BELEID OP VLAK VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING: IN BELGIË EN DAARBUITEN KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS 1. Het landbouwdossier Gelet op: Het feit dat Westerse landbouwproducten de lokale markten in het Zuiden verstoren. Overwegende dat: De boeren uit het Zuiden niet de kans krijgen zich te ontwikkelen en we eveneens de situatie van de boeren uit het Noorden willen verbeteren. Bevelen wij aan dat: 1) Er een herstructurering komt van de exportsubsidies en de inkomensubsidies door middel van een betere besteding en een betere afstemming van landbouw op ecologie; 2) Er aandacht komt voor de drie centrale pijlers in de landbouw: • Ecologisch: milieuvriendelijke productietechnieken • Sociaal: tewerkstelling in het Noorden afstemmen op duurzame landbouw en in het Zuiden op zelfvoorzienende landbouw • Economisch: fair-trade producten populairder maken 3) Er vanuit België een positief signaal gegeven wordt naar Europa opdat ze druk zouden uitoefenen op de WTO om de derde wereldlanden het recht te geven hun markten te beschermen (bv. door importtaks op bepaalde producten en een evaluatie van het systeem om de vijf jaar door een internationale organisatie). 2. Samenhang in het beleid Gelet op: De noodzaak van samenhang in het beleid van de Belgische staat voor het wegwerken van de ongelijkheid tussen Noord en Zuid, Overwegende dat: Het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking soms teveel gehinderd wordt door andere regeringsprioriteiten en dat efficiëntie en goede informatie naar de burger essentieel zijn. Bevelen wij aan dat: De bestaande commissie ‘globalisering’, met leden van Kamer en Senaat, wettelijk een meer uitgebreide opdracht krijgt: • • • Waarin ze regelmatig samen komt (bv. elke drie maanden) Waarin ze regeringsleden (federaal en regionaal) ontvangt om samen een geïntegreerd ontwikkelingsbeleid op te zetten Gebaseerd op een inventaris van alle projecten inzake ontwikkelingssamenwerking en een meerjarenplanning. Er ook naast de commissie een adviesraad opgericht wordt met deskundigen uit het bedrijfsleven en de NGO’s. ZIN EN ONZIN VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Slotzitting Scholierenparlement 13 mei 2005 De commissie ‘globalisering’ de samenhang terzake in het regeringsbeleid bewaakt en zorgt voor goede informatie naar en sensibilisering van de bevolking. 3. Ontwikkelingssamenwerking: Vlaanderen, België, de EU? Gelet op: De huidige versnippering van het ontwikkelingssamenwerkingbeleid en de niet-efficiënte aanwending van de financiële middelen hiervoor. Overwegende dat: De samenwerking binnen de EU gestimuleerd moet worden om schaalvergroting, internationale uitstraling en kostenbesparing mogelijk te maken. Bevelen wij aan dat: 1) Er op Europees niveau een commissie opgericht wordt die het beleid rond ontwikkelingssamenwerking coördineert en controleert. De administratieve kosten hiervan vallen ten laste van de EU. Om de objectiviteit van deze commissie en de onafhankelijkheid van het ontwikkelingsbeleid te garanderen, zetelen in deze commissie zowel de lidstaten, de ontwikkelingslanden en de NGO’s die door de EU gesteund worden 2) De groei naar de 0,7% richtnorm een Europese richtlijn wordt waarop landen aangesproken kunnen worden. De 0.7% zou over een periode van 10 jaar moeten bereikt worden. Als dat niet lukt, dient dit aanvankelijk via een morele veroordeling aangeklaagd worden. Als dat niets uithaalt kan er nadien ook financieel bestraft worden. 3) Nationale projecten mogen blijven bestaan omwille van historische redenen, maar de besteding van het overgrote deel van het budget moet beslist worden op Europees niveau. Slotzitting Scholierenparlement 13 mei 2005 ZIN EN ONZIN VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Slotzitting Scholierenparlement 13 mei 2005 ONTWIKKELINGSSAMENWERKING: DE ROL VAN HET MIDDENVELD EN DE RELATIE MIDDENVELD – BELEID HET VLAAMS PARLEMENT 1. Lobbywerk Overwegende dat: Er op dit moment onvoldoende structureel overleg is, zowel nationaal als internationaal, tussen NGO’s en de overheid (en de minister); Bevelen we aan dat: Er een raad komt, die op vaste data samenkomt, die internationale thema’s bespreekt (zoals bv. de Tobintaks) en die ook wordt bijgewoond door de minister. Het is hierbij belangrijk dat de communicatie in 2 richtingen gebeurt, en dat er samen naar een oplossing wordt gezocht tussen evenwaardige partijen. De onafhankelijkheid van de NGO’s moet gegarandeerd worden. Het instellen van deze raad moet eerst op Belgisch niveau gebeuren – dit wordt dan later zo mogelijk verder uitgebreid naar Europees en ruimer internationaal niveau. 2. Projectwerking Gelet op: Het feit dat projectwerking een belangrijk onderdeel is van ontwikkelingssamenwerking; Overwegende dat: Er nog meer op de noden van de plaatselijke bevolking moet worden in gespeeld, en de efficiëntie van de projectwerking nog kan worden vergroot; Bevelen wij aan dat: 1) Er een koepelorganisatie wordt opgericht, bestaande uit NGO’s, vakbonden, onafhankelijke personen, milieuorganisaties enz. , die zich richt tot de regio’s en ingaat op de noden die zich in deze regio stellen. • De resultaten van een bevraging betreffende die noden moeten worden teruggekoppeld naar de koepelorganisatie voor projectwerking. • Het respecteren van de mensenrechten door de lokale overheid is de algemene voorwaarde om projectwerking in een bepaalde regio op te starten en te behouden. • Er moet gezorgd worden voor medewerking van de plaatselijke bevolking (er moet dus een draagvlak gecreëerd worden) • Alle hulp moet losgekoppeld worden van de voorwaarden (zoals die er waren bij gebonden hulp). 2) Deze koepel heeft ook tot taak de projecten van de NGO’s goed op elkaar af te stemmen. Om zulk een koepelorganisatie op te bouwen wordt gepleit deze eerst op te richten op nationaal niveau, en dan in fases verder uit te breiden tot een Europese koepelorganisatie. 3) De rol van de overheid in dit koepelorgaan beperkt zich tot het uitbouwen en stimuleren van communicatie en dialoog tussen de verschillende partners. ZIN EN ONZIN VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Slotzitting Scholierenparlement 13 mei 2005 3. Sensibilisering Gelet op: Het feit dat de bevolking in het algemeen en de jongeren in het bijzonder zich vaak niet bewust zijn van manieren om zelf aan ontwikkelingshulp te doen, en gezien het feit dat media onvoldoende informeren; Overwegende dat: De bewustmaking toch vooral via jongeren moet gebeuren (= dit zijn immers de volwassenen van morgen) om zo een verantwoord consumentengedrag op te bouwen; Bevelen wij aan dat: 1. In het onderwijs, op alle niveaus, van kleuteronderwijs t.e.m. hoger onderwijs, op een aangepaste manier aandacht besteed wordt aan multiculturele vorming en NoordZuidproblematiek. Meer bepaald in het middelbaar door het verplicht als thema in de vakoverschrijdende eindtermen op te nemen. De concrete invulling gebeurt bij voorkeur door het te integreren in alle vakken met een afsluitend projectmoment (dus geen afzonderlijk vak). 2. Mensen geïnformeerd worden over internationale vakbondswerking. NGO’s en vakbonden krijgen hierin en in het promoten en aanbieden van fair-trade producten een belangrijke rol. 3. In alle openbare diensten moeten fair-trade producten beschikbaar zijn. Slotzitting Scholierenparlement 13 mei 2005 ZIN EN ONZIN VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Slotzitting Scholierenparlement 13 mei 2005 ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, DE ROL VAN DE BEDRIJFSWERELD EN DE RELATIE BEDRIJFSWERELD – BELEID DE BELGISCHE SENAAT 1. ‘gebonden hulp’ Gelet op: Het feit dat gebonden hulp in het verleden tot misbruik heeft geleid; Het feit dat gebonden hulp de buitenlandse concurrentie uitschakelt en dus prijzen opdrijft; Het feit dat armoede in de wereld nog steeds niet uitgeschakeld is; Het feit dat er toch een belangrijke rol is weggelegd voor bedrijven bij ontwikkelingssamenwerking. - Overwegende dat: In een goed ontwikkelingsbeleid de ene hand niet neemt wat de andere geeft; men concurrentie niet mag vervalsen; Lange termijnwerking niet gegarandeerd is aangezien bedrijven enkel winst nastreven; Ondernemers van cruciaal belang zijn voor de economische ontwikkeling van een land. - Bevelen wij aan dat: • • • • • We rekening houden met de reële noden van een land Bedrijven gestimuleerd worden om op eerlijke wijze te investeren en produceren in het Zuiden door financiële voordelen indien ze voldoen aan welbepaalde criteria (zie voorstel 2). Bedrijven die voldoen aan deze criteria een Label toegewezen krijgen. Het ministerie van ontwikkelingssamenwerking een organisatie opricht die deze labels toekent. de minister van ontwikkelingssamenwerking zich eerder concentreert op efficiënte hulp dan op gebonden hulp 2. Rol van onze bedrijven Gelet op: - Het feit dat veel Belgische bedrijven investeren of produceren in het Zuiden omwille van de economische voordelen daar; Het feit dat deze bedrijven niet altijd rekening houden met de ecologische en sociale context. Overwegende dat: De economische samenwerking tussen Belgische bedrijven en het Zuiden steeds zou moeten uitgaan van een win-win situatie voor beide… Bevelen wij aan dat: 1) De overheid bedrijven ondersteunt en stimuleert om op een eerlijke wijze te investeren en te produceren in het Zuiden. Voorwaarden voor deze ondersteuning: • Gezonde werksituatie volgens internationaal arbeidsrecht (minimum lonen, werkuren) • Respect voor mensenrechten • Exportquota • Bevorderen van educatie en deskundigheid ter plaatse stimuleren • Respect voor milieu ZIN EN ONZIN VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Slotzitting Scholierenparlement 13 mei 2005 • • Rekening houden met de plaatselijke bedrijven en werkgelegenheid creëren ter plaatse Externe controle toelaten Indien zij aan de voorwaarden voldoen krijgen ze een logo. Een onafhankelijk controleorgaan moet deze logo’s toekennen (zie ook voorstel 1). ----------------------------------------------2) Aangezien de NGO’s een belangrijke expertise hebben in het Zuiden, bevelen we aan dat ze betrokken worden bij het controleorgaan, (zelfs als officiële partner). Er moet echter over gewaakt worden dat ze niet alle macht hebben in de beslissingen. 3) De Belgische overheid moet Belgische bedrijven stimuleren om opleidingen te geven in het Zuiden en te werken met partnerschappen. 3. Rol van bedrijfjes in het Zuiden Gelet op: Het belang van kleine bedrijven in het Zuiden, Overwegende dat: Hierdoor een duurzame en structurele ontwikkeling op gang wordt getrokken, Bevelen wij aan dat de minister van ontwikkelingssamenwerking: 1. Fondsen, vorming, opleiding en expertise voor het ontwikkelen van lokale bedrijven in het zuiden vrijmaakt onder volgende voorwaarden a. De keuze, begeleiding en controle van bedrijven gebeurt in partnerschap met Belgische en lokale NGO’s vanuit plaatselijke initiatieven b. Bedrijven moeten duurzame en eerlijke productie en ondernemerschap voorstaan met zo groot mogelijk respect voor mensenrechten, gender problematiek, sociale rechten, sociale zekerheid en milieu. c. De eindcontrole moet in handen blijven van de Belgische overheid. 2. Dit allemaal tracht te verwezenlijken in samenwerking en harmonie met initiatieven van het ministerie van Buitenlandse handel om zo een evenwichtige, globale economie mogelijk te maken. Slotzitting Scholierenparlement 13 mei 2005 ZIN EN ONZIN VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Slotzitting Scholierenparlement 13 mei 2005