over bacteriën. - Elsevier`s Geïllustreerd Maandschrift

advertisement
OVER BACTERIËN.
DOOR
DR. T. C. WINKLER.
Onze nederlandsche litteratuur is tegenwoordig vrij vervelend. Men neemt
geen courant ter hand, of het eerst wat men ziet, is dat vervelende gehaspel
over Atjeh. Men krijgt geen natuurkundig tijdschrift ter inzage, of men schrikt
al in eens van die vervelende X-stralen. Men opent geen geneeskundig
geschrift van den dag, of daar leest men al weer van die vervelende bacteriën
en bacillen. En toch waag ik het om aan de geëerde lezers van een belletristisch tijdschrift, zooals Elzevier's, eenige oogenblikken aandacht te vragen
voor eenige opmerkingen over een van die vervelende onderwerpen, namelijk
over bacteriën of bacillen of micro-organismen, of hoe men de kleine wezentjes
wil noemen, die zooveel goed en zooveel kwaad doen, en tegenwoordig zeker
wel een hoofdrol spelen in ons maatschappelijk en lichamelijk welzijn.
B a c t e r i ë n , zooals wij gemakshalve de verschillende microben, micrococcen,
bacillen enz. zullen noemen, zijn kleine plantaardige wezentjes, het meest op
wieren gelijkende. Zij leven in de lucht, in het water, in onze lichamen, in
allerlei vloeistoffen en vaste stoffen, die de organische en georganiseerde wereld
vormen. Zij zijn zoo klein, dat zij slechts met een mikroskoop te bestudeeren
zijn; zoo klein, dat men zelfs genoodzaakt is geweest een nieuwen naam te
bedenken voor de maat waarmede haar grootte, of wil men liever, haar kleinte
wordt kenbaar gemaakt. Die maat is het duizendste gedeelte van een millimeter, wordt afgebeeld door de Grieksche letter ^4, de mi, en heet //«CTWZ.
De grootte der bacteriën wisselt tusschen een halve, een, twee en hoogstens
drie microns, 000,0003. Men kan haar kweeken in verschillende stoffen, zooals
vleeschnat, agar-agar, stijfsel, melk, serum, op gelatine, op aardappelen, op
vleesch, enz.
Hoogst merkwaardig is de groote snelheid waarmede de bacteriën zich kunnen
vermenigvuldigen: in zeer korten tijd vertoonen zij zich in een getal van
generation, zoo groot dat wij niets hebben wat daarmede in de natuur te vergelijken is. Sommige bacteriën vermenigvuldigen zich door zoogenaamde .s/>0?r#,
zooals de lagere planten, doch velen vermeerderen door splijting, dat is door
zich in tweeën te verdeelen. Om een voorbeeld te geven: de bacterie van de
anthrax of het miltvuur vermenigvuldigt zich zoo snel, dat er telkens om de
twee uren een nieuwe generatie geboren wordt.
OVER BACTERIËN.
Na een bestaan van 2 uren geeft zij
II
!>
11
II
11
11
11
ii
11
11
11
11
11
11
11
11
,,
,1
n
n
n
,.
11
1,
11
1
1
4
4
6
8
11
>!
>!
11
2 bacteriën.
4
11
•-"
11
11
>i
8
,.
"
11
11
11
H_)
,,
24
11
48
11
11 60
,1
.
11
11
•
,,
,,
,,
.
,1 72
„
„
„
• 68,609,876,656
.1
11
,.
„
I37i2i9.753.3i2
74
.
.
. 4,096
I Di
1,074,541,824
,,
Bekend is het dat bacteriën de oorzaken zijn van de meeste ziekten, die
mensch en dier en plant teisteren. Men onderscheidt dezen als ziektemakende
of pathogene bacteriën. Doch er zijn ook een menigte die nuttig zijn voor alles
wat leeft, die mensch en dier ondersteunen in de spijsvertering, de stofwisseling
enz. die de plant in staat stellen stoffen te bekomen uit de lucht en den grond,
die zij noodig heeft om te groeien. Van dit een en ander wensch ik nu een
paar voorbeelden te geven, waaruit ons tevens nog eenige andere levensbijzonderheden der bacteriën, eenige bewijzen van de macht van het kleine in
de natuur, bekend zullen worden.
Dat m e l k een bijzonder geschikte vloeistof is voor de ontwikkeling en vermenigvuldiging van de meeste bekende micro-organismen, is de reden waarom
tegenwoordig bijna iedereen overtuigd is van het feit, dat de melk een van
de gevaarlijkste voertuigen is voor de verspreiding van ziekten. Bekend is het
ook algemeen, dat roodvonk, diphtheritis en typhoïde koorts door niets beter
verspreid worden dan door het gebruik van melk. In een verhandeling van
Dr. CNOPF leest men, dat er onder elke dertien gevallen van melkonderzoek
op bacteriën, ten minste één voorkwam waarbij tuberkelbacillen werden gevonden. Een ander onderzoeker beweert zelfs dat, indien de mensch nooit op
het denkbeeld was gekomen koemelk te gebruiken, het menschdom zeker
thans niet zou ondermijnd worden door klierziekte, longtering enz. Dit alles
is dan ook de reden waarom elke verstandige huismoeder tegenwoordig steeds,
vóór het gebruik, de melk kookt of pasteuriseert.
Doch ofschoon de melk vele malen zorgvuldig is onderzocht, met het oog
op de micro-organismen die zij bevat, b o t e r is in dit opzicht niet zoo goed
bekend. HEIM heeft aangetoond, dat cholera-bacillen, met opzet in boter gebracht, na twee en dertig dagen nog konden worden aangetoond, terwijl
typhoïd-bacillen in boter nog na drie weken, en tuberkel-bacillen na een maand
nog aanwezig waren. Zelfs ontdekte GASPERINI deze laatsten nog in boter na
120 dagen. LAF AR heeft nieuwe proeven genomen om den langen levensduur
van ziektemakende, pathogene, microben in boter te bewijzen. De onderzochte
boter was van verschen room gemaakt, en werd onderzocht zoo spoedig mogelijk nadat zij gereed was. Men vond dat het getal der microben verschilde,
naarmate het onderzochte gedeelte genomen was van den buitenkant of uit
het binnenste van de kluit boter. In één geval vond men in één gram uit het
72
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
midden van de kluit boter 2,465,555, en in één gram van de buitenzijde
47,250,000 micro-organismen. Dooreen genomen bleek het, dat een gram boter
midden uit een kluit 10,000,000 tot 20,000,000 bacteriën bevat. LAF AR beschouwt dit getal echter eerder als te klein dan te groot, daar er altijd eenige
microben aanwezig zijn, die niet op de gewone temperatuur of op het gewoonlijk gebezigde gelatine-peptoon tot ontwikkeling komen. Hij beweert
verder, dat het in sommige gevallen dus mogelijk is, dat het getal van microorganismen, 't welk wij inslikken door het eten van een gewone boterham,
brood met boter, grooter is dan het getal van alle bewoners van geheel
Europa.
Boter, in een refrigerator gehouden op 0° tot + 1 ° C. vertoonde reeds na
vijf dagen aaneen op die temperatuur gehouden te zijn, een vrij belangrijke
vermindering van het getal bacteriën, maar een verdere vermindering gebeurde
er niet, al hield men de boter een maand lang in den verkoelingstoestel. Op
een temperatuur van 12° tct 15° C. nam het getal micro-organismen snel toe,
van 6 tot 35 millioen, in den tijd van negen dagen; terwijl, als de boter in
den toestel op 35° C. gehouden werd, de bacteriën daalden van 25 tot 10
millioen, en na vier en dertig dagen kon men slechts 5 percent van het
oorspronkelijke getal ontdekken.
Ook heeft men proeven genomen om den invloed van zout op de bacteriën
in boter na te gaan. Het bleek dat, ofschoon de getallen, door het voegen
van zout bij de boter, belangrijk verkleind werden, echter, zelfs al werd er
10 percent zout bij gedaan, de bacteriën niet volkomen vernietigd werden.
Maar ook bleek het, dat het een bijzondere soort van microbe was, die aan
den invloed van het zout weerstand bood, en dat deze microbe zich ontwikkeld had met uitsluiting van alle andere soorten van bacteriën, die er oorspronkelijk in aanwezig waren geweest. Men kon dus zeggen dat het bacteriëndoodend vermogen van het zout niet in verhouding staat tot de gebruikte
hoeveelheid.
Ook kunstboter of m a r g a r i n e is bacteriologisch onderzocht, en het bleek,
dat deze onveranderlijk veel armer aan bacteriën is dan gewone boter. Het
kleinste getal, in één gram kunstboter gevonden, was 747,059, terwijl het
minimum in één gram echte boter meer dan 2,000,000 microben was.
Vooral twee verscheidenheden of variëteiten van bacillen zijn door die
bovenbeschreven proeven bekend geworden, twee variëteiten die zeer standvastig in boter voorkomen. Zij zijn zeer schoon op gekleurde platen afgebeeld,
zoowel als individuen als in koloniën, in het v4r^?V yü> /^§7VM^, 1892.
Zou het niet noodig zijn, evenals men de melk kookt om pathogene microben
te dooden, ook de boter te koken voor dat men haar gebruikt? Het zou
kunnen zijn dat men, dit lezende, uitriep: maar wie kookt er nu boter? Ik
heb zoo even gelezen, dat de Hindoes nooit anders dan gekookte boter gebruiken. Zij noemen haar dan £^z', en beschouwen het gebruiken van ^«" als
een bewijs van welvaart, zeggende als een spreekwoord: „hij zit met zijn
handen in de ^ / , ongeveer in de beteekenis van ons oud-Hollandsch: „'t is
OVER BACTERIËN.
73
bij hem alles botertje tot den boom." En wil men de boter niet koken, dan
haar pasteuriseeren, of, voordat men boter maakt, den room ontdoen van
bacillen, door koken? In elk geval, moet er niet iets gedaan worden om ons
te geven boter zonder twee millioen microben in het gram?
Het is bekend dat r i v i e r e n de groote verspreiders zijn van besmettelijke
ziekten — getuige, om slechts één voorbeeld te noemen, wat het water van
de Elbe in 1892 gedaan heeft te Hamburg. Ook behoef ik hier niet te
vertellen wat iedereen weet, dat het slechts ziektemakende, pathogene, microorganismen zijn, die het rivierwater zoo gevaarlijk maken. Nu heeft men
reeds sedert lang waargenomen, dat het getal van die ziektemakende bacteriën
niet altijd hetzelfde blijft in een stroomend water, en dat er een oorzaak
schijnt te bestaan, waardoor het rivierwater langzamerhand gezuiverd wordt
van die bacteriën, zoodat, als er slechts geen nieuwe aanvoer van bacteriën
is, ten laatste ook het meest besmette water toch zuiver zou worden. Men
heeft die zuivering of purificatie van bacteriën-houdend water meenen te
moeten toeschrijven aan het bezinken of de sedimentatie, wat die microorganismen in het water doen. Dit kan zeker wel waar zijn, maar toch
schijnt het thans alsof er nog een andere oorzaak moet zijn, die tot die
zuivering van het rivierwater medewerkt. In het laatst van het vorige jaar
zijn er door BuCHNER proeven genomen en bekend gemaakt, waardoor wordt
aangetoond, dat die vermindering van het getal bacteriën in rivierwater zeer
ondersteund wordt door de, om zoo te zeggen, vergiftigende of doodende
werking, die het l i c h t op zekere micro-organismen oefent. BuCHNER heeft
een reeks van proeven genomen, door typhus-bacillen, 5 . «>// <;<?»«?««««, i?.
/jwyaTZ^j, KOCH'S comma-bacillen en andere rottings-bacteriën, te doen in
bakjes of schaaltjes met gesteriliseerd en met niet-gesteriliseerd gewoon drinkwater. Als controle-proeven werd telkens een dus besmet bakje of schaaltje
met water aan het licht blootgesteld, terwijl een ander schaaltje onder volkomen gelijke omstandigheden werd gehouden, slechts met dit verschil, dat
het bedekt werd met zwart papier, waardoor natuurlijk elk lichtstraaltje werd
afgeweerd. Al deze proeven leerden eenstemmig, dat het licht een zeer
krachtigen bacteriën-doodenden invloed heeft. Bij voorbeeld, in water waarin
bij het begin van de proef 100.000 kiemen van i?. CÖ/?' fö«!?«««w in eiken
kubiek-centimeter aanwezig waren, kon, na een uur blootstelling aan het
directe zonlicht, g e e n kiem meer ontdekt worden, terwijl in het in 't duister
staande controle-schaaltje, gedurende hetzelfde tijdsverloop, een geringe toeneming van het getal bacteriën had plaats gehad. Zelfs het bijvoegen van
kultuur-vloeistof in de aan het zonlicht blootgestelde schaaltjes, kon geen de
minste vertraging verwekken in de werking van de bacteriën-doodende eigenschap der zonnestralen. In de schaaltjes die in verspreid, diffuus, licht stonden,
was een minder groote, maar toch merkbare vermindering waar te nemen.
Bij latere proeven gebruikte BUCHNER ag-ar-a^ar; hij vermengde deze stof
met een groote hoeveelheid micro-organismen, pathogenen en anderen, deed
74
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
alles in vlakke of ondiepe schaaltjes, gedekt met glasplaatjes en stelde hen
aan de werking van het directe zonlicht bloot. Doch vooraf plakte hij
strookjes zwart papier of letters geknipt van zwart papier op de glazen dekplaatjes, en stelde eenige schaaltjes gedurende één tot anderhalf uur aan de
directe zonnestralen en eenige anderen gedurende vijf uren aan diffuus of
verspreid licht bloot. Daarna werd alles met zwart bordpapier bedekt. Vier
en twintig uur later was de vorm der letters, die op het glazen dekplaatje
geplaatst waren, duidelijk zichtbaar, daar de ontwikkeling van bacteriënkoloniën plaats gegrepen had in geen enkel gedeelte van het voedingsvocht,
uitgezonderd in die gedeelten, die door de zwarte letters waren bedekt.
Ook zijn er in den laatsten tijd interessante proeven van dezen aard genomen
door KOTLJAR. Door die proeven heeft deze geleerde bevonden, dat van
de gekleurde stralen van het zonnespectrum het rood den groei begunstigde
van die bacteriën, waarmede geëxperimenteerd werd, terwijl de violette stralen
belemmerend of nadeelig werkten op de vermeerdering der bacteriën, ofschoon
minder krachtig dan het witte licht. Hoogst belangrijk was hierbij de waarneming, dat de violette stralen het kiemen-voortbrengend vermogen, de
sporulatie, van i?. /.s^afo ««tóracw zeer begunstigen.
van het bovenstaande is zeker deze: dat wij zeer onverstandig
doen, de bacteriën-doodende zonnestralen te weren uit onze straten en stegen,
onze woonhuizen, onze kleederen, onze spijzen en dranken, kortom uit alles
wat pathogene bacteriën kan herbergen.
Download