VISIENOTA - dna van de amateurkunsten

advertisement
DNA van de amateurkunsten
Beschrijvende en beschouwende nota ter ondersteuning van visie-ontwikkeling
Voorjaar 2016
Intro
Jong, oud en ouder beoefenen kunst in de vrije tijd. Uit goesting, passie en vaak met
ambitie. Amateurkunst staat voor een zeer brede en maatschappelijk relevante praktijk
met een sterke lokale verankering. Het wetenschappelijk, representatief onderzoek
‘Amateurkunsten in Beeld Gebracht’ legde in 2009 de cijfers bloot: 1 op 3 Vlamingen is
bezig met kunstbeoefening in de vrije tijd.
Wie is de amateurkunstenaar? Waarvoor staat de amateurkunstpraktijk? Hoe verhoudt
deze praktijk zich tot de sociaal-culturele praktijk of methodiek? Het brede
amateurkunstenveld is eindeloos divers en voortdurend in beweging. Hoe staat de
amateurkunstensector in relatie tot het veld? En welke rollen vervult de sector naar een
dermate divers veld?
De maatschappij evolueert. Uitdagingen komen op ons af. Welke relevante
ontwikkelingen spelen in op het veld en hoe verhouden we er ons toe als sector? Hoe
interageren deze tendensen met kunstbeoefenaars in het veld? Meebouwen aan de
toekomst vergt aanhoudende inspanningen om zich te oriënteren en te positioneren t.a.v.
veranderingen.
Het Forum voor Amateurkunsten wil met deze nota de amateurkunstpraktijk vanuit een
achterliggende visie duiden en beschrijven, ter ondersteuning van visieontwikkeling op
organisatie- sector- en sectoroverschrijdend niveau (cfr. strategische beleidsplanning
2017-2021).
Opzet & opbouw visienota
Met deze nota amateurkunsten beogen we even in te zoomen op de diverse spelers in
het amateurkunstenveld en hun positie, rol en verhoudingen scherp te stellen. Niet om
het begrip af te bakenen voor eens en altijd, maar wel om gesprekken aan te gaan met
open vizier. We behandelen ook de terminologische kwestie rond de term
amateurkunst. De term amateurkunst wordt heel verschillend ervaren, door mensen in het
beleidswerk, door professionals uit verwante domeinen, door lokale
cultuurfunctionarissen, door jongeren, door wetenschappers,... Door even terug te gaan in
de tijd, door de term amateurkunst onder de loep te nemen en door beschrijvend te werk
te gaan rond de termen amateurkunstenaar en amateurkunstpraktijk willen we voor wie
het aanbelangt duidelijkheid geven over waar we voor staan. We ontleden het brede
amateurkunstenveld en gaan naar een beschrijving van de amateurkunstenaar, de
amateurkunstpraktijk en de manier waarop de sector amateurkunsten op deze praktijk
inwerkt. De opdracht en rol van de amateurkunstensector wordt geschetst. Daarbij
situeren we de sector in relatie tot verwante beleidsdomeinen, omgevingsfactoren en
toekomsttrends.
1
Opbouw van deze nota:
Terug in de tijd: een korte historiek ............................................................................................................. 3
What’s in a name? De term amateurkunst ...................................................................................... 4
Het amateurkunstenveld ontleed ..................................................................................................................... 7
De amateurkunstenaar ............................................................................................................................ 7
De amateurkunstpraktijk ...................................................................................................................... 17
De amateurkunstensector .................................................................................................................. 18
Omgeving ................................................................................................................................................................................................ 22
Toekomst ................................................................................................................................................................................................. 23
Reflectie ..................................................................................................................................................................................................... 25
Amateurkunstenaars zijn niet in één hokje te vatten. De opvatting over wat er wel
(en niet) tot de amateurkunsten behoort lijkt complex, maar is ook vrij kort samen te
vatten als: andere mensen raken door artistieke expressie uit liefde voor de kunst.
Eigen aan de amateurkunst is het samengaan van een artistieke, een sociale en een
educatieve component. Mensen creëren, doen aan artistieke expressie, aan actie en
reactie. Artistieke creatie is een motor van verandering in de samenleving omdat het
feitelijkheden in vraag stelt. Tegelijk ligt de verdienste van de amateurkunsten in het
creëren van sociaal weefsel, gemeenschapsvorming waarbij groepsgebeuren, de vaak
diverse groepssamenstelling en het actief engagement kenmerkend zijn. Amateurkunsten
scheppen in wezen een lerende omgeving, en zijn een natuurlijke voedingsbodem voor
het verwerven van kennis, vaardigheden en competenties.
Amateurkunst is geen geïsoleerd gebeuren, maar situeert zich in een netwerk van
veelzijdige actoren. Om de veelzijdige praktijk van kunstbeoefening in de vrije tijd te
ondersteunen, structureren overheden de praktijk via decreten en sectoren waaraan
opdrachten zijn verbonden. Op het vlak van beleid bevindt amateurkunst zich op de
snijlijn met lokaal vrijetijdsbeleid, kunst- en cultuureducatie, kunsten, erfgoed, (deeltijds
kunst)onderwijs, jeugdwerk, sociaal-cultureel volwassenenwerk, welzijn, participatie,
innovatie,… Werken aan de expressieve en kunstzinnige ontwikkeling van mens en
maatschappij is een gedeelde opdracht van diverse beleidsdomeinen.
erfgoed
sociaal-cultureel volwassenenwerk
kunsteducatie
welzijn
professionele kunsten
AMATEURKUNSTEN
jeugdwerk
…
onderwijs
innovatie
lokaal cultuurbeleid
De praktijk houdt zich niet aan kunstmatige hokjes of opdelingen. Het
amateurkunstenveld kent een enorme diversiteit, die vrij moeilijk te vatten is, en het
beschrijven van de praktijk niet makkelijk maakt. Na een korte historiek en
terminologische duiding, zoomen we in op de praktijk, op het basale, dat wat leeft in het
veld van actieve cultuurparticipatie. Voor de kunstbeoefenaars is het vaak irrelevant welk
label ze krijgen opgekleefd. Amateurkunst is verweven in vele facetten van de
samenleving en blijft daardoor vaak deels onder de radar of wordt vaak niet als dusdanig
omschreven.
2
praktijk
sector
beleid
De praktijk is breed en divers. De sector capteert, speelt in op wat leeft van onderuit en
bespeelt vanuit de ervaring en kennis het beleid.
Terug in de tijd: een korte historiek
Ook al hebben amateurkunsten op een of andere manier altijd al deel uitgemaakt van het
dagelijkse leven (dit blijkt bv. uit het feit dat componisten in de 17de eeuw niet louter en
alleen partituren schreven voor professionele muzikanten), vanaf ongeveer midden van
de 19de eeuw ontstaan allerlei ‘sociëteiten’ en ‘volkskunstvereenigingen’. Geleidelijk doet
‘de amateuristische kunstbeoefening’ zijn intrede als onderdeel van het sociaal-culturele
leven. De ontwikkeling van deze ‘amateuristische kunstbeoefening’ kan niet losgekoppeld
worden van de
politieke en maatschappelijke ontwikkelingen van die tijd: de 19deeeuwse industrialisering,
de plattelandsvlucht en de plotse bevolkingsgroei liggen aan de basis van de opkomst
van een zeer onfortuinlijke arbeidersklasse. Extreme armoede, ontwrichting door migratie
en slechte werkomstandigheden dwingen de burgerij tot inspanningen voor deze
arbeidersklasse. Vanuit een paternalistische houding tracht de burgerij arbeiders te
verheffen en te beschaven door de organisatie van allerlei (volks)culturele activiteiten.
Met dit beschavingsoffensief hoopt men het algemeen welzijn van de arbeider te
vergroten. Dan doet geleidelijk de verzuiling zijn intrede in de Belgische samenleving.
Deze levensbeschouwelijke opdeling is niet enkel een partijpolitiek gebeuren. Ook in
andere maatschappelijke domeinen ontstaan ideologische netwerken. Neem bijvoorbeeld
toneelkringen, muziekverenigingen, fanfares en zanggroepen. Ze bekennen kleur en zijn
toegankelijk voor mensen van dezelfde strekking. Naast het uitdragen van bepaalde
principes en overtuigingen hadden deze verenigingen voor ‘amateuristische
kunstbeoefening’ een algemene ontspannings- en servicetaak (Dekeyser & Dhont,
1996).
Vanaf de jaren ’60 tot het einde van de 20ste eeuw komt stilaan een ontzuilingsproces
op gang. Een eerste golf van professionalisering binnen de sector start op. Het is ook in
deze periode dat via herhaalde staatsvormingen, het cultuurbeleid naar een zelfstandig
beleidsdomein van de Vlaamse overheid evolueert. Het begrip amateurkunsten vervangt
de ‘amateuristische kunstbeoefening’ in het decreet van 22 december 2000. Dat decreet
vormt een nieuw en duidelijk beleidskader en focust op de democratiserende en
socialiserende rol van amateurkunsten. Vanaf 2000 evolueren de amateurkunsten steeds
meer naar een verzelfstandigde sector binnen het sociaal-culturele veld.
Het vernieuwde beleidskader treedt in voege in 2000 en heeft een dynamisch effect op
sector en praktijk. De amateurkunsten worden steeds verder geïnstitutionaliseerd en
krijgen verder vorm qua inhoud en organisatie. De sector verhoudt zich tot een
amateurkunstenveld in voortdurende verandering en zet in op verdere
professionalisering.
3
It’s in a name? De term amateurkunst
Etymologie
Amateur zn. ‘liefhebber’
vnnl. amateur ‘een beminder’ [1553; Mussem], amateur ‘liefhebber’ [1650; Hofman];
nnl. amateur ‘kunstvriend’ [1824; Weiland], ‘niet-beroeps vakman’ [1902; WNT Supp.], ‘nietberoeps sporter’ [1924; WNT Supp.]
Ontleend aan Frans amateur ‘vriend, minnaar’ [1488; Rey], later, onder invloed van
Italiaans amatore, alleen ‘kunstliefhebber’ [1762; Rey], ontleend aan Latijn amātor ‘minnaar,
liefhebber’, nomen agentis bij amāre ‘liefhebben’
Amateurisme zn. ‘beoefening als amateur’
nnl. amateurisme (pejoratief) ‘dilettantisme’ [1927; WNT Supp.], ‘amateursportbeoefening’ [1947;
WNT Supp.], wellicht ouder dan de pejoratieve betekenis
Ontleend aan Engels amateurism ‘amateursportbeoefening’ [1868; OED], een afleiding
van amateur
Uit: M. Philippa e.a. (2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands
Amateurkunst in het Van Dale woordenboek
Amateurkunst zn. 1. (g.mv.) een of meer door een niet-professionele kunstenaar vervaardigde
artefacten 2. (amateurkunsten) elk van de kunstvormen zoals die door een niet-professionele
kunstenaar beoefend worden
Uit: Dikke Van Dale (2015)
De definitie van amateurkunst in Dikke Van Dale spitst zich toe op de distinctie amateur –
professioneel. Amateurkunst wordt begrepen door niet-professioneel beoefende kunst.
Daarin wordt het element ‘amare’, beoefenen uit liefde voor de kunst, niet meegenomen
in de definitie.
Amare, ‘houden van’
Amateur draagt in zich ‘amare’, ‘houden van’. De amateurkunstenaar beoefent zijn
artistieke bezigheden uit goesting, uit passie, uit gedrevenheid en liefde voor de kunst.
Amateur refereert hier naar liefhebber. Amateurkunst is door liefhebbers beoefende of
vervaardigde kunst.
Artistieke, sociale en educatieve component
Amateurkunst is creatie, verbeelding, (re)productie,... De amateurkunstenaar hanteert
(een combinatie van) de meest uiteenlopende kunstvormen als muziek, dans, theater,
woord, vorm, beeld, tekst, media,... geeft betekenis aan z’n werk en beoogt artistieke
kwaliteit.
Amateurkunst brengt mensen samen, geeft vorm en inhoud aan de interactie en relaties
tussen mensen, draagt bij tot groeps- en gemeenschapsvorming en geeft kleur aan de
samenleving.
Amateurkunst creëert een leeromgeving en is een natuurlijke voedingsbodem voor het
verwerven van kennis, vaardigheden (artistieke en sociale) en competenties. Amateurkunst voedt de identiteit, leidt tot zelfontplooiing en kritische reflectie.
4
Negatieve betekenis
Er is echter een weerkerend punt van debat over het begrip amateurkunsten: waar
sommigen vinden dat het woord amateurkunst de lading dekt, storen anderen zich aan de
negatieve betekenis van het woord amateur. De negatieve connotatie is niet zozeer
gerelateerd aan het woord amateurkunsten, wel aan het woord amateur. Het woord
amateur heeft geen pejoratieve bijklank, de negatieve betekenis is gewoon één van de
twee betekenissen van het woord.
Een klassiek onderzoek uit de jaren 1970 naar de dichotomie tussen amateur en
professional benoemt dit punt als volgt: ‘the idea of amateur is used with an annoying
imprecision in both everyday life and sociological thought’ (Stebbins, 1977). Dat voor- en
tegenstanders zich in dit debat opwerpen is op zich dus niet vreemd. Het woord amateur
heeft ook gewoonweg twee betekenissen. Enerzijds beschrijft Van Dale de amateur als
liefhebber, ontleed aan het Latijnse amator ‘minnaar, liefhebber’. Anderzijds wordt de
term ook gebruikt om een ondeskundige, prutser of knoeier aan te duiden. Al in 1890
duidt een taalkundige studie de tweede, pejoratieve betekenis van het woord aan:
‘Men verliest den roep van vakman en deskundige, men riskeert den blaam van amateur
en dilettant.’ (F. van den Eeden, 1890).
Het is opmerkelijk dat deze dubbele betekenis ook internationaal gangbaar is. Zo heeft
het woord amateur o.m. in het Frans, Engels, Duits en Italiaans de betekenis van
liefhebber én knoeier. Ondanks de dubbele betekenis van het woord amateur en de
gevoeligheid er rond binnen de sector heeft de term toch voornamelijk een positieve
gevoelswaarde. Zowel in Vlaanderen als in Nederland peilen onderzoekers naar de
perceptie van het woord in grootschalig bevolkingsonderzoek (zie Vanherwegen et al.,
2009; Deekma, 2010). Uit deze studies blijkt dat de term zowel in Vlaanderen als in
Nederland een positieve connotatie wordt toebedeeld. Respondenten verbinden het
woord amateurkunsten met enthousiasme en creativiteit maar ook sociaal, toewijding en
originaliteit komen aan bod. De negatieve connotaties zoals minderwaardig werk, niet
serieus, vrijblijvend en saai worden slechts door een minderheid Vlamingen en
Nederlanders aangeduid.
Ook al heerst er bij sommigen wat terughoudendheid over de term amateurkunsten, de
term is ingeburgerd, ook internationaal. We vinden ‘amateur arts’ terug in
Angelsaksische landen (VS, VK, Australië) en in de meeste Europese landen. Naast de
terughoudendheid over de term, bestaat er ook veel discussie over de invulling van het
begrip. Een blik op zowel wetenschappelijke en beleidspublicaties toont al snel de
definitiechaos aan. In wetenschappelijke kringen spreekt men zelden over amateur arts
maar kiest men voor ‘active arts participation’ (Brown, Gilbride, & Novak, 2011; NovakLeonard & Brown, 2011; Peterson, 1996; Vanherwegen & Lievens, 2014). In het Verenigd
Koninkrijk spreekt men van ‘voluntary arts’ in (Dodd, Graves, & Taws, 2008); in de VS van
‘participatory art practices’ of ‘participatory engagement’ (Novak-Leonard & Brown, 2011).
De definiëring van ‘active arts participation’ in de wetenschappelijke literatuur gebeurt
vaak zeer pragmatisch. Vanherwegen en Lievens (2014) schrijven over ‘art creation
activities such as making music or painting’ (p. 437); en ook Donnat (1996) geeft in zijn
internationale publicatie voorbeelden van hoe actieve cultuurparticipatie te verstaan.
In beleidskringen wordt het begrip ‘amateur arts’ wel gebruikt maar is er geen
eensgezindheid over de definiëring van het begrip. Ondanks het gebrek aan een
eenduidige definitie zien we enkele elementen steeds weer opduiken in omschrijvingen
en definities: (1) de moeilijkheden met de negatieve betekenis van het woord amateur (zie
hierboven); (2) het afzetten ten opzichte van de professionele kunsten en (3) de
5
erkenning van het meervoudige/hybride karakter van amateurkunsten; het feit dat
amateurkunsten op een snijlijn van praktijken functioneren. Beleidsteksten lijken zich te
inspireren op het wetenschappelijk materiaal en leggen steeds meer de nadruk op de
actieve component van deelname. Het Europees netwerk Amateo bijvoorbeeld benoemt
zich als platform voor ‘active participation in cultural activities’. Ook de Nederlandse
beleidsorganisatie LKCA (Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst)
plaatst amateurkunsten binnen een breder kader van actieve cultuurparticipatie:
‘Met actieve cultuurparticipatie doelen we als LKCA op alle vormen van het actief
beoefenen en artistiek ontwikkelen van of betrokken zijn bij cultuur in de vrije tijd,
dus buiten school en werk. Het bezoeken van cultuur als publiek behoort niet tot
ons aandachtsgebied. Actieve cultuurparticipatie is dus een brede term die
buitenschoolse cultuureducatie en amateurkunst, kunstbeoefening in de vrije tijd,
omvat, maar bijvoorbeeld ook community arts en vrijwilligerswerk in de
erfgoedsector. Ons werkveld is kortweg te omschrijven als zowel alle vormen van
binnen- en buitenschoolse cultuureducatie (cultuureducatie) als het beoefenen
van of actief betrokken zijn bij cultuur in de vrije tijd (cultuurparticipatie).’
(www.lcka.nl)
Amateurkunst als een vorm van actieve cultuurparticipatie
Ondanks de definitiechaos is het vaak wel duidelijk waar amateurkunsten voor staan. Het
is alsof de geest van wat amateurkunst is, wordt begrepen, maar eens een definitie wordt
opgesteld, de tekst ons begrip van amateurkunsten beperkt. De nadruk op de actieve
component van cultuurdeelname kan ertoe bijdragen tot een gedragen omschrijving van
amateurkunst te komen.
De geest wordt begrepen, de letter beperkt. In navolging van recente ontwikkelingen in de
academische en beleidsliteratuur zijn we ons bewust van de beperkingen van een
afgelijnde definitie van amateurkunsten. We verkennen daarom het pad van een brede
en inclusieve visuele weergave van amateurkunsten waarbij we amateurkunsten als
een vorm van actieve cultuurparticipatie zien1. Uitgangspunt van onderstaande figuur
is de participatiemodus, i.e. de wijze waarop mensen deelnemen aan kunst- en
cultuuractiviteiten in de vrije tijd. In plaats van te zoeken naar dé juiste omschrijving van
wat amateurkunsten precies is (en ons daarbij altijd weer vast rijden) richten we ons op
de manier waarop we met kunst en cultuur bezig zijn. Het voordeel van deze benadering
is dat actieve cultuurparticipatie zich als volwaardige participatiemodus naast de
receptieve2 en digitale plaatst en niet struikelt over de complexe verscheidenheid,
sectoren, activiteiten, artefacten of wat amateurkunst wel of niet omvat. Actieve
cultuurparticipatie hoeft zich dan niet af te zetten t.o.v. belendende sectoren/activiteiten
zoals cultuureducatie, DKO of sociaal-artistiek werk aangezien deze zowel receptief,
digitaal of actief ingevuld kunnen worden. Uiteraard is overlap mogelijk. Zo kan iemand
online grafisch werk ontwerpen of op pc eigen muziek maken. Het veld van actieve
cultuurparticipatie refereert dus naar activiteiten waarbij de deelnemer alleen of in groep
betrokken is door te maken, te doen, te creëren of mee te denken onafhankelijk van
zijn/haar niveau van kennis en kunde.
1
Naast amateurkunst, zijn ook sociaal-culturele projecten, erfgoedinitiatieven en bv. het interactief deelnemen als
toeschouwer of toehoorder aan een voorstelling of presentatie, vormen van actieve cultuurparticipatie.
2
Ook ‘receptief’ is een term in verandering. Louter passief toekijken raakt in ongebruik. Participatieve kunst,
intereactie met het publiek, co-creatie, toegevoegde waarde winnen steeds meer terrein.
6
In de vrije tijd:
receptieve
cultuurparticipatie
digitale
cultuurparticipatie
actieve
cultuurparticipatie
(via bezoek,
uithuizig, privaat)
(consumptie)
(via (nieuwe)
media, virtueel)
(via creatie,
expressie)
(productie)
Figuur:
Participatiemodus kunst en cultuur
Het is duidelijk dat in het brede veld van actieve cultuurparticipatie ontzettend veel
verscheidenheid huist en dat amateurkunstenaars hierin een stevige positie inpalmen (cfr.
infra). Het bevolkingsonderzoek ‘Amateurkunsten in Beeld Gebracht’ peilde in 2009 naar
de verscheidenheid en de rol van actieve cultuurparticipatie en amateurkunsten in het
leven van mensen (Vanherwegen et al., 2009). Het onderzoek geeft aan dat één op drie
in de vrije tijd kunst beoefent. Dit is een onvermoed deelnemerspotentieel dat veel
opportuniteiten biedt. Een omschrijving van het amateurkunstenveld en de actoren die
erin spelen dringt zich op.
Het amateurkunstenveld ontleed
Binnen de actieve cultuurparticipatie is het amateurkunstenveld het geheel aan actoren
en de sector die op directe en indirecte wijze verbonden zijn met kunstbeoefening in de
vrije tijd.
In wat volgt duiden we de gelaagdheid van amateurkunsten door deelfacetten te ontleden
en te benoemen. Dit vanuit het geloof dat iedereen recht heeft op en toegang zou moeten
hebben op kunstbeoefening in de vrije tijd. Volgende kernbegrippen eigen aan het
amateurkunstenveld worden achtereenvolgens behandeld:
- amateurkunstenaar
- amateurkunstverenigingen, collectieven, groepen,...
- amateurkunstpraktijk
- amateurkunstensector
Het amateurkunstenveld (focus op de beoefenaar en creativiteit) wordt niet louter en
alleen gevat door de amateurkunstensector. De praktijk kent diverse settings en wordt
gevat in verschillende decreten. Deeltijds kunstonderwijs of kunsteducatieve organisaties
zijn daar voorbeelden van.
7
De amateurkunstenaar
De amateurkunstenaar is oneindig divers.
divers Van sociaal dier tot ultrakunstzinnig artiest, van
traditiegetrouw tot experimenteel-innovatief,
experimenteel innovatief, van ontluikend talent tot ambitieuze
duizendpoot, van stedelijke cultuuromnivoor tot verbindend plattelandsfiguur, van
Europeaan tot wereldburger… over alle disciplines
disciplines heen, los van leeftijd of achtergrond.
De autonomie van het individu is groot. Een amateurkunstenaar bepaalt zelf de
frequentie, context, vormingsgraad, ambitieniveau,
ambitieniv
relatie tot het publiek,..
iek,... De
amateurkunstenaar gaat de interactie aan met zijn/haar omgeving. In groepsverband
neemt de amateurkunstenaar positie in een systeem in en past deze zich (al
(a dan niet na
inspraak) aan de condities binnen de groep aan.
Een amateurkunstenaar is een individu die minimaal aan deze voorwaarden voldoet: zich
artistiek-expressieff uiten m.b.v. sociale interactie. (zie ook p. 16, p. 18)
Analytische benadering van de verscheidenheid in amateurkunstenaars
Elke amateurkunstenaar heeft z’n eigen unieke profiel, samengesteld door vele
kenmerkende componenten. Om die verscheidenheid te schetsen, maken we gebruik van
va
continua waartoe kunstbeoefenaars zich voortdurend op verhouden. Het gaat om een
analytische benadering met het oog op het duiden van de oneindige diversiteit die
amateurkunst kenmerkt.
Op basis van voeling met het veld zoomen we in op de amateurkunstenaar en worden 20
assen of componenten benoemd waarop de amateurkunstenaar zich beweegt3. Het gaat
om aspecten van de persoon,
persoon de omgeving en de artistieke oriëntatie die samen
kenmerkend zijn voor die unieke amateurkunstenaar.
- persoon
- vorming
- capaciteit
- inspiratie
- talent
- artistieke kwaliteit
- motivatie
- gehanteerde kunstvormen
- ambitie
- innovatie
- gespendeerde tijd
- uniciteit
- ervaring
- artistieke rol
- competenties
- verband
- culturele oriëntatie
- relatie tot een publiek
- omgeving
- zakelijk beheer
Een amateurkunstenaar neemt op deze schalen niet noodzakelijk een vaste positie in.
De positie an sich houdt geen waardeoordeel in en doet dus geen uitspraak over sterktes
of zwaktes. Afhankelijk van tijd en context kan
kan de kunstbeoefenaar steeds een
wisselende positie innemen en evolueren qua oriëntatie, en dus ook qua behoeften en
noden. Evenzeer kan deze positie standvastig
standvastig zijn en weinig evolueren.
3
Cfr. onderzoek en opmaak competentieprofiel begeleider kunstbeoefenaar door Tempera (Albertijn & Hoefnagels),
waarbij men bij de opmaak van een competentieprofiel voor de begeleider van kunstbeoefenaars een gelijkaardige
gelijkaar
werkwijze met een aantal assen hanteerde waarop de cultuureducator zich in de praktijk kan situeren.
8
Dergelijke analytische indeling is altijd arbitrair. Het ontrafelen van de realiteit van de
‘amateurkunstenaar’ in deelfacetten of componenten kan niet sluitend en exhaustief zijn.
Bedoeling is een kader aan te reiken waarbinnen de amateurkunstenaar gesitueerd en
gepositioneerd kan worden binnen een multidimensioneel spectrum. Doel is om de
diversiteit op vele assen/componenten bloot te leggen op niveau van het individu.
Deze analytische oefening geeft tegelijk aan dat er meer is dan het onderscheid tussen
amateur- en professionele kunstenaar De misvatting dat een amateurkunstenaar
sowieso diametraal t.o.v. de professionale kunstenaar staat wordt hiermee onderuit
gehaald. Het onderscheid amateur versus professioneel is een analytisch onderscheid,
dat in realiteit eerder als een continuüm kan worden beschouwd. Een continuüm dat een
omvangrijke grijze zone in zich draagt die amateur- en professionele kunst inherent aan
elkaar verbindt. Bovendien gaat het om een ‘toegeschreven kenmerk’. Deze toekenning
kan door anderen gebeuren, maar vaak komt de claim vanuit de beoefenaar zelf a.d.h.v.
subjectieve zelfevaluatie (zelfetikettering).
Om de diversiteit van amateurkunsten te bevatten, introduceren we een samenspel van
20 assen of componenten waarop de amateurkunstenaar zich begeeft/situeert. Een
amateurkunstenaar laat zich immers niet vanuit één hoek definiëren.
1. Persoon
Persoonskenmerken als leeftijd, geslacht, sociaal-economische positie, beroep,
geloof, ideologische overtuiging, seksuele oriëntatie,... bepalen mee of en op welke
wijze mensen aan kunstbeoefening doen in de vrije tijd (Cfr. Amateurkunsten in Beeld
Gebracht, 2009). Het gaat om in sociologische studies gehanteerde aspecten van een
persoon, die de identiteit (naast omgevingsfactoren mee) vormgeven en doorheen de
levensloop vatbaar zijn voor verandering.
2. Capaciteit
Capaciteit staat voor het fysiek en mentaal kunnen van mensen. De diversiteit van
kunstbeoefenaars komt eveneens tot uiting in hun kennen en kunnen. Motorische
capaciteit, de werking van het brein, psychologische ontwikkeling en de maturiteit of
beperking van het lichaam hebben impact op proces en resultaat. Planmatig en
methodologisch handelen i.f.v. doel is in sommige kunstpraktijken een must. Dit alles
geldt trouwens zonder meer ook voor mensen met een beperking.
3. Talent
Het gegeven ‘aangeboren talent’, natuurtalent,... is voor discussie vatbaar. Toch geeft
de praktijk te kennen dat sommige mensen sneller en vlotter resultaat halen in een
bepaalde kunstdiscipline dan andere. Talent kan aangeboren zijn, dan wel door
inoefening zichtbaar worden. Een gebrekkig of matig talent kan door oefening, door
vorming en door interactie met de omgeving groeien en evolueren.
4. Motivatie
Motivatie staat voor de wil, gedrevenheid of goesting om aan kunst te doen.
Onderzoek geeft aan dat de drijfveren om aan kunst te doen in de vrije tijd zeer veelzijdig
zijn (cfr. Begin- en beoefenmotieven van amateurkunstenaars, in: Vanherwegen et. al.,
2009, p. 96). Gaande van ontspanning over ontplooiing tot geëngageerde kunst maken,
zowel op individueel niveau als in groepsverband.
9
Bij artistiek aangestuurde amateurkunstenaars overweegt het artistieke proces en
product, dit in tegenstelling tot sociaal gemotiveerde amateurkunstenaars voor wie het
sociale aspect de overhand haalt. Beide aspecten drijven de motivatie van het individu
om aan kunstbeoefening te doen aan.
uitlaatklep
vaardigheden beheersen
vervolmaking
amusement
…
MOTIVATIE
geëngageerd
zelfrealisatie/eigenwaarde
creatief zijn
kunstzinnig uiten
interesses delen
5. Ambitie
Ambitie gaat over het streven naar kwaliteit en het beogen van een degelijk artistiek
resultaat. De ambitiegraad, en hiermee samenhangend attitudes, zoals bijvoorbeeld
leergierigheid of ondernemerschap, van amateurkunstenaars varieert. Ze hangt samen
met de levensfase (tijd/prioriteit) maar ook met door de omgeving aangeboden
uitdagingen en stimulansen. Ambitieuze amateurkunstenaars zijn vaak op zoek naar
toonkansen en zoeken de relatie op met een publiek (cfr. infra).
Aan de basis bevinden zich amateurkunstenaars die recreatief bezig zijn, verder geen
ambitie tonen en vooral creëren voor het eigen plezier. Daarnaast bevinden zich absolute
beginners, pas ontluikende talenten en meer gevorderde kunstenaars die wel streven
naar bekendheid en toonkansen4. Verder onderscheiden zich diegenen met professionele
ambities, meestal gaat dit gepaard met een hoog artistiek niveau5.
recreatief/ plezier
voor zichzelf
tonen in beperkte
kring
willen naar
buiten treden
bekendheid
verwerven
professioneel
willen worden
6. Gespendeerde tijd
De intensiteit waarmee amateurkunstenaars hun discipline beoefenen verschilt van
individu tot individu maar ook van discipline tot discipline (cfr. Besteedde tijd en
momenten van beoefening, in: Vanherwegen et. al., 2009, p. 142). Tijdsinvestering
refereert niet alleen naar (1) de frequentie, bv. het aantal keer per week, maar ook naar
(2) structuur of het tijdstip van beoefening: vast moment in de week of ad hoc/ wanneer
het past en naar (3) intensiteit en tempo: van ontspannen tot strakke focus /
geconcentreerd met een hoog ‘rendement’. Over een langere periode heen, heeft ook de
levensloopfase (bv. zorg voor een gezin, ouder worden) invloed op het engagement en de
4
Zij hebben nood aan navigatiesystemen om hen wegwijs te maken in het (amateur)kunstenlandschap, bv. voor
intensieve begeleiding.
5
Zij vragen om specifieke ondersteuning en toeleiding naar het professionele kunstenveld en ondernemerschap.
10
tijdsbesteding (bv. tijdelijk afhaken bij verbouwingen of weer inhaken wanneer kinderen
op eigen benen staan). Dit hangt ook samen met (het beleid rond) levenslang leren.
frequentie
sporadisch
constant
tijdstip
flexibel
vast moment
intensiteit
geen druk
resultaatsgericht
7. Ervaring
De opgebouwde ervaring door eerder aan kunstbeoefening gespendeerde tijd, met
een zekere kwalificatie, routine en opbouw van competenties als gevolg maakt het
verschil tussen beginner en gevorderde. Iemand die als kind een muziekinstrument
speelde en daarin een bepaald niveau bereikte, kan op latere leeftijd terugvallen op de
opgedane ervaring. Men ‘verleert’ niet snel wat men ooit beheerste. De beginner ontdekt,
zoekt en leert. De gevorderde kunstbeoefenaar kan terugvallen op een rijke ervaring en
heeft zowel de technische als artistieke aspecten van de kunstdiscipline ‘in de vingers’.
ervaring
beginner
ervaren/gevorderd
8. Competenties
Amateurkunstenaars beschikken over en streven naar kennis, vaardigheden en
attitudes, samen competenties genoemd6. Deze variëren sterk. Technisch, inhoudelijk,
maar ook op breed maatschappelijk vlak. Naast algemene basiskennis (bv. kennis van
kunst- en organisatievormen, materialen, presentatievormen en werkproces) zijn vaak
ook specifieke kennis en competenties vereist (bv. notenleer, (beeld)taalgebruik,
motorische vaardigheden, sociale omgang,…). Onderwerpkeuze, reflectie en een
kritische houding t.a.v. onderwerp, werk en maatschappelijke ontwikkelingen, leiding
nemen, samenwerking,... bepalen mee de mate van deskundigheid van een
amateurkunstenaar. Daarnaast kan de competentieset verworven door kunstbeoefening
waardevol zijn in andere contexten, niet in het minst in het professionele leven.
kennis
noties
basiskennis
verdieping
vaardigheden
zoekend
behendig
onderlegd
6
Een competentie is de bekwaamheid om kennis, vaardigheden en attitudes in het handelen geïntegreerd aan te
wenden voor maatschappelijke activiteiten (decreet betreffende de kwalificatiestructuur, 2009).
11
attitude
minimaal
referentiekader
zelfvertrouwen
zich verrijken
9. Culturele oriëntatie
De hedendaagse samenleving wordt gekenmerkt door superdiversiteit. De kunstenaar
opereert vanuit en komt in aanraking en interactie met een veelheid aan culturele
achtergronden, tradities en gebruiken. Via socialisatie en culturele overlevering
worden waarden, normen en culturele inhouden overgedragen. Opvoeding (zowel
opvoedingsprocessen thuis als opvoeding in formele contexten zoals de school) speelt
een belangrijke rol in de overdracht van cultuur. Culturele referentiekaders zijn steeds
relatief. Interculturaliteit vraagt een dialoog rond waardenkaders.
Kunst in de vrijetijd is eigen aan mens en samenleving en is ingebed in alle culturen. De
plaats, rol en vorm van kunstbeoefening verschilt sterk tussen culturen en is een boeiend
uitgangspunt voor artistieke dialoog en een interculturele methodiek.
We leven in een veranderende samenleving. (Migratie)achtergronden geven mee kleur
aan de inhoud en invulling van kunstbeoefening. Ze beïnvloeden wat mensen doen en
hoe ze iets doen. Ook het begrijpen van niet-Westerse culturen en omgaan met
verschillen in etnisch-cultureel divers handelen beïnvloeden amateurkunsten en verrijken
de praktijk.
wat je kent
omgeving
opvoeding
vernieuwen
verbinden
mondiale
blik
10. Setting
Amateurkunstenaars zijn bezig met kunst in de vrije tijd in verschillende omgevingen. Een
muzikant repeteert thuis of in een repetitieruimte, een fotograaf werkt in een studio of
begeeft zich in de openbare ruimte om beelden te maken, theater en dans vinden plaats
op talloze podia, gaande van een marktplein, een living, een jeugdhuis tot een cultureel
centrum of kunstenhuis. Met omgeving doelen we op de diverse locaties waar
kunstbeoefening in de vrije tijd plaatsvindt, tegelijk gerelateerd aan de sfeer of context
van kunstbeoefening: thuissfeer, verenigingsleven, private (commerciële) sfeer,
publieke ruimte, culturele organisatie, educatieve aanbieder, onderwijsinstelling,...
Tevens zoeken vele amateurkunstenaars een internationale context op in het kader van
hun kunstzinnige vrijetijdsbesteding. Optreden, exposeren of samenwerken met artiesten
in het buitenland kan erg inspirerend zijn en kruisbestuiving genereren.
11. Vorming
Het doorlopen van een educatief traject door middel van vorming en opleiding in een
(in)formele leercontext is een sleutel tot het verwerven van artistieke vaardigheden en
competenties. Op de private en publieke markt bieden zich tal van opleidingsverstrekkers
aan die aan kunstbeoefenaars de kans bieden om zich te kwalificeren en te verdiepen in
kunstbeoefening.
Het beheersen van creatieve skills vraagt veel geduld, oefening en toewijding.
12
Zich verder bekwamen via vorming en opleiding kan vele vormen aannemen. Van formeel
onderwijs (bv. deeltijds kunstonderwijs) tot niet-formele contexten (in verenigingen,
ateliers, …). Van zelfstudie (al dan niet digitaal / al dan niet met feedback) tot een
leerling-meester model met kennisoverdracht (train-the-trainer, stage, peer-to-peer
education,...). Van korte onderdompelingen met instant resultaat (initiaties, workshops,…)
tot langlopende trajecten met het oog op verdieping of experiment (gaande van coaching,
kwalitatieve masterclasses tot projecten met geschoolde docenten of ervaren
cultuureducatoren).
Tot dit scala behoren:
autodidact / niet
geschoold
initiatie
opleiding
gecertifieerd
12. Inspiratie
Dat elk individu (onbewust) beïnvloed wordt door culturele oriëntaties uit de omgeving is
een gegeven (cfr. 9). Ook gaan kunstbeoefenaars vaak actief op zoek naar inspiratie,
naar voeding, ‘mindfood’,... De geschiedenis, de actualiteit, maar ook technische
evoluties inspireren. Artistieke creatie boogt op actie en reactie met de wereld, op
verderwerken op en interageren met het werk van andere kunstenaars, vaak uit
andere tijden. Grote voorbeelden of inspirerende elementen kunnen een aanzet zijn tot
nieuw werk. Kunstenaars voeden hun cultureel referentiekader in functie van het
concipiëren, creëren en presenteren van hun werk.
13. Artistieke kwaliteit
Amateurkunstenaars streven naar artistieke kwaliteit. Kunst kent een objectieve
artistieke kwaliteit (meetbaar of onmeetbaar) in die zin dat het ene werk sterker is dan
het andere, dat deskundigen hierover (al dan niet in interactie met de kunstenaar) tot een
inschaling of beoordeling komen, die door anderen wordt aanvaard. De kwaliteit van het
werk wordt vaak afgemeten in het kader van wedstrijden of tornooien, waar een jury van
experts tot een kwaliteitsoordeel komt.
De subjectieve artistieke kwaliteit van kunst ligt in het gegeven dat eenzelfde werk door
de ene niet gesmaakt wordt en door de andere wel. Kunst bekijken is een persoonlijke
ervaring. Kunst kan een esthetische, emotionele, conceptuele, narratieve,... waarde
hebben. Zowel maker als ontvanger kennen betekenissen toe aan het werk.
Elke toeschouwer ervaart en interpreteert dingen op een eigen, unieke manier met als
gevolg dat het oordeel m.b.t. kwaliteit sterk kan verschillen.
14. Kunstvormen
Van vakvirtuoos tot multidisciplinaire duizendpoot. Een kunstbeoefenaar kan zeer diverse
media en kunstdisciplines hanteren in het proces van artistieke creatie.
Een kunstbeoefenaar kan zich bekwamen in één discipline of kunstvorm dan wel thuis
zijn in meerdere genres en die ook cross-disciplinair aan elkaar linken.
Technologische en digitale ontwikkelingen komen hier om de hoek kijken. Technologische
vernieuwingen volgen elkaar in sneltempo op. Kunstenaars kunnen analoog handelen of
13
inspelen op digitale trends, of kiezen voor een interactie tussen beide. Nieuwe genres of
disciplines ontstaan door experiment en dialoog.
Amateurkunst beslaat alle kunstvormen, zoals muziek, zang, theater, dans, beeldende
kunst, fotografie, film, schrijven,... en alle kruisverbanden tussen deze kunstvormen.
Conceptuele kunst zoekt vaak de grenzen op van wat kunst is en wat niet, en kan zo ver
gaan te beweren dat in wezen alles kunst is. Niettemin kan hier gesteld worden dat
kunstnijverheid, ambachten en zaken als textiel, gastronomie, bloemschikken,... eerder
tot (creatieve) hobby’s behoren en niet tot de (amateur)kunst. Het is echter aan de
kunstenaar om hierin grenzen op te zoeken en te verleggen of om de interactie aan te
gaan met andere genres.
digitale en (multi)mediale tools
(sub)discipline
crossdisciplinair
cumulatief
multidisciplinair
15. Innovatie
Amateurkunstenaars zoeken vernieuwing op. Creatie leidt vaak tot een uniek, nieuw
product. Veel amateurkunstenaars wagen zich aan het experiment. Nieuwe uitdagingen
vragen eigentijdse, innovatieve kunstpraktijken. Kunstbeoefenaars passen zich dan ook in
min of meerdere mate aan, aan de tijdsgeest, nieuwe technologieën, maatschappelijke
tendensen of veranderende contexten. Innovatie wordt gestimuleerd van buitenaf, maar
kan ook een intrinsieke drijfveer zijn om te creëren.
Het maakt in veel gevallen deel uit van het artistiek proces om te ontdekken, te
experimenteren en te vernieuwen.
stimulansen
bestaande kaders
trial & error
experiment/uitdaging
van…
16. Uniciteit
Uniciteit doelt op het veel gemaakte onderscheid tussen makers en uitvoerders.
In bepaalde kunstvormen spreekt men van makers om artistieke creatie en compositie
aan te duiden en van uitvoerders om artistieke reproductie aan te duiden.
Iemand die een origineel (kunst)werk creëert, houdt het eigendomsrecht over de artistieke
creatie. Het unieke werk is het resultaat van een ‘intellectuele inspanning’. De maker is
een ‘scheppend kunstenaar’. Creëren is een intensief proces, denk maar aan
muziekstukken componeren, een audiovisuele installatie maken, song-, toneel of literaire
teksten schrijven, een foto maken of beeldhouwwerk scheppen …
Daarnaast heb je uitvoerende artistieke activiteiten waarbij de reproductie van bestaande
of voordien gecreëerde voorwerpen centraal staat. Ook hier is een zekere mate van
zelfexpressie en eigen accenten mogelijk.
14
17. Artistieke rol
Mensen zijn op uiteenlopende manieren betrokken in een artistiek proces.
In bepaalde kunstvormen worden deze rollen formeel benoemd, wat structuur geeft aan
het proces van artistieke creatie, namelijk dat elk individu vanuit een bepaalde rol en
positie bijdraagt aan het artistiek of productioneel geheel.
Rollen zijn dan bijvoorbeeld: regisseur, acteur, dramaturg, choreograaf, dirigent, solist,..
Ook in de lichte muziek zijn rollen te onderscheiden als zanger, drummer, producer,...
Vaak worden mensen in de zijlijn van het artistiek traject betrokken, zoals een klankbord,
mentor of muze; of bij specifieke procédés ingeschakeld (bv. bronsgieten, montage,...).
Kunstbeoefenaars leren vaak van andere beoefenaars doorheen een artistiek traject,
soms in een meester-leerling verhouding. Soms worden zelfs toeschouwers in een
bepaalde rol geplaatst en mee betrokken in de artistieke creatie. Het benoemen van de
rollen in het artistiek proces is van belang voor een vlot productioneel verloop in artistieke
creatie en voor het toekennen van credits voor artistieke prestaties binnen een breder
artistiek geheel.
18. Verband
Vele duizenden amateurkunstenaars beoefenen hun kunst in de vrije tijd alleen; nog meer
amateurkunstenaars beoefenen in groep met gelijkgezinden hun kunstzinnige activiteiten.
Samen vormen ze de heterogene groep van amateurkunstenaars.
Een organisatieverband is een groep of vereniging waarin mensen samen met
anderen artistiek actief zijn. Het kan gaan om een vereniging met een lange traditie en
vaste structuur, in vzw-verband of net niet. Evenzeer kan het gaan om een losse
projectmatige samenwerking, disciplinegebonden of op basis van een gemeenschappelijk
thema of doel. Individuen zijn steeds vaker actief in meerdere groepen tegelijk.
Ontmoeting met gelijkgestemden maar ook praktische overwegingen (materiaal,
atelierruimte,...) zorgen voor een hang naar collectiviteit, ook bij meer individueel gerichte
kunstdisciplines.
Kunstbeoefening vertrekt vanuit het initiatief van de beoefenaars zelf. De
vereniging/groep en bredere organisatiestructuur waarin men is ingebed (bv.
ondersteuning vanuit een landelijke amateurkunstenorganisatie) hebben invloed op de
ontwikkeling van de kunstbeoefening.
individueel
feitelijk
collectief
vast verband
vzw
19. Sociale interactie en relatie tot een publiek
Kunstenaars zoeken vaak een publiek op. Om te delen of te ontroeren, voor de
erkenning, op zoek naar feedback, om te confronteren, om anderen te raken met hun
kunst of omdat ze zich er goed bij voelen. Een publiek kan vele vormen aannemen,
gaande van individuele feedback, leercontext/ medecursisten, een fysiek podium, sociale
media en online vertoningsplatform (webgalerij), wedstrijddeelname,... Soms gebeurt het
exposeren aan een publiek unilateraal (of zelfs in afwezigheid van de kunstenaar), vaker
is er sprake van een live performance die steunt op interactie met het publiek.
Kunstenaars zetten vaak in op het werven van publiek/ fans (cfr. zakelijk beheer).
15
Bestaat de kunstenaar louter bij gratie van z’n publiek? Ook hier is de waaier aan
mogelijkheden uiteenlopend en divers. Van verborgen voor de buitenwereld
(binnenskamers) over gepresenteerd in intieme kring tot zichtbaar voor het grote publiek;
van lokaal tot wereldwijd. De aanwezigheid van het internet en sociale media spelen
hierin onmiskenbaar een rol.
voor zichzelf
vrienden &
kennissenkring
beperkte
actieradius
grote publiek &
sociale media
20. Zakelijk beheer
Creatieve activiteit vergt heel wat investeringen op het vlak van tijd en inzet maar ook
financiële middelen, materiaal en ruimte om te creëren en/of te presenteren. Dit
vergt inzicht en een systematische aanpak. Zaken als marketing, publiekswerving,
financieel beheer, productie,… horen vaak onlosmakelijk bij het artistiek proces en zijn
zowel voor individuele kunstenaars als voor amateurkunstengroepen en –verenigingen
relevant. Ondernemerszin is vaak een must. Bijvoorbeeld het genereren van eigen
inkomsten (sponsoring, verkoop, merchandising, …) of het aanspreken van
subsidiekanalen (bv. voor deelname aan internationale wedstrijden of evenementen). Tot
het beheersen van zakelijke randvoorwaarden behoren ook organisatorisch-technische
vaardigheden, net als zakelijke en juridische aspecten (zoals auteursrecht en naburige
rechten, boekhouding, kunstenaarsstatuut, vergoedingen, verzekeringen, contracten,...).
Vooral artistiek aangestuurde amateurkunstenaars die hun interne werking en producten
stevig willen uitbouwen, hebben baat bij coaching en/of vorming op dit vlak.
Verscheidenheid maakt de amateurkunstenaar
Zoals gezegd situeert elke amateurkunstenaar zich voortdurend ten opzichte van deze en
nog meer analytisch geconceptualiseerde assen.
Om tot een vereenvoudiging te komen kunnen we stellen dat al deze analytische
componenten te vatten zijn in drie gebieden die de amateurkunstenaar vormen:
persoon, omgeving en artistieke oriëntatie.
Persoon staat voor persoonskenmerken, cognitieve eigenschappen, identiteit ; deze zijn
bepalend voor het beoefenen van kunst in de vrije tijd. Met omgeving vatten we de
context, sfeer en het systeem waarin de kunstbeoefenaar opereert. Artistieke oriëntatie
gaat over hoe een kunstbeoefenaar zich verhoudt tot kunst en cultuur, tot zijn
discipline(s), en over wat hij/zij wil bereiken met kunst in de vrije tijd. Zo zijn de assen
talent, competenties, capaciteit, motivatie en ambitie sterk aan de persoon verbonden.
Maar tegelijk ontstaat motivatie vanuit interactie tussen persoon en omgeving, en wordt
ambitie gevoed vanuit de link tussen persoon en artistieke oriëntatie. De assen vorming,
cultureel kader en verband zijn elementen die spelen in de omgeving van de kunstenaar.
Maar deze zijn tegelijk verbonden met de artistieke oriëntaties van de kunstbeoefenaar.
Bovenstaande analytische benadering kan voor overheden, organisaties of flankerend
beleid richtinggevend zijn voor het bepalen in welk segment van amateurkunstenaars
men wil investeren en hoe men het aanwezige talent optimaal kan aanspreken en
ontwikkelen. Door het afbakenen van doelgroepen kan de oefening gemaakt worden
welke ondersteuningsmechanismen nodig zijn voor welk segment amateurkunstenaars.
Denk aan faciliteren, bevorderen van netwerken en contacten, agendasetting,
16
informatieoverdracht, financiële en logistieke steun, inspiratie, vorming, artistieke
feedback, (juridisch) advies, belangenbehartiging,...
Onderzoek naar de amateurkunstenaar
Het beleid en de sector amateurkunsten investeren in wetenschappelijk onderzoek om
vinger
inger aan de pols te houden wat betreft actieve cultuurparticipatie en om een beter zicht
te krijgen op de eigenschappen, drijfveren en behoeften van amateurkunstenaars. Via de
Cultuurparticipatiesurvey (2004, 2008, 2014) worden
worden diverse indicatoren m.b.t. actieve
cultuurparticipatie opgevolgd. Per kunstvorm zijn cijfers rond beoefening voorhanden.
Nauwgezet wetenschappelijk onderzoek rond actuele en relevante vragen maakt
evidence based beleid mogelijk en kan sturend zijn voor de strategische planning van de
sector amateurkunsten. Belangrijk is dan ook om verder in te zetten op
gegevensverzameling en wetenschappelijk onderzoek, ter onderbouwing van een actuele
praktijk en aanbodontwikkeling op maat van de behoeften van amateurkunstenaars
amateurk
vandaag.
Wat weten we over de amateurkunstenaar? Enkele vaststellingen uit het
wetenschappelijk onderzoek ‘Amateurkunsten in Beeld Gebracht’ 2009:
2009
Amateurkunstenaars
mateurkunstenaars zijn opvallend jong (71% van de 1414 tot 17-jarigen
jarigen beoefent kunst),
maar tegelijk te vinden in alle leeftijdsgroepen; ze zetten zich vaak in als vrijwilliger en
hebben een groot sociaal vangnet; amateurkunstenaars zijn minder individualistisch
individualis
en
meer solidair dan de doorsnee
oorsnee bevolking. Gemiddeld besteedt een amateurkunstenaar
7,6 uur perr week aan de uitoefening van zijn/haar
zij
creatieve hobby, bijna een volledige
werkdag dus. Het beheersen van creatieve skills vraagt dan ook veel geduld, oefening
oe
en
toewijding. Een kwart is artistiek opgeleid, grotendeels binnen het deeltijds kunstonderwijs
(25%) maar even zeer buiten het onderwijscircuit (20%). Opvallend is ook, dat bijna 40%
twee of meer kunstdisciplines beoefent en een grote meerderheid met
met zijn artistieke
prestaties voor een groot publiek naar buiten komt. Naast sympathie voor de makers is
artistieke belangstelling voor het getoonde werk een grote bezoekmotivatie. De meeste
beoefenaars komen
men met hun discipline in contact
conta via optredens, toonmoment
onmoment en/of
en/
evenementen. Verder is amateurkunst sterk ingebed in de gezinscontext. Ontspanning is
de voornaamste reden voor kunstbeoefening, op de
voet gevolgd door zelfontwikkeling, de uitdaging om bij te leren en samenzijn met
gelijkgezinden.
Vast staat dat elke amateurkunstenaar uniek is, en dat ze onderling heel erg van elkaar
kunnen verschillen. Wat verbindt al deze kunstbeoefenaars tot dat ene containerbegrip
‘amateurkunstenaar’? Daartoe focussen we in wat volgt op de amateurkunstpraktijk.
Amateurkunstpraktijk
De amateurkunstpraktijk bestaat uit het geheel aan handelingen en activiteiten in het
kader van kunstbeoefening in de vrije tijd.
Amateurkunstpraktijken: handelingen, activiteiten of reeksen van activiteiten die
vertrekken vanuit een kunstzinnig-artistiek
artistiek opzet en die zich situeren in de individuele
of collectieve vrijetijdsbesteding van de kunstbeoefenaar. Meestal dragen ze een
sociaal aspect in zich; de interactie tussen kunstenaars onderling, tussen
kunstenaar(s) en leermeester of tussen kunstenaar(s) en publiek kan zowel fysieke
als digitale vormen aannemen.
17
Amateurkunstpraktijk is dus datgene wat amateurkunstenaars doen. Het is een zeer
dynamisch gegeven,, het vat de beweging in het amateurkunstenveld. De handelingen
die amateurkunstenaars
unstenaars stellen terwijl ze zich voortbewegen in uiteenlopende contexten,
zijn gelinkt aan de analytische assen zoals hierboven omschreven. Wat doen
amateurkunstenaars? Ze creëren, tonen, reflecteren (maatschappijkritisch),
interageren, zoeken dialoog op,
op, ontmoeten, inspireren, leren, bouwen kennis op,
ontwikkelen hun vaardigheden, identiteit,...
De context geeft mee vorm aan het handelen. Een relevant onderscheid ingegeven door
de beleidsstructuur is dat tussen de informele en formele context. Amateurkunst
Amateurkun gedijt in
een informele context zoals in de thuissfeer, repetitieruimte, open atelier, kring of
vereniging,... In een formele context,
context, zoals een onderwijsinstelling, wordt de praktijk
gevoed vanuit een educatieve aanpak. Het deeltijds kunstonderwijs
k
is bij uitstek de
aanbieder van formele educatie in uiteenlopende kunstvormen. Een belangrijke
wisselwerking tussen de formele en alternatieve leercontexten is hier belangrijk en een
grote meerwaarde in het proces dat de kunstbeoefenaar bewandelt.
Eigen aan de praktijk van amateurkunst zijn een aantal eigenschappen die in meerdere
of minder mate worden nagestreefd.
nagestreefd. De amateurkunstenaars die door de sector worden
ondersteund voldoen minimaal aan deze vereisten:
- de intentie hebben om zich te verdiepen in een kunstvorm
k
- streven naar artistieke expressie
- gedreven zijn
- doelgericht ageren
- zelfsturend handelen
- sociale interactie (incl. maatschappelijke reflectie)
- aandacht hebben voor het proces
Amateurkunstpraktijk wordt hiermee afgezet tegenover het beoefenen van hobby’s die in
se niet artistiek georiënteerd zijn en tegenover het vrijblijvende of niet-intentionele.
intentionele.
Iedereen maakt foto’s met de smartphone, maar niet iedereen is daardoor
daardoor fotograaf.
Wat de praktijk wél vervat is niettemin zeer breed. Het amateurkunstenveld toont een
bijzonder gevarieerde en dynamische praktijk waar de sector amateurkunsten met een
gedifferentieerd aanbod op inwerkt.
De sector amateurkunsten
De sector amateurkunsten bestaat uit het geheel van actoren door de Vlaamse overheid
gesubsidieerd met het doel ondersteunend te werken ten opzichte van
n kunstbeoefening
kunst
in
de vrije tijd. De sector amateurkunsten heeft een met aanverwante beleidsdomeinen
gedeelde opdracht,
racht, namelijk om in interactie te gaan en in te werken op de veelzijdige
amateurkunstpraktijk, en om het amateurkunstenveld te valoriseren, verrijken en
verbinden (cfr.infra).
Positie amateurkunsten binnen het sociaal-cultureel werk
In het huidig beleid zijn amateurkunsten een specifiek domein
domein binnen het sociaal-cultureel
sociaal
werk waarbij de nadruk ligt op actieve, productieve en creatieve kunstparticipatie.
kunstparticipatie Het
sociaal-culturele
culturele bestaat erin mensen in die mate te begeleiden dat ze zich beter voelen
in de maatschappij
aatschappij (Dillemans & Schramme, 2005).
18
In Vlaanderen worden amateurkunsten binnen het sociaal-cultureel werk gepositioneerd
en niet bij de kunsten7. Hierdoor wordt de belangrijke maatschappelijke component van
de sector meegenomen. Ondermeer het verenigingsleven, maar ook zinvolle
vrijetijdsbesteding, empowerment en maatschappelijke betrokkenheid. Naast het
artistieke en de kracht van de kunstbeoefening op zich speelt de sociale dimensie een
cruciale rol. Initiatieven herleiden tot de ene of de andere functie geeft een fout beeld. Net
de integratie van de componenten artistiek, sociaal en het ‘houden van’, zijn kenmerkend
voor de amateurkunsten.
De verschillende functies van het sociaal-cultureel werk komen op een integrale manier
aan bod binnen de amateurkunstensector. (1) De culturele functie zit ingebed in de
artistieke creatie en expressie en de betekenisgeving d.m.v. amateurkunsten. (2) Het
educatieve aspect zit vervat in de wil en de kansen om bij te leren, het ontwikkelen van
talenten en vaardigheden. (3) De maatschappelijk activerende functie is niet altijd in
dezelfde mate aanwezig, toch wordt ook binnen de amateurkunsten kunst vaak ingezet
om maatschappelijke thema’s aan te grijpen en expressie te geven aan een kritische
opinie. (4) De gemeenschapsvormende functie vertaalt zich in het feit dat de liefde voor
kunst amateurkunstenaars bindt en samenbrengt waardoor het sociaal weefsel wordt
versterkt.
Rollen van de sector amateurkunsten
Eigen aan amateurkunst is dat het ‘vanzelf’ bestaat. Ook zonder kader of steun van
overheidswege zullen mensen altijd bezig zijn met kunst. Amateurkunstpraktijk
onderscheidt zich van de brede sociaal-culturele praktijk in het gegeven dat het ‘als
vanzelf’ gebeurt en dat de beleving centraal staat. Het gaat niet om het top down
introduceren van sociaal-culturele methodiek met vaste componenten of functies. In
essentie gaat het om een wisselwerking en het versterken van autonome actoren in het
brede veld van de amateurkunsten.
Kunst in de vrije tijd bestaat in elk geval. Mensen creëren. En dit gegeven genereert
winsten voor de samenleving.
Persoonlijke winst (zelfontwikkeling, zelfwaarde, identiteit, cognitieve vaardigheden,...)
Culturele winst (creatieve productie, innovatie, participatie, reflectie, dialoog,
maatschappijkritiek, esthetiek,...)
Sociale winst (ontmoeting, gemeenschapsvorming, integratie, ontspanning,...)
Educatieve winst (kennis, vaardigheden en competenties,...)
De sector amateurkunsten kan deze winsten vergroten en zichtbaar maken. De sector
werkt (doorgaans) niet rechtstreeks op het genereren van die winsten, maar zet op
indirecte wijze in op een sterker veld, het zichtbaar maken en valoriseren van
kunstbeoefening in de vrije tijd. Het gaat om cultiveren: inwerken op het
amateurkunstenveld met het oog op een rijke, toegankelijke, diverse, levendige
amateurkunstpraktijk. De sector heeft de opdracht de amateurkunstenaar, -groepen en verenigingen te ondersteunen, de amateurkunstenpraktijk te valoriseren en het
amateurkunstenveld te verrijken.
We onderscheiden volgende rollen van de sector amateurkunsten:
Valoriseren
7
Anne Bamfort beschrijft de finaliteit van de amateurkunstensector in haar rapport als: ‘de gelegenheid geven om
zich creatief uit te drukken, creatieve mensen samen brengen, talent ontwikkelen en een bindend element vormen in
de gemeenschap’. Dit als niet-elitaire visie op kunst.
19
- de waarde van kunstbeoefening in de vrije tijd aanwijzen
- expertiseopbouw en -ontwikkeling m.b.t. amateurkunsten
- behartigen en bepleiten
- zichtbaar maken
- media aandacht genereren
Versterken
- kansen creëren
- verrijken
- praktijkondersteuning
- praktijkontwikkeling
- inspireren, stimuleren
- faciliteren
- vernieuwing initiëren en bevorderen
- kwaliteit bevorderen
- toegang tot artistieke praktijk bewerkstelligen
- doelgroepenwerking, inclusie
- educatie
Verbinden
- van individu tot groep / verenigen
- crossdisciplinair / interdisciplinair
- intersectoraal / verbinden met verwante domeinen: onderwijs (DKO), kunst- en
cultuureducatie, kunsten,...
- lokaal / bovenlokaal / interregionaal / landelijk
- internationaal
De noodzaak van een faciliterend kader
Even terugkomen op het gegeven dat amateurkunst ‘als vanzelf’ bestaat, ook zonder
steun van overheidswege. Stricto sensu is dat zo. De mens zal altijd kunst beoefenen. De
meerwaarde van een ondersteunend en stimulerend amateurkunstenbeleid ligt net in het
verrijken van het veld, het genereren van kansen, het realiseren van een multiplicatoreffect, het versterken van kwaliteit,... Zonder subsidiërend kader wordt elke kunstenaar,
elke groep een soort ‘eiland’ op zichzelf. Een faciliterende bovenbouw verbindt mensen,
praktijken, sectoren, niveaus,... De sector amateurkunsten brengt kunstenaars en
groepen samen, zorgt voor wisselwerking en een lerende context, voor kwaliteitsbevordering en praktijkuitwisseling. Dergelijk kader biedt kansen aan lokale
amateurkunstenaars en –groepen om uit te breken en zich tot andere en nieuwe
referentiekaders te verhouden. Het creëert cross- en interdisciplinaire verbanden. Ook
internationale netwerking, uitwisseling en samenwerking verbreden de horizonten en
voeden de kunstpraktijk. Een ondersteunende sector geeft mee voeding en zuurstof aan
het veld, zorgt voor dynamiek en mobiliteit. Zonder ondersteunend kader krijgen we een
sterk verarmd, op zichzelf terugvallend, vrij statisch en gesloten veld van kunstbeoefening
in de vrije tijd.
20
Opbouw van de sector amateurkunsten
Amateurkunsten is ingebed in een (inter)nationale structuur. Wetmatig behoort
amateurkunsten tot cultuur en is het bijgevolg Vlaamse beleidsmaterie. Uiteraard zijn er
ook andere bestuursniveaus die inspelen op het belang van amateurkunsten (Europees,
federaal, regionaal, lokaal, …)
De Vlaamse overheid hecht belang aan het verder inzetten op een sterk
amateurkunstennetwerk (Vlaams Regeerakkoord 2014 – 2019).
Sinds 2000 (decreet op de amateurkunsten van 22 december 2000; cfr. infra) ondersteunt
de Vlaamse overheid de amateurkunsten vanuit negen erkende
amateurkunstenorganisaties. Samen met het Forum voor Amateurkunsten als
overlegplatform vormen de negen organisaties de centrale actoren in de sector
amateurkunsten. De huidige structuur is het gevolg van een fusieoperatie rond de
eeuwwisseling, waarin verzuilde organisaties per kunstdiscipline werden samengebracht.
Het Forum voor Amateurkunsten en de negen amateurkunstenorganisaties werken aan
de expressieve en kunstzinnige ontwikkeling van mens en maatschappij. Creativiteit
stimuleren en ondersteunen is onze missie.
Elke organisatie ondersteunt een bepaalde (samenhang aan) kunstvorm(en) en
ontwikkelt deskundig maatwerk voor noden en behoeften binnen hun discipline en
achterban.
De organisaties stimuleren, informeren, adviseren, ondersteunen en begeleiden
amateurkunstenaars over heel Vlaanderen en Brussel. Op deze manier streven ze naar
vernieuwing, verjonging en verbreding. Het gaat om Centrum voor Beeldexpressie (foto,
film & multimedia), Creatief Schrijven (letteren), Danspunt (dans), Koor&Stem (vocale
muziek), KUNSTWERKT (beeldende kunst), Muziekmozaïek (folk & jazz), OPENDOEK
(theater), Poppunt (rock, pop & dj’s) en Vlamo (instrumentale muziek).
Amateurkunst vormt de core business, of om naar de definitie van het decreet
amateurkunsten te verwijzen:
‘Elke kunstvorm die in het kader van het sociaal-culturele gebeuren aan
iedere burger de kans biedt om zich via kunstbeoefening en -beleving te
ontplooien en zijn potentiële creatieve vermogens te ontwikkelen op vrijwillige
basis en zonder beroepsmatige doeleinden’.
Voor het beleid en in de brede culturele sector positioneert de amateurkunstensector zich
als een deel van de cultuursector dat een gedeelde opdracht houdt rond de uitbouw en
ondersteuning van actieve cultuurparticipatie.
Potentieel & bereik
Vandaag staan 10.000 groepen en een veelvoud aan individuen in contact met één of
meerdere van de erkende amateurkunstenorganisaties.
Onderzoek van KULeuven en UGent geeft aan dat 1 op 3 Vlamingen in de vrije tijd
kunsten beoefent. Daarbij zijn opvallend veel jongeren betrokken. Dit onvermoede
potentieel aan nieuwe kunstbeoefenaars (2 miljoen Vlamingen en Brusselaars) biedt de
sector heel wat kansen en uitdagingen.
21
De sector amateurkunsten wil er zijn voor elke kunstbeoefenaar en ontwikkelt daartoe
een gediversifieerd aanbod om maat van diverse doelgroepen. De ‘achterban’ varieert
sterk naar discipline. Zo werken sommige organisaties met vormen van lidmaatschap,
andere profileren zich als dienstenorganisatie, waar amateurkunstenaars op
laagdrempelige wijze toegang krijgen tot informatie, ondersteuning, educatie, kansen,...
Sommige acties zijn gericht op beginners, andere doen appel op de gevorderde of semiprofessionele kunstbeoefenaar.
Als het aantal kunstbeoefenaars de komende jaren toeneemt, o.a. vanwege het feit dat
amateurkunsten populair zijn bij jonge generaties en de doorgedreven beleidsaandacht
voor cultuurparticipatie en -educatie, zowel binnen onderwijs, gezin als vrije tijd, dan raakt
creativiteit meer en meer verweven in het dagelijks leven. De kans bestaat dat
kunstbeoefenaars, en in het bijzonder jongeren, zich niet naadloos aansluiten bij de
bestaande amateurkunstenverenigingen. Dit blijkt soms het geval te zijn in de stedelijke
context. Nieuwe generaties geloven immers in zelfmaakbaarheid, geven een eigenzinnige
invulling van aan kunstbeoefening en hechten belang aan autonomie. Het is nodig om
kunstbeoefening en cultuur in het algemeen de nodige impulsen te blijven geven. Kunsten cultuureducatie van jongs af aan is van cruciaal belang voor verdere
cultuurparticipatie. En de sector dient verder te investeren in hedendaagse
antwoorden en een aanbod op maat van veranderende behoeften.
Omgeving
Het amateurkunstenveld is in voortdurende interactie met de omgeving. De
amateurkunstenaar begeeft zich in diverse contexten, creëert en exposeert in relatie tot
een publiek, en interageert voortdurend met de omgeving om vorm te geven aan culturele
oriëntaties (cfr. supra). Ook groepen en amateurkunstverenigingen beïnvloeden en
worden beïnvloed door hun omgeving, het lokaal beleid, en trends in de samenleving.
Voor de sector amateurkunsten krijgt de relatie tot de omgeving grotendeels invulling door
het zich verhouden op aanverwante sectoren.
Verwante sectoren als jeugd, onderwijs, kunst- en cultuureducatie, professionele kunsten,
erfgoed, circus, sociaal-cultureel volwassenenwerk, welzijn,... zijn van groot belang voor
het realiseren van onze opdrachten als sector. Op veel terreinen zijn deze sectoren
natuurlijke partners in een gedeelde opdracht. Prioritaire verwante beleidsdomeinen zijn
onderwijs, meerbepaald het deeltijds kunstonderwijs en het brede terrein van kunsten cultuureducatie. Met de professionele kunsten houden we er een natuurlijke relatie
op na, gezien de omvangrijke grijze zone en talloze verbindingen in het veld.
Op verschillende terreinen spelen zich relevante beleidsontwikkelingen af. De
hervorming van de provincies die persoonsgebonden materies zien overvloeien naar
Vlaanderen zal voor de sector amateurkunsten gevolgen hebben. Deze hervorming biedt
tegelijk kansen voor innovatie en het uitzetten van een kwalitatief regionaal
amateurkunstenbeleid. De groeiende lokale autonomie geeft steden en gemeenten de
kans een eigen invulling te geven aan hun cultuurbeleid. Amateurkunsten kennen een
sterke traditie in het lokale gebeuren. Niettemin is beleidsontwikkeling en het aanreiken
van impulsen en tools vanuit Vlaanderen van vitaal belang voor een kwalitatief en
dynamisch lokaal ondersteuningsbeleid. In de komende jaren zal (o.a. via monitoring)
blijken hoe het lokale niveau de culturele opdracht verder invulling geeft en op welke wijze
een regionaal cultuurbeleid wordt geconcipieerd.
22
Toekomst
Amateurkunst maakt deel uit van het weefsel van onze samenleving. Trends en evoluties
die de maatschappij beïnvloeden en veranderen hebben ook hun impact op het
amateurkunstenveld. Met open blik de toekomst benaderen en investeren in innovatieve
ondersteuningsmechanismen om de waarden van amateurkunst te vrijwaren is de
uitdaging.
De veelheid en verscheidenheid aan aanbieders, nieuwe technologische ontwikkelingen,
digitalisering, demografische verandering, globalisering en migratie, diversiteit in culturele
achtergronden en invulling van vrije tijd,… maken dat geijkte (organisatie)vormen en
werkwijzen in vraag worden gesteld.
We leven in sterk veranderende tijden. Daarover is al veel inkt gevloeid. Het kan niet de
bedoeling zijn bestaande denkoefeningen over te doen. De ‘Toekomstverkenning blik van
sociaal-cultureel volwassenenwerk, jeugdwerk en amateurkunsten gericht op 2025’ (Van
Steen, Devoldere & Berckmoes, 2013) en ‘Cultuur in de kanteling. Strategische
Verkenning cultuureducatieve en actieve cultuurparticipatie 2017 – 2020’ van het LKCA
(2015) bieden stof tot nadenken. In wat volgt, lichten we (slechts) enkele trends summier
toe. Evoluties waar sector en beleid de komende jaren niet omheen kunnen. Elementen
die de toekomst van amateurkunsten mee bepalen en vragen om duidelijke stellingname.
Actuele evoluties en hedendaagse, permanent vernieuwende praktijken in het veld dagen
het huidige (beleids)kader uit. Deze uitdagingen vragen om flexibiliteit en voeling met
maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook inname van positie en een zoektocht
naar gedeelde verantwoordelijkheid. In deze nota nemen we verder geen positie in.
Hoe de amateurkunstenorganisaties - en andere actoren – zich oriënteren op actuele
artistieke, culturele en maatschappelijke uitdagingen, maakt deel uit van de strategische
beleidsplanning. Alvast enkele items die stellinginname kunnen voeden:
Digitalisering
Mobiele telefonie, e-mail, chat, sociale media, skype, the cloud,... Digitale technologie
beïnvloedt niet alleen de informatiestroom -denk bv. aan altijd en overal leren-, maar ook
de opbouw van een netwerk/platform in de vrije tijd. Digitale ontwikkelingen brengen
verandering mee in de kunstbeoefening. Niet alleen in de vormgeving en kunstproductie
(bv. 3D-printing), maar ook voor de emancipatie en empowerment van de
kunstbeoefenaar (bv. platforms, interactive sharing waardoor kunst voor iedereen
beschikbaar wordt). De virtuele wereld beïnvloedt onze manier van leren, materiaalkeuze,
zichtbaarheid, ontmoeting, uitwisseling en groepsvorming binnen amateurkunsten.
Dankzij de e-cultuur kan de amateurkunstenaar steeds meer professionaliseren. Hij/zij
wordt meer zelfredzaam (DIY-mentaliteit) en vindt ruimte voor experiment (bv. in fablabs,
makerspaces of tinker rooms).
Cross-over & interdisciplinair
Op zichzelf staande kunstvormen als geïsoleerd gebeuren verliezen terrein. Het aantal
cross-overs neemt toe. Nieuwe vormen van kunst zijn hiervan het resultaat
(lichtinstallaties, vocaal theater, revival oude muziekgenres, enz.). Tegelijk boomt de
verwevenheid met andere creatieve sectoren en industrieën. Toenemende
samenwerking, artistieke beïnvloeding en interdisciplinair werk kenmerken intussen ook
de manier waarop amateurkunstenaars met de werkelijkheid omgaan. Deze manier van
werken spreekt nieuwe generaties kunstbeoefenaars aan, brengt nieuwe dynamieken en
23
experiment binnen en verkent grenzen en gemeenschappelijke ambities met aanverwante
sectoren.
Globalisering en artistieke innovatie
Globalisering maakt ontmoeting en interactie mogelijk los van tijd en ruimte. Gekende
leef- en waardepatronen zijn onderhevig aan verandering door de grotere mix van
religies, culturen, levensstijlen,… Dit zorgt voor fragmentatie in het sociale weefsel en
verschillende snelheden. Tijdelijke verbanden en innovatieve projecten onderscheiden
zich van het klassiek verenigingsleven. Sommige amateurkunstenaars houden vast aan
gekende, traditionele patronen en maken kunst geworteld ‘in de Vlaamse klei’. Anderen
grijpen de internationale en virtuele mobiliteit aan om hun kunst te confronteren met en
zich te laten inspireren door (zeer diverse) niet-Westerse culturele inhouden. Dit leidt tot
kruisbestuiving en artistieke innovatie. Amateurkunst vormt een vruchtbare
ontmoetingsplek binnen en tussen culturele tradities.
Branding, marketing / commercialisering
Branding vertelt wat ‘klanten’ van een product of dienst kunnen verwachten. Het
differentieert je aanbod van dat wat concurrenten aanbieden. In hoeverre gaat de
amateurkunstensector mee in deze marktgerichte logica? Overheid en middenveld
hanteren steeds vaker managementprincipes (bv. markt-/klantgericht denken, monitoring
via meetbare indicatoren, private financiering,...). Dit stelt de sector voor grote
uitdagingen. Hoe omgaan met hypes rond een bepaald genre of discipline, talentenjacht,
de slag om de vrije tijd, consumentengedrag, ‘toeristisering’ en ‘festivalisering’, kunst als
lifestyle, trendgevoeligheid en dergelijke meer?
Do It Yourself
User generated content... Productie- en consumptieprocessen worden alom in vraag
gesteld en vernieuwd. De opkomst van de makerscultuur, DIY (Do It Yourself), gaat
gepaard met een groeiende aandacht voor ambacht en craftmanship. Deze trend geeft
ruimte om te experimenteren en het zelf uit te zoeken, om grenzen te verleggen en de kijk
op kunst te verruimen. Naast het zoeken naar alternatieve consumptiepatronen en
accumulatiestrategieën, ligt de aantrekking ook in het nieuwe, hippe, visueel
aantrekkelijke karakter van de DIY-trend. Aantrekkelijke communicatie, een flexibel
aanbod en ad-hoc initiatieven spelen hier gezwind op in.
The rise of the new amateur: pro-am
For most of the twentieth century, the amateur was a fringe figure, propping up
hierarchies of quality in a normative system dominated by professional groups
(Prior, 2010).
Criteria om de professionele kunstenaar eenzijdig te onderscheiden van de
amateurkunstenaar, lijken intussen voorbijgestreefd (cfr. supra). Een geleidelijke
overgang met omvangrijke grijze zone is meer zinvol dan strikte scheidingen als werktijdvrije tijd, verloning, diploma, kunst maken omdat je niet anders kan of wil, oordeel op
basis van eindresultaat los van het proces, enz. Een herdefiniëring van de rollen
professioneel en amateur is aan de orde: de pro-am eist een eigen plek op (Leadbeater &
Miller, 2004). Waardering en kwaliteit in de kunstbeoefening zijn al lang niet exclusief
voorbehouden aan beoefenaars met een kunstopleiding of professionele beroepspraktijk.
Steeds meer kan iedereen een bijdrage leveren aan ‘de kunstproductie’. Cruciale vraag
24
hier is hoe de amateurkunstensector zich hiertoe wil verhouden. In hoeverre creëert het
vervagen van de grens tussen professional en amateur kansen en frisse inzichten in
relatie tot andere kunstbeoefenaars en tot een publiek?
Sectoroverschrijdend werken (cfr. supra)
Amateurkunsten gaan vele vormen van symbiose aan. Het artistieke wordt dikwijls
verbonden met andere domeinen in de samenleving. Bij het uitzetten van de
toekomstbakens zijn een breed perspectief en open vizier nodig om verder creatieve
dwarsverbanden te leggen. Van elkaar leren en elkaar versterken kan alleen door nog
meer cross-overs te faciliteren en te accentueren.
Samenwerken betekent veelal een win-win. Uniciteit, eigen sterktes en wetmatigheden
binnen de amateurkunsten blijven echter bijzonder waardevol. Amateurkunsten nemen
een bijzondere positie in binnen het amalgaam van kunst en cultuur. Specifieke
ondersteuning op maat van de amateurkunstenaar blijft nodig.
Slotbeschouwing
Kunst in de vrije tijd of amateurkunst roept een bijzondere affectie op. Kunst beoefenen
en zich bekwamen, zich verdiepen in een traject en creëren, bijleren en ontdekken. Tel
daar de mooie intermenselijke contacten bij die ontstaan als je samen kunst maakt, en je
krijgt een artistiek én sociaal relevante passie. 1 op 3 beoefent kunst in de vrije tijd, een
amateurkunstenveld getekend door verscheidenheid. Een veld in beweging, dat zich
voortdurend verhoudt op maatschappelijke evoluties en uitdagingen.
De sector amateurkunsten vormt de lijm tussen de actoren in dat diverse veld. Door de
amateurkunstpraktijk te valoriseren, te versterken en te op vele wijzen te verbinden,
krijgen amateurkunstenaars, -groepen en –verenigingen zuurstof. De maatschappelijke
winst van kunstbeoefening in de vrije tijd zal in de toekomst alleen nog relevanter worden.
Kunst verbindt, raakt en versterkt. Kunst en cultuur van jongs af aan is een sleutel naar
een tolerante, duurzame, innovatieve samenleving gestoeld op gelijke kansen.
De term ‘amateurkunst’ staat nu symbool voor de toegenomen waardering in Vlaanderen
voor de kwaliteit en kwantiteit van een sector die tegelijk terugblikt op een eeuwenoude
traditie én op een continue aanpassing aan de veranderende samenleving (Filip Santy,
2013). Amateurkunstenaar zijn zou geen geuzennaam mogen zijn, maar een identiteit
waar men trots op is. Daarom hebben we in deze tekst een begrippenkader neergezet dat
de artistieke ambitie, de sociale meerwaarde, en het immense educatieve potentieel van
de amateurkunsten verbindt.
Amateurkunst als verzamelterm is en blijft relevant in beleidscontext. In direct
contact met amateurkunstenaars of een publiek is de term weinig relevant. Ook
actieve cultuurparticipatie is als begrip sterk beleidsgerelateerd en niet bruikbaar in een
brede communicatie. Als we de amateurkunstenaar aanspreken focussen we op de
kunstenaar en zijn traject, op het doel of op de kunstvorm waar hij/zij mee bezig is en op
wat hem/haar aanbelangt. Mensen zijn schrijver, danser, acteur, muzikant,... We
appelleren op hun artistieke drive en hun plezier en ambitie om artistiek te creëren en hun
werk te delen met anderen.
25
REFERENTIES
Albertijn M. & Hoefnagels K. (2012). De beroepencluster cultuureducator en het competentieprofiel
voor de begeleider van kunstbeoefenaars. Brussel: Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
Anciaux, B. (2000). Beleidsnota Cultuur 2000-2004. Brussel: Vlaams minister van Cultuur, Jeugd,
Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden.
Anciaux, B. (2004). Beleidsnota Cultuur 2004-2009. Brussel: Vlaams minister van Cultuur, Jeugd,
Sport en Brussel.
Bamford A. (2007). Kwaliteit en consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen. Brussel:
Agentschap voor Onderwijscommunicatie.
Becker, H. S. (1982). Art worlds. University of California Press.
Brown, A. S., Gilbride, S., & Novak, J. (2011). Getting in on the act: How arts groups are creating
opportunities for active participation.
Decreet betreffende de amateurkunsten (2000).
Dekeyser, L & Dhont, F. (1996). Sociaal-cultureel werk in Vlaanderen. Leuven: Garant.
Dillemans R. en Schramme A. (2005), Wegwijs cultuur. Leuven: Davidsfonds.
Dodd, F., Graves, A., & Taws, K. (2008). Our Creative Talent: the Voluntary and Amateur Arts in
England. London: Arts Council England.
Donnat, O. (1996). Les Amateurs. Enquête sur les Activités Artistiques des Français. Paris:
Ministère de la Culture, Département des Etudes et de la Prospective.
Gielen P, Elkhijzen S., van den Hoogen Q., Lijster T., Otte H. (2014). De waarde van cultuur.
Brussel: Socius.
Ijdens T., Knol J.J. (red.). (2014) Zicht op actieve cultuurparticipatie. Thema’s en trends in praktijk
en beeld. Utrecht: LKCA
Kerremans J, De biscchop A. (2013)Visietekst sociaal-artistiek werk, Brussel: Demos
Leadbeater, C., & Miller, P. (2004). The Pro-Am Revolution: How Enthusiasts are Changing our
Economy and Society. London: Demos.
Novak-Leonard, J. L., & Brown, A. S. (2011). Beyond Attendance: A Multi-Modal Understanding of
Arts Participation. Based on the 2008 Survey of Public Participation in the Arts. Research Report#
54. National Endowment for the Arts.
Peterson, R. A. (1996). Age and Arts Participation, with a Focus on the Baby Boom Cohort.
Research Division Report# 34. ERIC.
Philippa M. e.a. (2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands
Prior, N. (2010). The Rise of the New Amateurs: Popular Music, Digital Technology and the Fate of
Cultural Production. In M.-c. Lo (Ed.), Handbook of Cultural Sociology (pp. 398-407): Routledge.
Santy, F. (2013). Canon sociaal-cultureel werk. Brussel: Socius.
26
Stebbins, R. A. (1977). The Amateur: Two Sociological Definitions. The Pacific Sociological
Review, 20(4), 582-606.
Tal M., van Munster O. (red.) (2015). Cultuur in de kanteling. Strategische verkenning
cultuureducatie en actieve cultuurparticipatie 2017-2020. Utrecht: LKCA.
Trienekens S., Hillaert W. (2015). Kunst in transitie. Manifest voor participatieve kunstpraktijken.
Brussel: Demos en CAL-XL.
Vanherwegen, D., & Lievens, J. (2014). The Mechanisms Influencing Active Arts Participation: An
Analysis of the Visual Arts, Music, and the Performing Arts. Sociological Inquiry, 84(3), 435-471.
Vanherwegen, D., & Lievens, J. (2011). De anatomie van de amateur: een onderzoek naar de
determinanten van actieve cultuurparticipatie. John Lievens & H. Waege. Participatie in Vlaanderen
2 : eerste analyses van de participatiesurvey 2009 (pp. 273–306). Leuven, België: Acco.
Vanherwegen, D., Siongers, J., Smits, W., Vangoidsenhoven, G., Lievens, J., & Elchardus, M.
(2009). Amateurkunsten in Beeld Gebracht. Gent: Forum voor Amateurkunsten.
Van Steen A., De Voldere I. & Berckmoes T (2013). Toekomstverkenning: de blik van sociaalcultureel volwassen werk, amateurkunsten en jeugd werk gericht op 2025. Brussel: IDEA Consult.
Van den Wijngaerde, L. (2002). Beleidsvoorbereidend onderzoek naar amateurkunsten in
Vlaanderen. Eindrapport. Leuven: KULeuven.
Wali, A., Severson, R., & Longoni, M. (2002). Informal arts: Finding cohesion, capacity and other
cultural benefits in unexpected places. Chicago, Illinois: Columbia College, Chicago Center for Arts
Policy.
Voorjaar 2016
redactie: Astrid Van Steen, Bieke Vanlerberghe & Elke Verhaeghe
Forum voor Amateurkunsten
27
Download