in overleg met het middenveld en op basis van een maatschappelijk debat een persoonsgericht financieringsmodel uitgewerkt worden, omvattende onder andere de nieuwe uitgangspunten met betrekking tot de persoonlijke bijdragen van de cliënten (waaronder de dagprijzen van residentiële woonzorgvoorzieningen). In afwachting daarvan staan bij de overdracht van de bevoegdheid continuïteit van dienstverlening en van beleid centraal. Cliëntenperspectief Ter bescherming van de cliënten die reeds in een residentiële woonzorgvorm verblijven, wordt er voor gekozen om grote prijsstijgingen gefaseerd in te voeren en kan een voorziening slechts met een interval van minstens 365 dagen een nieuwe aanvraag tot prijsverhoging indienen, ook indien de vorige aanvraag tot prijsverhoging geweigerd werd. In eenzelfde jaar mag een voorziening zowel een aanvraag tot prijsverhoging indienen als een mededeling voor een indexering van de dagprijs doen. De dagprijzen kunnen slechts na een interval van minstens 365 dagen opnieuw geïndexeerd worden. Aanvragen tot prijsverhoging kunnen een voorstel van gefaseerde verhoging bevatten voor zover die fasering niet over meer dan de eerst komende twee jaar gespreid wordt. Aanvragen die verder gaan dan de eerst komende twee jaar, dienen dus gefaseerd ingediend te worden. Bijlage 1 Efficiëntie De Vlaamse overheid wenst de evaluatie van de aanvragen tot prijsverhoging efficiënt en kwalitatief te laten gebeuren. Daarom wordt met een aangepast excel-formulier en met rubricering gewerkt, zodat voorzieningen hun aanvragen op een gestructureerde manier kunnen indienen en deze aanvragen op een transparante en uniforme manier kunnen beoordeeld worden. Met het oog op een zo kwalitatief mogelijke dienstverlening wordt een E-loket voor de mededelingen van prijzen van nieuwe diensten of producten en voor de mededelingen van prijsindexeringen ontwikkeld. Dit E-loket laat een automatische berekening van de indexering toe en toont dadelijk de nieuwe prijzen na indexering. Bovendien kan de voorziening de door haar ingediende dossiers steeds raadplegen. Verder is het nuttig om te weten dat de prijzen in residentiële woonzorgvoorzieningen onderdeel van de federale indexkorf blijven uitmaken. Invalshoek: aanvrager = houder van erkenningsnummer De aanvraag wordt ingediend voor een bepaald erkenningsnummer. In de praktijk kan de aanvraag dus ook ingediend worden voor een dagverzorgingscentrum met afzonderlijk erkenningsnummer. 3. Voorstel van evaluatiecriteria 1. Samenstellende delen A. (Ver)bouwinvesteringen In geval van investeringen wordt onderscheid gemaakt tussen: - Structurele infrastructuurinvesteringen (rubriek A) - Overige investeringen (rubriek B). Een structurele infrastructuurinvestering betreft infrastructuurwerken (incl. het meubilair dat simultaan werd aangekocht) die niet als onderhoud beschouwd worden. De traditionele herstellingswerken of onderhoudswerken die door ouderdom of slijtage ontstaan, worden gerekend tot het normale beheer van het gebouw. Stormschade, verouderde verwarmingstoestellen of verouderde sanitaire inrichting, schilderwerken, dakherstellingen moeten door een vooruitziend beheerder in de gewone exploitatie van het gebouw worden voorzien. Deze investeringen worden dan ook onder rubriek B ondergebracht. We komen dan tot 3 categorieën: - Rubriek A: Structurele infrastructuurwerken Bijlage 1 - Rubriek B: o Niet-structurele infrastructuurwerken (groot onderhoud van een infrastructureel geheel, dus ook vervanging lift, dak,…) o Niet –infrastructuurinvesteringen: bv. rollend materieel, ICT, … In rubriek A wordt onderscheid gemaakt naar gelang de aanvrager van de dagprijsverhoging al dan niet eigenaar is van het gebouw: - In geval van eigenaarschap: de aanvrager vult rubriek A1 in Indien geen eigenaarschap (gebouw wordt ter beschikking gesteld via huur/erfpacht door een derde): o Indien de verhuurder (erfverpachter) geen verwantschapsband heeft met de huurder/erfpachter: rubriek A2 wordt ingevuld o Indien de verhuurder (erfverpachter) wel een verwantschapsband heeft met de huurder/erfpachter: rubriek A1 wordt ingevuld, waarbij uitgegaan wordt van de bouw- en forfaitaire financieringskosten die door de erfverpachter/huurder worden gedragen. Toetssteen vormt het eigenaarschap van het gebouw: indien enkel de grond ter beschikking gesteld wordt via de erfpacht, valt men toch onder rubriek A1. A1. De aanvrager is eigenaar of betrekt het gebouw van een verbonden entiteit - Geval 1: eigenaarschap Met een aangepast excelformulier worden die gegevens bij de voorzieningen opgevraagd die nodig zijn om de maximaal toegelaten prijsverhoging voor een gedane investering te berekenen: - - - - Bepaling of de investering enkel betrekking heeft op kortverblijf of dagverzorgingscentrum: dit heeft zowel zijn impact op de verrekende verblijfsdagen als op het aantal dagen waarover de dagprijsverhoging dient verrekend (dagverzorgingscentrum = 250 dagen, andere erkende activiteiten = 365); totale bouwkost van de investering, namelijk de totale kost zonder de financieringskost; de betaalwijze van de subsidie: indien die subsidie over langer dan de bouwperiode wordt uitbetaald, dient “ja” geantwoord te worden. Dit is bvb. het geval met de alternatieve VIPA-subsidies die over 20 jaar worden betaald; totale subsidiebedrag voor de investering, namelijk de kapitaal- en intrestsubsidie. De kapitaalsubsidie is de subsidie die de voorziening ineens uitbetaald krijgt of het bedrag dat in geval van een gespreide betaling als basis voor de berekening van de periodieke vergoeding dient. De intrestsubsidie is het deel van de periodieke vergoeding in geval van een gespreide subsidiebetaling, dat dient als vergoeding voor de financieringskost en dit voor alle verwachte periodieke vergoedingen. Dit wordt berekend als het verschil tussen het totale bedrag van alle periodieke betalingen verminderd met het bedrag dat dient als basis voor de periodieke vergoeding; eventuele totale BTW-recuperatie: in geval van gemengde btw-belastingplichtige kan er een beperkte recuperatie van de BTW zijn. In dat geval dient deze recuperatie in Bijlage 1 - mindering van de bouwkost gebracht te worden voor zover de bouwkost (zie hierboven) inclusief het brutobedrag van de BTW is (dus vóór recuperatie via de BTW-aangifte); de erkende capaciteit waarop de investering betrekking heeft. Hiermee wordt het aantal erkende plaatsen bedoeld waarop de dagprijsverhoging, waarmee de investering dient gerecupereerd te worden, zal toegepast worden. Van de totale bouwkost worden de kapitaalsubsidie en het bedrag van de eventuele recuperatie van BTW afgetrokken om tot een nettokost vóór financieringskost te komen. Vervolgens wordt aan de hand van een annuïteitenformule een financieringskost per jaar verrekend voor de volledige afschrijvingsduur van de investering. De annuïteitenformule werd gehanteerd zodat de voorzieningen ook de duurste vorm van vreemd vermogen (met meer intrestbetalingen dan bij vaste kapitaalaflossingen) kunnen dekken. De financieringskost is gebaseerd op de gemiddelde OLO zoals bepaald door VIPA, voor het jaar van het aanvangsbevel van de werken, verhoogd met een marge van 120 basispunten. Die marge zal in de toekomst bijgesteld kunnen worden op basis van de vastgestelde historische verschillen tussen de commerciële intrestvoeten en de OLO-intrestvoet. Voor de opbouw van een historiek m.b.t. commerciële intrestvoeten, zal bij de aanvrager ook het leningcontract of offerte worden opgevraagd. Als bewijs van het aanvangsbevel zal de schriftelijke opdracht aan de aannemer voor de werken dienen bezorgd te worden. In geval van een gespreide betaling van de kapitaalsubsidie, wordt die financieringskost berekend op de totale bouwkost na aftrek van de BTW-recuperatie, zonder de kapitaalsubsidie in mindering te brengen. In geval van gespreide subsidiebetaling, dient ook de kapitaalsubsidie zelf voorgefinancierd te worden. In geval dat de kapitaalsubsidie niet gespreid wordt betaald (bvb. over de bouwperiode), dient zij niet voorgefinancierd en wordt de financieringskost berekend op de nettobouwkost na aftrek van de kapitaalsubsidie. Voorbeeld: Investering van 10 miljoen, subsidie van 6 miljoen euro, afschrijvingsduur = 25 jaar. In geval van een referentierente van 2%, vertegenwoordigt het totale bedrag aan intrest 28,05% van het kapitaalbedrag. In geval van een gespreide betaling, dient de voorziening dan de volledige 10 miljoen euro voor te financieren en betaalt zij over de volledige 25 jaar 28,05% x 10 miljoen euro = 2,81 miljoen euro intrest. In geval dat de subsidie ineens over de bouwperiode wordt betaald, dient enkel 10-6 miljoen euro = 4 miljoen euro voorgefinancierd te worden. De totale intrest bedraagt dan 28,05% x 4 miljoen euro = 1,12 miljoen euro intrest. Van de bouwkost inclusief financieringskost wordt dan het totale bedrag aan intrestsubsidies voor alle verwachte periodieke gespreide subsidies in mindering gebracht. De aldus bekomen bouwkost, inclusief de financieringskost en na aftrek van de intrestsubsidie, wordt gedeeld door een afschrijvingstermijn door het aantal verblijfsdagen (250 bij DVC’s, 365 bij de andere erkende activiteiten), door de erkende capaciteit en door een gemiddelde bezettingsgraad om de maximale prijsverhoging vast te stellen. Er wordt met vaste afschrijvingstermijnen gewerkt. Deze afschrijvingstermijnen komen niet Bijlage 1 noodzakelijkerwijze overeen met de afschrijvingstermijnen die door de voorziening gehanteerd worden. De afschrijvingstermijnen die voor de evaluatie van een dagprijsverhoging gehanteerd worden betreffen niet zozeer de boekhoudkundige afschrijvingstermijn, dan wel eerder de economische levensduur van de investering. Er wordt ook rekening gehouden met de gemiddelde bezettingsgraad per type voorziening. Meer concreet wordt met een vaste, sectorale gemiddelde bezettingsgraad van 99% voor de woonzorgcentra (inclusief centra voor kortverblijf) rekening gehouden, 90% voor investeringen die louter een centrum voor kortverblijf betreffen en 95% voor investeringen in groepen van assistentiewoningen. Voor de dagverzorgingscentra gebeurt die correctie niet aangezien dagverzorgingscentra niet voor een aantal plaatsen erkend worden, maar wel voor het centrum als geheel. Hier wordt wel rekening gehouden met het lager aantal verblijfsdagen. Tegelijkertijd is het zo dat in de dagprijs van bestaande voorzieningen reeds een element infrastructuur (gebouw en terrein) inbegrepen is. Dit betekent dat bij verhuis naar een vervangingsbouw niet de volledige nieuwe bouwkost naar een dagprijsverhoging mag omgerekend worden. Om hier op een eenvoudige manier mee rekening te houden, wordt aan de voorzieningen gevraagd om van het pand dat verlaten of vervangen wordt, de aanschaffingswaarde incl. de totale financieringskosten verminderd met de toenmalige subsidie in te voeren. Dit resultaat wordt gedeeld door 25 jaar, door 365 dagen (of 250 bij een dagverzorgingscentrum) en door de toenmalige erkende capaciteit, gecorrigeerd voor boven vermelde bezettingsgraden, om vast te stellen in welke mate de huidige dagprijs reeds een kostprijselement infrastructuur bevat. Geval 2: de aanvrager betrekt de infrastructuur van een verbonden entiteit Hier wordt dezelfde werkwijze gevolgd, maar worden de bouwkostgegevens van de verbonden entiteit ingevuld. Ook hier wordt de financieringskost afgetopt, en wordt een leningofferte/contract opgevraagd om een gemiddelde bancaire marge te kunnen bepalen. Voor de definitie van de verbonden entiteit is artikel 4 m.b.t. de ongeoorloofde verwantschapsband van het BVR tot regeling van alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het VIPA (18/3/2011), van toepassing. De verwantschapsband voor de dagprijsverhoging wordt getoetst ongeacht de rechtsvorm : ook 2 vzw’s met verwantschapsband vallen bijgevolg onder geval 2. Die verwantschapsband wordt getoetst aan de hand van deelname in de Raden van bestuur, % aandelen, gemeenschappelijke moeder, … Bijlage 1 Voor zowel geval 1 als 2 worden volgende bewijsstukken gevraagd: - eindafrekening & samenvattende vorderingsstaat; aanvangsbevel; leningcontract of offertes voor de raming van de bancaire marge: in geval van centrale financiering, betreft dit het raamcontract van deze centrale financiering. A2. De aanvrager betrekt de infrastructuur van een niet verbonden entiteit Gezien er geen verwantschapsband bestaat, speelt de markt bij de bepaling van de huur, die daarom voor het volledige bedrag kan ingebracht worden. Het betreft de niet-geïndexeerde huur inclusief eventuele lasten en belastingen voor de huurder. Het huurbedrag zonder de indexering wordt verrekend, gezien die indexering gedekt wordt door de indexering van de dagprijs waarvoor geen toestemming vereist is. De vereiste bewijsstukken betreffen het geregistreerde huurcontract. Algemeen geldt voor de evaluatie van de eerste rubriek A: - enkel de bewezen kosten worden in aanmerking genomen, - de toegestane dagprijsverhoging mag niet groter zijn dan de verhoging die op de boven vermelde manier berekend wordt, - de voorziening kan een lagere prijsverhoging dan de maximaal toegelaten prijsverhoging voorstellen, - een dagprijsverhoging voor de rubriek A wordt enkel toegestaan mits elk verplicht veld voor deze rubriek ingevuld is. B. Andere investeringen Onder deze tweede rubriek vallen alle investeringen die geen structurele infrastructuurinvesteringen betreffen. De redenering is gelijkaardig aan die voor de rubriek A. De afschrijvingstermijn die hier gehanteerd wordt, dient gemotiveerd te worden volgens de economische levensduur met een minimumduur van 5 jaar. De investeringen kunnen gegroepeerd worden volgens afschrijvingstermijn. In geval van aggregatie per categorie, dient een detailrekenblad per ingebrachte investering te worden toegevoegd met vermelding van: beschrijving van de investering - aanschaffingswaarde - economische levensduur. De financieringskost is opnieuw een forfaitaire kost (OLO + bancaire marge) bepaald op tijdstip van de aankoopfactuur. Bijlage 1 De aankoop/bouwkost en de aard van de investering dient aangetoond met de facturen. Aan de voorzieningen wordt gevraagd om eventueel opgebouwde reserves of opgebouwde winst van de totale kost van de investering in mindering te brengen zodat een lagere investeringskost in de dagprijs doorgerekend wordt, dit in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bewijsstukken voor deze categorie betreffen: - factuur van aankoop/installatie - leningcontracten (indien voorkomend: de leningcontracten m.b.t. centrale financiering). De evaluatie van dit tweede criterium gebeurt op eenzelfde manier als voor het eerste criterium (zie boven), namelijk: - enkel de bewezen kosten worden in aanmerking genomen, en - de toegestane dagprijsverhoging mag niet groter zijn dan de verhoging die volgens de formule zoals toegelicht in rubriek A berekend wordt, - de voorziening kan een lagere prijsverhoging dan de maximaal toegelaten prijsverhoging voorstellen, - een dagprijsverhoging voor de rubriek B wordt enkel toegestaan mits elk verplicht veld voor deze rubriek ingevuld is. C. Verlies Voorzieningen dienen per activiteit (WZC, CVK, DVC en GAW) zonder verlies te werken. Een prijsverhoging naar aanleiding van een structureel verlies wordt toegestaan. Onder structureel verlies wordt verstaan dat tijdens minstens twee van de drie voorbije jaren, namelijk de drie jaren waarvoor rubriek III van de excel ingevuld wordt, een bedrijfsverlies vastgesteld wordt. Het gemiddelde verlies, namelijk het gemiddelde van de verliezen die vastgesteld worden, wordt door 365 dagen en door de erkende capaciteit van de voorziening gedeeld om de maximale dagprijsverhoging te berekenen. Om ruimte voor investeringen te creëren, wordt een bijkomende verhoging van de dagprijs a rato van 1% op de bedrijfsopbrengsten van de laatste resultatenrekening toegelaten. Die 1% wordt gedeeld door het aantal verblijfsdagen (250 voor DVC, 365 voor de andere erkende activiteiten) en door de erkende capaciteit om de prijsverhoging om deze ruimte te creëren, te berekenen. Aan de voorzieningen wordt gevraagd om op het moment dat een aanvraag tot prijsverhoging omwille van een investering die gerealiseerd wordt, de opgebouwde reserves in mindering van de totale investeringskost te brengen. In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt de gevraagde prijsverhoging aanvaard voor zover alle maatregelen met het oog op meer efficiëntie genomen zijn. Een dagprijsverhoging die omwille van een structureel verlies aangevraagd wordt, wordt slechts aanvaard mits een uitgebreid verslag over de diverse stappen die men de voorbije drie jaar ondernomen heeft om de werking van de voorziening kostenefficiënter te organiseren en mits de voorstellen voor de komende drie jaar bij te voegen. Ook wordt gevraagd om over het effect/de resultaten van de reeds genomen maatregelen zoveel mogelijk cijfermatig te rapporteren. Deze voorwaarden zijn sensibiliserend bedoeld. Bijlage 1 De evaluatie van dit derde criterium dient als volgt te gebeuren: - enkel de resultatenrekeningen ingevuld in het beschikbaar gestelde excelformulier worden in aanmerking genomen, en dit met het oog op uniformiteit van de beoordeling, - een dagprijsverhoging om verlies weg te werken wordt enkel toegestaan indien minstens twee van de drie resultatenrekeningen van de voorbije drie jaren, dus voor de jaren zoals opgevraagd in de meest recent beschikbaar gestelde excel, een bedrijfsverlies tonen én indien een verslag in verband met de genomen maatregelen op het vlak van eventuele inefficiëntie bijgevoegd is; - de toegestane dagprijsverhoging mag niet groter zijn dan het resultaat van de volgende berekening: gemiddelde verlies gedeeld door 365 dagen en gedeeld door de erkende capaciteit waarop de dagprijsverhoging van toepassing zal zijn, - de toegestane dagprijsverhoging om bijkomend ruimte voor toekomstige investeringen te creëren mag niet groter zijn dan 1% op de bedrijfsopbrengsten van het meest recente jaar van resultatenrekening zoals in de beschikbaar gestelde excel kan worden ingevuld; - de voorziening kan een lagere prijsverhoging dan de maximaal toegelaten prijsverhoging voorstellen, - een dagprijsverhoging voor de rubriek C wordt enkel toegestaan mits elk verplicht veld voor deze rubriek ingevuld is. Bewijsstukken: bij twijfel van het bedrijfsverlies kan het detail van de resultatenrekening van de rechtspersoon per erkende activiteit worden opgevraagd, eventueel geattesteerd door de bedrijfsrevisor/accountant., D. Verschuiving van supplement naar dagprijs Een voorziening kan een supplement afschaffen en de reële kost van de dienstverlening voortaan via de dagprijs factureren, op voorwaarde dat de dienstverlening aan alle bewoners aangeboden wordt. Dergelijke voorstellen kunnen in deze rubriek D worden geformuleerd. De evaluatie van dit vierde criterium dient als volgt te gebeuren: - enkel de reële kosten, zoals door de voorziening bewezen via bijlage bij de excel, worden in aanmerking genomen. E. Nieuwe dienstverlening in de dagprijs Een voorziening kan diensten aanbieden die ze tot nu toe niet aanbood, ook niet via supplement. Of de kost van een samenstellend deel van de dagprijs kan verhogen. Dergelijke voorstellen voor verhogingen van de dagprijs kunnen in deze rubriek E worden geformuleerd. De evaluatie van dit vijfde criterium dient als volgt te gebeuren: - enkel de reële kosten, zoals door de voorziening bewezen via bijlage bij de excel, worden in aanmerking genomen. Bijlage 1 2. Totaal: De dagprijsverhoging (dus het totaal van de delen A tot en met E) wordt beperkt tot maximum 10% (exclusief prijsindexeringen) over twee aaneensluitende jaren, met uitzondering van de aanvragen tot dagprijsverhoging die gepaard gaan met een investering in infrastructuur (rubriek A). In deze laatste situatie kan de som van de delen A tot E meer bedragen, waarbij het totaal van de delen B tot en met E uiteraard tot maximaal 10% beperkt blijft. Een goedgekeurde prijsverhoging van meer dan €5 dient fasegewijs ingevoerd te worden; namelijk in twee of meerdere gelijke delen (van elk maximum €5), met een interval van (telkens) minstens zes maanden. Indien de voorziening verschillende prijsverhogingen voor verschillende kamertypes vraagt, dan gebeurt er een evaluatie van de gemiddelde prijsverhoging. De gemiddelde prijsverhoging mag niet meer dan 10% bedragen. Indien de gevraagde prijsverhoging slechts gedeeltelijk goedgekeurd wordt, dan worden de verschillende gevraagde prijsverhogingen pro rata goedgekeurd: bijvoorbeeld zal bij een goedkeuring voor een verhoging van 9% in plaats van 10% elke gevraagde prijsverhoging per kamertype a rato van 9/10de goedgekeurd worden, dit om de verdeling van de prijsverhoging over de verschillende kamertypes, zoals door de voorziening voorgesteld, te respecteren. Om extreme prijsverhogingen te vermijden, zal slechts een maximale prijsverhoging van 15% of 20% per kamertype toegelaten worden, namelijk 15% wanneer de huidige prijs in de voorziening, voor de kamertypes waarvoor een prijsverhoging gevraagd wordt, gemiddeld meer dan €50 bedraagt, en 20% wanneer die gemiddelde huidige prijs minder of gelijk aan €50 is. De enige uitzondering daarop is de prijsverhoging die goedgekeurd wordt inclusief een investering in infrastructuur: de volledig goedgekeurde prijsverhoging mag aan nieuwe bewoners gevraagd worden. Enkel voor de bestaande bewoners blijft de prijsverhoging beperkt tot maximaal 15% of 20%. De nieuwe evaluatiecriteria worden toegepast op alle dossiers die vanaf het najaar 2015 bij het Agentschap Zorg en Gezondheid met het nieuwe excel formulier worden ingediend. Alle voorzieningen die vanaf dan een dossier indienen, worden verplicht het nieuwe excel formulier te gebruiken. Tegelijkertijd wordt vanaf dan het prijzenbeleid op enkele punten verduidelijkt, zoals met betrekking tot het begrip nieuw product en de toepassing van prijsverminderingen. Zie daarvoor verder in deze nota (hoofdstuk 3. Diverse). Voorbeeld 1: Een voorziening dient op 28 februari 2015 een aanvraag tot prijsverhoging in en krijgt in april 2015 de goedkeuring voor een dagprijsverhoging van €6,00 (= 10% van de tot dan toegepaste dagprijs in de voorziening, namelijk gewogen gemiddelde van de dagprijzen van alle kamertypes van het WZC). De vorige prijswijziging dateert gemakkelijkheidshalve van 2010. Ze past de toegestane dagprijsverhoging gefaseerd toe, namelijk €3,00 vanaf 1 juni 2015 en nog eens €3,00 vanaf 1 december 2015. De voorziening kan opnieuw een aanvraag indienen vanaf 28 februari 2017, namelijk twee jaar na het indienen van de vorige aanvraag tot Bijlage 1 prijswijziging aangezien de limiet van 10% met de aanvraag die in februari 2015 ingediend is, voor de twee jaar na deze indiendatum bereikt is. Voorbeeld 2: Een voorziening dient op 28 februari 2015 een aanvraag tot prijsverhoging in en krijgt in april 2015 de goedkeuring voor een dagprijsverhoging van €5,5 (=9% van de tot dan toegepaste dagprijs in de voorziening). Ze past deze gefaseerd toe, namelijk €2,75 vanaf 1 juni 2015 en €2,75 vanaf 1 december 2015. De vorige prijswijziging dateert gemakkelijkheidshalve van 2010. Aangezien de prijsverhoging minder dan 10% bedraagt, kan de voorziening reeds vanaf 28 februari 2016 een nieuwe aanvraag tot prijsverhoging indienen, namelijk 365 dagen nadat de vorige aanvraag tot prijsverhoging ingediend werd. De prijsverhoging die ze in april 2016 kan ontvangen, beperkt zich tot de resterende 1%. Deze 1% wordt weliswaar toegepast op de prijs die in de voorziening toegepast wordt op het moment dat de nieuwe aanvraag tot prijsverhoging ingediend wordt. Voorbeeld 3: Een voorziening dient op 28 februari 2015 een aanvraag tot prijsverhoging in en krijgt in april 2015 de goedkeuring voor een dagprijsverhoging van €5,5 (=9% van de tot dan toegepaste dagprijs in de voorziening). Ze past deze gefaseerd toe, namelijk €2,75 vanaf 1 juni 2015 en €2,75 vanaf 1 december 2015. De vorige prijswijziging dateert gemakkelijkheidshalve van 2010. De voorziening dient een nieuwe aanvraag tot prijsverhoging in september 2016 in en ontvangt in november 2016 de goedkeuring voor een bijkomende prijsverhoging van 0,5%. De totale prijsverhoging bedraagt nu 9,5% (9% plus 0,5%). De voorziening overweegt in oktober 2017 om opnieuw een aanvraag tot prijsverhoging in te dienen en vraagt zich af hoe groot deze kan zijn. Twee jaar terugtellend van oktober 2017 geeft oktober 2015. Er wordt voor het goedkeuren van een prijsverhoging geen rekening gehouden met de dossiers die ingediend zijn vóór oktober 2015. De enige aanvraag die de voorziening vanaf oktober 2015 indiende, betreft deze van september 2016. In de beslissing van de minister staat dat deze aanvraag aanleiding gaf tot een goedkeuring van 0,5% prijsverhoging. De voorziening zal naar aanleiding van de aanvraag tot prijsverhoging die in oktober 2017 ingediend wordt een goedkeuring voor een bijkomende prijsverhoging kunnen ontvangen van maximaal 9,5%, namelijk 10% min 0,5%. Bijlage 1 3. Diverse Prijsvermindering: Indien subsidiëring werd bekomen met betrekking tot een investering die eerder aanleiding gaf tot een dagprijsverhoging, dan dient achteraf een dagprijsverlaging te worden toegepast. Indien de voorziening tot een prijsdaling beslist, dan zijn de nieuwe, lagere prijzen de referentie voor toekomstige aanvragen tot prijsverhoging. De voorziening dient steeds de effectief toegepaste prijzen en hun toepassingsdatum correct aan het Agentschap Zorg en Gezondheid mee te delen. Net zoals dat voor goedgekeurde prijsverhogingen het geval is, gelden prijsverlagingen voor alle bestaande zowel als nieuwe bewoners. Conform de erkenningsvoorwaarden dienen eventuele aanpassingen van het bedrag van de dagprijs vooraf aan alle belanghebbenden bekendgemaakt worden en gaat deze aanpassing op zijn vroegst in dertig dagen na de kennisgeving ervan aan de bewoner of, in voorkomend geval, aan zijn vertegenwoordiger. Supplementen: Supplementen kunnen verhoogd worden op basis van een eenvoudige cijfermatige motivatie. Definitie nieuwe dienst/nieuw product in het kader van investeringen in infrastructuur: Met het oog op een uniforme toepassing van de bepalingen in artikel 6 van het ministerieel besluit van 12 augustus 2005 houdende bijzondere bepalingen inzake prijzen voor de sector van de instellingen voor bejaardenopvang, mogen de volgende diensten en producten niet als nieuw worden aanzien: het aanbod van diensten en producten in een nieuwe infrastructuur (vervangingsbouw, nieuwbouw voor een uitbreiding van capaciteit, grondige verbouwing…) als dat aanbod onder het erkenningsnummer van een bestaande voorziening uitgebaat wordt.