Preek over 1 Kor. 10,1-12 d.d. 22 november 2009 Broers en zussen in Christus, jongens en meisjes, geachte gasten, Kinderdoop (dia 1) of volwassendoop? (klik) Vroeger zeiden we allemaal: ‘Kinderdoop natuurlijk!’ Maar dat kwam ook omdat we nauwelijks over de muren van onze eigen kerk heen keken. Tegenwoordig doen we dat gelukkig wel. Hebben we er gelukkig oog voor gekregen dat God niet alleen maar werkt in de GKV. Maar het gevolg is wel dat we allerlei dingen die we vroeger vanzelfsprekend vonden, dat nu niet meer vinden. Zo is het ook met de kinderdoop. We maken regelmatig mee dat broers en zussen van ons vertrekken naar een baptistengemeente en zich als volwassene laten dopen. Wat is het toch jammer dat christenen zo in de clinch liggen over iets moois als de doop. En wat zou het mooi zijn als we niet alleen maar keken naar de verschillen maar ook naar de overeenkomsten. En niet alleen naar de mooie kanten van èn kinderdoop èn volwassendoop, maar ook naar de risico’s van èn kinderdoop èn volwassendoop. Dat gaan we vanmorgen doen. En ik denk dat 1 Kor. 10 ons daar goed bij kan helpen. *** Wat is de clou van 1 Kor. 10? Die vind je in vs. 11.12: 11 Wat hun [de Israëlieten] overkomen is, moet ons tot voorbeeld strekken; het is geschreven om ons, voor wie de tijd ten einde loopt, te waarschuwen. 12 Laat daarom iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt! Daar gaat het dus over. Over hoogmoed komt voor de val. Dat kun je leren van het verhaal van de Israëlieten. En dan noemt Paulus al die dingen waar we de afgelopen maanden bij stilgestaan hebben (dia 2): 1. Ze waren een minderheid in een vreemd land. Gediscrimineerd en uitgebuit. Maar wat gebeurde er? God nam het voor hen op (klik). Hij ging de confrontatie aan met hun uitbuiter, de farao van Egypte. 10 rampen stuurde Hij om hem murw te maken. En na de 10e ging-die eindelijk door de knieën. Het was zelfs zo dat-ie de Israëlieten toen smeekte om te vertrekken! 2. Daar gingen ze. In een lange optocht. Mannen, vrouwen en kinderen. De hitte van de woestijn in. Maar kijk es: boven hen hing een wolk. Zodat ze pagina 1 Preek over 1 Kor. 10,1-12 d.d. 22 november 2009 heerlijk in de schaduw liepen. Ze werden ‘door de wolk beschermd’ (klik) staat er in vs. 1. En die wolk hing niet stil, maar die ging met hen mee, zodat ze in de schaduw konden blijven lopen! Het was zelfs zo, dat als de kleintjes moe begonnen te worden, dat de wolk dan stil bleef hangen. En ’s nachts gebeurde er helemaal iets bijzonders. ’s Nachts konden ze de wolk ook zien. Want dan scheen er licht uit. Zodat het niet zo donker was. Er was maar één conclusie mogelijk: God had die wolk gestuurd. God Zelf ging in die wolk met hen mee. Stel je voor! Een geruststellende gedachte. De woestijn was een vreselijke plek. Maar gelukkig: God Zelf ging met hen mee. 3. Maar dat was nog niet alles. Paulus zegt ook nog in vs. 1 dat ze allemaal ‘door de zee trokken’ (klik). Dat was toen ze nog maar net vertrokken waren uit Egypte. Toen hadden ze achter zich het egyptische leger. En voor zich de Rietzee. Ze konden geen kant meer op. Maar wat gebeurde er? Mozes, hun leider, wees met z’n staf naar de zee, het begon hard te waaien, en er ontstond een pad naar de overkant. Dat hadden ze meegemaakt! Stel je voor! ’t Was een vreselijke plek, die woestijn. Maar als God Zelf meeging, en als Hij zelfs kon zorgen voor een weg waar geen weg was, dan kwam het vast allemaal goed. Dat hebben de Israëlieten allemaal meegemaakt. Ongelooflijk! Ik kan het me voorstellen als ze dachten: Het kan niet meer kapot! (klik) *** Dat is vs. 1. Maar dan doet Paulus in vs. 2-4 iets raars. Kijk maar es. Want dan begint-ie ineens over ‘dopen’ en over ‘geestelijk voedsel’ en over ‘geestelijke drank’. Hoe komt-ie daar zo opeens bij? Nou, Paulus trekt zo een lijntje naar de gemeente in Korinte. Die hebben niet onder die wolk gelopen. En die hebben niet over dat pad door de zee gelopen. En dat geldt ook voor ons natuurlijk. Wij hebben ook niet onder die wolk gelopen. En we hebben ook niet over dat pad door de zee gelopen. Helaas. Dus het lijntje dat Paulus van de Israëlieten naar de gemeente in Korinte trekt, dat kunnen we doortrekken naar onszelf, hier in Roden. (dia 3) Wij hebben niet onder die wolk en over dat pad gelopen, nee. Maar, zegt Paulus, jullie hebben wel net zoiets meegemaakt! pagina 2 Preek over 1 Kor. 10,1-12 d.d. 22 november 2009 Want dat gaan over dat pad door de zee van de Israëlieten, dat was een soort doop (klik). Want ze werden gered door het water. En dat is ook zo als je gedoopt wordt: je wordt gered door het water. En ik kan het me voorstellen als je denkt: ‘Was ik er maar bij geweest, toen bij die zee!’ Maar in feite zijn wij nog meer bevoorrecht dan de Israëlieten. Want hun ‘doop’ in de Rietzee was nog maar een schaduw van onze doop. Ga maar na: zij werden door hun ‘doop’ alleen maar bevrijd uit de macht van de Egyptenaren. Later zouden ze weer in de macht komen van de Filistijnen. En in de macht van de Assyriërs. En in de macht van de Babyloniërs. En in de macht van de Romeinen. En ga zo maar door. Maar onze doop gaat over een complete bevrijding en een blijvende bevrijding. Bevrijding uit de macht van de vijand achter al die vijanden: de duivel. En nog wat: de Israëlieten wisten ook nog niet welke prijs God wilde betalen voor hun vrijheid. Maar wij weten wel welke prijs God wilde betalen voor onze vrijheid. Hij wilde daar met bloed voor betalen. Met het kostbare bloed van zijn Eigen Zoon, Jezus Christus. Dus: wij hebben niet onder die wolk gelopen en over dat pad, nee. Maar wij hebben ook geweldige voorrechten gekregen van God. Grotere voorrechten nog dan de Israëlieten. *** Paulus heeft het in vs. 3 en 4 ook over ‘geestelijk voedsel’ en ‘geestelijke drank’. En dat doet-ie ook om een lijntje te trekken naar de gemeente van Korinte en naar ons. Want bij ‘geestelijk voedsel’ en ‘geestelijke drank’ denken wij meteen aan het Avondmaal. En dat is ook Paulus’ bedoeling. Hij zegt eigenlijk: de Israëlieten hebben in de woestijn een soort Avondmaal gevierd (klik). Hun ‘geestelijk voedsel’ was het manna. Het brood dat God zo voor hen uit de hemel liet vallen toen ze honger kregen. En hun ‘geestelijke drank’ was het water dat God zo voor hen uit de rots liet spuiten toen ze dorst kregen. Stel je voor dat je dat mag meemaken! ‘Ja, maar’, zegt Paulus, ‘zeg dat niet te gauw! Want jullie mogen dat ook meemaken! En wat jullie meemaken is zelfs nog mooier dan wat de Israëlieten meemaakten! Want jullie weten van het levende Brood dat God uit de hemel heeft laten komen: Jezus Christus. En jullie weten van het levende Water dat God jullie te drinken geeft: Jezus Christus. pagina 3 Preek over 1 Kor. 10,1-12 d.d. 22 november 2009 Jullie weten dat Gods liefde voor jullie zo ver gaat dat Hij zich helemaal weg heeft gegeven voor jullie. Dat Hij voor jullie gestorven is. En wat meer is: Dat Hij voor jullie naar de hel is gegaan. En dat onderstreept God elke keer dat jullie Avondmaal vieren.’ *** Dus: de Israëlieten hebben geweldige dingen meegemaakt. Maar wij hebben ook geweldige dingen meegemaakt. Toen we gedoopt werden. En we maken elke keer dat we Avondmaal vieren geweldige dingen mee. Geweldige voorrechten geeft God ons. En daardoor konden de Israëlieten denken: ‘Het kan niet meer kapot.’ En daardoor kunnen wij ook denken: ‘Het kan niet meer kapot’. Misschien zeg je nou: ‘Maar dat is toch ook precies wat God tegen ons wil zeggen als we gedoopt worden en als we Avondmaal vieren? Dat het niet meer kapot kan tussen Hem en ons?’ En dat is ook zo. En als we nou even weer kijken naar het verschil tussen kinderdoop (dia 4) en volwassendoop: dat is het mooie van de kinderdoop. Dat hij begint bij God. Bij de voorrechten die God je geeft (klik). Maar dat is tegelijk ook het risico van de kinderdoop. Hoogmoed komt voor de val! Dat laat Paulus op een schokkende manier zien in vs. 5: Toch wees God de meesten van hen af, want Hij liet hen bezwijken in de woestijn. (1 Kor. 10,5) (klik) Stel je voor! Ze hebben onder die wolk gelopen en over dat pad! Zulke geweldige dingen meegemaakt! En toch loopt het slecht met hen af! Met ‘de meesten’ zelfs! Dat kun je lezen in Nu. 14: alleen degenen die bij het vertrek uit Egypte onder de 20 waren, zullen het doel van de reis bereiken. Alle anderen zullen sterven in de woestijn. Schokkend. Want als we dat lijntje even doortrekken naar vandaag, dan betekent dat: Je kunt gedoopt zijn, je kunt regelmatig naar de kerk komen, je kunt Avondmaal vieren – en dan kan het toch slecht met je aflopen! Hoogmoed komt voor de val. Hoe dat werkt, daar hebben we het zometeen over. Zingen: Ps. 78,4 *** Dus: Het kan nog wel kapot! Zelfs als je gedoopt bent en regelmatig naar de kerk komt en Avondmaal viert. Hoe dan? Dat zegt Paulus in vs. 6. En daarna illustreert-ie het met 4 voorbeelden uit het verhaal van de Israëlieten. pagina 4 Preek over 1 Kor. 10,1-12 d.d. 22 november 2009 Eerst vs. 6. Daar zegt-ie: ‘wij moeten niet uit zijn op het kwade, zoals zij’ (dia 5). ‘Uit zijn op het kwaad’. Eigenlijk staat er: ‘verlangen naar het kwaad’. Of: ‘zin hebben in het kwaad’. Dus: ze hebben geweldige voorrechten gekregen van God – ze hebben onder die wolk gelopen en over dat pad – maar ze zijn er geen spat door veranderd. Ze zijn nog steeds uit op het kwaad. Hoe kan dat? Volgens mij is het uiteindelijk gebrek aan zelfkennis. Ze hebben niet door dat het voorrechten zijn. Ze denken dat het rechten zijn (klik). ‘Want’, zeggen ze, ‘wij zijn toch het volk van God?’ Dat is gebrek aan zelfkennis. Want dat ze ‘het volk van God’ zijn, dat zijn ze niet uit zichzelf. Maar dat is ook weer een voorrecht. Want uit zichzelf zijn ze juist vijanden van God. Alle mensen zijn uit zichzelf vijanden van God. ‘Wij zijn toch het volk van God? Logisch dat we onder die wolk mochten lopen en over dat pad!’ Ze zien dat niet als een voorrecht, maar als een recht. O ja, ze zijn er vast op het moment dat het gebeurde wel van onder de indruk geweest. Net zoals wij echt wel onder de indruk zijn van de bediening van de doop en van de viering van het Avondmaal. Maar het heeft hun hart niet veranderd. Ze hebben er geen persoonlijke relatie met God door gekregen. (klik) Ze hebben de voorrechten die God hun gegeven heeft losgemaakt van God Zelf. Ze hebben die voorrechten aangepakt en gezegd: ‘Nou, dankuwel’ en vervolgens zijn ze overgegaan tot de orde van de dag... Eigenlijk willen ze Gods cadeautjes wel, maar God Zelf hoeven ze niet... Dat is natuurlijk gewoon van God proberen te profiteren... *** En dan is het een kleine stap naar het soort dingen dat de Israëlieten deden in de woestijn. Paulus haalt ze aan in vs. 7-10: Voorbeeld 1: Het gouden kalf (vs. 7; Ex. 32) (dia 6). De leider van de Israëlieten, Mozes, is de berg Sinai op. Al bijna 40 dagen is-tie weg. En dan zeggen ze tegen Aäron, de broer van Mozes: ‘Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet’ (Ex. 32,1). En Aäron doet het. En dan kun je zeggen: ‘Onbegrijpelijk! Ze hebben onder die wolk gelopen en over dat pad! Hoe kunnen ze nou zoiets doen!’ Maar het punt is: die voorrechten hebben hun hart niet veranderd. Ze zijn er niet door voor God gaan leven. Uit gebrek aan zelfkennis. (Zij waren toch pagina 5 Preek over 1 Kor. 10,1-12 d.d. 22 november 2009 kinderen van God? Logisch dat ze die voorrechten kregen. Daar hadden ze recht op.) En als je niet voor God leeft, dan leef je voor iets anders. Mensen leven altijd ergens voor. Er is altijd iets het belangrijkste in hun leven. En dat iets dat noemt de Bijbel hun ‘god’. Nou, kijk naar jezelf en vraag je af: ‘Waar leef ik voor? Wat is het belangrijkste in mijn leven? Waar investeer ik de meeste tijd in? Waar geef ik het meeste geld aan uit?’ enz. En als het antwoord iets anders is dan God, vraag je dan af: ‘Heb ik eigenlijk wel door wat een voorrecht het is om gedoopt te zijn? Om Avondmaal te vieren? Heb ik eigenlijk wel door dat ik van mezelf een vijand ben van God? Dat ik geen haar beter ben dan iemand die niet gelooft?’ Ga je daar dan es in verdiepen. *** Voorbeeld 2: Ontucht met de Moabieten (vs. 8; Nu. 25) (klik). Het staat er zo in vs. 8: ‘Laten we geen ontucht plegen, zoals een aantal van hen, want daardoor stierven er op één dag 23.000’. Dat ging zo: de Israëlieten vieren feest met de Moabieten (dat werd later het buurvolk). En het komt zo ver dat ze offers brengen aan de goden van de Moabieten en dat ze naar bed gaan met de vrouwen van de Moabieten. En dan kun je zeggen: ‘Onbegrijpelijk! Ze hebben onder die wolk gelopen en over dat pad! Hoe kunnen ze dan zulke dingen doen?’ Antwoord: Ze zien dat niet als voorrechten, maar als rechten. En dus is hun hart er niet door veranderd. Hebben ze er geen persoonlijke relatie met God door gekregen. Zijn ze er niet door voor God gaan leven. Wat heb je dan voor reden om niet toe te geven aan zulke verleidingen? Misschien zeg je nou: ‘23.000 doden! Wat voor God is dat?’ En inderdaad: Srebrenica is ons nationale trauma: 4000 doden... Maar dit is 6 keer Srebrenica! Wat voor God is dat? De God die speciaal voor ons uit de hemel kwam, de God die voor ons naar het kruis ging – de God die voor ons naar de hel ging. Je moet uit die 23.000 doden niet concluderen dat God een wrede God is. Maar dat Hij een ontzettende hekel heeft aan vrije seks (ontucht). En als jij je daar schuldig aan maakt, vraag je dan es af: ‘Heb ik wel door wat een voorrecht het is om gedoopt te zijn? Om bij Gods gezin te horen? Om God samen te ontmoeten in de kerk? Of vind ik dat allemaal heel vanzelfsprekend?’ En als je dat wel doorhebt, je hart is wel veranderd door Gods voorrechten voor jou, je hebt wel een persoonlijke relatie met Hem, en toch zie je geen pagina 6 Preek over 1 Kor. 10,1-12 d.d. 22 november 2009 probleem in seks buiten het huwelijk – vraag je dan es af of die relatie wel in balans is. Een relatie draait om communicatie. Van 2 kanten. Nou, vraag je dan es af: ‘Ben ik misschien het meest aan het woord in mijn relatie met God? Ben ik wel goed in het spreken, in het bidden, maar niet zo goed in het luisteren? En moet God misschien meer aan het Woord komen?’ *** Voorbeeld 3: De koperen slang (vs. 9; Nu. 21). ‘En laten we Christus niet tarten, zoals anderen deden, want daardoor werden ze door slangen doodgebeten’. ‘Waarom hebt u ons weggehaald uit Egypte?’ verwijten ze God en Mozes. ‘Om ons in de woestijn te laten sterven? We hebben geen brood en geen water, en we kunnen dit ellendige eten niet meer zien’ (Nu. 21,5). Onbegrijpelijk! Ze hebben onder de wolk gelopen, over dat pad, ze hebben brood uit de hemel gegeten en water uit de rots gedronken, en nu trekken ze Gods intenties in twijfel. Ze beschuldigen Hem ervan dat Hij het slecht met heen voor heeft! Dat kan alleen als je niet doorhebt dat het voorrechten zijn. En als je hart niet veranderd is door die voorrechten. Als je er geen persoonlijke relatie door met God hebt gekregen. Alleen dan kun je met de vuist op tafel slaan en tegen God zeggen: ‘En geef me nou es wat ik nodig heb!’ Alleen als je niet doorhebt dat God je al zoveel gegeven heeft. Dat God zelfs Zichzelf aan je gegeven heeft. Terwijl je het niet verdiende. Als jij vindt dat God jou niet geeft wat je nodig hebt, vraag jezelf dan es af: ‘Heb ik wel door dat God Zichzelf al aan me gegeven heeft? En dat ik dus eigenlijk alles al heb?’ *** Voorbeeld 4: Opstand (vs. 10; Nu. 11) (klik). ‘En kom niet in opstand, zoals weer anderen deden, want daardoor werden ze door de doodsengel vernietigd’. Het is niet heel duidelijk wat er gebeurt. Er staat alleen dat ‘het volk de HEER zijn nood begon te klagen’. Het zal wel ongeveer hetzelfde zijn als in Nu. 21. Altijd weer dat klagen. Dat altijd maar meer willen. Omdat je niet ziet wat je al gekregen hebt van God. *** 4 voorbeelden waren dat van: Hoogmoed komt voor de val. Ze dachten: ‘Het kan niet meer kapot!’ Maar het kon nog wel kapot! Het liep slecht met hen pagina 7 Preek over 1 Kor. 10,1-12 d.d. 22 november 2009 af. Vs. 7: het staat er niet bij, maar in Ex. 32 kun je lezen: 3.000 doden. Vs. 8: 23.000 doden. Vs. 9: door slangen doodgebeten. Vs. 10: door de doodsengel vernietigd. Als één ding hier duidelijk wordt dan is het dit: God haat het als je zijn liefde niet ziet. Als je zijn genade niet ziet. Als je dat allemaal vanzelfsprekend vindt. God haat het als je niet verandert door zijn genade. God haat het als je lauw blijft ondanks zijn goedheid. Denk maar aan wat Hij zegt tegen de gemeente in Laodicea, Op. 4,15.16: Ik weet wat u doet, hoe u niet koud bent en niet warm. Was u maar koud of warm! Maar nu u lauw bent in plaats van warm of koud, zal ik u uitspuwen. (Op. 4,15.16) En dat is het mooie van de volwassendoop (dia 7). Dat-ie daarop hamert: ‘Denk erom, er moet wel wat gebeuren! Je moet wel een persoonlijke relatie met God krijgen! Je moet wel echt zelf kiezen, telkens weer!’ (klik) En tegelijk is dat ook het risico van de volwassendoop. Want als je daar teveel de nadruk op legt, dan sneeuwt onder dat het allemaal begint bij God en bij de voorrechten die Hij aan jou geeft (klik). Dan kan het erop lijken dat de volgorde is: eerst jij, dan God. Als jij kiest voor God, dan kiest God voor jou. En soms – niet altijd – wordt er ook echt zo tegenaan gekeken. Maar dan maak je God echt een stuk kleiner dan Hij is! *** Dus (dia 8): Laten we er om te beginnen (1) om denken dat God de eer krijgt die Hij verdient. Laten we erkennen dat het begint bij Hem. Dat we zo afhankelijk zijn van Hem als een baby van zijn moeder. (klik) En dat kun je heel mooi zien in de kinderdoop. Dat onze relatie met God zo in elkaar zit: God is de moeder, wij zijn de baby. (klik) Maar laten we er daarnaast (2) op hameren dat als die baby groot wordt, er ook echt een antwoord moet komen. Er ook echt een keus gemaakt moet worden. (klik) En laten we, als die keus er komt, daar ook een echt feest van maken. Zoals we dat ook al meer en meer doen als jongeren belijdenis doen van hun geloof. (klik) Daar hebben we echt niet persé de volwassendoop voor nodig! Want: het begint met grote voorrechten, die je zomaar krijgt, uit genade. Maar als die voorrechten je niet veranderen, dan klopt er iets niet... En wat is dan de remedie? Niet zeggen: ‘Ik moet niet zo lauw zijn, ik moet warmer worden.’ Maar zelfkennis. Ontdekken dat je van jezelf een vijand bent van God. En dat dat God er toch niet van weerhoudt om je geweldige voorrechten te geven. En dan beseffen dat dat dus voorrechten zijn, geen rechten! Amen. pagina 8 Preek over 1 Kor. 10,1-12 d.d. 22 november 2009 Liturgie mo 1. Votum 2. Zegengroet 3. Zingen: Ps. 147,1 (orgel) 4. Bidden 5. Lezen/ tekst: 1 Kor. 10,1-12 6. Zingen: Opw. 502 Jezus ik wil heel dicht bij u komen (combo/ piano) 7. Inzoomen 8. Preek deel I 9. Zingen: Ps. 78,4 (orgel) 10. Preek deel II 11. Zingen: Ps. 105,5.21 (orgel) 12. Wet (eerst voorrecht van God, dan leven voor God) 13. Zingen: Opw. 569 Regeer in mij (combo/ piano) 14. Danken & bidden 15. Collecteren 16. Zingen: Ps. 147,7 (orgel) 17. Zegen QuickTime™ en een -decompressor zijn vereist om deze afbeelding weer te geven. QuickTime™ en een -decompressor zijn vereist om deze afbeelding weer te geven. pagina 9