Psychiatrie: wetenschappelijke onvolledigheid in beeld gebracht Door Wim J. van der Steen Per jaar verschijnen in de geneeskunde meer dan twee miljoen wetenschappelijke artikelen. Het vóórkomen van onvolledigheid in artikelen, en in handboeken, is dan ook niet verbazingwekkend. Soms is de onvolledigheid structureel. Dat is zorgwekkend. Ik stel hier structurele onvolledigheid in de psychiatrie aan de orde. De thema’s die ik bespreek schitteren door afwezigheid in Hengeveld & Van Balkom (2006), een Nederlands leerboek psychiatrie, geschreven door kopstukken in het vakgebied. Laat ik beginnen met voeding. Al lang is bekend dat de gemiddelde Westerse voeding in zoverre niet optimaal is dat daarin bepaalde vetzuren, omega-3 vetzuren, en vitamines zoals B6, B12 en foliumzuur vaak niet voldoende aanwezig zijn. De oorzaak daarvan is gelegen in ons landbouwbeleid. Onze landbouwhuisdieren krijgen eenzijdig voedsel, wij dus ook voorzover we vlees van de dieren eten (Van der Steen en Hoomans, 2004). Tekorten aan omega-3 vetzuren in het lichaam zijn geconstateerd bij allerlei ziektebeelden, vooral neurologische aandoeningen en psychiatrische stoornissen. Het laatste is begrijpelijk, want de vetzuren zijn een belangrijk bouwstof van onze hersenen (Yehuda & Mostofsky, 1997). Ze hebben bij psychiatrische stoornissen therapeutische waarde (Van der Steen, Ho & Karmelk, 2003; meer recente bronnen zijn te vinden in Van der Steen, 2007, hoofdstuk 4.3). Dit geldt ook voor de genoemde vitamines (voor bronnen, zie Van der Steen, 2007, zelfde hoofdstuk). Bij schizofrenie speelt vermoedelijk ook vitamine B3 een belangrijke rol (Foster, 2003). De tekorten beïnvloeden ons immuunsysteem negatief. Bij psychiatrische stoornissen is dan ook herhaaldelijk een gestoorde immuunfunctie geconstateerd en chronische infecties, bijvoorbeeld infecties met Herpes of Toxoplasma, komen bij de stoornissen regelmatig voor (voor bronnen, zie Van der Steen, 2007, hoofdstuk 10.4). Belangrijk is hier dat tussen het immuunsysteem en ons geestelijk welbevinden een nauwe samenhang bestaat. Die wordt onderzocht in het vakgebied psychoneuroimmunologie, een vakgebied dat in de Codex Medicus merkwaardigerwijs nergens wordt genoemd. Storingen in dagnachtritmes spelen bij veel ziektebeelden, waaronder psychiatrische stoornissen, ook vaak een rol. De geneeskunde negeert dit gegeven meestal, terwijl biologen er al tientallen jaren onderzoek over doen (zie bijvoorbeeld Halberg et al., 2003; Koukkari & Sothern, 2006; Van der Steen & Ho, 2006 a en b; Van der Steen, 2007, hoofdstuk 8). Belangrijk is hierbij dat lichtvervuiling in onze cultuur de ritmiek in de war kan sturen. Dit komt doordat blauw licht, en dus ook wit licht, waar blauw in zit, leidt tot afbraak van melatonine, het ritmiekhormoon. Rood licht doet dit niet. Het is daarom wijs om bij slapeloosheid ’s nachts een zaklamp met rood licht te gebruiken. Met gewoon licht houd je de slapeloosheid in stand. Daar komt bij dat verstoring van de melatoninebalans nog meer negatieve effecten heeft. Melatonine heeft namelijk ook een krachtige antioxidantwerking. Verkeerd licht ontregelt daardoor het immuunsysteem. Dagnachtritmes hebben voor medische behandelingen veelsoortige gevolgen. De invloed van medicijnen hangt bijvoorbeeld sterk af van het tijdstip waarop je ze inneemt. De waarde van onderzoek over de effecten van medicijnen is dan ook beperkt als de onderzoekers geen rekening houden met ritmiek. Ze doen dit zelden of nooit. In onderzoek over medicijnen worden meestal patiënten die het te bestuderen middel krijgen vergeleken met patiënten die een placebo krijgen, een stof zonder geneeskrachtige werking. Ideaal is een opzet waarbij de patiënten en de behandelaars niet weten wie het echte middel krijgt en wie de placebo. Een probleem daarbij is dat medicijnen bijwerkingen hebben en gewone placebo’s niet. Daardoor kunnen de patiënten vaak merken of ze het echte middel krijgen, iets wat de resultaten van het onderzoek vertekent. Nog idealer is dan ook een opzet met een placebo die ook bijwerkingen heeft, een zogenoemde actieve placebo. Bij onderzoek over antidepressiva werden vaak positieve effecten gerapporteerd bij gebruik van gewone placebo’s. Bij gebruik van actieve placebo’s bleef van het effect weinig of niets over (zie bijvoorbeeld Greenberg & Fisher, 1997; Shapiro & Shapiro, 1997; Kirsch & Sapirstein, 1999; Kirsch et al., 2002; Van der Steen, Ho & Karmelk, 2003, hoofdstuk 4). Dit alleen al maakt het gebruik van de middelen dubieus; psychotherapie is vaak een betere optie. Er komt bij dat de bijwerkingen van de middelen soms ronduit verschrikkelijk zijn (Healy, 2002, 2004; Medawar & Hardon, 2004). Healy maakt bijvoorbeeld aannemelijk dat het gebruik van Prozac voor 2004 leidde tot meer dan 20.000 zelfmoorden. Er worden al met al veel te veel psychofarmaca geslikt (Van der Steen, 2003). De farmaceutische industrie speelt hierbij een niet al te frisse rol (zie ook Bouma, 2006; Moynihan & Cassels, 2006). Vervelend is niet in het minst dat tegenwoordig de helft van de wetenschappelijke artikelen over medicijnen worden geschreven door ghostwriters betaald door de industrie (Krimsky, 2003; Healy, 2004). Gangbaar is tegenwoordig de veronderstelling dat psychiatrische stoornissen voor een belangrijk deel erfelijk bepaald zijn. Dat kan patiënten het machteloze gevoel geven dat er tot op zekere hoogte niets aan is te doen. De veronderstelling is echter wetenschappelijk dubieus (Van der Steen, 1999; Joseph, 2003; Read, Mosher & Bentall, 2004). Een van de vele problemen bij het onderzoek is dat psychiatrische stoornissen niet goed zijn gedefinieerd; DSM, de classificatiebijbel van de psychiaters, is wetenschappelijk ondeugdelijk (Boyle, 2002). Het is dan ook onwenselijk om mensen etiketten op te plakken zoals “schizofreen”. De aandacht zou niet moeten uitgaan naar DSM-ziektebeelden maar naar symptomen. Daarbij moeten we ons realiseren dat veel van de symptomen die zouden wijzen op een stoornis, bijvoorbeeld het horen van stemmen in het hoofd, ook bij veel “gewone” mensen voorkomen. Hoe moet het verder met de psychiatrie? We kunnen alleen maar hopen dat psychiaters in onderzoek en in de praktijkmeer aandacht gaan geven aan de thema’s die ik noemde. Ondertussen kunnen patiënten zelf een en ander uitproberen. Aan te bevelen is bijvoorbeeld het gebruik van visoliecapsules (bron van omega-3 vetzuren) en homocysteïnemodulatoren (bevatten vitamines B6, B12 en foliumzuur). Het gebruik van een zaklamp met rood licht in de nacht is ook het proberen waard. Wellicht hebben sommigen psychofarmaca nodig. Gebruik ze liever niet als het niet strikt nodig is. Literatuur • • • • • • • • • • • • Bouma, J. (2006). Slikken. Hoe ziek is de farmaceutische industrie? Amsterdam & Antwerpen: L.J. Veen. Boyle, M. (2002). Schizophrenia: a scientific delusion?, tweede druk. Hove, East Sussex: Routledge. Foster, H.D. (2003). What really causes schizophrenia. Victoria, B.C.: Trafford Publishing. Greenberg, R.P., and Fisher, S. (1997). Mood-mending medicines: probing drug, psychotherapy, and placebo solutions. In: Fisher, S. & Greenberg, R.P. (eds.), From placebo to panacea: putting psychiatric drugs to the test, pp. 115-172. New York: John Wiley & Sons. Halberg, F., Cornélissen, G., Katinas, G., Syutkina, E.V., Sothern, R.B., Zaslavskaya, R., Halberg, F., Watanabe, Y., Schwartzkopff, O., Otsuka, K., Tarquini, R., Frederico, P. & Siggelova, J. (2003). Transdisciplinary unifying implications of circadian findings in the 1950s. Journal of Circadian Rhythms, 1: 2; doi: 10.1186/1740-3391-1-2. Healy, D. (2002). The creation of psychopharmacology. Cambridge, Mas-sachusetts: Harvard University Press. Healy, D. (2004). Let them eat prozac: The unhealthy relationship between the pharmaceutical industry and depression. New York & Londen: New York University Press. Hengeveld, M.W. & Van Balkom, A.J.L.M. (red.) (2006). Leereboek psychiatrie. Utrecht: De Tijdstroom. Joseph, J. (2003). The Gene Illusion. Genetic Research in Psychiatry and Psychology Under the Microscope. Ross-on-Wye: PCCS Books. Kirsch, I., & Sapirstein, G. (1999). Listening to Prozac but hearing placebo: a meta-analysis of antidepressant medication. In: Kirsch, I. (ed.), How expectancies shape experience, pp. 303-320. Washington, D.C.: American Psychological Association. Kirsch, I., T.J. Moore, A. Scoboria and S.S. Nicholls (2002). The emperor’s new drugs: an analysis of antidepressant medication data submitted to the U.S. Food and Drug Administration. Prevention and treatment, 5: 15 July. Koukkari, W.L. & Sothern, R.B. (2006). Introducing biological rhythms. New York: Springer. • • • • • • • • • • • • • Krimsky, S. (2003). Science in the private interest: Has the lure of profits corrupted biomedical research? Lanham, Maryland: Rowman & Littlefield. Medawar, C. & Hardon, A. (2004). Medicines out of Control? Antidepressants and the Conspiracy of Goodwill. Amsterdam: Aksant. Moynihan, R. & Cassels, A. (2006). Allemaal aan de medicijnen. Hoe de farmaceutische industrie van iedere consument een patiënt probeert te maken. Rijswijk: Elmar. Vertaling van Drug companies are turning us all into patients (2005). Crows Nest: Allen & Unwin. Read, J., Mosher, L.R. & Bentall, R.P. (2004). Models of Madness. Psychological, Social and Biological Approaches to Schizophrenia. Hove and New York: Brunner-Routledge. Shapiro, A.K. & Shapiro, E. (1997). The placebo: is it much ado about nothing? In: Harrington, A. (ed.), The placebo effect: an interdisciplinary exploration, pp. 12-36. Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press. Van der Steen, W.J. (1999). Bias in behavior genetics: An ecological perspective. Acta Biotheoretica, 46, 369-377. Van der Steen (2007, verschijnt november). Nieuwe wegen voor de geneeskunde. Amsterdam: SWP. Van der Steen, W.J. (2003). Assessing overmedication: biology, philosophy and common sense. Acta Biotheoretica, 51, 151-171. Van der Steen, W.J. & Ho, V.K.Y. (2006a). De polsslag van de tijd: biologische klok heeft verreikende implicaties voor de geneeskunde. Medisch Contact, 61, 146-148. Van der Steen, W.J. & Ho, V.K.Y. (2006b). Diets and circadian rhythms: challenges from biology for medicine. Acta Biotheoretica, 54, 267-275. Van der Steen, W.J. & Hoomans, J. (2004). Zwerven door het achterland van de geneeskunde. I. Geneeskunde tussen geleerdheid en gezond verstand. Budel: Damon. Van der Steen, W.J., Ho, V.K.Y. & Karmelk, F.J. (2003). Beyond boundaries of biomedicine: Pragmatic perspectives on health and disease. Amsterdam: Rodopi. Yehuda, S. & Mostofsky, D.I. (eds.) (1997). Handbook of essential fatty acid biology: biochemistry, physiology, and behavioral neurobiology. Totowa, New Jersey: Humana Press. De auteur is emeritus hoogleraar biologie en wijsbegeerte. Zijn adres: Maluslaan 3, 1185 KZ Amstelveen, tel. 020-6450419 / 06-11180922, E-mail: [email protected].