Hé, het vliegt! Een verzameling lesideeën rondom het thema ‘in de lucht’ Relevante vakgebieden: beeldende vorming wereldoriëntatie techniek taal Samengesteld door: Hanneke Rozema Handleiding In dit document zijn lessen opgenomen rondom het thema ‘in de lucht’. Deze lessen variëren van geschiedenis lessen en lessen over techniek, tot lessen waarbij de kinderen beeldend bezig zijn. Doelgroep De lessen zijn gericht op kinderen van groep (6) 7/8 en kunnen zowel zelfstandig als klassikaal uitgevoerd worden. De lessen zijn als een serie (projectmatig) als losstaand te gebruiken. Leeswijzer De lessen zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen: Informatie- en werkbladen waarmee de kinderen zelfstandig of waarmee de leerkracht klassikaal aan de slag kan. Antwoordbladen van de werkbladen. Les ideeën: op deze bladen zijn lesideeën opgenomen die naar inzicht van de leerkracht gebruikt en/of aangevuld kunnen worden. Didactiek De meeste informatie- en werkbladen kunnen zowel zelfstandig door de kinderen verwerkt als klassikaal worden behandeld. Soms is het verstandig om de kinderen een korte voorinstructie te geven voordat zij zelfstandig aan de slag gaan. Alhoewel de informatie- en werkbladen volledig zijn, is het aan de leerkracht om zo nodig aanvullingen te geven om zodoende aansluiting te geven bij de beginsituatie van de kinderen. Ook zullen sommige thema’s kunnen inspelen op actualiteiten. Naast het lezen van en luisteren naar informatie komen de volgende didactische activiteiten aan de orde: - schriftelijke verwerking (met eventuele mondelinge nabespreking) - experimenten uitvoeren - opdrachten beeldend verwerken - klassikale gesprekken Kerndoelen De volgende (nieuwe) kerndoelen komen bij deze lessen in meer of mindere mate aan de orde: Schriftelijk taalonderwijs 5 - De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen. 6 - De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale. Natuur en techniek 40 - De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. 41 - De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. 42 - De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, electriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. 44 - De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. 45 - De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. Tijd 51 - De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. 52 - De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen; televisie en computer. Kunstzinnige oriëntatie 54 De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. Vogels Lichaamsbouw Vogels zijn gewervelde dieren. Gewervelde dieren hebben botten in hun lichaam. De botten in de rug worden wervels genoemd. Alle botten bij elkaar wordt het geraamte of skelet genoemd. Vogels hebben een speciaal skelet. Het is namelijk heel erg licht. Dat komt omdat in de botten van een vogel een heleboel kleine 'kamertjes' zijn die gevuld zijn met lucht. Daardoor zijn de botten sterk maar toch licht. Dat is nodig om te kunnen vliegen! Als vogels dezelfde botten zouden hebben als zoogdieren zouden ze nooit kunnen vliegen, dan zijn ze veel te zwaar! Een vogel kan vliegen omdat het vleugels heeft. Door de speciale vorm van de vleugel van een vogel stroomt de lucht aan de bovenkant van de vleugel sneller langs de vleugel dan aan de onderkant. Aan de bovenkant ontstaat een druk die ‘onderdruk’ genoemd wordt waardoor de vleugel een “duwtje” naar boven krijgt. Deze kracht is zo groot dat een vogel de zwaartekracht kan trotseren. Een heel belangrijk bot in het skelet van een vogel is daarom het borstbeen. Hier zitten de spieren van de vleugels aan vast. Die spieren zijn heel sterk en daarom moet het borstbeen ook heel sterk zijn. Daarnaast zijn vogels in staat om tijdens het vliegen voldoende zuurstof in hun lichaam rond te pompen. Snelheid Hoe snel een vogel kan vliegen hangt af van de grootte en vorm van de vleugel. Wanneer je de vleugel van een merel en een mus met elkaar vergelijkt zie je dat een merel grotere vleugels en grotere vliegspieren heeft. Hierdoor is de “trekkracht” van een merel groter dan bij een mus. De hoeveelheid lucht die verplaatst wordt is immers groter. De “topsnelheid” van een merel is ongeveer 55 km/h, die van een mus ruim 30 km/h. Vliegen is heel erg zuinig als je naar het energieverbruik per afgelegde kilometer kijkt: één kilometer vliegen kost een vogeltje van tien gram slechts één procent van de energie die een tien gram wegende muis voor dezelfde afstand daarvoor nodig heeft! De meeste vogels vliegen niet harder dan dat ze hoeven om zo weinig mogelijk energie te verbruiken. Vliegtechniek Sommige vogels kunnen in de lucht scherpe bochten maken terwijl sommige vogels vooral rechtuit vliegen. Dit hangt af van de vorm van hun staart. Vogels gebruiken hun staart als soort roer. (Denk ook aan een schip.) De staartveren zijn breed en stijf en de staart kan open en dichtgaan als een waaier. De staart kan naar boven of naar beneden, links of rechts gedraaid worden. Ook de vleugels moeten meedraaien in de richting waar de vogel heen wil. Sommige vogels gaan ook met hun ene vleugel iets harder klappen dan de ander om hun bocht te ondersteunen. Wanneer een vogel naar beneden of boven moet beweegt hij zijn staart precies de andere kant op. Door het klappen met zijn vleugels zorg een vogel ervoor dat er lucht langs zijn vleugels komt. Vogels kunnen zweven op thermiek (opstijgende lucht) en zweven op de wind. Denk aan een arend die tijden in de lucht kan blijven zonder zijn vleugels te bewegen door gebruik te maken van thermiek, dit is eigenlijk niet echt vliegen, maar zweven. In plaats van constant te klapwieken, wisselen vogels klapwieken af met zweven. De kleinste vogeltjes ter wereld zijn de kolibries. De kleinste onder hen, de bijkolibrie, is met zijn 1,6 gram nauwelijks zwaarder dan veel insecten. De belangrijkste gelijkenis tussen kolibries en insecten is hun manier van vliegen: ze vliegen beiden met een soort helikoptervlucht. Hiervoor hebben ze kleine, stijve vleugels, die niet tegen het lichaam kunnen liggen. Kolibries kunnen stil in de lucht blijven hangen door hun vleugels horizontaal te bewegen. Om vooruit te komen, moeten ze hun lichaam lichtjes kantelen. In plaats van draaiende bewegingen te maken, bewegen de vleugels van kolibries en insecten alleen voor- en achteruit. Ze beschrijven eigenlijk een liggende acht: Om op deze manier in de lucht te blijven moet een kolibrie met een verschrikkelijk hoge frequentie (hoeveelheid) met zijn vleugels slaan. De meeste soorten halen wel 25 slagen per seconde, maar de absolute recordhouder is de zonnestraalkolibrie die wel 90 vleugelslagen per seconde haalt! Er zijn heel wat vogels die niet kunnen vliegen: zoals bijvoorbeeld struisvogels (zie plaatje). Hun vleugels zijn te klein en zwak om hun zware lichamen in de lucht te krijgen. Ook pinguïns kunnen niet vliegen. Pinguïns zijn zeevogels van het Zuidelijk Halfrond. Ze hebben smalle, stijve vleugels, die wat op peddels lijken en waarmee ze zich onder water voortbewegen. Hun manier van zwemmen lijkt wel op vliegen onder water. Wist je dat… De vleermuis het enige zoogdier ter wereld is dat echt kan vliegen. Een kolibri nog geen 100 veren telt terwijl een grote vogel als een zwaan wel 25.000 veren telt. Het grootste ei van een struisvogel is en het kleinste ei van een kolibri. Werkblad ‘vogels’ Naam: I. Vul het ontbrekende woord in: Door de speciale vorm van de vleugel van een vogel stroomt de lucht aan de bovenkant van de vleugel sneller langs de vleugel dan aan de onderkant. Aan de bovenkant ontstaat een druk die ‘______________’ genoemd wordt waardoor de vleugel een “_________” naar ________ krijgt. Hoe snel een vogel kan vliegen hangt af van de grootte en vorm van de vleugel. Wanneer je de vleugel van een merel en een mus met elkaar vergelijkt zie je dat een merel grotere _________ en grotere _________________ heeft. Hierdoor is de “trekkracht” van een merel groter dan bij een mus. De hoeveelheid lucht die verplaatst wordt is immers groter. De “topsnelheid” van een merel is ongeveer 55 km/h, die van een mus ruim 30 km/h. In plaats van constant te ________________, wisselen vogels ________________ af met ____________. II. Kruis het goede antwoord aan: Hoe noemen we opstijgende lucht? Lagedruk gebied Smog Thermiek Welke soort vogels zijn de kleinste ter wereld? De mus Kolibries De Atlantische klapzwaluw III. Geef antwoord op de volgende vragen: a. Bedenk een woord of omschrijving voor het begrip “trekkracht”. b. Waarom kunnen struisvogels en pinguïns niet vliegen? Werkblad ‘vogels’ Antwoordenblad I. Vul het ontbrekende woord in: Door de speciale vorm van de vleugel van een vogel stroomt de lucht aan de bovenkant van de vleugel sneller langs de vleugel dan aan de onderkant. Aan de bovenkant ontstaat een druk die ‘onderdruk’ genoemd wordt waardoor de vleugel een “duwtje” naar boven krijgt. Hoe snel een vogel kan vliegen hangt af van de grootte en vorm van de vleugel. Wanneer je de vleugel van een merel en een mus met elkaar vergelijkt zie je dat een merel grotere vleugels en grotere vliegspieren heeft. Hierdoor is de “trekkracht” van een merel groter dan bij een mus. De hoeveelheid lucht die verplaatst wordt is immers groter. De “topsnelheid” van een merel is ongeveer 55 km/h, die van een mus ruim 30 km/h. In plaats van constant te klapwieken wisselen vogels klapwieken af met zweven. II. Kruis het goede antwoord aan: Hoe noemen we opstijgende lucht? Lagedruk gebied Smog Thermiek Welke soort vogels zijn de kleinste ter wereld? De mus Kolibries De Atlantische klapzwaluw III. Geef antwoord op de volgende vragen: a. Bedenk een woord of omschrijving voor het begrip “trekkracht”. Naar inzicht leerkracht. b. Waarom kunnen struisvogels en pinguïns niet vliegen? Hun vleugels zijn te klein en zwak om hun zware lichamen in de lucht te krijgen. Ook kunnen niet vliegen. Eventuele bordvraag: Waarom beweegt een vogel zijn staart naar beneden wanneer hij naar boven wil en naar beneden wanneer hij naar omhoog wil? Leg het uit in woorden, of teken je antwoord. Bij het dalen doet een vogel zijn staart beneden zodat de luchtstroom wordt afgebogen en de kop omhoog komt. Hierdoor gaat de hele vogel stijgen. Bij het dalen gebeurt het tegengestelde; de staart gaat omhoog, zodat de luchtstroom wordt afgebogen, en de kop naar beneden gaat. Opdrachten vogels Dit werkblad is gemaakt door:______________________________________________ Dit heb je nodig voor het uitvoeren van de opdrachten: o 2 papiertjes van 10 cm x 15 cm (¼ deel van een A4tje) o 2 WC-rollen o Een rietje Opdracht A Er is een wet die zegt dat stromende lucht een onderdruk veroorzaakt. Dit kun je zelf nagaan door twee papieren op een kleine afstand van elkaar te houden en er precies tussendoor te blazen. Wat gebeurt er met de twee papiertjes? Opdracht B Houd een papiertje net onder je onderlip en blaas hard uit? Wat gebeurt er met het papiertje? Opdracht C Leg twee WC-rollen voor je, met de openingen naar je toe. Neem een rietje en blaas lucht tussen de twee kokers. Wat gebeurt er ? Opdracht D Welk antwoord is juist, op basis van de proefjes die je net gedaan hebt? Een voorwerp beweegt in de richting van snel stromende lucht. Een voorwerp beweegt zich af van de richting van snel stromende lucht. Opdracht E Leg in je eigen woorden uit waarom vogels kunnen vliegen. Gebruik hierbij wel de woorden ‘lucht’ en ‘onderdruk’. Antwoordenblad werkblad ‘vogels’: Deze opdrachten kunnen het best in tweetallen gemaakt worden. Antwoorden opdrachten: A – De twee papiertjes gaan dan naar elkaar toe! Dit komt doordat de stromende lucht een onderdruk veroorzaakt tussen de papiertjes. Om dit te compenseren bewegen de papiertjes zich naar elkaar toe. B – Het papiertje gaat naar boven. Wanneer lucht in beweging is, drukt ze minder dan wanneer die lucht niet in beweging is, daarom gaat papiertje omhoog (de druk is onder het blaadje hoger). C – De kokers rollen naar elkaar toe. D - Een voorwerp beweegt in de richting van snel stromende lucht. E – Naar inzicht leerkracht. Lesideeën bij het onderwerp ‘vogels’: Beeldende vorming: Laat de kinderen in groepjes een collage maken van verschillende plaatjes met vliegende vogels. Laat de kinderen van klei een vliegende vogels boetseren. Let hierbij op ruimte, vorm en textuur. Bouw met de kinderen een vogelhuisje. (Koppel dit aan een les over vogels en voeding.) Plaats een aantal opgezette vogels in het lokaal en laat de kinderen deze vogels natekenen. Laat de kinderen informatie opzoeken over ‘hun’ nagetekende vogels en dit samengevat opschrijven. Neem bijvoorbeeld de volgende punten: naam vogel, leefgebied, voeding, voortplanting/nestgedrag, eventuele bijzonderheden. Presenteer de tekeningen samen met de schriftelijke informatie. Biologie: Vetbollen maken: Smelt drie pond ongezouten rundvet in een pan. Wacht tot het warm is, maar niet heet! Voeg daar al roerend een mengsel van 6 ons gebroken hennepzaad en maanzaad en 3 ons zonnepitten aan toe. Giet de warme brij in een vorm, bijvoorbeeld een blikje, een melkkarton of een theeglas. Leg daarin, voordat de brij stolt, een stevige katoenen draad die ruim uitsteekt. -Zodra de massa hard is geworden, kunnen de bollen buiten aan de draad worden opgehangen. Soms is de vetbol moeilijk uit de vorm los te krijgen. Een melkkarton kan rondom worden afgescheurd; houd een theeglas of blik even in heet water, de vetbol komt dan gemakkelijk los. Uiteraard kunnen naar eigen inzicht ook kleinere hoeveelheden worden gebruikt. Laat de kinderen observeren welke vogels ze rondom hun huis tegenkomen. Hiervoor moeten de kinderen wel enige kennis hebben van vogelsoorten. Eventueel kan voorafgaande aan deze opdracht door elk kind op school een eigen “vogelcatalogus” gemaakt worden met daarin een afbeelding en belangrijke kenmerken van de meest voorkomende vogels. Taal: Laat de kinderen een verhaal schrijven die begint met de volgende zin: “Als ik kon vliegen zou ik….” Leuke sites voor leerlingen m.b.t. het onderwerp vogels: http://www.schooltv.nl/nudn/index.jsp http://bovenbouw.kennisnet.nl/werkstuk/ http://www.leerlinks.nl/ http://www.gco.nl/vogels/vogels1.htm http://natuur.ariena.com/ http://www.spreekbeurten.info/ http://www.rangerclub.nl/ http://www.vogelbescherming.be/ http://www.baaij-hoveniers.nl/informatie/vogelbescherming.htm Vliegende insecten Niet alle kleine beestjes zijn insecten, maar een insect is gemakkelijk te herkennen. Een insect heeft altijd 6 poten en een lijf dat uit 3 delen bestaat. Veel insecten kunnen vliegen. Vleugels van insecten zijn niet zo stijf als vleugels van vogels maar gaan net zo goed op en neer. De vleugels van insecten veroorzaken een kleine luchtwervel wanneer ze heen en weer gaan. Omdat de insectenvleugel naar beneden beweegt (aan het einde van de vleugel sneller als aan het begin) ontstaat aan de punt van de vleugel de onderdruk. Deze luchtwervel verschaft de insectenvleugel een opwaartse (naar boven) kracht waardoor hij kan vliegen! Voor insecten zijn hoeveelheden van maar liefst 500 bewegingen per seconde helemaal geen ongewone zaak. Zij hebben speciale spieren die zulke aantallen mogelijk maken. Hommels kunnen wel 60 km per dag vliegen. Zweefvliegen danken hun naam aan het vermogen om lange tijd op één plek in de lucht stil te staan. Toch is hun naam niet helemaal juist, want ze zweven niet echt. In werkelijkheid gaan de vleugels zo snel op en neer, dat er weinig meer van te zien is dan een vage vlek. Daarbij wordt een heel licht gezoem geproduceerd. De geschiedenis van de luchtvaart Niet alleen vogels en insecten kunnen vliegen, ook mensen kunnen vliegen. Alhoewel, wij zelf natuurlijk niet. Maar we hebben wel hulpmiddelen uitgevonden waardoor we toch de lucht in kunnen! Deadalus en Icarus Al sinds de vroegste tijden hebben mensen geprobeerd te vliegen. De meeste mensen probeerden door het namaken van vleugels in de lucht te komen, maar helaas leverde dit vaak alleen kneuzingen en gebroken botten op. Volgens de Griekse legende was de eerste vlieger een Atheense uitvinder, Deadalus. Hij en zijn zoon Icarus waren gevang gezet op Kreta door koning Minos. Om te ontsnappen maakte Deadalus vleugels van was waar hij veren in prikte. Deadulus waarschuwt zijn zoon niet te dicht bij de zon te komen, maar Icarus luistert niet en vliegt te hoog. De was van de vleugels smelt en Icarus stort in de zee en verdrinkt. Vliegers De Chinezen bouwden vóór onze jaartelling al vliegers. Of daar ook mensen mee omhoog getrokken werden, is niet bekend. Toch waren de Chinezen zonder dat ze het wisten op de goede weg naar iets wat uiteindelijk het vliegtuig werd. Vliegers zijn eigenlijk vaste vleugels die omhoog gaan door de wind. Leonardo da Vinci Voor zover bekend was Leonardo da Vinci (1452-1519) de eerste mens die gedachten over vliegmachines op papier zette. Da Vinci was een wetenschapper en een kunstenaar. Hij heeft het idee van de helikopter bedacht én heeft de beroemde schilderijen “Mona Lisa” en “Het laatste avondmaal” geschilderd. Ook heeft Leonardo da Vinci de parachute uitgevonden. Daarnaast was hij een getalenteerd zanger en musicus én een knappe jongeman! Da Vinci probeerde, na een nauwkeurige bestudering, de vogel te imiteren met zogenoemde ornithopters (letterlijk: vogelvleugeligen). Leonardo da Vinci wilde machines aandrijven met de spierkracht van mensen (‘mankracht’). Da Vinci schetste een apparaat dat voortgestuwd wordt door bewegende vleugels. De persoon in de ornithopter moest dan met armen en benen de machine in de lucht houden en besturen. Leonardo da Vinci kwam er achter dat dit niet lukte omdat de machine te zwaar is. Hij heeft zijn ornithopter nooit zien vliegen, maar heeft wel de basis gelegd voor het later ontwerp van de helikopter. Lees het artikel ‘Da Vinci’s idee wordt werkelijkheid’ en maak de bijbehorende vragen. De Telegraaf, 24 december 2004 DA VINCI'S IDEE WORDT WERKELIJKHEID Van onze redactie wetenschappen TORONTO — Leonardo Da Vinci is 'hot'. Bijna zeshonderd jaar nadat hij zijn idee van een bemande Mecha- nische vogel met flappende vleugels op papier zette, wordt het werkelijkheid in Canada. James DeLaurier van de Uni- versiteit van Toronto heeft een 'ornithopter' gebouwd, die waarschijnlijk volgend jaar gaat vliegen. De naam ontleen- de Da Vinci indertijd aan het Griekse woord ornithos (vogel). Het 370 kilo wegende apparaat met een spanwijdte van 13 meter heeft twee vleugels die op en neer gaan, aangedreven door een gasmotor. Er zijn al taxitests uitgevoerd waarbij de ornithopter een snelheid van 80 kilometer per uur bereikte en soms enkele seconden van de grond kwam. Een probleem dat nog opgelost moet worden, is de stabiliteit tijdens de vlucht, want het apparaat heeft de neiging op en neer te wippen. Sinds Leonardo Da Vinci in 1490 dit idee op papier zette - zijn tekening lijkt meer op een vleermuis dan op een vogel - zijn er vele pogingen gedaan om het te realiseren. Maar die mislukten allemaal; vooral omdat de vleugels het begaven. Ook bleek aandrijving op kracht niet haalbaar. De Canadese ornit- hopter heeft vleugels van koolstofvezel en kevlar, een sterke kunststof die ook voor kogelvrije vesten en in ruimtepakken wordt gebruikt. Er zijn wel succesvolle kleine mecha- nische vogel gebouwd, meestal werkend met een elastiek, die als speelgoed worden verkocht. DeLaurier ziet overigens geen nuttige toepassing voor zijn revolutionaire vliegtuig. Hij doet het alleen “voor de lol en ter ere van Da Vinci”. Het toestel staat voorlopig in een museum, wachtend op goed stabiel weer in de volgende Canadese zomer. ● De ornithopter tijdens een taxitest. Twee kleine vleugels moeten zorgen voor stabiliteit en bestuurbaarheid. Naam: Vragen bij artikel “Da Vinci’s idee wordt werkelijkheid”: A. Waarom lukte het Da Vinci niet om zijn ornithopter te laten vliegen? B. Welk onderdeel heeft de Canadees James DeLaurier toegevoegd om de ornithopter te kunnen laten vliegen? C. Welke materialen worden door de Canadees gebruikt wat Da Vinci vroeger niet tot zijn beschikking had? D. Welke eigenschappen zullen de materialen bij C hebben die handig zijn bij het bouwen van een vliegtuig? Kies één antwoord. Ze vallen niet op. Ze zijn goedkoop. Ze zijn heel sterk en toch niet zwaar. E. Wat vind je ervan dat de ornithopter 600 jaar na het eerste ontwerp alsnog gebouwd wordt en zal vliegen? *Welk probleem moet James DeLaurier nog oplossen en waardoor ontstaat het probleem? Vragen bij “Da Vinci’s idee wordt werkelijkheid”: Antwoordenblad A. Waarom lukte het Da Vinci niet om zijn ornithopter te laten vliegen? Het vliegtuig was te zwaar om door mankracht te laten vliegen. B. Welk onderdeel heeft de Canadees James DeLaurier toegevoegd om de ornithopter te kunnen laten vliegen? Een gasmotor. C. Welke materialen worden door de Canadees gebruikt wat Da Vinci vroeger niet tot zijn beschikking had? Koolstofvezel en kevlar. D. Welke eigenschappen zullen de materialen bij C hebben die handig zijn bij het bouwen van een vliegtuig? Ze vallen niet op. Ze zijn goedkoop. Ze zijn heel sterk en toch niet zwaar. E. Wat vind je ervan dat de ornithopter 600 jaar na het eerste ontwerp alsnog gebouwd wordt en zal vliegen? Naar inzicht leerkracht. *Welk probleem moet James DeLaurier nog oplossen en waardoor ontstaat het probleem? Het vliegtuig heeft de neiging op en neer te wippen doordat de vleugels flapperen (zoals een vogel). Lesidee bij de geschiedenis van de luchtvaart I Vakgebied: beeldende vorming/techniek Opdrachtomschrijving: laat de kinderen een vlieger ontwerpen en maken. Laat de kinderen zelf iets bedenken of haal een ontwerp uit een boek of van internet. Benodigde materialen (afhankelijk van ontwerp): Vliegertouw Vliegerstokjes Plastic zakken of vliegerpapier Decoratiemateriaal (verf, linten, potlood, etc.) Handige internetsites: http://www.kites.org/zoo/class.html (vanuit hier kun je doorklikken naar verschillende sites die vliegerontwerpen aanbieden) http://www.vliegerblad.nl/frames/clubs.htm http://www.vliegerblad.nl/beginnen/stabiel.htm (bij problemen) Bespreek vooraf aan welke eisen de vlieger moet voldoen. Bespreek vooraf ook hoe het kan dat een vlieger de lucht in gaat. Zie het volgende stukje: “Als je gaat vliegeren zul je merken dat er krachten op jou en je vlieger werken, bijvoorbeeld je voelt dat je vlieger trekt of je ziet dat hij opstijgt. Zonder deze krachten zou een vlieger nooit kunnen vliegen. Wat deze krachten wordt hieronder uitgelegd: Ten eerste: De liftkracht, die zorgt ervoor dat de vlieger opwaartse krachten krijgt. Ten tweede: De driftkracht, deze kracht zorgt er voor dat de luchtweerstand word overwonnen. Ten derde: De trekkracht, deze kracht kun je "ontbinden" uit de lift- en de driftkracht. Ten vierde: Het gewicht van de vlieger. Het gewicht van de vlieger is het belangrijkst: als de vlieger te zwaar is kan hij moeilijk vliegen en als hij te licht is heb je weer geen goede controle over je vlieger. Namen en afkorting: 1 Liftkracht-L 2 Driftkracht-D 3 Trekkracht-T 4 Gewicht vlieger-G De trekkracht kun je ontbinden door vanaf het bovenste punt van de liftkracht een horizontale lijn naar rechts te trekken (zie grijze stippellijn). Als je dat hebt gedaan trek je vanaf het einde van de driftkracht een lijn naar boven (zie lijn 1). Daarna trek je vanaf de bovenste hoek naar de vlieger een diagonale lijn: dat is de trekkracht. Als je wilt dat je vlieger vliegt zul je ervoor moeten zorgen dat de lift- en driftkracht groter zijn dan het gewicht van de vlieger. Om hiervoor te zorgen moet je je vlieger in een bepaalde hoek zetten, waardoor hij meer of minder lift of driftkracht krijgt.” (Bron: http://mediatheek.thinkquest.nl/~lla078/a%EBrodynamica-1.htm) Aandachtspunten vliegeren (bron: www.vliegerblad.nl/beginnen/oplaten.htm) : 1. Zoek een vlak stuk grond waar de wind vrij spel heeft, ver van hoogspanningskabels, bovenleidingen van spoorwegen of trams, vliegvelden, autowegen, gebouwen, bomen of andere obstakels. Vlieger niet als je onweer hoort rommelen. 2. Respecteer de wettelijke regels (summiere samenvatting: vliegerlijn niet langer dan 125 meter, niet boven 100 meter vliegeren, niet binnen 3 km van een vliegveld vliegeren). 3. Bevestig de vliegerlijn aan de toomring of lus. Ga met je rug in de wind staan, houd de vliegerlijn dicht bij de toomring of het toornlusje vast. De staart ligt tegen de wind in over de grond, dus vanaf de vlieger naar je toe! 4. Zodra er wind is laatje de lijn een klein stukje door je hand glijden (al dan niet met een handschoen aan) en let scherp op het gedrag van de vlieger. 5. Gaat hij zonder al te wilde slingeringen omhoog dan is voorlopig alles in orde. Vieren zolang de vlieger trekt, regelmatig de lijn even niet laten vieren of zelfs inhalen als de vlieger daalt. 6. Blijft hij, ook in windvlagen, achterover hangen zonder te stijgen, zet dan de toomring of toomlus iets hoger. 7. Stijgt hij bij matige wind vlot boven je hoofd om zich vervolgens omlaag te laten trekken, zet dan de toomring of toomlus iets lager. Een te hoog of te laag toompunt kan ook zijwaartse afwijkingen veroorzaken. 8. Zit de toomring of de toomlus goed maar de vlieger blijft (heftig) slingeren of zelfs ronddraaien, maak dan de staart langer of effectiever. Plastic stuntvliegerstaarten zijn niet effectief, een franjestaart daarentegen heeft wel een groot nuttig effect. In geen geval de staart zwaarder maken! 9. Is de vlieger alleen maar stabiel zo lang je viert, haal hem dan in door gelijktijdig toe te lopen en verbeter of verleng hier na de staart. Het kan ook zijn dat de wind te sterk is voor dat type vlieger! Wacht op minder wind. 10. Wil de vlieger alleen maar stijgen als je achteruit blijft lopen of inhaalt, dan is de wind te zwak voor deze vlieger. Soms is de wind laag bij de grond zwak en iets hoger sterker. Help hem hier boven uit te komen door inhalen of achteruit lopen, hierna snel vieren en deze handelingen zonodig enkele malen te herhalen. Enkele ideeën: (Bron: http://www.chakif.nl/0103.html) Benodigde materialen voor een vlieger van 1m x 1m: Tyfec 1m x 0,90m (plastic zak?) Hobbylijm Hobbymesje Staart, is heel goed te maken van doorschijnend landbouwplastic Ring Vier dopjes Greep Een lengte hout, ongeveer 2m Kruisstuk Opmerking: voor een vlieger van 1m x 1m neemt u hout van 6mm doorsnede, en bijhorend kruisstuk en dopjes. Voor kleinere of grotere vliegers past u de dikte aan. U begint door met potlood de vlieger op de tyfec te tekenen. Houdt u er rekening mee dat u een naad van ongeveer 1 cm nodig hebt, u ziet dit op de eerste tekening van de vliegers. Na het snijden gaat u de vlieger omzomen. Eerst vouwt u de zoom in model, daarna legt u een lijntje lijm in de zoom en strijkt u de zoom plat zodat de lijm zich over de hele -te lijmenoppervlakte verspreidt. Om met de vlieger verder te kunnen gaan moeten nu eerst de hoekstukjes gemaakt worden, dat doen we van het weggesneden materiaal. U snijdt vier stukjes van ongeveer 9 x 16 cm. In het midden van de tekening ziet u hoe u moet vouwen en lijmen (het gearceerde deel lijmen). Als het allemaal meezit krijgt u een mooi soort hulsje waarin de stokjes komen te zitten.. Op de tweede vliegertekening ziet u hoe de hoekjes op de vlieger worden gelijmd. Op de derde vlieger ziet u dat we er ter versteviging nog een extra stukje op lijmen. De stokjes duwen naar buiten, vandaar die versteviging op die plaats. De twee zwarte streepjes zijn insnijdingen waar de toomdraad doorheen moet. Wanneer de vlieger in de lucht hangt zitten de stokjes aan de achterkant, ze houden de vlieger tegen. Waar u de insnijdingen maakt kunt u ook eerst een klein stukje tyfec plakken dan zal het niet snel inscheuren. . De stokjes maakt u als volgt op maat: doe een dopje aan het uiteinde en stop het stokje met het dopje in een hoekstuk, we beginnen met de langste lengte: van boven naar beneden als het ware. Wanneer u aftekent dient u rekening te houden met het dopje dat er nog op moet komen. U schuift nu het kruisstuk op het hout, gaat dit niet goed dan kunt u er eventueel met wat kaarsvet het glijden verbeteren. U zult merken dat u het hout vrij makkelijk kunt buigen zodat het strak tussen de hoekstukjes komt te zitten. U begint nu met aan een kant een stokje op lengte te maken, vervolgens meet u aan de andere kant de lengte. Die korte stukjes zijn moeilijk te buigen, daarom kunt u het makkelijkste het kruisstuk naar beneden duwen, de dwarsstokjes in de hoekstukken plaatsen, vervolgens het kruiststuk weer naar boven duwen en de vlieger is zo goed als klaar.. Nu nog de toom bevestigen en de ring aan de toom. Die ring wordt op een speciale manier vast gemaakt zodat je hem kunt verplaatsen, dat is bij wisselende winden wel eens nodig. Aan de ring maakt u het touw van de greep vast. De staart knoopt u onderaan de vlieger vast. Die hoeft niet zwaar te zijn maar wel lang, door zijn lengte stabiliseert de staart de vlieger. Zonder staart of met een te korte staart gaat uw vlieger onbedoelde rondjes draaien. Eenvoudige vlieger (zie afbeelding op de volgende pagina) Neem een oud schrift en verwijder de kaft. Het kaftje op de vouw doormidden scheuren, waarna we materiaal voor 2 vliegers hebben. Vouw de lange zijden ongeveer 2 cm naar achteren, zodat je een rechthoek van ± 20 x 13 cm overhoudt. Maak met naaigaren een driepuntstoom, één in de linker-, één in de rechter bovenhoek en één precies in het midden. Nog een staartje of luchtankertje van dun papier of een staart van breiwol en klaar is je vliegertje. Let op: karton is te zwaar. De vlieger moet hol blijven staan dus A-4 papier is te licht tenzij je de bovenzijde tweemaal l cm omvouwt. Deze l cm brede reep op 3 plaatsen inknippen, zodat er 4 gelijke delen ontstaan. Doe lijm tussen de vouw en schuif het deel ernaast er een stukje overheen. Eveneens lijmen. Zo ook met de andere delen. Vouw de uitstekende delen van de bovenkant om en plak die aan de zijkanten vast. Toom en staart blijven hetzelfde. Nu is deze vlieger ook geschikt voor een wat steviger bries. De geschiedenis van de luchtvaart II De luchtballon De bisschop John Wilkins schreef al in 1648 op dat men het beste een stap-voor-stap methode kon gebruiken als men wilde vliegen. In 1783 ontwierpen de Franse broers Montgolfier een luchtballon waarin zij een dier vervoerden. In hetzelfde jaar steeg ook de eerste mens op in een mandje onder een ballon. In 1852 vloog de Fransman Henri Giffard een afstand van 27 km met een bestuurbare ballon: een langwerpig luchtschip, voorzien van een stoommachine. Hij haalde 10 km/u. De zeppelin In 1900 maakte het luchtschip van Ferdinand von Zeppelin zijn eerste succesvolle vlucht. Hij noemde zijn voertuig de zeppelin (zie plaatje). De zeppelin was beter bestuurbaar dan een heteluchtballon. Hij had een schroef en werd aangedreven door een stoommachine. De zeppelins werden zelfs gebruikt voor passagiersvluchten over de Atlantische Oceaan. De zeppelins hadden een groot probleem: het gas wat erin zat was licht en brandbaar. Er gebeurde regelmatig ongelukken mee. Het ergste ongeluk gebeurd op 6 mei 1937. Tijdens de landing van de zeppelin De Hindenburg ontstaat een hels vuur waarbij 13 passagiers en 22 crewleden van de 97 inzittenden omkomen. De Hindenburg was op 3 mei 1937 om 8:15u vanuit Duitsland vertrokken richting de Atlantische oceaan. Na drie dagen kwam het luchtschip, 245 meter lang en bijna 50 meter hoog, aan bij de bestemming in Amerika (New Jersey). Vlak voor de landing ontstond er vuur achteraan de zeppelin. De zeppelin, die vernoemd was naar de Duitse president von Hindenburg, was gevuld met hydrogen gas waardoor het vuur zich snel verspreidde en na 34 seconden was het luchtschip in vlammen opgegaan. Men weet nog steeds niet wat de oorzaak is; was het sabotage van tegenstanders van het Nazi regime, was het een blikseminslag, of ging het puur om het krijgen van verzekeringsgeld? Zweefvliegtuigen Al in de achttiende en negentiende eeuw werkten verschillende wetenschappers aan een vliegmachine met vleugels. Dit leidde tot allerlei modellen van een- of tweedekkervliegtuigen. Al deze modellen waren zweefvliegtuigen. Vaak kwamen ze de lucht niet in of waren onbestuurbaar De driedekker De ééndekker Sir George Cayley (1773-1857) woonde in Engeland en had de geslaagde ballonvluchten van de broers Montgolfier gehoord. Ook hij wilde graag de lucht in maar zag in ballonnen een serieus nadeel: ze waren niet te besturen. Dus ging hij verder en richtte zich op een vliegtuig dat te besturen was. Hij ontwierp een apparaat met vaste vleugels, dat eigenlijk bijna alle onderdelen van een modern vliegtuig had: roeren, een gondel voor de vlieger en een schroef. Alleen de motor ontbrak. De "Boy Glider" van Cayley kwam al aardig in de buurt van een vliegtuig. Het kon alleen zweven, maar maakte vluchten van enkele meters met een tienjarige jongen aan boord. Cayley had inmiddels door dat mensen te weinig spierkracht hebben om een vliegtuig te kunnen voortbewegen. Daarom besteedde hij veel tijd aan het bouwen van een kleine stoommachine en een verbrandingsmotor. Hoewel zijn motor op zichzelf een geslaagde uitvinding was, lukte het hem niet om de motor geschikt te maken voor het vliegtuig. Hij was simpelweg te zwaar. Enkele jaren later liet Cayley zijn 80-jarige koetsier een proefvlucht maken in zijn nieuw ontworpen ééndekker. Hij eindigde in een crash – waarop de woedende koetsier ontslag nam met de woorden ‘Ik ben aangenomen om te rijden en niet om te vliegen!’ De Duitser Otto Lilienthal pakte de zaken anders aan. Hij had de boeken van John Wilkins goed gelezen en wilde stap voor stap meer van het vliegen te weten komen. Hij bouwde zweefvliegers waarbij hij zelf in de vleugel hing en met zijn lichaamsgewicht kon hij het toestel besturen. In de hanggliders van tegenwoordig gebeurt dat ook nog zo. Hij bouwde zweefvliegtuigen met een en twee vleugels en leerde veel over de vorm van de vleugels, door steeds te experimenteren. Ook leerde hij zichzelf veel over de besturing. Hij zweefde wel tot 350 meter ver. Tot hij in 1896 op een kwade dag door een windstoot de controle verloor en verongelukte. Lilienthal was zover gekomen als hij kon in de luchtvaart. Gelukkig had hij zijn ontdekkingen allemaal opgeschreven in boeken. Wat nog steeds ontbrak om een ‘echt’ vliegtuig te maken, was een goede bruikbare motor om een toestel van de grond te heffen en daar te laten blijven, maar het duurde niet lang voordat ook daar de eerste ontdekkingen mee werden gedaan… Opdracht: verbind de persoon met zijn ontdekking: Otto Lilienthal * * De “boy glider” en een verbrandingsmotor Henri Giffard * * De zeppelin Sir Goerge Cayley * * Luchtballon Ferdinand von Zeppelin * * Ballon met stoommachine Gebroeders Montgofier * * Zweefvliegtuig dat bestuurd kon worden door eigen lichaamsgewicht De gebroeders Wright De eerste succesvolle vlucht in een door een motor aangedreven machine die zwaarder was dan lucht vond plaats in 1903. Deze machine was uitgevonden door de broers Orville en Wilbur Wright en heette de Flyer I (zie plaatje op de volgende pagina). De eerst vlucht duurde ongeveer 10 seconden, het vliegtuig vloog op 3,5 meter hoogte en vloog ongeveer 30 meter. De gebroeders Wright begonnen hun machine te verbeteren. De vierde vlucht duurde 59 seconden en het toestel legde een afstand van 256 meter af! De Amerikaanse regering had niet veel interesse in de uitvinding van de twee broers. De Europeanen waren wel erg enthousiast toen Wilbur en Orville in 1908 hun vliegtuig in Frankrijk demonstreerden. In 1909 toonden zij aan dat een vliegmachine een passagier kon vervoeren. Het toestel vloog ongeveer 60 km per uur en had genoeg brandstof aan boord voor een vlucht van 200 km. Het pionierswerk van de gebroeders Wright maakte de weg vrij voor de ontwikkelingen in de huidige luchtvaart industrie. De Eerste Wereldoorlog heeft daartoe een flinke aanzet gegeven. Voor het eerst werden vliegtuigen gebruikt voor oorlogsdoeleinden. In de eerste plaats om verkenningsvluchten uit te voeren, maar al snel ook voor het vernielen van spionageballonnen en het bombarderen van steden. De ervaringen, opgedaan tijdens deze oorlog, leidden tot een versnelde ontwikkeling in de vliegtuigbouw. Samenvatting belangrijke personen binnen de ontwikkeling van de luchtvaart: Vul de tabel in: Jaar: 1903 – allereerste vlucht 1903 – vierde vlucht 1909 Hoe lang kon je vliegen? 10 seconden Hoe ver kon je vliegen? 20 meter Kijk naar het plaatje. Schrijf twee onderdelen van dat vliegtuig op die vogels ook hebben. 1. 2. Antwoordenblad Otto Lilienthal * * De “boy glider” en een verbrandingsmotor Henri Giffard * * De zeppelin Sir Goerge Cayley * * Luchtballon Ferdinand von Zeppelin * * Ballon met stoommachine Gebroeders Montgofier * * Zweefvliegtuig dat bestuurd kon worden door eigen lichaamsgewicht Jaar: 1903 – allereerste vlucht 1903 – vierde vlucht 1909 Hoe lang kon je vliegen? 10 seconden 59 seconden 3 uur en 20 minuten Hoe ver kon je vliegen? 20 meter 256 meter 200 kilometer Kijk naar het plaatje. Schrijf twee onderdelen van dat vliegtuig op die vogels ook hebben. 1. Vleugels 2. Staart De gouden periode van de luchtvaart Het supersonische vliegtuig De jaren dertig van de vorige eeuw worden gezien als de Gouden Periode van de luchtvaart. Er kwamen lijnvliegtuigen en de motoren werden geavanceerder en betrouwbaarder. Om de oceaan over te vliegen werden nog wel watervliegtuigen gebruikt, omdat men dat een veiliger idee vond. Deze vliegtuigen konden op het water landen. Na de Tweede Wereldoorlog, waarin aanvallen vanuit het luchtruim voor een groot gedeelte de uitkomst van de oorlog bepaalden, zocht men naar mogelijkheden om langer en sneller te kunnen vliegen. Dat leidde tot de ontwikkeling van het supersonische vliegtuig, dat sneller ging dan het geluid. Door lucht beweegt geluid zich voort met een snelheid van ongeveer 1220 km per uur. Bij een lagere temperatuur en luchtdruk gaat het langzamer. In dunne, koele lucht, op een hoogte van 11 km, is de snelheid ongeveer 1000 km/uur. In water beweegt geluid zich voort met een snelheid van 5400 km/uur. Licht bereikt een snelheid van ongeveer 300.000 km per seconde. Niets in het heelal kan zich sneller verplaatsen dan licht! Een vliegtuig dat supersonisch vliegt perst de lucht voor zich samen, omdat het er zo hard tegen opbotst dat de lucht zich niet kan verwijderen. Daardoor ontstaat er een soort opeenhoping van lucht voor het vliegtuig. Die drukverhoging hoor je als een knal. Een supersonisch vliegtuig blijft maar steeds dat schokfront voor zich houden. Maar omdat het vliegtuig meestal maar één keer overkomt, en sneller dan het geluid ook, hoor je maar op één moment een knal. In het vliegtuig zelf merkt de piloot er echter niks van. Vliegtuigen gaan over het algemeen niet supersonisch boven bewoond land. De Concorde was het eerste supersonische verkeersvliegtuig en haalde een snelheid van twee keer het geluid (ruimschoots 2000 kilometer per uur) en vloog daarmee ruim dubbel zo snel als niet-subsonische vliegtuigen. De Concorde wordt sinds 2003 niet meer gebruikt. Het begin van het einde was het verongelukken van een Air France Concorde op 25 juli 2000 direct na de start vanaf een Parijse luchthaven, waarbij ruim honderd inzittenden en vier mensen op de grond omkwamen. De Concordes bleven vervolgens geruime tijd aan de grond tot een aantal technische problemen die mede oorzaak waren van het ongeluk waren opgelost. De Concordes gingen vervolgens weer vliegen, maar met minder succes dan voorheen. Er waren te weinig passagiers die een duur kaartje van Londen of Parijs naar New York wilden kopen. De kosten voor het onderhoud waren te hoog geworden. Op 24 oktober 2003 vonden de laatste commerciële vluchten van de Concorde plaats. De invloed van de koude oorlog De Koude Oorlog (1945 - 1989) versnelde de ontwikkeling van o.a. de ruimtevaart en de luchtvaart, omdat de twee grootmachten Rusland en de Verenigde Staten beide het luchtruim wilden beheersen. Vliegtuigen werden dragers van bommen en raketten. Sinds de jaren zestig spelen bommenwerpers dan ook een belangrijke rol in de oorlogsstrategie. Daarnaast werden helikopters ontwikkeld die op lagere hoogten inzetbaar waren. Satellieten werden ontworpen en gebruikt als spionagemateriaal. Naam: Vragen bij ‘De gouden periode van de luchtvaart’: Woord: Betekenis Verkenningsvlucht Lijnvliegtuigen Geavanceerd Luchtruim Supersonisch Welke periode noemen wij ‘de gouden periode van de luchtvaart’? 1830 - 1840 1930 - 1940 1920 – 1930 Hoe hard moet een supersonisch vliegtuig minimaal vliegen om sneller dan geluid te kunnen vliegen? _______________________________________________________________ Stel je voor dat je in een auto zit die 100 km /uur rijdt. Hoeveel keer sneller gaat een supersonisch vliegtuig wanneer deze met 2000 km / uur boven je langs vliegt? ___________ _____________________________________________________________________ Waarom kun je tegenwoordig niet meer met de Concorde vliegen? ____________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ * Vraag het werkblad van de Koude Oorlog. Antwoordenblad ‘De gouden periode van de luchtvaart’: Verkenningsvlucht Lijnvliegtuigen Geavanceerd Luchtruim Supersonisch Het maken van een verkenningstocht met een vliegtuig Vliegtuig dat op een vaste route vliegt Zeer moderne techniek Gedeelte van de dampkring als territoriaal gebied van een land Boven de snelheid van het geluid gelegen of reikend Welke periode noemen wij ‘de gouden periode van de luchtvaart’? 1830 - 1840 1930 - 1940 1920 – 1930 Hoe hard moet een supersonisch vliegtuig minimaal vliegen om sneller dan geluid te kunnen vliegen? 1000 km/uur Stel je voor dat je in een auto zit die 100 km /uur rijdt. Hoeveel keer sneller gaat de Concorde wanneer deze met 2000 km / uur boven je langs vliegt? 20 X 100 = 2000, dus 20x zo snel Waarom kun je tegenwoordig niet meer met de Concorde vliegen? Te weinig mensen kochten een ticket (mede door ongeluk) en de kosten werden te hoog. Antwoorden vragen tekst ‘Koude Oorlog’ Waarom waren vliegtuigen in de Koude Oorlog belangrijk? Vervoeren bommen en luchtbrug tussen Berlijn en de rest van Duitsland. Waarom is de ruimtevaart in de Koude Oorlog zich snel gaan ontwikkelen? wedstrijd / prestige. Spionage en * DE KOUDE OORLOG (1945 - 1989) Met "de Koude Oorlog" bedoelen we de spanningen tussen de twee grootste landen van de wereld. Die 2 landen waren de Sovjet-Unie en Amerika. Na de tweede Wereldoorlog kwamen die twee landen als grootste overwinnaars uit de bus. Amerika had geen schade in eigen land, omdat er niet was gevochten in eigen land. Bovendien hadden de Amerikanen veel verdiend aan de oorlog en hadden West-Europa bevrijd. De Sovjet-Unie had Duitsland in het oosten verslagen en hadden miljoenen slachtoffers. De Russische soldaten kwamen helemaal tot aan de Duitse hoofdstad Berlijn. Ze veroverden dus ook andere landen en wilden daar niet weg. Het grootste land ter wereld werd dus nog groter. Amerika en de Sovjet-Unie hadden allebei eigen ideeën over hoe men moest leven in een maatschappij. Amerika is kapitalistisch. (Kapitaal = geld) Dat betekent dat er een verschil is tussen rijke mensen en arme mensen. In een kapitalistisch land wordt geprobeerd om winst te maken. De arbeiders verdienen minder dan de fabrieksbazen. De regering bemoeit zich weinig met de economie. Niet iedereen in Amerika was gelijkwaardig. Zo waren de blanke mensen nog steeds meer waard dan zwarte mensen. (Pas rond het jaar 1960 werden zwarte mensen volgens de wet gelijkwaardig gesteld in Amerika) In de Sovjet-Unie was men niet kapitalistisch, maar communistisch. Het communisme komt van het woord "commune". dat betekent "gemeenschap of samenleving". In een communistisch land is alles van elkaar. Je hebt dus geen eigen bezit. Alles is van de regering en die probeert dan alle produkten eerlijk te verdelen onder de bevolking. De communisten geloofden dat een kapitalistisch land vanzelf ten onder ging, omdat de arbeiders en de boeren in hun ogen werden uitgebuit. De communist wilde dat in ieder land er een opstand uitbrak tegen de rijken. De landen in West-Europa, zoals Frankrijk, Nederland en België, waren door de Tweede Wereldoorlog erg verzwakt. De landen waren zwaar beschadigd door de oorlog en de handel was stil komen te liggen. In een armer land hebben meer mensen armoede. Daarom was Amerika bang dat er ook in West-Europa communisme zou ontstaan. Want arme en ontevreden mensen willen vaak dat alles eerlijk verdeeld wordt onder de gehele bevolking. Amerika besloot West-Europa te gaan helpen met geld en goederen (producten) De Amerikaanse minister Marshall bedacht daarvoor een plan. Het werd het Marshall-Plan genoemd. De landen kregen van Amerika geld in de vorm van een lening. De landen waren verplicht om veel producten uit Amerika te kopen als dank. Daardoor ging het nog beter met de Amerikaanse economie. De communistische landen kregen geen geld. De Marshall-hulp was vooral gericht tegen het communisme en voor de eigen Amerikaanse economie. De Amerikanen hadden de Tweede Wereldoorlog laten stoppen door het gooien van 2 atoombommen. Dit machtige nieuwe wapen was in alle andere landen onbekend. De Sovjet-Unie was het grootste land en wilde deze technologie (hoe je zo'n bom moest maken) ook weten. Daarom stuurde de Sovjet-Unie spionnen naar Amerika toe om te ontdekken hoe zo'n atoombom gemaakt moest worden. Toen de Russen weigerden Oost-Europa echt te verlaten, waren er veel spanningen tussen Amerika en de Sovjet-Unie. Het was een soort oorlog met woorden en zonder wapens. De geheimen van de atoombom en het Marshall-plan zorgden voor verdere spanningen tussen de twee landen. Atoomproeven zijn nu verboden in veel landen vanwege de schade aan het milieu. Na de oorlog werd Duitsland verdeeld in 4 delen. Engeland, Frankrijk, Amerika en de SovjetUnie hielden een oogje in het zeil. Duitsland was in deze eeuw al 2 keer begonnen met een oorlog in Europa en dit mocht nooit meer gebeuren. De hoofdstad Berlijn lag in het gebied van de Russen, maar werd ook opgedeeld in een Amerikaans en een Russisch deel. Een gedeelte werd communistisch onder leiding van de Sovjet-Unie. Het land heette de DDR (Duitse Democratische Republiek) of Oost-Duitsland. De andere delen bij elkaar werd de BRD (Bondsrepubliek Duitsland) of WestDuitsland genoemd. In Berlijn waren al snel problemen tussen Oost-Berlijn en West-Berlijn. Veel mensen uit Oost-Berlijn vluchtten naar West-Berlijn en het Russische gedeelte liep langzaam leeg. De Russen moesten hier iets tegen doen. Eerst probeerden de Russen ook West-Berlijn in te pikken. In 1948 maakten de Russen een blokkade. Ze zorgden ervoor dat er geen goederen uit West-Europa en Amerika in WestBerlijn aan kwamen. Deze blokkade duurde bijna een jaar, maar Amerika gaf zich niet gewonnen. Steeds meer Oostduitsers vluchtten uit Oost-Duitsland. Er waren er nu al bijna 2 miljoen gevlucht. De leider van de Sovjet-Unie, Nikita Chroetsjov, gaf in 1961 toestemming om dwars door de stad Berlijn een muur te bouwen. Deze muur moest ervoor zorgen, dat er geen inwoner kon vluchten uit Oost-Berlijn. Op 13 aug. 1961 werd begonnen met de bouw van de muur. De muur was 45 km en werd door de Oost-Duitse grenspolitie zwaar bewaakt. Er was prikkeldraad gebruikt en je kon als je in het oosten woonde, niet makkelijk bij de muur komen door mijnen. Toch probeerde een aantal mensen te ontsnappen. Men denkt dat er ongeveer 76 mensen werden doodgeschoten. Door de jaren heen werd de muur het symbool van de Koude Oorlog en de Duitse verdeeldheid. De mensen uit West-Berlijn konden doormiddel van een luchtbrug toch contact hebben met gebieden buiten Oost-Duitsland. Een luchtbrug is een vliegverbinding tussen verschillende gebieden. In de jaren 70 namen de spanningen tussen de Sovjet-Unie en Amerika langzaam af. Toen Gorbatsjov in de jaren 80 de leider werd van de Sovjet-Unie, durfden de mensen in OostEuropa weer langzaam kritiek te geven. Gorbatsjov heeft er voor gezorgd dat beide delen van Duitsland in 1989 herenigd (opnieuw bij elkaar) konden komen. De Berlijnse muur was gevallen en daarmee was het duidelijk dat de oorlog tussen Amerika en de Sovjet-Unie definitief ten einde was. In 1989 werd Duitsland weer één land. De Koude oorlog werd niet alleen "uitgevochten" met woorden, een muur en dreigementen. Er was ook een soort race welk land de beste technologie en de beste wapens had. De Amerikanen hadden eerst een voorsprong met de atoombom, maar al snel hadden de Russen dit dodelijke wapen ook. Nu liep de wereld groot gevaar, want atoomwapens en kernwapens kunnen de hele aarde vernietigen ! De Russen hadden als eerste satellieten. In september 1957 ging de eerste Russische spionage satelliet de ruimte in. De Russen konden vanuit de ruimte goed zien waar de Amerikanen wapens hadden en waar ze mee bezig waren. De eerste satelliet heette de Spoetnik. Na 1957 was er een soort wedstrijd wie als eerste land een mens de ruimte in kon sturen. De Amerikanen waren weer verrast toen in 1961 de Rus Joeri Gagarin als eerste mens in de ruimte was. In 1962 lukte het de Amerikanen ook om een mens de ruimte in te sturen. John Glenn was de eerste Amerikaan die rond de aarde vloog in de ruimte. Neil Armstrong was de eerste mens die in 1969 op de maan stond. Hij was samen met Aldrin en Collins. Toen hij de eerste stap op de maan zette, zei hij : "Dit is een kleine stap voor mij, maar een grote voor de mensheid." Daarmee bedoelde hij dat het een enorme prestatie van de mensheid was om voet te zetten op een maan. Amerika had de race naar de maan gewonnen. Beantwoord de volgende vragen: Waarom waren vliegtuigen in de Koude Oorlog belangrijk? Waarom is de ruimtevaart in de Koude Oorlog zich snel gaan ontwikkelen? Hoe vliegt een vliegtuig?? Vogels kunnen vliegen door de bijzondere vorm van hun vleugels. Door de speciale vorm stroomt de lucht aan de bovenkant van de vleugel sneller langs de vleugel dan aan de onderkant. Aan de bovenkant ontstaat een druk die ‘onderdruk’ genoemd wordt waardoor de vleugel een “duwtje” naar boven krijgt. Bij een vleugel van een vliegtuig gebeurt hetzelfde: door de speciale vorm van de vleugel stroomt de lucht aan de bovenkant van de vleugel sneller langs de vleugel dan aan de onderkant. Aan de bovenkant ontstaat een onderdruk en de vleugel krijgt een 'duwtje' naar boven! Deze kracht is zo groot dat een vliegtuig de zwaartekracht kan trotseren. Het vliegtuig kan vliegen! In de wetenschap staat de kracht die ontstaat door bewegende lucht bekend als “lift”. Door gebruik te maken van deze lift kunnen vliegtuigen vliegen en zeilboten schuin tegen de wind in zeilen. Windmolens draaien door de lift en vogels kunnen vliegen. Vogels maken de bewegende lucht om te vliegen zelf door heel snel hun vleugels te bewegen. Ze slaan een paar maal hun vleugels uit. Als de vogel eenmaal opgestegen is, werken zijn vleugels net als die van een vliegtuig. De lucht aan de gebogen bovenkant van de vleugels moet een veel langere weg afleggen dan die aan de onderkant. Daardoor ontstaat onderdruk en zo wordt de vogel omhooggetrokken in de lucht. Daarna hoeft de vogel nog maar af en toe zijn vleugels uit te slaan om zijn snelheid te behouden. Grote vliegtuigen hebben een straalmotor. De straalmotor werkt door lucht heel krachtig naar achteren te duwen. Hierdoor gaat de motor en alles wat daaraan vast zit, naar voren. Als de motor loopt zorgt een compressor dat er lucht aangezogen wordt. De schoepen draaien rond en vegen als het ware de lucht naar achteren. De lucht wordt in een kamer geperst net zoals in een fietspomp gebeurt. Aan het einde van de kamer wordt brandstof (kerosine) toegevoegd en in brand gestoken. Door de hitte wordt de druk nog verder opgevoerd. Als de hete lucht en de verbrandingsgassen tenslotte naar buiten geperst worden gaat dat met een enorme kracht waardoor een vliegtuig voldoende stuwkracht krijgt om te vliegen. Naast lift is ook weerstand (tegendruk) nodig . Werkblad ‘hoe vliegt een vliegtuig’ Dit werkblad is gemaakt door:_______________________________________________ Dit heb je nodig voor het uitvoeren van de opdrachten: o 2 vellen papier o Een plastic zak o Touw Opdracht A Neem twee bladen papier. Maak van één blad een prop. Laat de prop en het blad vallen van dezelfde hoogte. Wat valt het eerst op de grond? Leg uit waarom dit komt. Opdracht B Maak een vlieger van een plastic tas en touwtjes door de handvatten samen te binden en aan een stuk touw te bevestigen. Pak het touw en ren een eindje met de vlieger achter je aan. Wat gebeurt er? Leg in je eigen woorden uit waarom dit gebeurt. Opdracht C C1 - Wandel een stukje. Wat voel je tijdens het lopen aan je gezicht? C2 - Ren zo snel mogelijk een stukje. Wat voel je tijdens het rennen aan je gezicht? C3 - Waarom is het zwaarder om met tegenwind te fietsen? Antwoorden werkblad ‘hoe vliegt een vliegtuig’ Dit werkblad kan het beste in tweetallen gemaakt worden. Opdracht A De prop valt het eerste op de grond, want het blad heeft een groter oppervlak. Het ondervindt meer weerstand van de lucht en blijft daardoor langer zweven. (Doordat de lucht onder een vliegtuigvleugel minder snel gaat dan de lucht over de bovenkant, duwt de lucht meer op de onderkant van de vleugel. Daardoor wordt het vliegtuig de lucht in geduwd. Dit is liftkracht.) Opdracht B Hoe sneller je loopt, hoe meer de lucht het vliegertje omhoog duwt. De motor van een vliegtuig stuwt op dezelfde manier het vliegtuig vooruit en omhoog. Dit is stuwkracht. Opdracht C C1 - Wandel een stukje. Wat voel je tijdens het lopen aan je gezicht? Je voelt een beetje lucht langs je gezicht. C2 - Ren zo snel mogelijk een stukje. Wat voel je tijdens het rennen aan je gezicht? Je voelt veel lucht langs je gezicht. C3 - Waarom is het zwaarder om met tegenwind te fietsen? Lucht (en daarmee tegenwind) remt af: weerstand. Dit geldt ook voor vliegtuigen, daarom worden ze zo gestroomlijnd mogelijk gemaakt. Dan gaat de lucht er gemakkelijk langs. Lesideeën vliegtuigen algemeen Verschillende vliegtuigen, verschillende gebruiksmogelijkheden “In de luchtvaart maakt men onderscheid tussen militaire en burgerluchtvaart. In de militaire luchtvaart gebruikt men vliegtuigen voor luchtverkenning, voor aanvallen op gronddoelen en op vliegtuigen van de vijand en voor militaire luchttransporten. In de burgerluchtvaart gebruikt men vliegtuigen om tegen betaling passagiers te vervoeren (voor zakelijke en toeristische doeleinden), goederen te vervoeren en speciale opdrachten uit te voeren (luchtfotografie, reclame, sproeien voor de landbouw). Daarnaast zijn er veel liefhebbers die voor privé-doeleinden een vliegbrevet halen. De ontwikkeling van de luchtvaarttechniek heeft geleid tot talloze soorten vliegtuigen. Niet alleen wat de vorm van de vliegtuigen betreft, maar ook de verschillende types. Naast de bekende vliegtuigen, die goederen of passagiers vervoeren en die in diverse soorten en maten worden gebouwd, zijn er watervliegtuigen, zweefvliegtuigen, sproeivliegtuigen, reclamevliegtuigen, demonstratievliegtuigen enzovoort. Ze variëren van het eenmotorige eenpersoons privé-vliegtuigje tot de enorme jumbojets die honderden passagiers kunnen vervoeren. Het vliegtuig is een veelzijdig vervoermiddel geworden.” Zie ook artikel: “Petje af voor Airbus A380”, De Telegraaf 19 januari 2005 Geef de kinderen de opdracht uit te zoeken welke soort vliegtuigen we kunnen onderscheiden en waarvoor vliegtuigen gebruikt kunnen worden. De kinderen verwerken de informatie in een werkstuk. Deze opdracht kan gecombineerd worden met het vakgebied ICT door de kinderen gebruik te laten maken van het internet als informatiebron en het gebruiken van een tekstverwerkingsprogramma voor de verwerking en presentatie. Ook kan in plaats van een werkstuk de informatie weergegeven laten worden in een PowerPoint presentatie. Vergevorderde kinderen op het gebied van ICT kunnen zelfs hun eigen internetsite samenstellen! Laat de kinderen de volgende punten uitzoeken: o Uiterlijke kenmerken (gebruik plaatjes en/of tekeningen!) o Wordt het vliegtuig in de militaire en/of burgerluchtvaart gebruikt en waarvoor kan het vliegtuig gebruikt worden? o Zijn er veel van dat soort vliegtuigen, of worden er maar weinig van gebouwd? o Noem ook eventuele bijzonderheden o Welk vliegtuig spreekt de kinderen het meeste aan? Laat de kinderen met kosteloos materiaal zoals lege toiletrollen, filmkokers, kleine kartonnen doosjes, eierdozen, plastic bekers, doppen etc. een vliegtuig maken. Laat de kinderen papieren vliegtuigjes vouwen. Bespreek achteraf welke vliegtuigjes goed vliegen en welke juist niet. Kunnen de kinderen ontdekken waaraan dat ligt? Tip: http://peterisdopie.topcities.com/paper-planes/indexplanes.htm (Zie volgende pagina’s voor een uitwerking.) Onderhoud van vliegtuigen Verzamel vooraf boeken en literatuur over de organisatie van een luchtvaartmaatschappij m.b.t. hun vloot. Houd ook een kaart van Nederland achter de hand. Laat de kinderen de het krantenartikel ‘Muizen saboteren F16’s” lezen (De Telegraaf 20 januari 2005) Houd naar aanleiding van het artikel een gesprek waarin de volgende onderwerpen aan de orde komen: Waar staan vliegtuigen ‘geparkeerd’? Waar hebben we in Nederland vliegvelden? Wat voor verschillen tussen de vliegvelden in Nederland zijn er te bedenken? Wat voor onderhoud zou een vliegtuig moeten hebben? Wie voert dan onderhoud uit? Wat zou makkelijk stuk kunnen gaan aan een vliegtuig? Weten de kinderen wat een ‘vloot’ is? Schrijf de vragen die in de loop van het gesprek aan de orde komen op het bord. Verdeel vervolgens de vragen over individuele of groepjes kinderen. De kinderen zoeken de antwoorden op en noteren dit samengevat op een blaadje. De kinderen ‘presenteren’ elkaar de informatie. Pterodactylus Het vliegtuig als wapen: kamikaze piloten Dat vliegtuigen ingezet worden tijdens de oorlog, dat weet iedereen. En ook aanslagen waarbij een vliegtuig als wapen werd gebruikt zijn niet onbekend. In Japan in de jaren dertig van de vorige eeuw kwam het, door armoede en onvrede over de regering, tot een uitbarsting. Jonge legerofficieren vermoordden ministers en zakenlieden omdat ze niet naar de Keizer van Japan hadden geluisterd. Sterven voor de keizer werd voor deze jonge legerofficieren iets waar ze trots op waren. Groot-Brittannië en Amerika werden symbolen van haat. Deze mannen gingen zo ver dat ze zich in de Tweede Wereldoorlog vrijwillig en opzettelijk te pletter vlogen tegen Amerikaanse schepen. Deze Japanse piloten werden 'kamikazepiloten' genoemd. Ze kregen net voldoende brandstof mee om de bestemming te bereiken om daar hun vliegtuig in de schepen van de vijand te boren, terwijl ze zelf nog in het vliegtuig zaten. Het woord 'kamikaze' betekent letterlijk 'goddelijke wind'. Waar niemand op had gerekend, was dat ongeveer een halve eeuw later de wereld opgeschrikt zou worden door niet één maar meerdere kamikaze aanslagen van enorme omvang… 11 september 2001 8.50 uur (Amerikaanse tijd): Een vliegtuig boort zich in de noordelijke toren van het World Trade Centre in New York. Het is een Boeing 757 van American Airlines die met 92 passagiers op weg was van Boston naar San Francisco. Kort na de start is het vliegtuig gekaapt en hebben de kapers de vliegroute gewijzigd. Het gebouw vliegt in brand. Brandweermannen proberen zoveel mogelijk mensen uit het gebouw te halen. Op de bovenste verdiepingen proberen mensen een veilig heenkomen te zoeken door buiten het gebouw aan de ramen te gaan hangen. Aanvankelijk denkt men aan een ongeluk, maar na de tweede aanslag wordt duidelijk dat het om een bewuste daad van terrorisme gaat. 9.08 uur: Een tweede vliegtuig boort zich in het World Trade Centre, maar nu in de zuidelijke toren. Het is een Boeing 757 die met 64 passagiers op weg was van Boston naar Los Angeles. Met een enorme ontploffing vliegt het gebouw in brand. 9.30 uur: In Washington DC stort een vliegtuig neer op het Pentagon (ministerie van Defensie). Het is een Boeing 767 die met 65 passagiers op weg was van Washington naar Los Angeles. Een deel van het gebouw vliegt in brand. 10.00 uur: In de buurt van Pittsburg stort een vliegtuig neer. Het is een Boeing 757 die met 45 passagiers op weg was van New York naar San Francisco. Waarschijnlijk is het de bedoeling geweest om dit vliegtuig neer te laten storten op een ander overheidsgebouw, bijvoorbeeld het Witte Huis in Washington of op Camp David, het buitenverblijf van de president van de VS. 10.05 uur: De zuidelijke toren van het World Trade Centre stort in. Duizenden mensen die zich in het gebouw bevinden, raken onder het puin bedolven, waaronder ook brandweermensen die in het gebouw aanwezig waren. 10.10 uur: Een deel van het Pentagon stort in. Honderden medewerkers raken onder het puin bedolven. 10.28 uur: De noordelijke toren van het World Trade Centre stort in. Ook hier raken duizenden mensen onder het puin bedolven. Hierna komt de hulpverlening moeizaam op gang, want er is voortdurend gevaar voor nieuwe instortingen. Bovendien is het door het vele puin lastig om mensen te bevrijden. De schok van de ramp verspreidt zich door de hele wereld. Overal worden rechtstreekse beelden uitgezonden. De wereld is getuige van één van de grootste rampen en terreurdaden aller tijden. De reden dat het World Trade Centre en het Pentagon doelwit waren, heeft te maken met het beeld dat de daders van de VS hebben. Ze zien dit land als een kapitalistisch land dat wereldwijd zowel de handel als de militaire machtsverhoudingen bepaalt. Om de VS in het hart te treffen zijn daarom het World Trade Centre (Wereld Handels Centrum) en het Pentagon (ministerie van Defensie) gekozen als doelwit van de aanslag. Het WTC staat als symbool voor het rijke en invloedrijke Amerika, het Pentagon staat als symbool voor het militaire Amerika. Instructieblad leerkracht bij ‘Het vliegtuig als wapen: kamikaze piloten’ Lees samen met de kinderen de tekst op het blad. Verhelder eventueel lastige begrippen. Houd naar aanleiding van de tekst een klassikaal gesprek n.a.v. de volgende vragen: Kun jij 11 september 2001 herinneren? Zo ja, weet je nog wat je aan het doen was en hoe je je voelde? Kan zo’n aanslag voorkomen worden? Zo ja, welke maatregelen kunnen genomen worden? Werkblad ‘De luchtballon’ Dit werkblad is gemaakt door;_______________________________________________ Er zijn twee soorten ballonnen: - Een gasballon. Deze ballonnen zijn altijd helemaal dicht en gevuld met een gas dat helium heet. Je kent de zeppelin en misschien heb je wel eens een ballon gekregen die kon zweven. Deze twee zijn allebei met helium gevuld. Deze ballonnen vliegen automatisch omhoog. Een zeppelin kun je zelfs sturen. De zeppelins zijn heel groot. Je kunt er met wel een stuk of duizend mensen in staan. - De tweede soort ballon is een heteluchtballon. Dat is een ballon die van de onderkant open is. Door die opening wordt met branders de lucht die erin zit verhit. Hete lucht wil altijd hoger zijn dan de koudere lucht eromheen, dus wordt de ballon omhoog geduwd, hij gaat zweven. Een luchtballon stijgt totdat zijn gewicht in evenwicht is met dat van de lucht rond de ballon. Om te stijgen worden zandzakken uit de mand gegooid. Om te dalen laat men gas ontsnappen via een gasklep. Dit is een gaatje bovenaan de ballon, met een ventieltje afgesloten. Door in de mand aan een touw te trekken kan er warme lucht ontsnappen. Wanneer de ballon vlak bij de grond is, dan gooit men een touw uit de mand. Dit touw sleept op de grond en vertraagt zo de snelheid van de ballon. Je gaat nu een aantal experimenten uitvoeren die te maken hebben de werking van luchtballonnen. Experiment 1 Hiervoor heb je de volgende materialen nodig: o Een kladblaadje. o Touw o Kaars & aansteker of lucifers Neem een kladblaadje en teken hierop een cirkel. In de cirkel teken je een spiraal. Het midden van de spiraal maken we vast aan een touwtje en we houden deze spiraal boven een brandende kaars, langzaam dichter en dichter bij de vlam. Oppassen dat het papier niet in de vlam terechtkomt! Wat merk je op? Hoe kan dat? We doen nu net hetzelfde maar op een plek waar het kouder is dan de ruimte waar je net het experiment deed. Wat is er anders dan net? Hoe kan dat? Wanneer gaat de spiraal het snelst draaien: wanneer de kaars er dichtbij staat of ver van de spiraal is ? Waarom? Experiment 2 Hiervoor heb je de volgende materialen nodig: o Een teiltje met koud water o Een ballon o Een fles o Een thermoskan met warm water Blaas de ballon een beetje op en laat hem dan weer leeglopen. Doe de ballom om het uiteinde van de nek van de fles. Zet de fles in het teiltje met koud water. Giet warm water in het teiltje: wat gebeurt er? Waarom? Experiment 3 Hiervoor heb je de volgende materialen nodig: o Een theezakje o Een schaar o Een aansteker of lucifers 1. Neem een theezakje, knip de bovenkant er vanaf (meestal zit daar een nietje) 2.Vouw het zakje open, schudt de thee eruit. 3.maak er een kokertje van. Zet het kokertje rechtop op een tafel 4.Strijk een lucifer aan, steek het theezakje aan de bovenste rand aan, en zie wat er gebeurt... Wat gebeurde er met het theezakje? Probeer op te schrijven waarom dit gebeurde. Leg in je eigen woorden uit waarom een luchtballon de lucht in gaat. * Teken een luchtballon Antwoordenblad bij het werkblad van ‘de luchtballon’ Laat de experimenten in tweetallen uitvoeren. Let op brandgevaar! Laat de kinderen beeldmateriaal van luchtballonnen zien. Experiment 1 Warme lucht is lichter dan koude lucht en stijgt. Warme lucht die zich verplaatst omdat ze door koudere lucht is omgeven, is wind (tocht). De stijgende lucht doet de spiraal draaien. We doen nu net hetzelfde maar op een plek waar het kouder is dan de ruimte waar je net het experiment deed. Wat is er anders dan net? Hoe kouder de lucht rondom de warme lucht is, hoe sneller de lucht stijgt! Wanneer gaat de spiraal het snelst draaien: wanneer de kaars er dichtbij staat of ver van de spiraal is ? Hoe hoger de lucht komt, hoe sneller de lucht gaat afkoelen. Hoe koeler de lucht wordt, hoe minder snel ze stijgt, dus hoe trager de spiraal kan draaien. De spiraal zal sneller draaien wanneer de kaars dichtbij staat. Experiment 2 Bij warm water wordt de ballon een beetje opgeblazen omdat warme lucht uitzet en stijgt, bij afkoeling wordt ie weer kleiner. Experiment 3 Het vuur gaat langzaam uit. Als het zakje bijna is opgebrand vliegt het de lucht in. Na een paar minuten ontploft het theezakje. Het vuur van de lucifer warmt de lucht op. Warme lucht stijgt op. Als het theezakje bijna is opgebrand is er zoveel lucht erom heen opgewarmd dat de opstijgende warme luchtstroom sterk genoeg is om het theezakje mee op te tillen. Waarom gaat een luchtballon de lucht in? Warme lucht stijgt. De helikopter Leonardi Da Vinci heeft 600 jaar geleden het eerste ontwerp voor een helikopter gemaakt met zijn ornithopter. Inmiddels heeft de helikopter zich tot een modern voertuig ontwikkeld. Een helikopter heeft stevige rotorbladen die bij het draaien door hun vorm de lucht naar beneden stuwen en zo liftkracht opwekken. Wil de helikopter zich vooruit bewegen, moet hij lichtjes naar voor gekanteld worden zodat de lift op de rotorbladen schuin voorwaarts gericht is zie figuur). Er is geen wendbaarder vliegmachine dan een helikopter. Achterwaarts vliegen, ronddraaien in de lucht, of glijden; een helikopter kan het allemaal. Politie, brandweer, medische hulpdiensten, leger en de gewone luchtvaart maken dankbaar gebruik van zijn grote vliegvrijheid. De trauma-helikopter van het Academisch Ziekenhuis Groningen (nu: GUMC) Als er een ernstig ongeluk gebeurt, is het belangrijk dat er snel hulp komt voor de slachtoffers. De ambulance komt zo snel mogelijk naar de plek van het ongeluk. De verpleegkundigen van de ambulance kunnen goed de eerste hulp geven die een patiënt nodig heeft. Soms is het nodig dat er mensen komen die het slachtoffer extra hulp kunnen bieden. Deze mensen moeten ook snel bij de slachtoffers zijn, voordat het te laat is. De traumahelikopter kan daarvoor zorgen, want die kan snel en vrij door de lucht vliegen. Het Academisch Ziekenhuis Groningen heeft zo’n helikopter. Hij stijgt op van het dak van het ziekenhuis en vliegt als het moet binnen twintig minuten naar de verste plaatsen in Groningen, Friesland, Drenthe en een deel van Overijssel. Het AZG is een van de vier ziekenhuizen in Nederland die een traumahelikopter heeft. De andere drie staan in Amsterdam, Rotterdam en Nijmegen. Alle traumahelikopters hebben dezelfde naam, namelijk Lifeliner. Aan het nummer dat er achteraan komt, kan je zien om welke traumahelikopter het gaat. De traumahelikopter van het AZG is Lifeliner 4. In de traumahelikopter kunnen drie mensen in zitten en er kan één persoon in liggen. De ligplaats is natuurlijk voor een patiënt als hij snel naar het ziekenhuis gevlogen moet worden. Het is in de helikopter erg klein, nog geen zes m². Daarom wordt elke centimeter aan de binnenkant gebruikt. Verder zit het toestel vol met speciale apparaten en spullen die het leven van de patiënt kunnen redden. Op het dak van het AZG zijn het helidek en de hangar. Het helidek is de plek waar de traumahelikopter kan landen en opstijgen. Het is een podium met in het midden een gele cirkel en een wit kruis. Op die plek moet de helikopter landen. De hangar is een soort garage, speciaal voor de helikopter. ’s Avonds of als het weer heel erg slecht is, staat de Lifeliner 4 in de hangar. De traumahelikopter is het vervoersmiddel van het Mobiel Medisch Team (MMT). Het team bestaat uit een medisch specialist (een chirurg of een anesthesist), een verpleegkundige en een helikopterpiloot. Alledrie hebben ze geleerd om slachtoffers van ernstige ongelukken te kunnen helpen. Soms mag het MMT niet met de helikopter vliegen. Bijvoorbeeld als het weer erg slecht is, bij dichte mist of storm. De helikopter vliegt alleen van 7.00 tot 19.00 uur als het licht is. Is het donker dan blijft de helikopter op het dak van het ziekenhuis staan. Het MMT rijdt dan met een speciale bus naar het ongeluk toe: de traumabus. Deze bus lijkt veel op een ambulance, maar de patiënt kan er niet in worden vervoerd. Wel zitten in de bus de apparaten en spullen die ook in de helikopter zitten. Als er een ernstig ongeluk gebeurt, moet je het alarmnummer bellen. Het telefoontje komt binnen bij de 112-alarmcentrale. Daar werkt de 112-centralist. Hij beslist wie er naar de plek van het ongeluk moet gaan: de ambulance, de brandweer en/of de politie. De centralist kan besluiten de traumahelikopter op te roepen (daar zijn wel strenge regels voor). Dat doet hij wanneer het slachtoffer in levensgevaar is of als het moeilijk is om bij de plek van het ongeluk te komen. Het slachtoffer wordt meestal met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Een ambulance heeft meer ruimte dan de helikopter. Ook moet de helikopter zo snel mogelijk weer beschikbaar zijn voor het geval er ergens anders een ernstig ongeluk gebeurt. Als de patiënt niet snel genoeg met de ambulance in het ziekenhuis kan zijn, gaat de patiënt wel met de helikopter mee. Die vliegt heel snel naar het AZG of een ander ziekenhuis. De piloot landt op een helidek of op een grasveld naast het ziekenhuis. In het ziekenhuis aangekomen nemen de mensen van het ziekenhuis het werk over. Het MMT gaat dan (eventueel) weer terug naar de thuisbasis, naar het Academisch Ziekenhuis Groningen. Lesideeën bij ‘de helikopter’ Probeer een piloot van het MMT van het GUMC uit te nodigen voor een gastles!! “Een traumahelikopter heeft een bereik van ongeveer 60 km rond om de thuisbasis waar hij ingezet kan worden. De helikopter kan dan met een snelheid van zo'n 210 km/uur in ongeveer 20 minuten 60 km ver komen. Dit gaat dus veel sneller dan vervoer over de weg.” Geef de kinderen locaties (dorpen, steden) op in de Noordelijke regio (binnen een straal van 60 km van Groningen). Laat ze m.b.v. een kaart uitzoeken hoeveel kilometer een ambulance zou moeten rijden en hoeveel kilometer de helikopter zou moeten vliegen van Groningen (gebruik het begrip ‘hemelsbreed’). Hierbij wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat een ambulance ook vanaf bijvoorbeeld Delfzijl zou kunnen komen. Laat de kinderen vervolgens uitrekenen hoelang een ambulance er over zou doen en een helikopter, daarbij moeten de kinderen rekening houden met het volgende: o Een helikopter vliegt met ca. 210 km per uur. o Een ambulance hoeft zich niet aan de maximum snelheid te houden, maar de kinderen zullen wel rekening moeten houden met veiligheid en het type weg. (Een snelweg of kronkelend plattelandsweggetje maken verschil.) Houden de kinderen eventueel rekening met bruggen of spoorwegovergangen die afgesloten kunnen zijn voor het verkeer?? Bereken zelf van tevoren (bij benadering) antwoorden. Tip: http://www.traumahelikopter.nl/load.htm?Kranten/2001/januari.htm Helikopter vouwen 1. 2. 3. 4. Knip de doorgetrokken lijnen. Vouw de onderbroken lijnen. Vouw het onderste gedeelte naar boven (“bottom”). Vouw de zijkanten. Vouw de rotorbladen (“blade”) naar beneden. Helicopter knopen Bron: http://www.yoarra.nl/helicopter.php Nodig: 2 touwtjes van Scoubidou. Begin met 2 touwtjes van SCOUBIDOU met een lus. Knoop ongeveer 5 cm recht. (zie foto 1) Nu draai je het geknoopte werkje om en knoop recht terug over het geknoopte gedeelte (zie foto 1 en 2) Dit doe je ongeveer 2 cm (zie foto 2) foto 1 foto 2 foto 3 Nu doe je alle touwtjes naar de bovenkant (zie foto 4). Maak voorzichtig een knoop, zorg dat deze knoop netjes bovenop het geknoopte gedeelte komt te liggen.(zie foto 5). Maak nog 2 rechte knopen. De uiteinde knip je af op ongeveer 2 cm. En klaar is de helikopter! foto 4 foto 5 Een vliegverhaal schrijven Tijdsduur: ca. 30 minuten Doel: De kinderen schrijven een vliegverhaal en lezen dat aan elkaar voor. Werkwijze: – Vraag de kinderen waaraan ze denken bij het woord vliegen. Laat ze vertellen over diverse facetten van het vliegen. Laat daarbij verschillende soorten vliegtuigen en vliegbestemmingen aan bod komen. (zweefvliegen, sproeivliegtuig, oorlogsvliegtuig, een vliegtuig bouwen met behulp van een bouwpakket enzovoort) – Vertel de kinderen dat ze een vliegverhaal gaan schrijven. Dat mag over alles gaan wat met vliegen te maken heeft. Inventariseer wat voor soorten vliegverhalen je allemaal kunt schrijven en op welke manier. (in de ikpersoon, over een historische gebeurtenis, als sciencefiction enzovoort) – De kinderen schrijven een vliegverhaal van ongeveer één A4-pagina. Ze mogen er een tekening bij maken. – Na afloop laat u de kinderen hun verhalen voorlezen. U kunt dat verspreiden over een aantal dagen, zodat alle verhalen voldoende aandacht krijgen. Laat de andere kinderen reageren op de verhalen. – Om de verhalen goed tot zijn recht te laten komen kunt u een leeshoek maken met een speciale voorleesstoel. Op die manier worden de kinderen uitgenodigd om naar een verhaal te luisteren en krijgt de schrijver die zijn verhaal voorleest een speciale plaats. – Geef aanwijzingen voor het goed voorlezen van een verhaal. Laat de kinderen zich voorbereiden en bijvoorbeeld thuis oefenen in het voorlezen. – Als het mogelijk is, maakt u geluidsopnames van de verhalen. Beluister die met de kinderen, zodat ze hun eigen verhaal terughoren. Ook kunnen ze op deze manier later nog eens naar de verhalen luisteren. (Misschien kunt u de verhalen met behulp van de computer op een cd branden.) – Bundel de verhalen. Doe er een kaft om door de bladen tussen het gevouwen A3-karton te leggen en vast te nieten. Leg de bundel op een vaste plaats in het lokaal. Zo kunnen de kinderen daar in vrije momenten in bladeren. De parachute De geschiedenis van het parachutespringen gaat verder terug dan sommige mensen denken. In oude archieven in China zijn al bewijzen voor parachuteachtige ontwerpen gevonden die dateren van rond de 12e eeuw. De eerste schetsen werden voor zover bekend gemaakt door Leonardo da Vinci in 1485. Maar het ontwerp werd nooit getest (tot 8 juli 2000 toen Adrian Nicholas het ontwerp testte: het werkte!). In 1595 kwam Fausto Veranzio, een Hongaarse wiskundige die in Italië woonde, met het idee van een parachute als "valbreker" en beschreef verschillende, succesvolle testsprongen vanaf een toren in Venetië. Bewijs van deze sprongen is nooit aangetroffen. Pas eind 18e eeuw werd de parachute daadwerkelijk gebruikt door Joseph Montgolfier, die behalve het ontwikkelen van ballonnen ook geïnteresseerd was in parachutes. Aanvankelijk deed hij eerst tests met dieren vanaf torens, maar later werden deze uitgevoerd vanuit zijn ballonnen en sprong hij uiteindelijk (succesvol) zelf. De eerste officiële parachutesprong komt echter op naam van Andre-Jacques Garnerin, een Fransman, op 22 oktober 1797. Vanwege de risico's die kleefden aan de ontwikkeling van luchtballonnen werd de parachute in het begin alleen gezien als een reddingsmiddel. Pas op 14 juli 1808 vond de eerste zelfredding plaats door de Poolse aëronaut Jordaki Kuparento, die uit zijn brandende ballon sprong boven Warschau. De verdere ontwikkeling van de parachute ging erg geleidelijk en traag tijdens de 19e eeuw. Aan de halve bolvorm van de parachute veranderde weinig. Een groot probleem bij de bolvorm waren de schommelingen, veroorzaakt door de lucht onder het doek. De oplossing hiervoor werd bedacht door de Franse astronoom Lelandes die voorstelde een gat in de top te maken van de parachute. De ontwikkeling van vliegtuigen aan het begin van de 20e eeuw zorgde voor een versnelling in de ontwikkeling van parachutes en parachutespringen. De Duitsers gebruikten als eersten op grote schaal de parachute als middel om snel grote hoeveelheden manschappen achter de vijandelijke linies te droppen in Nederland. Op 10 mei 1940 werden maar liefst 12.000 para's gedropt, een record. Pas na de tweede wereldoorlog werd parachutespringen als sport beoefend. Eerst waren de parachutes rond, maar in 1964 kwam de Canadees Domina Jalbert op het idee van de “matras”- parachute. De parachute is eigenlijk een vleugel die in model gehouden wordt door de lucht die door de open voorkant naar binnen geblazen wordt. Aan de achterkant is het scherm gesloten. De binnenstromende lucht veroorzaak druk waardoor de parachute ‘omhoog’ geduwd wordt. Doordat de zwaartekracht ook invloed heeft op de parachute, daalt de parachute langzaam. Ter bescherming zit aan een parachute vaak een noodparachute. Tot 1965 was parachutespringen in Nederland verboden. Soms werd er toestemming verleend om uit militaire toestellen te springen. Lesideeën bij het thema ‘parachutes’ Laat de kinderen, naar eigen inzicht en met zelfgekozen materialen, een parachute maken. Laat de kinderen hun uiteindelijke ontwerp op papier tekenen en laat ze ook eventueel benoemen waardoor het mis ging bij eerdere ontwerpen Indien de kinderen al een vlieger hebben gemaakt: laat de kinderen een parachute ontwerpen die aan de vlieger omhoog kan en vervolgens ook weer los naar beneden kan zweven. (Tip: gebruik hiervoor plastic zakken en de ijzeren haakjes van wasknijpers.) Laat de kinderen met een papieren servetje, draad en een closetrol een eenvoudige parachute maken. Laat een groepje kinderen een parachute maken waaraan een knuffelbeest veilig op de grond kan komen. Laat in een groepje drie dezelfde parachutes maken. Bevestig aan elke parachute een stuk klei van verschillende groten. Laat de kinderen observeren en noteren wat er gebeurt. Toelichting: de zwaartekracht oefent dezelfde druk uit op alledrie parachutes. Maar door de verschillende gewichten en oppervlakten van de stukken klei zal de ene meer kracht hebben (om door de tegengestelde luchtmoleculen in te vallen) dan de ander. Voer hetzelfde experiment uit met parachutes van verschillende afmetingen en dezelfde hoeveelheid klei. De parachute volgens het ontwerp van Da Vinci maken: 1. Neem een stuk dik papier van 30 cm hoog en 16 breed. Vouw dit door de helft. 2. Vouw het papier weer open. We gaan nu een plakrand maken: draai je papier zo, net als op onderstaand plaatje. Op 1 cm vanaf de onderkant teken je een lijn tot aan het einde van het blad. Vanaf het midden naar links toe knip je het overige van de lijn weg. Je houdt een plakrand over (gluing tab). 3. Vouw het papier weer in 2 helften. Nu vouw je het papier ook nog eens diagonaal - van hoek naar hoek. 4. Vouw het papier stap voor stap weer terug. Meet bij iedere stap vanaf het midden de vouwlijnen tot 15 cm. Zet op die plek een stip. 5. Verbind de punten met elkaar en knip de figuur uit. 6. Vouw de figuur in de vorm van een piramide en lijm het met de plakstrip vast. 7. Maak een klein gaatje aan de onderkant van iedere hoek. 8. Knip nu 4 touwtjes (ieder van dezelfde lengte) en bind deze vast aan elk gaatje. 9. Bind de (overblijvende) uiteinden van de touwtjes aan elkaar vast. Schermvliegen Schermvliegen is ontstaan uit het parachutespringen. Tot 1974 werden matrasparchutes gebruikt om uit een vliegtuig te springen. Toen kwam de Amerikaan Dan Poynter op het idee om met een matras-parachute van een berg te springen. In Nederland werd de mogelijkheid ontdekt om deze zogenaamde schermvliegpiloten met een lange kabel de lucht in te trekken met behulp van een lier. Anders dan bij parachutes is bij het schermvliegen de bedoeling zo lang mogelijk in de lucht te blijven. Om in de lucht te komen zorgt een schermvlieger die vanaf een berg vertrekt allereerst dat er lucht in het scherm komt door voorzichtig aan de lijnen te trekken. Als het scherm boven de vlieger hangt, rent de ‘piloot’ zo hard mogelijk naar beneden. (zie foto) Op een bepaald moment zal het scherm de lucht in gaan. Wanneer de piloot aan een lier omhoog gaat, wordt de piloot en het scherm eerst een soort vlieger. Als de piloot hoog in de lucht is en de kabel ontspannen hangt (dus geen strakke recht lijn) wordt de lijn losgemaakt van de schermvlieger. De piloot zweeft nu in de lucht! Het ontwerp van de schermvlieger is zodanig dat je ca. 35 km/u voorwaarts vliegt. Je gaat niet alleen vooruit, maar ook met circa 1 - 1.5 meter/seconde naar beneden. Hierdoor duurt een glijvlucht van 900 meter hoogteverschil ongeveer 12-15 minuten. Maar als de lucht sneller stijgt dan wij dalen (en dit gebeurt regelmatig), dan kun je met behulp van de stijgende lucht (thermiek) boven blijven. Hierdoor zijn vluchten van 1 tot 3 uur niet ongewoon. Het duurrecord staat op ruim 10 uur en het afstandsrecord bedraagt enkele honderden kilometers. Het grote verschil met een parachute en een schermvlieger is dat een parachutist uit een vliegtuig springt en een schermvlieger of van een berg afloopt, of via een lier omhoog getrokken wordt. Opdrachten: Kies het goede antwoord: Een parachute maakt gebruikt van de ‘lift’ die ontstaat doordat de parachute zich vult met lucht. Juist Onjuist Een schermvlieger zweeft langer wanneer hij gebruik kan maken van: Thermiek De wind De zwaartekracht Antwoordenblad schermvliegen Kies het goede antwoord: Een parachute maakt gebruikt van de ‘lift’ die ontstaat doordat de parachute zich vult met lucht. Juist Onjuist Een schermvlieger zweeft langer wanneer hij gebruik kan maken van: Thermiek De wind De zwaartekracht