Studentenraad Secretariaat College van bestuur c.c. Raad van toezicht leden Studentenraad leden Ondernemingsraad Contactpersonen studiecentra Mr. E.J. de Groot Vaste Kamercie OC&W Minister van OC&W Staatsecretaris van Onderwijs LSVB ISO F [email protected] telefoon: 045-5762215 telefax: 045-5762113 10 maart 2003 uw besluit inzake studiecentra d.d. 13 februari 2003 uw kenmerk: U2003/1.696 EEV ons kenmerk: SR U03/025 mha Geacht College, Op dinsdag 19 februari 2003 heeft de voorzitter van de Studentenraad (hierna te noemen de raad) u medegedeeld dat de raad, bijeengekomen op 18 februari 2003, niet akkoord kan gaan met bovengenoemd besluit. Vervolgens heeft op 25 februari 2003 nog een gesprek plaatsgevonden met de voorzitter van uw College (hierna te noemen Cvb) de heer M. Wöltgens. In het hiernavolgende zullen wij de bezwaren, vastgesteld door de raad, verder toelichten: Uitgangspunt voor de raad is geweest het voorgenomen besluit van het Cvb d.d. 14 oktober 2002 (U2002/11.283) en het advies dat aan het Cvb door de raad is uitgebracht op 5 december 2002 (SR U02/112). De raad heeft geconstateerd dat in uw besluit van 13 februari 2003 (U2003/1.696) een nieuwe dimensie is toegevoegd in de vorm van 2 provinciale steunpunten in Emmen en Vlissingen, beiden medegefinancierd door de respectievelijke Gemeenten en Provincies en mogelijk een derde in Leeuwarden (afhankelijk van de medefinanciering door de Provincie Friesland en Gemeente Leeuwarden). Onze bezwaren zullen dan ook opgesplitst worden in 2 onderwerpen te weten: uw besluit van 13 februari 2003 om de 6 studiecentra te sluiten en daarnaast uw besluit om 2 provinciale steunpunten (en mogelijk een derde) in het leven te roepen. H OUN bezoekadres: Valkenburgerweg 177 Heerlen postadres: postbus 2960 6401 DL Heerlen telefoon: 045-5762222 www.ou.nl blad: 2/4 ons kenmerk: SR U03/025 mha Besluit Cvb 13 februari 2003 betreffende de sluiting van zes studiecentra 1. De raad heeft negatief geadviseerd omtrent de sluiting van alle 6 de studiecentra (het advies van 5 december 2002 inclusief alle bijlagen dient u hier als ingelast te beschouwen). De raad is van mening dat het advies door het Cvb ongemotiveerd naast zich is neergelegd. 2. De door de raad van groot belang geachte participatie van studenten in de vorm van gedegen onderzoek (bijvoorbeeld door middel van registratie) onder een groot deel van de studentenpopulatie in het kader van locatiekeuze, studiebegeleiding en mentoraat heeft niet plaatsgevonden. Op de budgetaanvraag door de raad om daarnaar zelf onderzoek te laten verrichten d.d.19 december 2002 (SR U02/123) is door het Cvb middels een schrijven d.d. 17 januari 2003 (U2003/00554) afwijzend gereageerd. f 3. In uw besluit van 13 februari 2003 wordt nu zwaar de nadruk gelegd op bedrijfseconomische belangen. Wat deze belangen zijn, is niet duidelijk gemaakt aan de raad. In de adviesprocedure is al verzocht om financiële wapenfeiten ter onderbouwing. Deze informatie is niet aan de raad ter beschikking gesteld. Uit eigen onderzoek is ons inmiddels wel gebleken dat de sluiting van de studiecentra, niet de door het Cvb in de media genoemde bedrag van 200.000 euro, besparing per te sluiten studiecentrum oplevert. De raad is onvoldoende geïnformeerd om op dit vlak een oordeel te kunnen geven en distantieert zich vooralsnog van deze gronden. 4. Een belangrijk punt aangegeven door de raad was ook dat de raad een groot belang hecht aan de koppeling van locatiekeuze van studiecentra aan studiebegeleiding en mentoraat. Kortom er kan volgens de raad überhaupt pas een beslissing genomen worden over de studiecentra (aantallen, locatie etc.) als er duidelijkheid bestaat over het nieuwe onderwijs model, met de elementen studiebegeleiding en mentoraat, waarin de studiecentra een centrale rol spelen. Het Cvb volhardt er in om de sluiting van studiecentra los te koppelen van studiebegeleiding en mentoraat. Ons inziens ontbreekt de noodzakelijke samenhang nog steeds. 5. Dan het door de raad aanbevolen onderzoek naar differentiatie van studiecentra. Dit heeft, zoals al eerder aangegeven, niet plaatsgevonden. Hierin hadden vragen beantwoord kunnen worden over de meest optimale locatiekeuze, de mate van upgrading –los van de eisen van de Arbo-wet– en dit in combinatie met een onderzoek naar de effectiviteit en noodzakelijkheid van studiebegeleiding face-to-face en mentoraat. Misschien zijn er maar vier grotere centra nodig met veel kleine centra in de regio’s. Op dit ogenblik ontbreekt de informatie om daarover een zinnig oordeel te geven. 6. De reistijden en afstanden (1,5 uur enkele reis en 80 km) die door het Cvb als uitgangspunt zijn genomen, zijn ook in het nieuwe besluit nog steeds de basis waarop de besluitvorming voor een deel is gebaseerd. De raad heeft zich hiervan reeds in het advies gedistantieerd, om meerdere redenen. Ten eerste zijn deze reisafstanden en -tijden niet onderbouwd. Nog altijd is onduidelijk waarom het Cvb denkt dat deze acceptabel zijn voor de studenten. Ten tweede stelt de raad zich op het standpunt dat deze criteria een obstakel gaan vormen voor huidige en toekomstige studenten om een studie bij de Open Universiteit Nederland te volgen. Zekerheid over de aanzuigende werking van de overgebleven opgetuigde, geüpgrade studiecentra om het verlies van huidige (en toekomstige) studenten in de getroffen studiecentra te compenseren, bestaat niet. Bedrijfseconomisch lijkt dit dan ook geen verantwoorde keuze. H OUN blad: 3/4 ons kenmerk: SR U03/025 mha 7. De reacties van de studenten (waaronder ook de reacties van de studenten aan het Cvb zelf) zijn u bij het advies aangeboden. Uit deze reacties blijkt dat veel studenten problemen gaan krijgen met het volgen van een studie door langere reistijden, hogere reiskosten, fysieke onmogelijkheid om verder te reizen, de reistijden in combinatie met de openingstijden (onveiligheid, geen openbaar vervoer e.d.) en de combinatie met werk en gezinssituatie. Aan deze bezwaren wordt in het besluit van 13 februari 2003 niet tegemoet gekomen. Er wordt helemaal niet op ingegaan. 8. De raad heeft in haar advies aangegeven dat het verstandig zou zijn de gesprekken met de diverse Gemeenten en Provincies af te wachten met de bedoeling dat deze gesprekken nog zouden kunnen bijdragen aan het voortschrijdend inzicht van het Cvb over het maatschappelijk belang van studiecentra in bepaalde regio’s en plaatsen De raad heeft dit advies niet gegeven met de bedoeling een financiële bijdrage los te peuteren van de lokale overheden en daarvan af te laten hangen of voorzieningen in de getroffen plaatsen gehandhaafd blijven. Over dit punt meer in deel 2 betreffende de provinciale steunpunten. f 9. In het vraaggesprek van 26 november 2003 (SR U02/115) met het Cvb is uitdrukkelijk aangegeven dat de raad het noodzakelijk vindt dat een onderbouwing wordt geleverd van de inzichten van het Cvb. Deze onderbouwing wordt ook in het besluit van 13 februari niet aangetroffen. Aankondiging provinciale steunpunten in de vorm van een experiment in besluit d.d. 13 februari 2003 1. De Studentenraad stelt zich op het standpunt dat dit een nieuwe dimensie is, die geen object van advisering is geweest in de voorgenomen besluitvorming, waarover het Cvb een nieuwe of aanvullende adviesaanvraag had moeten indienen bij de raad. Bij deze nemen wij de gelegenheid te baat om alvast ongevraagd advies/commentaar aan te leveren op dit punt. 2. De studenten in de studiecentra Emmen en Vlissingen zijn natuurlijk ‘blij’ dat er voorlopig voorzieningen in hun regio gehandhaafd blijven. Aan de andere kant bestaat de onzekerheid nog steeds voor de periode na 1, 5 of 3 jaar. Kortom dubbele gevoelens door de onduidelijkheid en als gevolg hiervan de onzekerheid. Nog steeds bestaan er bij studenten ook in die regio’s vraagtekens over de continuering van hun studie bij de Open Universiteit Nederland. 3. De financiering van de provinciale steunpunten door lokale overheden. De raad is van oordeel dat de keuze voor een studiecentrum/steunpunt niet afhankelijk mag worden gemaakt van het feit of externe financiering beschikbaar is. Dan is er geen sprake meer van beleid maar van willekeur. Een ander bezwaar is dat de Open Universiteit Nederland zich zeer kwetsbaar opstelt door gebruik te maken van derden voor de financiering zeker ‘politieke derden’. Als er een andere politieke koers gevaren wordt, kan er zomaar een streep door de rekening worden gehaald. De rechtszekerheid voor de studenten blijft en komt hiermee in het geding. 4. De raad is niet a a-priori tegen samenwerking met Provincies en Gemeenten en Hogescholen e.d. De raad is het met het Cvb eens dat samenwerking in de regio’s met de diverse gremia een maatschappelijke meerwaarde kan betekenen voor de regio en derhalve een meerwaarde voor de Open Universiteit Nederland. Dit betekent echter niet dat die samenwerking in de vorm van financiële steun gaat bepalen of er wel of geen H OUN blad: 4/4 ons kenmerk: SR U03/025 mha voorzieningen (studiecentra) in de betreffende regio gehandhaafd worden of noodzakelijk zijn. De Open Universiteit Nederland heeft hierin haar eigen verantwoordelijkheid. 5. De aangekondigde provinciale steunpunten vinden plaats in de vorm van een experiment voor 3 jaar (met een tussentijdse evaluatie na 1,5 jaar). De criteria voor het welslagen van deze experimenten zijn (nog) niet bekend. Ook is niet duidelijk wat plaats zal vinden als de lokale overheden na 3 jaar hun financiële steun intrekken (tot nu toe is die steun in Emmen en Vlissingen toegezegd voor maximaal 3 jaar). Met andere woorden, ook al is het ‘experiment’ geslaagd maar het studiecentrum/steunpunt gaat toch dicht want de lokale overheid betaalt niet meer mee. f 6. Boven dit alles vindt de raad dat het niet juist is om met studenten (en personeel) te experimenteren. De raad hoopt nog steeds dat u de bovenstaande bezwaren weg kunt en wilt nemen en met dit uitgangspunt zijn wij op dit punt bereid in gesprek te blijven met het Cvb. Aan de andere kant onderzoekt de raad wel welke middelen nog aangewend kunnen worden om te voorkomen dat een en ander onomkeerbaar wordt teneinde toekomstige gesprekken over de studiecentra nog zin te geven. Wij hopen dat uw College hiervoor begrip kan opbrengen. Aangezien de Ondernemingsraad inmiddels het besluit van het Cvb aangaande de sluiting van de 6 studiecentra en de aankondiging van de provinciale steunpunten nietig heeft verklaard, moet door de raad bezien worden wat dit voor de korte en lange termijn gaat betekenen voor de besluitvorming rond de studiecentra. Te denken valt aan vragen zoals: - Moet er een nieuw besluit komen, waarbij opnieuw advies wordt gevraagd aan de studentenraad? - Wat heeft deze nietigverklaring voor gevolgen ten aanzien van de inschrijvingen voor huidige en toekomstige studenten? Etc. De raad verwacht hier op korte termijn over geïnformeerd te worden door het Cvb. In ieder geval vóór 18 maart as. wanneer de volgende plenaire vergadering van de Studentenraad zal plaatsvinden. Met vriendelijke groet, namens de Studentenraad, Anja Sio, Carla Matze, duovoorzitters Studentenraad OUN Koos van der Zwet secretaris Studentenraad