Een eeuw erfgoedbeleid rond Wereldoorlog I

advertisement
# HET
De zorg voor littekens
WESTHOEKFRONT 1914/2014
Een eeuw erfgoedbeleid rond Wereldoorlog I-relicten
K O E N H I M P E [ A G E N T S C H A P O N R O E R E N D E R F G O E D – V L A A M S E O V E R H E I D ]
Toen de kanonnen in 1918 uiteindelijk zwegen, was een groot deel van de Westhoek
veranderd in een maanlandschap. Ook na een periode van driftige wederopbouw liet de
wereldbrand een reeks littekens achter in dit landschap. Maar ook littekens vervagen.
Hoe gingen we in de voorbije eeuw om met deze traumatische getuigenissen? En wat deed
– én doet – de overheid voor het behoud van ons oorlogserfgoed? Erfgoedonderzoeker
Koen Himpe geeft een overzicht van het erfgoedbeleid rond WO 1-relicten in Vlaanderen.1
De1Eerste Wereldoorlog heeft een onmiskenbare invloed gehad
op het Vlaamse landschap, zeker in de Westhoek, waar een
meer dan 40 kilometer lange frontlijn vanaf Mesen over Heuvelland, Ieper, Langemark, Houthulst en Diksmuide tot voorbij
Nieuwpoort liep.2 Maar ook in de aansluitende gebieden binnen
schootsbereik (Wervik, Menen, Ledegem, Moorslede, Poperinge,
Vleteren, Alveringem, Lo-Reninge, Staden, Koekelare, Koksijde
en Middelkerke) heeft de oorlog lelijk huisgehouden. Gedurende
meer dan vier jaar werden over een gebied van zowat 580 km²
vijandelijke achterhoedelinies verwoest.
Aan de Vlaamse midden- en oostkust (Middelkerke, Oostende,
Bredene, De Haan, Blankenberge, (Zee)Brugge en Knokke-Heist)
en in de grensregio met het tijdens de Eerste Wereldoorlog neutrale
Nederland (Damme, Maldegem, Assenede, Zelzate, Wachtebeke,
Moerbeke, Stekene, Sint-Gillis-Waas, Beveren-Waas, Kruibeke en
Stabroek, Kapellen, Brasschaat, Schoten, Schilde, Ranst, Brecht,
Beerse en Turnhout) getuigen kustbatterijen en bunkerlinies of
Stellungen nog van de wereldbrand. Ook de zones waar begin- en
eindoffensieven werden uitgevochten (zoals de Velp- en Getevallei,
het Nationaal Reduit rond Antwerpen, de Leie- en Scheldevallei)
dragen nog de littekens van de Groote Oorlog.
Verspreide materiële sporen vind je zowat overal in voormalig
bezet gebied: in herenhuizen waar officieren werden ingekwartierd, bossen waar militair werd getraind of brandhout werd
gekapt, akkers waarin vliegvelden werden aangelegd… En dan
zijn er nog de plaatsen waar na de wapenstilstand doden werden
herdacht en (her)begraven. De herinnering aan de oorlog is in
Vlaanderen nooit ver weg.
12 |
© Koen Himpe
Sites de Guerre, een eerste
beschermingspoging
Vlaanderen heeft er lang over gedaan om de erfgoedwaarde van
al die sporen te onderkennen. In 1922 al stelde het toenmalige
Ministerie van Landsverdediging voor verschillende oorlogsoorden of zogenaamde sites de guerre, hoofdzakelijk in de sector
van het IJzerfront, te beschermen. Het ging om een selectie
van een vijfentwintigtal sites die men als educatieve openluchtmusea wilde inrichten.3 Tot die selectie behoorden zowel geallieerde stellingen (onder meer het Grand Redan in Nieuwpoort,
de Belgische observatiepost van Pervijze, de torenruïne van Oud
Stuivekenskerke en de Dodengang in Kaaskerke) als Duitse sites
(het Lange Max-geschutskanon in Koekelare, de Tirpitzbatterie
in Oostende, de Wilhelm II-batterie in Knokke).
Enkele jaren daarvoor had Winston L.S. Churchill zelfs voorgesteld om de Lakenhallen, de Sint-Maartenskerk en bij uitbreiding
de ganse Ieperse stadskern als ruïne te consolideren. En vanaf
1933 was er van Britse zijde ook een sterk pleidooi om bunkersites of zogenaamde Pill-boxes in de Ieper- en Mesenboog van
sloop te vrijwaren.4
Toch zou het nog tot de Tweede Wereldoorlog duren vooraleer
de eerste effectieve beschermingen van WO 1-relicten juridisch
werden doorgevoerd. Vreemd genoeg lag het eerste beschermde
object buiten de voormalige frontzone: het in 1942 beschermde
landschap rond het Newfoundland Memorial, omstreeks 1924
opgetrokken op de grens tussen Harelbeke en Kortrijk. Het
1 Artikel op basis van de lezing ‘Bescherming WO 1-erfgoed, erkenning voor
de sporen van de strijd’ door K. Himpe in samenwerking met H. Decoodt,
(2012), colloquium ‘Het erfgoed van de Eerste Wereldoorlog in een
ruimtelijk perspectief ’, 1-2 maart 2012, Onroerend Erfgoed, Provincie WestVlaanderen, UGent en HOGent, Projectsecretariaat 100 jaar Groote Oorlog.
3 Voor meer achtergrond verwijzen we naar de bijdrage ‘Hergebruik
of oorlogstoerisme? De omgang met Belgische militaire sites als sporen
van de strijd, 1914-1940’ door J. Vaesen (2008) , internationaal
colloquium ‘En toen zwegen de kanonnen’, 3-6 november
2008, Algemeen Rijksarchief en Kon. Legermuseum.
2 Deze zone kende een dynamische frontlijn in de zuidelijke heuvelstreek en een
stabiele frontlijn in de grotendeels onder water gezette noordelijke IJzervlakte.
4 Hierbij wordt verwezen naar de inventarisatiecampagne van ‘The Pillboxes of Flanders’, opgemaakt door Kolonel Edward G.L. Thurlow.
| 13
2 2
1
# HET
WESTHOEKFRONT 1914/2014
1 Newfoundland Memorial op de grens
Harelbeke-Kortrijk [ foto K. Himpe ]
2 Het beschermd landschap rond het
Newfoundland Memorial wordt
doorsneden door de R8-ringweg rond
Kortrijk [ foto K. Himpe ]
3 Semipermanente noodwoning te
Reninge [ foto H. Decoodt - N. Bogaert ]
3
© Koen Himpe
‘Zoekende’ initiatieven
beeldhouwwerk herdenkt het bevrijdingsoffensief van oktober
1918 en markeert de oversteekplaats van het Canadese regiment
aan de Leie5.
Een tweede – nota bene door de Duitse bezetter aangestuurd
– initiatief uit 1943 was de bescherming van het mythische Studentenfriedhof in Langemark.6 Pas na de Tweede Wereldoorlog
werd een eerste Belgische oorlogssite als landschap beschermd:
het puin van de beschoten kerktoren van Oud-Stuivekenskerke
met de nabijgelegen kapel van Onze-Lieve-Vrouw der Zege en
de ‘paalsteen’ van de Touring Club de Belgique. Dit symbolische
initiatief kwam er in 1959 onder impuls van verenigingen voor de
organisatie van oorlogsbedevaarten. Omstreeks 1924 al had de
weggebruikersvereniging in Oud-Stuivekenskerke een granieten
zuil opgesteld om de plek te markeren waar in 1914 de opmars
van de Duitse troepen werd gestuit.7
14 |
5 Dit beschermd landschap (BSG 23/12/1942, later aanvullend beschermd
als monument bij MB 26/03/2010) omvat een van de vijf bronzen ‘Caribou
Memorials’ die verder ook in Marcoing-Masnières, Gueudecourt, MonchyLe-Preux en Beaumont-Hamel (Fr.) zijn opgesteld en heeft daarmee zeker
en vast een internationale dimensie. Het landschap is thans doorsneden
door de R8-ringweg rond Kortrijk, waarvan de aanleg in 1967 startte.
6 Na de Duitse capitulatie zou de Belgische regering, bij Besluit van de
toenmalige Regent (RB 11/12/1945 ) deze bescherming prompt ongedaan
maken, waarna de site pas meer dan een halve eeuw later opnieuw
beschermd zou worden, ditmaal als monument (MB 06/09/2002).
7 Het was één van de oorspronkelijk 22 demarcatiepalen in Vlaanderen die als
hulde aan de geallieerde troepen en als promotie voor het oorlogstoerisme
tussen 1921 en 1927 - verder ook op Frans grondgebied - werden geplaatst.
Vanaf circa 1980 tot begin deze eeuw werd, onder invloed van
een toegenomen belangstelling voor het erfgoed van de Eerste
Wereldoorlog, een veeleer zoekende reeks van monumentbeschermingen gerealiseerd. Dat gebeurde vanuit verschillende
invalshoeken (vestingbouwkundig of industrieel-archeologisch) en
het ging vooral om monumenten met een hoge symboolwaarde,
zoals de Menenpoort als onderdeel van de Ieperse vestingen
(BVE 22/10/1986), de Duitse militaire begraafplaats van Vladslo
met de beeldengroep van Käthe Kollwitz (MB 18/03/1997), het
Ganzenpoot sluizencomplex met monumenten, gedenktekens en
het Koning Albert-I monument te Nieuwpoort (MB 17/12/1999),
de Britse militaire begraafplaatsen Bedford House cemetery te Zillebeke (MB 06/09/2002), het grote Tyne Cot New British cemetery
te Passendale (MB 19/02/2003) en het ingetogen Talbot House
met tuin en slessorium (voormalig badhuis) te Poperinge (MB
15/04/2004).
In 1992 werd voor West-Vlaanderen zelfs een gericht thematisch
beschermingspakket voorgedragen, waarin meteen ook enkele
van de oorspronkelijke sites de guerre werden opgenomen. Concreet
ging het om het Belgisch loopgravenstelsel van de Dodengang op
de IJzerdijk te Kaaskerke, de site John McCrae met kazematten
langs het kanaal Ieper-IJzer te Boezinge, enkele frontlandschappen
bij Sanctuary Wood en kazematten bij Lankhof Farm te Zillebeke,
de mijnkrater van de Spanbroekmolentrechter of zogeheten
Pool of Peace te Wijtschate en een Belgische observatiepost in
Ramskapelle (allen bij MB 02/06/1992). Iets later volgden dan
nog de bescherming van een fabrieksschoorsteen als voormalige
Belgische observatiepost te Ramskapelle (MB 18/07/1992) en
het IJzertorencomplex met de Pax-poort en bedevaartweide te
Kaaskerke (MB 10/11/1992).8
Andere dossiers werden eerder toevallig geïnitieerd vanuit geplande (her)inrichtingsprojecten, zoals de gedesaffecteerde spoorlijn
tussen Nieuwpoort en Diksmuide of zogenaamde Frontzate (MB
10/06/1999), waar niet alleen de Belgische schuilinfrastructuur
langs deze ultieme verdedigingslinie werd beschermd, maar ook
het dijklichaam dat de cruciale overstroming van de westelijke
IJzervlakte afsloot.9 Nog een ander voorbeeld is de Duitse loopgravensite Bayernwald in Wijtschate (MB 05/03/2002).
Maar er werden ook sites voor bescherming voorgedragen die
daadwerkelijk bedreigd werden. Een zeldzaam voorbeeld is de
ondergrondse schuilplaats Bremen Redoubt (MB 14/01/1994) die
korte tijd later, na opheffing van de bescherming in 2000, alsnog
door ontgronding verloren ging. Ten slotte werden ook enkele
WO 1-beschermingen gerealiseerd vanuit geografische inventarispakketten, waaronder de semipermanente noodwoning in
de dorpskern van Reninge (MB 27/05/2005).
Een thematisch gerichte aanpak
Sinds 2008 werden in een sectorale benadering volledig thematische beschermingsinitiatieven gelanceerd, achtereenvolgens
voor militaire begraafplaatsen en enkele ereperken, gedenktekens
(zoals beeldhouwwerken ter herinnering aan burgerlijke en/of
militaire slachtoffers, demarcatiepalen), bunkers en schuilplaatsen
en divers oorlogserfgoed met logistieke oorlogsinfrastructuur
(mijnschachten, loopgraafstructuren, militaire keukens, barakken, watertorens,…) en naoorlogse infrastructuur in verwoeste
gewesten (noodwoningen, opvangtehuizen, hospitaalsites,…).
Task-forces met (externe) specialisten en betrokkenen raadden
de Vlaamse overheid vaak aan de selecties uit te breiden tot
gans Vlaanderen. Dit leidde tot op heden (begin 2013) tot 162
beschermde militaire begraafplaatsen, zowel aan geallieerde
als aan Duitse zijde, 223 beschermde gedenktekens en 64 be8 Een toelichting over dit thematisch beschermingstraject vind je
in Delepierre A.-M. en Huys M. (1995) De Westhoek en de “Groote
Oorlog”: restanten, toeristen en de officiële erkenning, M&L jrg. 14/4.
Een breder overzicht van WO 1-erfgoed is gepubliceerd in Decoodt
H. ( 2007) De sporen van “den Grooten Oorlog”, M&L jrg. 26/1.
9 Nadere info is gedocumenteerd in Debeil F. en Hulstaert W. (2011)
Consolidatieproject restanten Eerste Wereldoorlog, M&L jrg.30/5.
schermde bunkers en/of schuilplaatsen. Een aantal andere dossiers is momenteel nog in voorbereiding of in procedure voor
bescherming. Zowel militairhistorische en architectuurhistorische waarden (vaak contextgevoelig) als artistieke waarden
zijn in deze beschermingscampagnes belangrijke overwegingen
gebleken. Toch werd ook de sociaal-culturele waarde van het
oorlogserfgoed onderkend (het internationale aspect, de Vlaamse
kwestie, impact op de burgerbevolking, herdenking van een collectief trauma, devotie of andere…) en niet in het minst ook het
feit dat meerdere relicten als stille getuigen nog steeds effectief
deel uitmaken van het (front)landschap.10
Erfgoedlandschappen: ruimtelijk
verankerde bescherming
Ten slotte werd sinds 2011 ook gestreefd naar ruimtelijke verankering van het WO 1-erfgoed via het afbakenen van erfgoedlandschappen. Het opzet van deze planologische beschermingsinitiatieven was de contextuele landschappelijke situering van de
deels beschermde erfgoedrelicten beter te vrijwaren en zo een
goed beheer van waardevolle landschappen voor te bereiden.
Op basis van selecties van ankerplaatsen uit de Landschapsatlas (AROHM, Afdeling Monumenten en Landschappen, 2001)
werden prioritaire aanduidingsdossiers opgesteld op basis van
het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg.
Men stelde vast dat het WO 1-aspect wel aandacht kreeg in de
Landschapsatlas, maar daarin niet bepalend was voor de eerste
af bakening. Rond de Kemmelberg-Rodeberg-VidaignebergScherpenberg en Douvevallei (Ieper – Heuvelland – Poperinge)
werden twee ankerplaatsen geclusterd en rond de Ieperse vesting, de Verdronken Weiden, de Gasthuisbossen en de Heuvel
Wijtschate-Mesen (Ieper – Heuvelland – Mesen – Zonnebeke)
nog eens drie ankerplaatsen. Samen met de omgeving van het
Polygoonbos en de Reutelbeekvallei (Zonnebeke) duidde de
voor onroerend erfgoed bevoegde minister daarmee tussen 2012
en 2013 zes ankerplaatsen in de zuidelijke Ieperboog definitief
aan. Verfijnde afbakeningen werden nu wel gemotiveerd vanuit
resterende sporen uit het oorlogsverleden.
Op basis van de unieke waarde als slagveldlandschap werden
bovendien extra ankerplaatsen voorgesteld, met name rond
10De begeestering vanuit het In Flanders Fields Museum te Ieper en zeker ook
de publicatie van het boek ‘De Laatste Getuige, het landschap van Wereldoorlog I
in Vlaanderen’, Lannoo, 2006 zorgden hierin stellig voor dieper inzicht.
| 15
# HET
4
4
WESTHOEKFRONT 1914/2014
© Koen Himpe
Duitse bunker in de
Schrevelstraat te
Houthulst (foto H. Missiaen)
5
Locre Hospice Cemetery
te Loker (foto H. Decoodt)
6
Infobord in de
Wulvergemstraat te
Wijtschate (foto B. Boone)
16 |
het Slagveld der Zilveren Helmen (Halen), het Slagveld van de
Getevallei nabij Sint-Margriete-Houtem (Tienen, Linter, Zoutleeuw, Geetbets), het Slagveld van Passendale (Zonnebeke) en
het Slagveld van Pilkem-ridge (Ieper, Langemark-Poelkapelle),
beide laatste in de noordelijke Ieperboog. Een volgend dossier,
eveneens in de frontzone, betreft een bijkomende ankerplaats rond
het kanaal Ieper-IJzer (Ieper-Langemark-Poelkapelle-HouthulstLo-Reninge). Op basis van de unieke waarde als versterkte
linie werd ten slotte ook een extra ankerplaats aangemeld rond
de antitankgracht (Stabroek, Kapellen, Brasschaat, Schoten,
Schilde, Ranst) waarin het westelijke deel van de AntwerpenTurnhoutstellung zit vervat.11
De aanduidingsprocessen voorzien in een preferentiële ruimtelijke vertaling naar erfgoedlandschappen, waarbij de verankering verloopt via het instrumentarium van de ruimtelijke
planning. Concreet worden de vastgestelde erfgoedwaarden
en -kenmerken mee afgewogen in lopende processen, zoals dat
rond de ‘Af bakening van de Gebieden van de Natuurlijke en
Agrarische Structuur ’ (AGNAS). Hierbij wordt gestreefd naar
verfijnde ruimtelijke bestemmingen ter vrijwaring van specifieke
erfgoedelementen en hun eventuele contextuele kwaliteiten. De
ruimtelijke uitvoeringsplannen die hiervoor worden opgemaakt
vallen meestal onder een gewestelijke bevoegdheid. Momenteel loopt de concrete planuitvoeringsfase voor het gewestelijk
RUP Ieperboog-Zuid. Het RUP-proces, dat tot stand komt in
overleg met sectoren en lokale besturen, moet resulteren in een
geïntegreerde erfgoedvisie, waarbij bescherming, waardering,
valorisatie en ontsluiting van oorlogserfgoed een prominente
plaats kunnen krijgen zonder af breuk te doen aan natuurlijke,
landbouwkundige, economische en toeristische kwaliteiten of
aan woonkwaliteiten in deze frontstreek.
Toch is deze doelstelling niet vanzelfsprekend. Het huidige landschap van de Ieperboog is immers niet alleen een herinneringslandschap omwille van de oorlogserfenis, maar evengoed het
resultaat van de intensieve wederopbouwcampagne tijdens het
vroege interbellum. Daarbij zijn onvermijdelijk ook zeer veel
oorlogssporen gewist. Gericht behoud van wat wel bewaard is
gebleven, wordt dan gauw een delicate oefening, zeker wanneer
er een gevoelige archeologische component mee gemoeid is (zones met aan de oorlog gerelateerd micro-reliëf, gekende locaties
van ondergrondse schuilplaatsen en mijngangen, vaak toevallige
11Voor de minder intact bewaarde linie van de Hollandstellung tussen
de Oostkust, het Kanaal Gent-Terneuzen en de Schelde ter hoogte
van Antwerpen is eerder ingezet op een beschermingspakket
waarbij bunkers als monument worden beschermd.
5
6
Om nooit te vergeten: UNESCO-werelderfgoed
concentraties aan stoffelijke resten of oorlogsmunitie…).
In de aangeduide ankerplaatsen worden natuurwetenschappelijke, historische, esthetische, sociaal-culturele en ruimtelijkstructurerende waarden onderkend. Vooral onder de historische
en sociaal-culturele waarden wordt het belang van oorlogsrelicten
aangehaald, precies omwille van de sterke binding die er nog
steeds is met de talrijke herinneringsplaatsen. Ook de esthetische waarden sluiten hier nauw bij aan, zeker in de reliëfrijke
zuidelijke Ieperboog, omdat gave zichten (onder meer op de
stadskern van Ieper) hier vaak samenvallen met voormalige
militair-strategische kijkhoeken.
Op basis van de uitvoerige inventarisatie van WO 1-sporen door de Vlaamse overheid en door externe instanties
(periode 2002-2011) werd een zeer divers en gevoelig
oorlogserfgoed in beeld/kaart gebracht. Met de resultaten daarvan wordt momenteel een sectoraal beschermingsbeleid afgerond voor militaire begraafplaatsen,
gedenktekens, bunkers en schuilplaatsen, archeologische
hotspots en herinneringslandschappen. Dit erfgoedbeleid
(landschappen, monumenten, stads- en dorpsgezichten,
ankerplaatsen/erfgoedlandschappen) kwam eerder aarzelend en aanvankelijk weinig gestructureerd tot stand,
maar werd gaandeweg verfijnd en thematisch uitgediept.
De lopende sectorale en planologisch verankerde bescherming op gewestelijk niveau is een opstap voor de erkenning van een selectie van WO 1-erfgoed als UNESCOwerelderfgoed. Om de internationale dimensie van deze
nominatie te benadrukken, bereidt het Vlaams Gewest dit
dossier voor in nauwe samenwerking met het Waals Gewest en een associatie van Noord-Franse departementen.
De erfgoedstrategie voor dit cruciale moment in ons collectieve geheugen is dus nog niet rond. Wordt vervolgd.
17
Traject rond onderzoek, bescherming, beheer en erkenning van het WO 1-erfgoed (figuur Luc Vandael)
# HET
WESTHOEKFRONT 1914/2014
H E T L A N D S C H A P VA N D E W E D E R O P B O U W
Na de oorlog werden de meeste landschapsstructuren hersteld naar het vooroorlogse
voorbeeld: wegen, percelen, bossen en hoeves werden op nagenoeg dezelfde plek her­
aangelegd. Ook in de stads- en dorpskernen
werd geopteerd voor systematische wederopbouw. Het materiaalgebruik, de gekozen
gebouwtypologieën, de toegepaste stijlen
en stedenbouwkundige principes waren
alle nauw verbonden met de ideologie en
de pragmatiek van het wederopbouwproject. Daardoor ontstond een samenhangend
wederopbouwlandschap dat geënt was op
de vooroorlogse landschapspatronen. Samen met de talrijke oorlogsmonumenten,
gedenktekens, militaire begraafplaatsen,
mijnkraters en relicten van het pokdalige
oorlogslandschap, herinnert het wederop-
bouwlandschap aan de belangrijke strategische ligging en bepaalt het nog steeds de
huidige aanblik van het landschap, waaraan
het ook een eigen identiteit geeft.
In principe vertellen alle toen opgerichte gebouwen iets over het wederopbouwproject
en de praktische uitvoering en ideeën die
eraan ten grondslag liggen. Het aandeel van
dit interbellum-patrimonium (bouwperiode
1919-1945) in het huidig woningbestand (cijfers 2004) is zo groot dat uit de ruimtelijke
spreiding ervan in België de volledige frontzone kan worden afgelezen.
Sommige gebouwen uit de wederopbouwperiode hebben ook een uitgesproken monumentale waarde en werden trouwens opgericht met het oog op herdenking. Door hun
authenticiteit, monumentale vormgeving
7
© Koen Himpe
Als gevolg van de specifieke ontwikkelingen tijdens de opeenvolgende offensieven en
tegenoffensieven van de Eerste Wereldoorlog en de bijzondere topografische ligging
(hoog in de zuidelijke heuvels en heuvelruggen rond Ieper en laag in de vlakke IJzervallei)
werd de Westhoek het toneel van een jarenlange stellingenoorlog. Steden als Ieper en
Diksmuide werden in de as gelegd en ook het omliggende platteland, met zijn talrijke
dorpen, werd niet gespaard. In 1919 telde de ministeriële Dienst der Verwoeste Gewesten
in totaal 61 volledig vernielde en 33 deels vernielde West-Vlaamse gemeenten.
1901-1918
en ligging hebben enkele intact gebleven
oorlogsmonumenten een grote artistieklandschappelijke waarde. De talrijke opvallende Britse begraafplaatsen, waarvan de
architectuur en aanleg gebaseerd is op een
‘tijdloos’ neoclassicisme, spelen eveneens
een belangrijke rol in de belevingswaarde
van het landschap.
De erfenis van de oorlog geeft het landschap
in de Westhoek een bijzondere herinneringsen belevingswaarde, die jaarlijks vele duizenden bezoekers aantrekt. In de omgeving van
de Ieperboog zijn in dat opzicht vooral de
Britse begraafplaatsen en de talrijke, verspreide relicten van militaire infrastructuur
trekpleisters. Ook het langgerekte snoer van
mijnkraters op de heuvelrug tussen SintElooi en Mesen over Wijtschate, dat herinnert
aan de Mijnenslag van 7 juni 1917,
draagt bij aan de sociaal-culturele
waarde. Ondergelopen kraters, zoals bijvoorbeeld de Spanbroekmolentrechter of zogenaamde Pool of
Peace, vormen stille plekken van
herdenking. Ook de reusachtige
Menenpoort in Ieper, waar iedere
avond de Last Post-ceremonie
plaatsvindt, is een bijzonder monument.
Gebaseerd op Cosyns, E., De Moor,
J. en Saelens, S., 2012. Geclusterde
ankerplaatsen Ieperse regio met aanvullende
inventarisatieronde wederopbouwarchitectuur,
West-Vlaamse Intercommunale in opdracht
van het agentschap Onroerend Erfgoed.
1919-1945
1946-1961
8
1962-1971
1972-1981
9
7 Wederopbouwhoeve in de Puitstraat te Moorslede 18
19
(foto K. Himpe)
8 Wederopbouwhoeve in de Komenseweg te Zillebeke Na 1981
(foto J. De Moor)
9 Buttes New British Cemetery te Zonnebeke Van Eetvelde V. (2007) Van geografische strekenkaart tot landschapsdatabank, gebruik van GIS, informatietheorie en land(foto H. Decoodt) schapsmetrieken voor het karakteriseren van landschappen. [onuitgegeven doctoraatproefschrift UGent, Vakgroep Geografie]
(kaart H. Decoodt)
Download