Opgaven Rapporteren - Noordhoff Uitgevers

advertisement
Stappenplan Rapporteren
Stap 1 Wat is de planning?
Tijdens dit project ga je aan de slag met rapporteren. Maar voordat je begint:
 Lees alle stappen van het project door en controleer of je begrijpt wat de bedoeling is.
 Schrijf op welke stappen jij gaat uitvoeren op je stageplek.
 Schrijf op welke stappen jij met je groepje uitvoert.
 Schrijf op welke hulpmiddelen je nodig hebt. Bijvoorbeeld: een computer, een fototoestel,
een videocamera, gekleurd papier, enzovoort.
 Schrijf op welke kennis en ervaring je kunt gebruiken bij deze stap. Bijvoorbeeld: wat heb
je in de praktijk geleerd over dit onderwerp?
 Schrijf op welke informatie je gaat zoeken.
Je kunt bovenstaande vragen in het plan van aanpak verwerken:

Plan van aanpak
Stap 2 Ga jij ook onzin schrijven?
De rapportagemap ligt op tafel. Als je de rapportagemap openslaat, zie je dat er vorige week
geen overdracht is geschreven. ‘Ga jij er nu ook van die onzin in schrijven?’ wil meneer De Wit
weten. Hij pakt de rapportagemap van je over en leest een stukje uit de rapportage: ‘Meneer de
Wit was vandaag zeer vijandig.’ Meneer kijkt je aan. ‘Dát is pas leuk om over jezelf te lezen,’ zegt
hij cynisch.
a
In de casus en stappen staan een aantal moeilijke woorden. Beantwoord de volgende vragen.
Gebruik je eigen woorden. Dan weet je zeker dat je de betekenis begrijpt.
 Wanneer spreek je van een alcoholverslaving?
 Wat houdt deeltijdbehandeling in?
 Wat betekent het woord stabiel?
 Wat doe je als je iets signaleert?
 Wat doe je als je observeert?
 Wat houdt rapporteren in?
 Wat betekent het woord cynisch?
 Wat zijn zorg- of behandeldoelen?
b
Je hebt de casus over meneer De Wit gelezen. Beantwoord de volgende vragen.
 Wat was jouw eerste reactie toen je de casus las?
 Heb je wel eens te maken gehad met een cliënt met een alcoholverslaving? Zo ja, in
welke situatie?
 Heb je wel eens samengewerkt met de gespecialiseerde gezinsverzorging? Zo ja, in
welke situatie?
c
In de casus lees je dat er vorige week geen rapportage is geschreven.
 Wat zou je doen in deze situatie?
 Hoe kun je erachter komen wat er vorige week is gebeurd of gedaan?
 Wat zou je tegen de collega zeggen die vergeten is om te rapporteren?
d
In de casus leest meneer De Wit een stukje voor uit de overdracht. ‘Meneer de Wit was vandaag
zeer vijandig.’ Hij voegt er cynisch aan toe: ‘Dát is pas leuk om over jezelf te lezen.’
 Hoe zou jij het vinden als je dit over jezelf zou lezen?
 Wat zou jij hebben opgeschreven?
 Hoe zou je reageren op de opmerking van meneer De Wit?
 Waarom reageer je op deze manier?
‘Ga jij ook onzin over mij schrijven?’
Stap 3 Zorgvuldig rapporteren
‘En, wat ik heel belangrijk vind,’ zegt Corine ‘is dat je zeer zorgvuldig rapporteert. ‘Vooral bij
cliënten die redelijk stabiel zijn, mis je gemakkelijk belangrijke signalen. Daarom is het belangrijk
dat je goed observeert en rapporteert.’
Je gaat bij stap 6 zelf een rapportage schrijven. Daarom is het belangrijk dat je weet:
 waarom je rapporteert;
 aan wie je moet rapporteren;
 wanneer je mondeling of schriftelijk rapporteert.
a
Corine zegt tegen jou dat het belangrijk is dat je zorgvuldig rapporteert. Maak voor het
beantwoorden van de vragen gebruik van het trefwoord Rapporteren.
 In de praktijk rapporteer je bijvoorbeeld hoeveel een cliënt heeft gegeten. Of je
rapporteert dat de huid rondom de billen rood ziet. Waarom rapporteer je? Noem vier
doelen.
 Geef een voorbeeld van een rapportage die jij hebt geschreven.
 Schrijf kort op welke informatie je hebt overgedragen.
 Schrijf op waarom het belangrijk is dat je collega’s deze informatie krijgen.
 Welke gegevens schrijf je op in een rapportage? Noem drie punten.
 Welke soorten rapportage ken je vanuit je BPV- of werkplek?
 Welke informatie schrijf je in elke rapportage?
 Corine wil dat je zorgvuldig rapporteert. Wat bedoelt ze hiermee?
 Welke ervaring heb jij met rapporteren?


Op welke manier heb jij in de praktijk gemerkt dat rapporteren belangrijk is? Geef een
voorbeeld.
Wat vind je moeilijk aan rapporteren?
b
Bij meneer De Wit ligt een rapportagemap waarin je de overdracht schrijft. Je kunt ook mondeling
rapporteren.
 Wat zijn de voordelen van schriftelijk rapporteren? Noem drie voordelen.
 Wat zijn de voordelen van mondeling rapporteren? Noem drie voordelen.
 Geef twee voorbeelden van situaties uit de praktijk waarin je schriftelijk rapporteert. Leg
bij elke situatie uit waarom je hier schriftelijk rapporteert.
 Geef twee voorbeelden van situaties uit de praktijk waarin je mondeling rapporteert. Leg
bij elke situatie uit waarom je hier mondeling rapporteert.
c
Geef een voorbeeld van een situatie waarin je rapporteert aan de mantelzorger.
Goed nadenken over wat je op wilt schrijven helpt je om cliëntvriendelijk te rapporteren.
Stap 4 Opschrijven wat je hoort en ziet
Soms is het gemakkelijker om informatie mondeling door te geven dan schriftelijk. Maar om er
voor te zorgen dat alle collega’s dezelfde informatie krijgen moet je nieuwe informatie ook
schriftelijk kunnen beschrijven. Hieronder vertellen een aantal helpenden aan een collega over
een situatie met een cliënt.
a
Lees eerst de beschreven situaties door en bedenk daarna hoe jij de situatie zou vastleggen in
een rapportage.
1.Mevrouw de Boer
‘Ah joh, toen ik binnenkwam struikelde ik gewoon over de rotzooi in de gang. Het zag er niet uit!
En die mevrouw De Boer zat daar huilend in een plas stinkende urine. Ik schrok me rot. De vorige
keer zag alles er nog zo netjes uit en nu dit?! Ze keek me ook heel raar aan met van die starende
ogen.’
2. Meneer Sherefh
‘Stapt ie gewoon onder het wassen van het bed af en gaat hij op een matje liggen bidden! Ik wist
niet wat ik meemaakte. Niemand had me verteld dat hij op vaste tijden wilde bidden. En dat hij
van onder niet wilde wassen was me ook niet duidelijk. Hij was me toch fel toen ik zijn kruis wilde
wassen. Wat moet je daar nou mee?’
3. Jesse Meyer
‘Ik had een raar gevoel bij die blauwe plekken. Dat gaat nog fout daar! Jesse kroop steeds weg
toen ik hem wilde verzorgen. En dan stond die moeder maar te schreeuwen dat hij zich niet
moest aanstellen. En die vriend was bijna altijd dronken of stoned.’
Beschrijf nu de situaties in een rapportage waarbij jij de helpende in het verhaal bent.
b
In de rapportages hierboven worden verschillende gevoelens beschreven van zowel de cliënt als
de helpende. Over welk gevoel gaat het in de verschillende stukjes?
Rapportage
Gevoel cliënt Gevoel helpende
Mevrouw de Boer
Meneer Sherefh
Jesse Meyer
c
Hoe verwerk je informatie objectief en respectvol?
Als je in de thuiszorg werkt is de kans groot dat de cliënt of mantelzorgers ook je rapportages
lezen. En ook op andere werkplekken hebben cliënten het recht om de rapportages over zichzelf
te lezen. Dit betekent dat je nog zorgvuldiger moet opschrijven wat je doet, ziet of vindt.
Hieronder volgen een aantal rapportages die om verschillende redenen niet goed zijn. Verbeter
ze en vertel ook waarom ze niet goed zijn.
1. Meneer Burwaldi
Meneer zit steeds over het eten te zeuren en vindt het of te weinig of te koud. Hij gedraagt zich
heel onbeschoft en kankert op alles en iedereen. Zit ook voortdurend anderen af te zeiken.
2. Mevrouw Mahdi
Ik word doodmoe van dat mens. Alles moet op haar manier, ze denkt zeker dat we niets anders
te doen hebben. En steeds weer dat verhaal van die man die dood is en die ex-man die zo
vreselijk was.
3. Jimmy
Jimmy gaat niet echt vooruit. Hij zou laatst zelf met de bus gaan, maar kon de bushalte niet eens
vinden. Snapt er weinig van als ik hem iets uitleg over de was en zo. Heeft voor de zoveelste
keer in zijn bed geplast.
Stap 5 Respectvol rapporteren
Als je de rapportage van meneer De Wit leest, zie je dat er vorige week geen overdracht is
geschreven. In één van de eerdere rapportages lees je:
In een rapportage gaat het om feiten, niet om jouw mening.
Om een rapportage te schrijven is het belangrijk dat je weet waar je rekening mee moet houden.
Daar gaan de volgende vragen over.
a
Je hebt de rapportage over meneer De Wit gelezen. Beantwoord de volgende vragen.
 Wat is jouw eerste reactie als je de rapportage over meneer De Wit leest?
 Vind je dat de rapportage over meneer De Wit respectvol is geschreven? Waarom wel of
niet?
 Is deze rapportage objectief (met feiten) of subjectief (met een eigen mening)
geschreven? Waar merk je dit aan?
 Welke indruk krijg je van de medewerker die deze tekst heeft geschreven?
 Welke indruk krijg je van meneer De Wit als je deze rapportage leest?
 Hoe kun je in een rapportage laten zien of merken dat je de cliënt respecteert? Noem
drie aandachtspunten.
 Herschrijf de zinnen uit de rapportage. Zorg dat de zinnen respectvol zijn geschreven. Er
is al een voorbeeld gegeven.
Huidige zin
Nieuwe zin
Leo heeft de keuken en het toilet weer niet
schoongemaakt!
Bijvoorbeeld:
Meneer de Wit is de afspraak om de keuken en
het toilet schoon te maken niet nagekomen.
Hij was chagrijnig en wilde weer niet meehelpen.
En dat terwijl ik hem dit drie keer heb gevraagd!
Ik heb het hem vorige week ook al gezegd: doe
boodschappen, maar hij wilde niet luisteren.
Het wordt tijd dat we actie ondernemen!
b
Om respectvol en objectief te kunnen rapporteren is het belangrijk dat je weet waar je op moet
letten als je rapporteert.
 Waar moet je op letten als je rapporteert? Noem minimaal acht regels waar je rekening
mee moet houden.
Maak gebruik van de werkwijzer Rapporteren.

Vorm een groepje met twee medestudenten. Schrijf bij elke rapportageregel op waarom
deze regel belangrijk is. Vul het schema samen in.
Regel Belangrijk omdat



Welke regels voor rapporteren gelden er op jouw BPV- of werkplek? Schrijf deze op.
Kijk nog eens naar de rapportage over meneer De Wit. Welke rapportageregels is de
medewerker vergeten om te gebruiken?
Het is niet gemakkelijk om te bepalen wat je wel en niet opschrijft. Je hebt vaak te maken
met familie of mantelzorgers. Zij lezen de rapportage ook. Daar gaan de volgende
stellingen over. Geef je mening en leg uit waarom je iets vindt.
Stelling
Eens/oneens* omdat
* Streep het woord dat niet van toepassing is door.
Als je weet dat familie en mantelzorgers de rapportage lezen, mag je
geen persoonlijke informatie over de cliënt opschrijven.
Eens/oneens
De familie en mantelzorgers moeten op de hoogte zijn van alles wat er
met de cliënt aan de hand is.
Eens/oneens
Als een cliënt niet wil dat je bepaalde informatie opschrijft, hoef je hier
niet naar te luisteren. Het is jouw taak om alle belangrijke punten op te
schrijven.
Eens/oneens
Je zou familie en mantelzorgers moeten verbieden om de rapportage te
lezen.
Eens/oneens
c
Voldoen de rapportages van jouw BPV- of werkplek aan de rapportageregels?
 Vraag op je BPV- of werkplek toestemming om een rapportage (overdracht) te kopiëren.
(Ongeveer een half A4). Streep wel alle informatie over de cliënt door. Er mag geen
vertrouwelijke informatie in staan.
 Lees de rapportage aandachtig door.
 Controleer of de rapportage aan alle rapportageregels voldoet. Leg uit waarom de
rapportage wel of niet aan een regel voldoet. Als een regel niet van toepassing is, hoef je
deze niet op te schrijven.
 Formuleer een conclusie. Is deze rapportage goed geschreven of juist niet? Licht je
antwoord toe.
d
Objectief, cliëntvriendelijk en respectvol rapporteren is niet gemakkelijk. Hoe denken jouw
collega’s over rapporteren? Als je geen BPV- of werkplek hebt, stel je de vragen aan je
medestudenten of aan bekenden die in de zorg- of welzijnssector werken.
 Vraag aan vijf collega’s welke tips zij voor jou hebben om goed te rapporteren.
 Vraag aan dezelfde collega’s welke fouten zij hebben gemaakt bij het rapporteren.

Zet alle tips en fouten op een rij. Als een tip of fout meerdere keren is genoemd, hoef je
deze maar één keer op te schrijven. Maak gebruik van de tabel.
Tips Fouten

Maak een top drie van de tips die je zeker gaat gebruiken.

Maak een top drie van de rapportagefouten die volgens jou het vaakst voorkomen.
Meestal zijn dit de fouten die het meest zijn genoemd.
Stap 6 Wat schrijf je op, wat niet?
Je hebt verschillende rapportages over meneer De Wit gelezen. Het valt je op dat er wel in staat
dat meneer hoofdpijn heeft, maar niet als meneer verdrietig is. Je hebt hier al over gepraat met je
begeleidster, Corine. Zij reageerde: ‘Ik vind het best moeilijk om te bepalen wat ik opschrijf over
gevoelens van cliënten. Als ik opschrijf dat meneer De Wit heeft gehuild, dan weet ik dat zijn
dochter dit ook leest en dat wil meneer niet.’
a
Als een cliënt een ziekte, probleem of beperking heeft, merkt hij dit niet alleen lichamelijk. Een
cliënt kan hier ook psychisch (geestelijk) en sociaal last van hebben. Bijvoorbeeld: meneer De
Wit heeft hoofdpijn (lichamelijk), hij wordt hier chagrijnig van (psychisch) en hij heeft geen zin om
naar een vriend te gaan (sociaal).
De volgende vragen gaan over de relatie tussen lichamelijke, psychische en sociale problemen.
 Welke psychische problemen kom je tegen in de praktijk? Geef zoveel mogelijk
voorbeelden.
 Welke sociale problemen kom je tegen in de praktijk? Geef zoveel mogelijk voorbeelden.
 Herken je uit de praktijk dat er meer aandacht is voor lichamelijke klachten en minder
voor psychische of sociale problemen? Licht je antwoord toe met een voorbeeld.
 Het is moeilijk om emoties van cliënten objectief op te schrijven. Dus: je schrijft op wat je
bij de cliënt hebt gezien of gehoord. Vul de volgende zinnen aan. Je mag er zelf
informatie bij bedenken. Blijf wel objectief! Hoe kun je omschrijven dat...
a. een cliënt verdrietig is.
b. een cliënt boos is.
c. een cliënt blij is.
d. een cliënt bang is.
b
Hoeveel informatie vind je in een rapportage over psychische of sociale onderwerpen?
Beantwoord de volgende vragen.
 Als je een BPV- of werkplek hebt: pak de rapportage uit stap 4 erbij. Zorg dat je ongeveer
één A4’tje aan informatie hebt. Als je geen BPV- of werkplek hebt: gebruik de rapportage
over meneer De Wit:
o Rapportage meneer De Wit
 Onderstreep of markeer de informatie die over het lichamelijk functioneren van de cliënt
gaat. Denk aan de hoeveelheid die een cliënt eet, hoeveel keer een cliënt naar het toilet
is geweest of waar een cliënt pijn heeft.
 Pak een andere kleur stift. Onderstreep of markeer de informatie die over het psychisch
functioneren van de cliënt gaat. Denk hierbij aan de gevoelens van de cliënt.
 Pak weer een andere kleur stift. Onderstreep of markeer de informatie die over het
sociaal functioneren van de cliënt gaat. Denk aan de contacten die de cliënt heeft met
zijn familie of vrienden.
 Kijk eens goed naar de informatie die je hebt onderstreept.
a. Waarover lees je de meeste informatie? Over het lichamelijk, psychisch of
sociaal functioneren van de cliënt?
b. Waarover lees je de minste informatie? Over het lichamelijk, psychisch of sociaal
functioneren van de cliënt?
c. Wat valt je op?
Als je de rapportage goed leest, voorkom je dat werkzaamheden dubbel worden gedaan.
Stap 7 Rapportage schrijven
Je bent vandaag bij meneer De Wit geweest. Je hebt de woonkamer en badkamer
schoongemaakt. Meneer gaf aan dat hij vandaag boodschappen zou doen. Hij leek in een goed
humeur, want hij maakte grapjes. Voordat je weg gaat, schrijf je de rapportage.
In de praktijk schrijf je regelmatig rapportages voor en over cliënten. De volgende opdrachten
gaan over het schrijven van de rapportage.
 Als je een BPV- of werkplek hebt: schrijf een rapportage voor en over een cliënt. Kopieer
de rapportage of schrijf deze over. Zorg dat de volgende punten aan bod komen:
1. wat je hebt gedaan;
2. hoe het die dag met de cliënt gaat;
3. opmerkingen of vragen van de cliënt;
4. bijzonderheden.
Als iets niet van toepassing is, hoef je dit niet op te schrijven.
 Als je geen BPV- of werkplek hebt: schrijf een rapportage of overdracht in de vorm van
een bericht. Denk hierbij aan een brief over de ervaringen die jij had tijdens een vakantie
en waar je vriendin meer over wil weten. Schrijf alleen punten op die belangrijk zijn voor
de ander.
Schrijf zodanig dat je zeker weet dat de ander je begrijpt.
Leg de rapportage die je hebt gemaakt, naast de rapportageregels die je bij stap 4 hebt
opgeschreven. Geef bij elke regel aan of je hieraan voldoet en licht je antwoord toe. Als
een regel niet van toepassing is, hoef je deze niet op te schrijven.
 Kijk nog eens naar je rapportage. Heb je de belangrijkste informatie opgeschreven? Heb
je respectvol over de cliënt geschreven? Licht je antwoord toe.
Goed nadenken over wat je op wilt schrijven helpt je om cliëntvriendelijk te rapporteren.

Stap 8 Wat vind je ervan?
Je bent tevreden over de rapportage die je het geschreven. Maar wat vind je begeleidster Corine
ervan? Je besluit om haar de rapportage te laten lezen. Hier kun je vast iets van leren! Zij raadt je
aan om de rapportage ook aan meneer De Wit te laten zien. ‘Het draait tenslotte om hem,’ zegt
Corine.
a
Je gaat je rapportage laten beoordelen.
 Als je een BPV- of werkplek hebt: laat je rapportage beoordelen door je werkbegeleider
of een collega. Als je geen BPV-plek hebt, laat je rapportage beoordelen door een
medestudent. Vraag je collega of medestudent om het formulier
beoordelingrapportage.doc in te vullen.
 Wat vind je van de beoordeling die je van je collega of medestudent hebt gekregen? Had
je deze antwoorden verwacht?
 Pas je rapportage zo nodig aan.

b
Beoordeling rapportage
Wat vinden jouw cliënten van de manier waarop je rapporteert? Deze opdracht maak je als je een
BPV- of werkplek hebt. Overleg eerst met je werkbegeleider of je de rapportage aan de cliënt
voor kunt of mag leggen.
 Laat de rapportage aan de cliënt lezen.
 Vraag wat de cliënt vindt van de inhoud (dus: wat er over hen is geschreven). Schrijf het
antwoord op.
 Vraag wat de cliënt van de manier waarop er over hem is geschreven. Schrijf het
antwoord op.
 Had je dit antwoord verwacht van de cliënt of cliënten? Waarom wel of niet?
De feedback van een collega helpt je om een nog betere rapportage te schrijven.
Stap 9 Evalueren
In deze laatste stap ga je het project evalueren. Beantwoord de volgende vragen zo uitgebreid
mogelijk in het reflectieformulier.
a




Wat vond je leuk om te doen/maken? Licht je antwoord toe.
Wat vond je niet leuk om te doen/maken? Licht je antwoord toe.
Wat heb je geleerd van de onderwerpen in het project? Licht je antwoord toe.
Wat heb je geleerd over jezelf? Licht je antwoord toe.
b
De volgende 3 vragen beantwoord je als je het project samen hebt gemaakt:
 Hoe is de samenwerking verlopen? Licht je antwoord toe.
 Ben je tevreden over jouw bijdrage aan het project? Leg uit waarom wel of niet.
 Wat zou jij anders kunnen doen om de samenwerking beter te laten verlopen? Licht je
antwoord toe.
c
Formuleer je persoonlijke leerdoelen.

Reflectieformulier
Evalueren: wat heb je geleerd? Wat vond je ervan?
© 2012 | Noordhoff Uitgevers bv
Download