Bladeren Paragraaf 4 Bladeren • De meeste planten hebben bladeren. • De bladeren van verschillende soorten planten kunnen erg verschillen van vorm. De onderdelen van een blad • De bladeren van planten bestaan uit een bladsteel en één of meer bladschijven. • Een blad bestaat uit één of meerdere bladschijven en een bladsteel. • De bladsteel begint bij een okselknop aan een stengel en eindigt bij de bladschijf. De onderdelen van een bladschijf • In de bladschijf liggen de vaatbundels in nerven. • De meeste bladeren hebben een grote nerf in het midden van het blad: de hoofdnerf. • De aftakkingen van de hoofdnerf noemen we zijnerven. • Alles tussen de nerven noemen we bladmoes. bladmoes bladschijf zijnerf hoofdnerf bladsteel Een bladskelet. Het bladmoes van dit blad is vergaan, waardoor alleen de nerven nog over zijn. De functie van bladeren • In de bladeren van een plant vindt fotosynthese plaats. • Bij fotosynthese ontstaat glucose, dat dient als voedsel voor de plant. Planten maken hun eigen voedsel door middel van fotosynthese. Fotosynthese • Om fotosynthese te laten plaatsvinden zijn behalve (zon)licht ook twee stoffen nodig: – water (H2O) – koolstofdioxide (CO2) • Bij fotosynthese ontstaan twee stoffen: – glucose – zuurstof (O2) Fotosynthese. Het belang van fotosynthese • Bij fotosynthese ontstaat glucose. • Van glucose maakt de plant allerlei andere stoffen, waaronder bouwstoffen (stoffen waaruit de plant is opgebouwd). • Planten dienen (uiteindelijk) als voedsel voor vrijwel alle andere organismen. • Bij fotosynthese ontstaat zuurstof. • Zonder zuurstof sterven de meeste organismen.