10 deVerdieping duurzaamheid & natuur VRIJDAG 10 JULI 2015 #"%$! Boshaan duinhaan Om de rivieren ruimte te geven zijn nevengeulen aangelegd. Maar daarin zit nog weinig leven. Misschien hebben ze omgevallen bomen nodig. natuurdagboek 10 juli 2015 TEKST EN FOTO’S O p Schiermonnikoog passeren we de wildernis waar ooit het eilandervuilnis verbrand werd. Ik ben er als kind vaak onder het prikkeldraad doorgeglipt om tussen de zwarte rookwolken te scharrelen. Er lagen altijd smeulende attributen om mijn hutten mee in te richten. Eens vond ik een brandende portemonnee. Er zaten zilveren guldens in uit de jaren vijftig. Nu groeien er duindoorns, egelantiers en wilgenroosjes. Daar kun je zangvogels doorheen zien glippen. Ineens klinkt er luid en duidelijk: “Kukelekuu!” Nee maar, een haan. Ach ja, fazanten zijn ook gefokt en uitgezet door jagers, om ze vervolgens weer dood te schieten. Sommige zijn der jacht ontkomen en planten zich in het wild voort. Waarom zou deze haan dat niet kunnen? Voorwaarde is wel dat zich een hen aandient. Kippen komen net als fazanten uit Azië. De boskip komt in het wild Monica Wesseling voor in Zuidoost-Azië. Ooit liep ik met toenmalige geliefde een week door het laatste nog niet tot papieren zakdoekjes verwerkte tropische regenwoud van Maleisië. We zagen insecten, bloedzuigers, duizendpoten, schorpioenen en spinnen waarbij vergeleken die giftige kamspin uit het komkommernieuws een knuffeltje is. ’s Nachts sliepen we onder een zeiltje en hoorden we alarmerende geluiden. Het was dan ook geruststellend toen we op een ochtend gewekt werden door een kraaiende haan. Eerst dachten we dat er een boerderij in de buurt moest zijn. Maar vanaf een heuvel zagen we boomkruinen tot de horizon. Het was een wilde boshaan. “Kukelekuu”, net als op Schier. Ik hoor geen verschil tussen een wilde en tamme haan, het verschil tussen wilde en verwilderde scharrelkip is misschien ook wel kleiner dan tussen scharrelkip en plofkip. Ik noteer duinhaan als nieuwe soort op mijn eilandervogellijst. KOOS DIJKSTERHUIS Alexander Klink (links) bemonstert de takken, terwijl Martijn Dorenbosch (midden) en Joost Bergsma de stam z Dood hout doet et tafereel in de IJssel nabij Hattem deze ochtend lijkt ontleend aan Monty Pythons Flying Circus. “Stofzuig jij de boomstam? Dan borstel ik de takken af. Draait de camera al bij de vissen? Hopelijk hebben we niet alleen vlokreeften en slijkgarnalen.” Twee mannen in duikpakken, compleet met bril, staan tot aan hun knieën in het water. Een van de twee draagt een stofzuiger, de ander duikt steeds met de slang onder water. Een stukje verderop staat een derde man in een al even imposante waadbroek stukken van boven het water uitgestekende boomwortels af te zagen. Hij neemt die mee naar de oever om ze daar boven een bak met kracht af te borstelen. De omgeving is verlaten, op een enkele scholekster na. Na een poosje komt de stofzuigerman boven water en is het tijd de ‘stofzak’ te legen. Even kijken. “Bodem boom 1, tak boom 1, stam boom 1; ja die pot moeten we hebben.” Na wat gepeuter is de zak leeg, wordt die weer aangekoppeld en duikt de zuigerman opnieuw onder. Zijn kompaan volgt hem op de voet met stofzuiger en persluchtfles. Een dik uur verstrijkt. Een uur waarin de hemel zich twee keer ontlast en niet één keer breekt. Het water doet verkleumen, de pakken ten spijt. Tijd voor een opwarmpauze. H ‘Ik hoor geen verschil tussen wilde en tamme haan.’ FOTO KOOS DIJKSTERHUIS Tamme-kastanjegalwesp voor het eerst in Nederland gezien Voor het eerst is in Nederland de tamme-kastanjegalwesp gesignaleerd. Dit kleine insect is zeer schadelijk voor zijn gastheer. Het uit China afkomstige wespje is al eerder gezien in andere Europese landen, maar heeft nu op eigen kracht Aalten in Gelderland bereikt. Dat meldt onderzoeksinstituut Alterra op natuurbericht.nl De wesp is binnen de EU voor het eerst in 2002 in Italië aangetroffen. Een boomkweker in Boskoop nam in 2010 al een wespje waar op uit Italië geïmporteerde bomen. Deze zijn toen op grond van Europese quarantaineregels vernietigd. Duitsland kreeg bezoek in 2013, en nu dus in het aan Duitsland grenzende Aalten. Het vrouwtje van de tamme-kastanjegalwesp legt van mei tot en met augustus drie tot dertig zeer kleine eitjes in een knop. Ze kan in totaal 100 eitjes, verdeeld over meerdere knoppen, afzetten. Uit de eitjes komen larfjes die in de knop overwinteren. In het voorjaar maken de planten in reactie hierop 5 tot 20 millimeter grote gallen waarbinnen de larfjes zich voeden. Tussen mei en juli ver- Keurslijf poppen de larven zich in de gal. Die gallen op bladeren en takken beperken de groei en de vruchtzetting van de kastanje. In landen waar kastanjes veel gegeten worden – zoals Italië – en de oogst ervan een aanzienlijke economische activiteit vormt, is de schade goed merkbaar. Bestrijding met chemische middelen biedt weinig soelaas, omdat de gallen de insectenlarven beschermen. Er zijn nu proeven gaande met biologische bestrijding. REDACTIE GROEN De mannen, zelfstandig hydrobioloog Alexander Klink en ecologen Joost Bergsma en Martijn Dorenbosch van onderzoeksbureau Waardenburg, doen onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat. Ze bekijken in hoeverre dood hout in de rivier de biodiversiteit kan opkrikken. Nederland voldoet nu bij lange na niet aan de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor de meeste wateren halen we een 3 tot 3,5 terwijl 6 de minimumeis is. Een van de oorzaken is de gewijzigde morfologie van de rivieren, legt Klink uit. Vroeger, toen de rivieren nog niet in een keurslijf van dijken lagen geperst, waren er overstromingsvlakten met allerlei stroomsnelheden. Bomen die vanaf de kant in het water vielen, bleven gewoon liggen. “Voor ongewervelden is dat dode hout onmisbaar. Het veroorzaakt verschillende stroomsnelheden en luwe plekken. ‘Exoten hebben niets aan het dode hout, maar inheemse vissen profiteren ervan’ Voor kokerjuffers bijvoorbeeld. Deze insecten, waarvan de larven een kokertje van zand of ander materiaal om zich heen bouwen, hebben substraat nodig om zich vast te zetten. Eendagsvliegen grazen ’s nachts de algen van dood waterhout en schuilen overdag in bast en spleten. Twee soorten die je nu nauwelijks meer vindt. Dat terwijl beide bulkvoedsel zijn voor vissen. En ze zijn indicatoren voor waterkwaliteit en biodiversiteit.” Voor vissen is een morfologisch volwaardige rivier onontbeerlijk, voegt Bergsma toe. “Voor de ene soort biedt de omgeving van hout een rustige, stromingsarme plek om in op te groeien of te paaien, voor de ander, zoals de snoek, een ideaal jachtterrein.” Omdat Nederland moet voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn en omdat ook Rijkswaterstaat soortenrijkdom belangrijk vindt, zijn er nu, bij wijze van proef, in een aantal nevengeulen van de Nederrijn en IJssel bomen onder wa- #"%$! duurzaamheid & natuur deVerdieping VRIJDAG 10 JULI 2015 11 de bionische vrouw Nevengeulen De afgelopen jaren heeft Rijkswaterstaat in het kader van Ruimte voor de Rivier een groot aantal nevengeulen aangelegd in de uiterwaarden. Belangrijkste doel was het voorkomen van overstromingen. De ecologie telde minder mee. Rijkswaterstaat is nu bezig met de voorbereiding en uitvoering van nevengeulen voor de Kaderrichtlijn Water. Deze geulen zijn kleiner. Er worden dode bomen in neergelegd. Dit geeft meer variatie in structuur en stroomsnelheid en – naar verwachting – een biologische inhaalslag. In dit verband wordt in Nederrijn en Lek een uitgebreide proef gedaan. Als wetenschappelijk wordt vastgesteld dat hout de biodiversiteit verhoogt zonder de waterstandverlagende functie van de nevengeul aan te tasten, wil Rijkswaterstaat in meer nieuwe en bestaande nevengeulen hout leggen. zuigen. Onder: de oogst. de rivier leven ter verankerd. Aan Klink en bureau Waardenburg om te onderzoeken of het hout helpt. “Om te bekijken welke ongewervelden de stammen, wortels en takken trekken, zuigen de mannen van Waardenburg voor mij de boomstammen onder water af en borstel ik beesten van de takken. Die gaan in potten en determineer ik later”, vertelt Klink terwijl hij de borstel weer ter hand neemt. Dat determineren wordt een heidens karwei. Op een vierkante meter stam, tak of wortel zitten zo’n 5000 tot 50.000 ongewervelden. Vandaag bemonsteren de mannen vijftien vierkante meter, en dit is slechts een van de monsterrondes. Drie jaar lang wordt bij Everdingen, Amerongen, Wageningen en Hattem het hout in de nevengeulen en kribvakken van Nederrijn, Lek en IJssel onderzocht. Exoten De kikvorsmannen duwen het monsterbootje met apparatuur en potten weer de geul in. Opnieuw volgt een zuigsessie. Bureau Waardenburg faciliteert niet alleen Klink, maar doet ook onderzoek naar de planten en vissen van ‘behouten’ nevengeulen. In de Lek worden de vissen gefilmd om hun gedrag te kunnen bestuderen. “En zo ontdekten we wel iets plezierigs”, vertelt Dorenbosch, terwijl hij op een wegschietend blankvoorntje wijst. “Exoten, vissen die hier van nature niet thuishoren en onze inheemse vissen benadelen, hebben niets aan het dode hout, terwijl inheemse vissen er wel van profiteren.” Die exoten, zoals Ponto-Kaspische grondelsoorten, zijn in hun land van herkomst gewend aan een rivierbodem van grind en klei en kunnen niets met het hout. Dorenbosch: “Het zijn eerste aanwijzingen, maar het zou een prachtig neveneffect zijn. Sowieso zie je meer jonge baars en blankvoorn nabij de boom en meer volwassen (foeragerende) vissen op enige afstand. ’s Nachts jagen er alen.” Op de oever zit Klink in een grote bak met afgeschrobde beestjes te kijken. Het zijn vooral veel soorten vlokreeften en (exotische) slijkgarnalen. “Het zou echt fantastisch zijn als er een kokerjuffer of eendagsvlieglarve tussen zou zitten. Welke maakt niet uit, elke soort wijst op ecologisch herstel.” De bakinhoud gaat door de zeef en in de pot ‘Boom 1 tak’. Tijd voor een volgende boom. Paleo-ecologie Hydrobioloog Alexander Klink weet welke ongewervelden een ecologisch gezonde rivier zouden moeten bevolken op grond van paleo-ecologisch onderzoek. Hij deed onderzoek aan oude rivierafzettingen. Door op basis van soms eeuwenoude kaarten de vroegere loop van de rivier na te gaan en ter plekke diepe opgravingen te doen, verzamelde hij oud afzettingsmateriaal. In het slib zitten vele fossielen van ongewervelden. Die hebben een uit chitine opgebouwd skelet dat niet vergaat. Door minutieus alle kaakjes, schildjes en pootjes op naam te brengen, kon Klink zich een beeld vormen. Zijn conclusie: vroeger miegelde het van de steen- en eendagsvliegen, kokerjuffers, libellen en muggen. Die rijkdom bleef tot 1700, toen de mens de rivier werkelijk begon te temmen. Door dat keurslijf en door de vervuiling en verwarming is, volgens Klink, van die enorme rijkdom nog slechts een minieme fractie over. Aan de ‘tekenplug’ blijft het zwaarste schilderij hangen D e teek is weinig populair. In de rotbeestverkiezing werd het spinachtige diertje met afstand verkozen tot ‘rottigste rotbeest’, met meer dan anderhalf keer zoveel stemmen als de nummer twee, de steekmug. De slechte reputatie dankt de parasiet aan de Borrelia bacterie die hij tijdens het bloedzuigen over kan brengen. Ongeveer een kwart van de teken is geïnfecteerd met deze bacterie die de ziekte van Lyme veroorzaakt. Zelfs De Bionische Vrouw bleek niet immuun te zijn voor deze nare ziekte die, als die onbehandeld blijft, onder andere zenuwen en gewrichten ernstig kan aantasten. Ondanks deze slechte berichtgeving verdient de teek toch ook bewondering, want hij heeft een ingenieus systeem voor het bloedzuigen. Twee monddelen zien eruit als een soort flexibele zaagjes die samenwerken om de huid van de gastheer binnen te dringen. De uiteinden van de zaagjes maken hiertoe zagende en wrikkende bewegingen. Als het ene monddeel beweegt om verder in de huid te komen, staat het andere stil en biedt houvast met zijn ‘zaagtanden’ die zich als weerhaken in de huid vastgrijpen. Als de zaagjes diep genoeg in de huid zitten, begint het echte werk. Tussen de twee zagende monddelen bevindt zich de grotere steeksnuit. Dit is een naaldachtige structuur met weerhaken; het uiteindelijke doel van de teek is om de steeksnuit stevig in de huid te verankeren. Hiertoe bewegen de zaagjes in een V-vorm uiteen waardoor de steeksnuit de huid in wordt getrokken. De beweging is vergelijkbaar met de schoolslag, waarbij de vooruitgestrekte armen uiteenwijken en het lichaam een stukje vooruit beweegt in het water. Deze schoolslag herhaalt zich een aantal keren tot de steek- Als de zaagjes diep genoeg in de huid zitten, begint het echte werk: de steeksnuit snuit diep genoeg is doorgedrongen, zodat de teek goed vastzit en er bloed opwelt uit de opengescheurde huid. Het bloed wordt door de mondopening opgezogen. Een teek bijt dus niet, maar steekt en de steeksnuit is geen holle zuigsnuit. In het speeksel van een teek zit een verdovende stof, zodat we de steek niet merken, én een stof die bloedstolling voorkomt. Een teek zit vaak meerdere dagen tot een week vast op zijn gastheer, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een steekmug die een ‘hit-and-run’-strategie hanteert. Het zou zeer vermoeiend zijn voor het beestje als hij zich de hele tijd actief moest vasthouden. Maar als de steeksnuit met weerhaken eenmaal goed vastzit, hoeft de teek geen inspanning meer te leveren. Iedereen die weleens teken verwijdert, weet hoe goed dit bevestigingssysteem werkt: het is gemakkelijker het lijf van de kop te trekken dan de stevig verankerde kop uit de huid. In massieve muren vinden pluggen gemakkelijk houvast, maar in zachter materiaal zoals gipsplaten is dat lastig. Probeer daar maar eens een zwaar schilderij aan op te hangen. Pluggenfabrikant Fischer omarmde daarom het systeem van de teek. De schroefvormige ‘tekenplug’ heeft een aantal verborgen weerhaken die tevoorschijn komen op het moment dat een schroef in de plug wordt gedraaid. Hiermee verankert de plug zich optimaal in een lichtgewicht muur. In plaats dat het zware schilderij van de muur valt, valt met de tekenplug waarschijnlijk eerder de muur omver. Tot na de zomer, en pas op met teken! Ylva Poelman schrijft tweewekelijks hoe het vernuft van de natuur leidt tot technische hoogstandjes. De QR-code geeft toegang tot extra informatie op internet.