Al sinds de vroegste tijden hebben mensen

advertisement
Hé, het vliegt!
Een verzameling lesideeën rondom
het thema ‘in de lucht’
Relevante vakgebieden:
beeldende vorming
wereldoriëntatie
techniek
taal
Samengesteld door:
Hanneke Rozema
Handleiding
In dit document zijn lessen opgenomen rondom het thema ‘in de lucht’. Deze lessen variëren
van geschiedenis lessen en lessen over techniek, tot lessen waarbij de kinderen beeldend
bezig zijn.
Doelgroep
De lessen zijn gericht op kinderen van groep (6) 7/8 en kunnen zowel zelfstandig als
klassikaal uitgevoerd worden. De lessen zijn als een serie (projectmatig) als losstaand te
gebruiken.
Leeswijzer
De lessen zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen:
Informatie- en werkbladen waarmee de kinderen zelfstandig of waarmee de leerkracht
klassikaal aan de slag kan.
Antwoordbladen van de werkbladen.
Les ideeën: op deze bladen zijn lesideeën opgenomen die naar inzicht van de leerkracht
gebruikt en/of aangevuld kunnen worden.
Didactiek
De meeste informatie- en werkbladen kunnen zowel zelfstandig door de kinderen verwerkt als
klassikaal worden behandeld. Soms is het verstandig om de kinderen een korte voorinstructie
te geven voordat zij zelfstandig aan de slag gaan. Alhoewel de informatie- en werkbladen
volledig zijn, is het aan de leerkracht om zo nodig aanvullingen te geven om zodoende
aansluiting te geven bij de beginsituatie van de kinderen. Ook zullen sommige thema’s kunnen
inspelen op actualiteiten.
Naast het lezen van en luisteren naar informatie komen de volgende didactische activiteiten
aan de orde:
- schriftelijke verwerking (met eventuele mondelinge nabespreking)
- experimenten uitvoeren
- opdrachten beeldend verwerken
- klassikale gesprekken
Kerndoelen
De volgende (nieuwe) kerndoelen komen bij deze lessen in meer of mindere mate aan de orde:
Schriftelijk taalonderwijs
5 - De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies,
zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.
6 - De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, bij systematisch geordende bronnen, waaronder
digitale.
Natuur en techniek
40 - De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
41 - De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en
functie van hun onderdelen.
42 - De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals
licht, geluid, electriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.
44 - De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de
werking, de vorm en het materiaalgebruik.
45 - De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te
voeren en te evalueren.
Tijd
51 - De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren
aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
52 - De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en
boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen;
televisie en computer.
Kunstzinnige oriëntatie
54 De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens
en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
Vogels
Lichaamsbouw
Vogels zijn gewervelde dieren. Gewervelde dieren hebben botten in hun lichaam. De botten in
de rug worden wervels genoemd. Alle botten bij elkaar wordt het geraamte of skelet genoemd.
Vogels hebben een speciaal skelet. Het is namelijk heel erg licht. Dat komt omdat in de
botten van een vogel een heleboel kleine 'kamertjes' zijn die gevuld zijn met lucht. Daardoor
zijn de botten sterk maar toch licht. Dat is nodig om te kunnen vliegen! Als vogels dezelfde
botten zouden hebben als zoogdieren zouden ze nooit kunnen vliegen, dan zijn ze veel te
zwaar!
Een vogel kan vliegen omdat het vleugels heeft. Door de
speciale vorm van de
vleugel van een vogel stroomt de lucht aan de bovenkant
van de vleugel sneller
langs de vleugel dan aan de onderkant. Aan de bovenkant
ontstaat een druk
die ‘onderdruk’ genoemd wordt waardoor de vleugel een
“duwtje”
naar
boven krijgt. Deze kracht is zo groot dat een vogel de
zwaartekracht kan trotseren. Een heel belangrijk bot in het
skelet
van een vogel is daarom het borstbeen. Hier zitten de spieren
van de
vleugels aan vast. Die spieren zijn heel sterk en daarom moet
het borstbeen ook heel sterk zijn.
Daarnaast zijn vogels in staat om tijdens het vliegen voldoende zuurstof in hun
lichaam rond te pompen.
Snelheid
Hoe snel een vogel kan vliegen hangt af van de grootte en vorm van de vleugel. Wanneer je de
vleugel van een merel en een mus met elkaar vergelijkt zie je dat een merel grotere vleugels
en grotere vliegspieren heeft. Hierdoor is de “trekkracht” van een merel groter dan bij een
mus. De hoeveelheid lucht die verplaatst wordt is immers groter. De “topsnelheid” van een
merel is ongeveer 55 km/h, die van een mus ruim 30 km/h.
Vliegen is heel erg zuinig als je naar het energieverbruik per afgelegde kilometer kijkt: één
kilometer vliegen kost een vogeltje van tien gram slechts één procent van de energie die een
tien gram wegende muis voor dezelfde afstand daarvoor nodig heeft! De meeste vogels
vliegen niet harder dan dat ze hoeven om zo weinig mogelijk energie te verbruiken.
Vliegtechniek
Sommige vogels kunnen in de lucht scherpe bochten maken terwijl sommige vogels vooral
rechtuit vliegen. Dit hangt af van de vorm van hun staart. Vogels gebruiken hun staart als
soort roer. (Denk ook aan een schip.) De staartveren zijn breed en stijf en de staart kan open
en dichtgaan als een waaier. De staart kan naar boven of naar beneden, links of rechts
gedraaid worden. Ook de vleugels moeten meedraaien in de richting waar de vogel heen wil.
Sommige vogels gaan ook met hun ene vleugel iets harder klappen dan de ander om hun bocht
te ondersteunen. Wanneer een vogel naar beneden of boven moet beweegt hij zijn staart
precies de andere kant op.
Door het klappen met zijn vleugels zorg een vogel ervoor dat er lucht langs zijn
vleugels komt. Vogels kunnen zweven op thermiek (opstijgende lucht) en zweven
op de wind. Denk aan een arend die tijden in de lucht kan blijven zonder zijn
vleugels te bewegen door gebruik te maken van thermiek, dit is eigenlijk niet
echt vliegen, maar zweven. In plaats van constant te klapwieken, wisselen
vogels klapwieken af met zweven.
De kleinste vogeltjes ter wereld zijn de kolibries. De kleinste onder hen, de bijkolibrie, is met
zijn 1,6 gram nauwelijks zwaarder dan veel insecten. De belangrijkste gelijkenis tussen
kolibries en insecten is hun manier van vliegen: ze vliegen
beiden met een soort helikoptervlucht. Hiervoor hebben ze
kleine, stijve vleugels, die niet tegen het lichaam kunnen
liggen.
Kolibries kunnen stil in de lucht blijven hangen door hun
vleugels horizontaal te bewegen. Om vooruit te komen,
moeten ze hun lichaam lichtjes kantelen. In plaats van
draaiende bewegingen te maken, bewegen de vleugels van
kolibries en insecten alleen voor- en achteruit. Ze beschrijven eigenlijk een liggende acht:  Om op deze manier
in de lucht te blijven moet een kolibrie met een verschrikkelijk hoge frequentie (hoeveelheid)
met zijn vleugels slaan. De meeste soorten halen wel 25 slagen per seconde, maar de absolute
recordhouder is de zonnestraalkolibrie die wel 90 vleugelslagen per seconde haalt!
Er zijn heel wat vogels die niet kunnen vliegen: zoals bijvoorbeeld
struisvogels (zie plaatje). Hun vleugels zijn te klein en zwak om hun zware
lichamen in de lucht te krijgen. Ook pinguïns kunnen niet vliegen. Pinguïns
zijn zeevogels van het Zuidelijk Halfrond. Ze hebben smalle, stijve
vleugels, die wat op peddels lijken en waarmee ze zich onder water
voortbewegen. Hun manier van zwemmen lijkt wel op vliegen onder water.
Wist je dat…
 De vleermuis het enige zoogdier ter wereld is dat echt kan vliegen.
 Een kolibri nog geen 100 veren telt terwijl een grote vogel als een zwaan wel 25.000 veren
telt.
 Het grootste ei van een struisvogel is en het kleinste ei van een kolibri.
Werkblad ‘vogels’
Naam:
I. Vul het ontbrekende woord in:
Door de speciale vorm van de vleugel van een vogel stroomt de lucht aan de bovenkant van de
vleugel sneller langs de vleugel dan aan de onderkant. Aan de bovenkant ontstaat een druk die
‘______________’ genoemd wordt waardoor de vleugel een “_________” naar ________
krijgt.
Hoe snel een vogel kan vliegen hangt af van de grootte en vorm van de vleugel. Wanneer je de
vleugel van een merel en een mus met elkaar vergelijkt zie je dat een merel grotere
_________ en grotere _________________ heeft. Hierdoor is de “trekkracht” van een
merel groter dan bij een mus. De hoeveelheid lucht die verplaatst wordt is immers groter. De
“topsnelheid” van een merel is ongeveer 55 km/h, die van een mus ruim 30 km/h.
In plaats van constant te ________________, wisselen vogels ________________ af met
____________.
II. Kruis het goede antwoord aan:
Hoe noemen we opstijgende lucht?
 Lagedruk gebied
 Smog
 Thermiek
Welke soort vogels zijn de kleinste ter wereld?
 De mus
 Kolibries
 De Atlantische klapzwaluw
III. Geef antwoord op de volgende vragen:
a. Bedenk een woord of omschrijving voor het begrip “trekkracht”.
b. Waarom kunnen struisvogels en pinguïns niet vliegen?
Werkblad ‘vogels’
Antwoordenblad
I. Vul het ontbrekende woord in:
Door de speciale vorm van de vleugel van een vogel stroomt de lucht aan de bovenkant van de
vleugel sneller langs de vleugel dan aan de onderkant. Aan de bovenkant ontstaat een druk die
‘onderdruk’ genoemd wordt waardoor de vleugel een “duwtje” naar boven krijgt.
Hoe snel een vogel kan vliegen hangt af van de grootte en vorm van de vleugel. Wanneer je de
vleugel van een merel en een mus met elkaar vergelijkt zie je dat een merel grotere vleugels
en grotere vliegspieren heeft. Hierdoor is de “trekkracht” van een merel groter dan bij een
mus. De hoeveelheid lucht die verplaatst wordt is immers groter. De “topsnelheid” van een
merel is ongeveer 55 km/h, die van een mus ruim 30 km/h.
In plaats van constant te klapwieken wisselen vogels klapwieken af met zweven.
II. Kruis het goede antwoord aan:
Hoe noemen we opstijgende lucht?
 Lagedruk gebied
 Smog
 Thermiek
Welke soort vogels zijn de kleinste ter wereld?
 De mus
 Kolibries
 De Atlantische klapzwaluw
III. Geef antwoord op de volgende vragen:
a. Bedenk een woord of omschrijving voor het begrip “trekkracht”. Naar inzicht leerkracht.
b. Waarom kunnen struisvogels en pinguïns niet vliegen? Hun vleugels zijn te klein en zwak
om hun zware lichamen in de lucht te krijgen. Ook kunnen niet vliegen.
Eventuele bordvraag: Waarom beweegt een vogel zijn staart naar beneden wanneer hij naar
boven wil en naar beneden wanneer hij naar omhoog wil? Leg het uit in woorden, of teken je
antwoord.
Bij het dalen doet een vogel zijn staart beneden zodat de luchtstroom wordt afgebogen en de
kop omhoog komt. Hierdoor gaat de hele vogel stijgen. Bij het dalen gebeurt het
tegengestelde; de staart gaat omhoog, zodat de luchtstroom wordt afgebogen, en de kop naar
beneden gaat.
Opdrachten vogels
Dit werkblad is gemaakt door:______________________________________________
Dit heb je nodig voor het uitvoeren van de opdrachten:
o 2 papiertjes van 10 cm x 15 cm (¼ deel van een A4tje)
o 2 WC-rollen
o Een rietje
Opdracht A
Er is een wet die zegt dat stromende lucht een onderdruk veroorzaakt. Dit kun je zelf nagaan
door twee papieren op een kleine afstand van elkaar te houden en er precies tussendoor te
blazen. Wat gebeurt er met de twee papiertjes?
Opdracht B
Houd een papiertje net onder je onderlip en blaas hard uit? Wat gebeurt er met het
papiertje?
Opdracht C
Leg twee WC-rollen voor je, met de openingen naar je toe. Neem een rietje en blaas lucht
tussen de twee kokers. Wat gebeurt er ?
Opdracht D
Welk antwoord is juist, op basis van de proefjes die je net gedaan hebt?
 Een voorwerp beweegt in de richting van snel stromende lucht.
 Een voorwerp beweegt zich af van de richting van snel stromende lucht.
Opdracht E
Leg in je eigen woorden uit waarom vogels kunnen vliegen. Gebruik hierbij wel de woorden
‘lucht’ en ‘onderdruk’.
Antwoordenblad werkblad ‘vogels’:
 Deze opdrachten kunnen het best in tweetallen gemaakt worden.
Antwoorden opdrachten:
A – De twee papiertjes gaan dan naar elkaar toe! Dit komt doordat de stromende lucht een
onderdruk veroorzaakt tussen de papiertjes. Om dit te compenseren bewegen de papiertjes
zich naar elkaar toe.
B – Het papiertje gaat naar boven. Wanneer lucht in beweging is, drukt ze minder dan
wanneer die lucht niet in beweging is, daarom gaat papiertje omhoog (de druk is onder het
blaadje hoger).
C – De kokers rollen naar elkaar toe.
D - Een voorwerp beweegt in de richting van snel stromende lucht.
E – Naar inzicht leerkracht.
Lesideeën bij het onderwerp ‘vogels’:
Beeldende vorming:
 Laat de kinderen in groepjes een collage maken van verschillende plaatjes met vliegende
vogels.
 Laat de kinderen van klei een vliegende vogels boetseren. Let hierbij op ruimte, vorm en
textuur.
 Bouw met de kinderen een vogelhuisje. (Koppel dit aan een les over vogels en voeding.)
 Plaats een aantal opgezette vogels in het lokaal en laat de kinderen deze vogels natekenen.
Laat de kinderen informatie opzoeken over ‘hun’ nagetekende vogels en dit samengevat
opschrijven. Neem bijvoorbeeld de volgende punten: naam vogel, leefgebied, voeding,
voortplanting/nestgedrag, eventuele bijzonderheden. Presenteer de tekeningen samen met
de schriftelijke informatie.
Biologie:
 Vetbollen maken:
 Smelt drie pond ongezouten rundvet in een pan. Wacht tot het warm is, maar niet heet!
Voeg daar al roerend een mengsel van 6 ons gebroken hennepzaad en maanzaad en 3 ons
zonnepitten aan toe.
 Giet de warme brij in een vorm, bijvoorbeeld een blikje, een melkkarton of een theeglas.
 Leg daarin, voordat de brij stolt, een stevige katoenen draad die ruim uitsteekt. -Zodra de
massa hard is geworden, kunnen de bollen buiten aan de draad worden opgehangen.
 Soms is de vetbol moeilijk uit de vorm los te krijgen. Een melkkarton kan rondom worden
afgescheurd; houd een theeglas of blik even in heet water, de vetbol komt dan gemakkelijk
los. Uiteraard kunnen naar eigen inzicht ook kleinere hoeveelheden worden gebruikt.
 Laat de kinderen observeren welke vogels ze rondom hun huis tegenkomen. Hiervoor
moeten de kinderen wel enige kennis hebben van vogelsoorten. Eventueel kan voorafgaande
aan deze opdracht door elk kind op school een eigen “vogelcatalogus” gemaakt worden met
daarin een afbeelding en belangrijke kenmerken van de meest voorkomende vogels.
Taal:
 Laat de kinderen een verhaal schrijven die begint met de volgende zin: “Als ik kon vliegen
zou ik….”
Leuke sites voor leerlingen m.b.t. het onderwerp vogels:
 http://www.schooltv.nl/nudn/index.jsp
 http://bovenbouw.kennisnet.nl/werkstuk/
 http://www.leerlinks.nl/
 http://www.gco.nl/vogels/vogels1.htm
 http://natuur.ariena.com/
 http://www.spreekbeurten.info/
 http://www.rangerclub.nl/
 http://www.vogelbescherming.be/
 http://www.baaij-hoveniers.nl/informatie/vogelbescherming.htm
Vliegende insecten
Niet alle kleine beestjes zijn insecten, maar een insect is gemakkelijk te herkennen.
Een insect heeft altijd 6 poten en een lijf dat uit 3 delen bestaat. Veel insecten kunnen
vliegen. Vleugels van insecten zijn niet zo stijf als vleugels van vogels maar gaan net zo goed
op en neer. De vleugels van insecten veroorzaken een kleine luchtwervel wanneer ze heen en
weer gaan. Omdat de insectenvleugel naar beneden beweegt (aan het einde van de vleugel
sneller als aan het begin) ontstaat aan de punt van de vleugel de onderdruk. Deze luchtwervel
verschaft de insectenvleugel een opwaartse (naar boven) kracht waardoor hij kan vliegen!
Voor insecten zijn hoeveelheden van maar liefst 500 bewegingen per seconde helemaal geen
ongewone zaak. Zij hebben speciale spieren die zulke aantallen mogelijk maken.
Hommels kunnen wel 60 km per dag vliegen.
Zweefvliegen danken hun naam aan het vermogen om lange tijd op één plek in de lucht stil te
staan. Toch is hun naam niet helemaal juist, want ze zweven niet echt. In werkelijkheid gaan
de vleugels zo snel op en neer, dat er weinig meer van te zien is dan een vage vlek. Daarbij
wordt een heel licht gezoem geproduceerd.
De geschiedenis van de luchtvaart
Niet alleen vogels en insecten kunnen vliegen, ook mensen kunnen vliegen. Alhoewel, wij zelf
natuurlijk niet. Maar we hebben wel hulpmiddelen uitgevonden waardoor we toch de lucht in
kunnen!
Deadalus en Icarus
Al sinds de vroegste tijden hebben mensen geprobeerd te vliegen. De meeste mensen
probeerden door het namaken van vleugels in de lucht te komen, maar helaas leverde dit vaak
alleen kneuzingen en gebroken botten op. Volgens de Griekse legende was de eerste vlieger
een Atheense uitvinder, Deadalus. Hij en zijn zoon Icarus waren gevang gezet op Kreta door
koning Minos. Om te ontsnappen maakte Deadalus vleugels van was waar hij veren in prikte.
Deadulus waarschuwt zijn zoon niet te dicht bij de zon te komen, maar Icarus luistert niet en
vliegt te hoog. De was van de vleugels smelt en Icarus stort in de zee en verdrinkt.
Vliegers
De Chinezen bouwden vóór onze jaartelling al vliegers. Of daar ook mensen mee omhoog
getrokken werden, is niet bekend. Toch waren de Chinezen zonder dat ze het wisten op de
goede weg naar iets wat uiteindelijk het vliegtuig werd. Vliegers zijn eigenlijk vaste vleugels
die omhoog gaan door de wind.
Leonardo da Vinci
Voor zover bekend was Leonardo da Vinci (1452-1519) de
eerste mens die gedachten over vliegmachines op papier zette.
Da Vinci was een wetenschapper en een kunstenaar. Hij heeft
het idee van de helikopter bedacht én heeft de beroemde
schilderijen “Mona Lisa” en “Het laatste avondmaal”
geschilderd. Ook heeft Leonardo da Vinci de parachute
uitgevonden. Daarnaast was hij een getalenteerd zanger en
musicus én een knappe jongeman!
Da Vinci probeerde, na een nauwkeurige bestudering, de vogel
te imiteren met zogenoemde ornithopters (letterlijk:
vogelvleugeligen). Leonardo da Vinci
wilde machines
aandrijven met de spierkracht van mensen (‘mankracht’). Da
Vinci schetste een apparaat dat voortgestuwd wordt door
bewegende vleugels. De persoon in de ornithopter moest dan
met armen en benen de machine in de lucht houden en
besturen. Leonardo da Vinci kwam er achter dat dit niet lukte omdat de machine te zwaar is.
Hij heeft zijn ornithopter nooit zien vliegen, maar heeft wel de basis gelegd voor het later
ontwerp van de helikopter.
 Lees het artikel ‘Da Vinci’s idee wordt werkelijkheid’ en maak de bijbehorende vragen.
De Telegraaf, 24 december 2004
DA VINCI'S IDEE WORDT
WERKELIJKHEID
Van onze redactie wetenschappen
TORONTO — Leonardo Da Vinci is 'hot'. Bijna zeshonderd jaar nadat hij zijn idee van een bemande
Mecha- nische vogel met flappende vleugels op papier zette, wordt het werkelijkheid in Canada. James
DeLaurier van de Uni- versiteit van Toronto heeft een 'ornithopter' gebouwd, die waarschijnlijk volgend jaar gaat vliegen. De naam ontleen- de Da Vinci indertijd aan het Griekse woord ornithos (vogel).
Het 370 kilo wegende apparaat met een spanwijdte van 13 meter heeft twee vleugels die op en neer gaan,
aangedreven door een gasmotor. Er zijn al taxitests uitgevoerd waarbij de ornithopter een snelheid van 80
kilometer per uur bereikte en soms enkele seconden van de grond kwam. Een probleem dat nog opgelost
moet worden, is de stabiliteit tijdens de vlucht, want het apparaat heeft de neiging op en neer te wippen.
Sinds Leonardo Da Vinci in 1490 dit idee op papier zette - zijn tekening lijkt meer op een vleermuis dan op
een vogel - zijn er vele pogingen gedaan om het te realiseren. Maar die mislukten allemaal; vooral omdat de
vleugels het begaven. Ook bleek aandrijving op kracht niet haalbaar. De Canadese ornit- hopter heeft
vleugels van koolstofvezel en kevlar, een sterke kunststof die ook voor kogelvrije vesten en in ruimtepakken wordt gebruikt. Er zijn wel succesvolle kleine mecha- nische vogel gebouwd, meestal werkend met
een elastiek, die als speelgoed worden verkocht.
DeLaurier ziet overigens geen nuttige toepassing voor zijn revolutionaire vliegtuig. Hij doet het alleen “voor
de lol en ter ere van Da Vinci”. Het toestel staat voorlopig in een museum, wachtend op goed stabiel weer in
de volgende Canadese zomer.
● De ornithopter tijdens een taxitest. Twee kleine vleugels moeten zorgen voor stabiliteit en bestuurbaarheid.
Naam:
Vragen bij artikel “Da Vinci’s idee wordt werkelijkheid”:
A. Waarom lukte het Da Vinci niet om zijn ornithopter te laten vliegen?
B. Welk onderdeel heeft de Canadees James DeLaurier toegevoegd om de ornithopter te
kunnen laten vliegen?
C. Welke materialen worden door de Canadees gebruikt wat Da Vinci vroeger niet tot zijn
beschikking had?
D. Welke eigenschappen zullen de materialen bij C hebben die handig zijn bij het bouwen van
een vliegtuig? Kies één antwoord.

Ze vallen niet op.

Ze zijn goedkoop.

Ze zijn heel sterk en toch niet zwaar.
E. Wat vind je ervan dat de ornithopter 600 jaar na het eerste ontwerp alsnog gebouwd
wordt en zal vliegen?
*Welk probleem moet James DeLaurier nog oplossen en waardoor ontstaat het probleem?
Vragen bij “Da Vinci’s idee wordt werkelijkheid”:
Antwoordenblad
A. Waarom lukte het Da Vinci niet om zijn ornithopter te laten vliegen? Het vliegtuig was te
zwaar om door mankracht te laten vliegen.
B. Welk onderdeel heeft de Canadees James DeLaurier toegevoegd om de ornithopter te
kunnen laten vliegen? Een gasmotor.
C. Welke materialen worden door de Canadees gebruikt wat Da Vinci vroeger niet tot zijn
beschikking had? Koolstofvezel en kevlar.
D. Welke eigenschappen zullen de materialen bij C hebben die handig zijn bij het bouwen van
een vliegtuig?

Ze vallen niet op.

Ze zijn goedkoop.

Ze zijn heel sterk en toch niet zwaar.
E. Wat vind je ervan dat de ornithopter 600 jaar na het eerste ontwerp alsnog gebouwd
wordt en zal vliegen? Naar inzicht leerkracht.
*Welk probleem moet James DeLaurier nog oplossen en waardoor ontstaat het probleem?
Het vliegtuig heeft de neiging op en neer te wippen doordat de vleugels flapperen (zoals
een vogel).
Lesidee bij de geschiedenis van de luchtvaart I
Vakgebied: beeldende vorming/techniek
Opdrachtomschrijving: laat de kinderen een vlieger ontwerpen en maken. Laat de kinderen
zelf iets bedenken of haal een ontwerp uit een boek of van internet.
Benodigde materialen (afhankelijk van ontwerp):
 Vliegertouw
 Vliegerstokjes
 Plastic zakken of vliegerpapier
 Decoratiemateriaal (verf, linten, potlood, etc.)
Handige internetsites:
 http://www.kites.org/zoo/class.html (vanuit hier kun je doorklikken naar verschillende
sites die vliegerontwerpen aanbieden)
 http://www.vliegerblad.nl/frames/clubs.htm
 http://www.vliegerblad.nl/beginnen/stabiel.htm (bij problemen)
 Bespreek vooraf aan welke eisen de vlieger moet voldoen.
 Bespreek vooraf ook hoe het kan dat een vlieger de lucht in gaat. Zie het volgende stukje:
“Als je gaat vliegeren zul je merken dat er krachten op jou en je vlieger werken, bijvoorbeeld
je voelt dat je vlieger trekt of je ziet dat hij opstijgt. Zonder deze krachten zou een vlieger
nooit kunnen vliegen. Wat deze krachten wordt hieronder uitgelegd:
Ten eerste: De liftkracht, die zorgt ervoor dat de vlieger opwaartse krachten krijgt.
Ten tweede: De driftkracht, deze kracht zorgt er voor dat de luchtweerstand word
overwonnen.
Ten derde: De trekkracht, deze kracht kun je "ontbinden" uit de lift- en de driftkracht.
Ten vierde: Het gewicht van de vlieger. Het gewicht van
de vlieger is het belangrijkst: als de vlieger te zwaar is
kan hij moeilijk vliegen en als hij te licht is heb je weer
geen goede controle over je vlieger.
Namen en afkorting:
1 Liftkracht-L
2 Driftkracht-D
3 Trekkracht-T
4 Gewicht vlieger-G
De trekkracht kun je ontbinden door vanaf het bovenste
punt van de liftkracht een horizontale lijn naar rechts te trekken (zie grijze stippellijn). Als
je dat hebt gedaan trek je vanaf het einde van de driftkracht een lijn naar boven (zie lijn 1).
Daarna trek je vanaf de bovenste hoek naar de vlieger een diagonale lijn: dat is de trekkracht.
Als je wilt dat je vlieger vliegt zul je ervoor moeten zorgen dat de lift- en driftkracht groter
zijn dan het gewicht van de vlieger. Om hiervoor te zorgen moet je je vlieger in een bepaalde
hoek zetten, waardoor hij meer of minder lift of driftkracht krijgt.”
(Bron: http://mediatheek.thinkquest.nl/~lla078/a%EBrodynamica-1.htm)
Aandachtspunten vliegeren (bron: www.vliegerblad.nl/beginnen/oplaten.htm) :
1. Zoek een vlak stuk grond waar de wind vrij spel heeft, ver van hoogspanningskabels,
bovenleidingen van spoorwegen of trams, vliegvelden, autowegen, gebouwen, bomen of
andere obstakels. Vlieger niet als je onweer hoort rommelen.
2. Respecteer de wettelijke regels (summiere samenvatting: vliegerlijn niet langer dan
125 meter, niet boven 100 meter vliegeren, niet binnen 3 km van een vliegveld
vliegeren).
3. Bevestig de vliegerlijn aan de toomring of lus. Ga met je rug in de wind staan, houd de
vliegerlijn dicht bij de toomring of het toornlusje vast. De staart ligt tegen de wind in
over de grond, dus vanaf de vlieger naar je toe!
4. Zodra er wind is laatje de lijn een klein stukje door je hand glijden (al dan niet met
een handschoen aan) en let scherp op het gedrag van de vlieger.
5. Gaat hij zonder al te wilde slingeringen omhoog dan is voorlopig alles in orde. Vieren
zolang de vlieger trekt, regelmatig de lijn even niet laten vieren of zelfs inhalen als de
vlieger daalt.
6. Blijft hij, ook in windvlagen, achterover hangen zonder te stijgen, zet dan de toomring
of toomlus iets hoger.
7. Stijgt hij bij matige wind vlot boven je hoofd om zich vervolgens omlaag te laten
trekken, zet dan de toomring of toomlus iets lager. Een te hoog of te laag toompunt
kan ook zijwaartse afwijkingen veroorzaken.
8. Zit de toomring of de toomlus goed maar de vlieger blijft (heftig) slingeren of zelfs
ronddraaien, maak dan de staart langer of effectiever. Plastic stuntvliegerstaarten
zijn niet effectief, een franjestaart daarentegen heeft wel een groot nuttig effect.
In geen geval de staart zwaarder maken!
9. Is de vlieger alleen maar stabiel zo lang je viert, haal hem dan in door gelijktijdig toe
te lopen en verbeter of verleng hier na de staart. Het kan ook zijn dat de wind te
sterk is voor dat type vlieger! Wacht op minder wind.
10. Wil de vlieger alleen maar stijgen als je achteruit blijft lopen of inhaalt, dan is de wind
te zwak voor deze vlieger. Soms is de wind laag bij de grond zwak en iets hoger
sterker. Help hem hier boven uit te komen door inhalen of achteruit lopen, hierna snel
vieren en deze handelingen zonodig enkele malen te herhalen.
Enkele ideeën:
(Bron: http://www.chakif.nl/0103.html)
Benodigde materialen voor een vlieger van 1m x 1m:
Tyfec 1m x 0,90m (plastic zak?)
Hobbylijm
Hobbymesje
Staart, is heel goed te maken van doorschijnend landbouwplastic
Ring
Vier dopjes
Greep
Een lengte hout, ongeveer 2m
Kruisstuk
Opmerking: voor een vlieger van 1m x 1m neemt u hout van 6mm doorsnede, en bijhorend
kruisstuk en dopjes. Voor kleinere of grotere vliegers past u de dikte aan.
U begint door met potlood de vlieger op de tyfec te tekenen. Houdt u er rekening mee dat u
een naad van ongeveer 1 cm nodig hebt, u ziet dit op de eerste tekening van de vliegers. Na
het snijden gaat u de vlieger omzomen. Eerst vouwt u de zoom in model, daarna legt u een
lijntje lijm in de zoom en strijkt u de zoom plat zodat de lijm zich over de hele -te lijmenoppervlakte verspreidt.
Om met de vlieger verder te kunnen gaan moeten nu eerst de hoekstukjes gemaakt worden,
dat doen we van het weggesneden materiaal. U snijdt vier stukjes van ongeveer 9 x 16 cm. In
het midden van de tekening ziet u hoe u moet vouwen en lijmen (het gearceerde deel lijmen).
Als het allemaal meezit krijgt u een mooi soort hulsje waarin de stokjes komen te zitten..
Op de tweede vliegertekening ziet u hoe de hoekjes op de vlieger worden gelijmd. Op de
derde vlieger ziet u dat we er ter versteviging nog een extra stukje op lijmen. De stokjes
duwen naar buiten, vandaar die versteviging op die plaats. De twee zwarte streepjes zijn
insnijdingen waar de toomdraad doorheen moet. Wanneer de vlieger in de lucht hangt zitten
de stokjes aan de achterkant, ze houden de vlieger tegen. Waar u de insnijdingen maakt kunt
u ook eerst een klein stukje tyfec plakken dan zal het niet snel inscheuren. .
De stokjes maakt u als volgt op maat: doe een dopje aan het uiteinde en stop het stokje met
het dopje in een hoekstuk, we beginnen met de langste lengte: van boven naar beneden als het
ware. Wanneer u aftekent dient u rekening te houden met het dopje dat er nog op moet
komen.
U schuift nu het kruisstuk op het hout, gaat dit niet goed dan kunt u er eventueel met wat
kaarsvet het glijden verbeteren. U zult merken dat u het hout vrij makkelijk kunt buigen
zodat het strak tussen de hoekstukjes komt te zitten.
U begint nu met aan een kant een stokje op lengte te maken, vervolgens meet u aan de andere
kant de lengte. Die korte stukjes zijn moeilijk te buigen, daarom kunt u het makkelijkste het
kruisstuk naar beneden duwen, de dwarsstokjes in de hoekstukken plaatsen, vervolgens het
kruiststuk weer naar boven duwen en de vlieger is zo goed als klaar..
Nu nog de toom bevestigen en de ring aan de toom. Die ring wordt op een speciale manier vast
gemaakt zodat je hem kunt verplaatsen, dat is bij wisselende winden wel eens nodig. Aan de
ring maakt u het touw van de greep vast. De staart knoopt u onderaan de vlieger vast. Die
hoeft niet zwaar te zijn maar wel lang, door zijn lengte stabiliseert de staart de vlieger.
Zonder staart of met een te korte staart gaat uw vlieger onbedoelde rondjes draaien.
Eenvoudige vlieger (zie afbeelding op de volgende pagina)
Neem een oud schrift en verwijder de kaft. Het kaftje op de vouw doormidden scheuren,
waarna we materiaal voor 2 vliegers hebben. Vouw de lange zijden ongeveer 2 cm naar
achteren, zodat je een rechthoek van ± 20 x 13 cm overhoudt. Maak met naaigaren een
driepuntstoom, één in de linker-, één in de rechter bovenhoek en één precies in het midden.
Nog een staartje of luchtankertje van dun papier of een staart van breiwol en klaar is je
vliegertje.
Let op: karton is te zwaar. De vlieger moet hol blijven staan dus A-4 papier is te licht tenzij
je de bovenzijde tweemaal l cm omvouwt. Deze l cm brede reep op 3 plaatsen inknippen, zodat
er 4 gelijke delen ontstaan. Doe lijm tussen de vouw en schuif het deel ernaast er een stukje
overheen. Eveneens lijmen. Zo ook met de andere delen. Vouw de uitstekende delen van de
bovenkant om en plak die aan de zijkanten vast. Toom en staart blijven hetzelfde. Nu is deze
vlieger ook geschikt voor een wat steviger bries.
De geschiedenis van de luchtvaart II
De luchtballon
De bisschop John Wilkins schreef al in 1648 op dat men het beste een stap-voor-stap
methode kon gebruiken als men wilde vliegen. In 1783 ontwierpen de Franse broers Montgolfier een luchtballon waarin zij een dier vervoerden. In hetzelfde jaar steeg ook de eerste
mens op in een mandje onder een ballon. In 1852 vloog de Fransman Henri Giffard een afstand
van 27 km met een bestuurbare ballon: een langwerpig luchtschip, voorzien van een stoommachine. Hij haalde 10 km/u.
De zeppelin
In 1900 maakte het luchtschip van Ferdinand von Zeppelin zijn eerste succesvolle vlucht. Hij
noemde zijn voertuig de zeppelin (zie plaatje). De zeppelin was beter bestuurbaar dan een
heteluchtballon. Hij had een schroef en werd aangedreven door een stoommachine. De
zeppelins werden zelfs gebruikt voor passagiersvluchten over de
Atlantische Oceaan. De zeppelins hadden een groot probleem: het gas
wat erin zat was licht en brandbaar. Er gebeurde regelmatig
ongelukken mee. Het ergste ongeluk gebeurd op 6 mei 1937. Tijdens
de landing van de zeppelin De Hindenburg ontstaat een hels vuur
waarbij 13 passagiers en 22 crewleden van de 97 inzittenden omkomen.
De Hindenburg was op 3 mei 1937 om 8:15u vanuit Duitsland
vertrokken richting de Atlantische oceaan. Na drie dagen kwam het
luchtschip, 245 meter lang en bijna 50 meter hoog, aan bij de
bestemming in Amerika (New Jersey). Vlak voor de landing ontstond er
vuur achteraan de zeppelin. De zeppelin, die vernoemd was naar de Duitse president von
Hindenburg, was gevuld met hydrogen gas waardoor het vuur zich snel verspreidde en na 34
seconden was het luchtschip in vlammen opgegaan. Men weet nog steeds niet wat de oorzaak
is; was het sabotage van tegenstanders van het Nazi regime, was het een blikseminslag, of
ging het puur om het krijgen van verzekeringsgeld?
Zweefvliegtuigen
Al in de achttiende en negentiende eeuw werkten verschillende wetenschappers aan een
vliegmachine met vleugels. Dit leidde tot allerlei modellen van een- of tweedekkervliegtuigen.
Al deze modellen waren zweefvliegtuigen. Vaak kwamen ze de lucht niet in of waren
onbestuurbaar
De driedekker
De ééndekker
Sir George Cayley (1773-1857) woonde in Engeland en had de geslaagde ballonvluchten van de
broers Montgolfier gehoord. Ook hij wilde graag de lucht in maar zag in ballonnen een serieus
nadeel: ze waren niet te besturen. Dus ging hij verder en richtte zich op een vliegtuig dat te
besturen was. Hij ontwierp een apparaat met vaste vleugels, dat eigenlijk bijna alle
onderdelen van een modern vliegtuig had: roeren, een gondel voor de vlieger en een schroef.
Alleen de motor ontbrak. De "Boy Glider" van Cayley kwam
al aardig in de buurt van een vliegtuig. Het kon alleen
zweven, maar maakte vluchten van enkele meters met een
tienjarige jongen aan boord.
Cayley had inmiddels door dat mensen te weinig spierkracht
hebben om een vliegtuig te kunnen voortbewegen. Daarom besteedde hij veel tijd aan het
bouwen van een kleine stoommachine en een verbrandingsmotor. Hoewel zijn motor op
zichzelf een geslaagde uitvinding was, lukte het hem niet om de motor geschikt te maken voor
het vliegtuig. Hij was simpelweg te zwaar. Enkele jaren later liet Cayley zijn 80-jarige
koetsier een proefvlucht maken in zijn nieuw ontworpen ééndekker. Hij eindigde in een
crash – waarop de woedende koetsier ontslag nam met de woorden ‘Ik ben aangenomen om te
rijden en niet om te vliegen!’
De Duitser Otto Lilienthal pakte de zaken anders aan. Hij
had de boeken van John Wilkins goed gelezen en wilde stap
voor stap meer van het vliegen te weten komen. Hij bouwde
zweefvliegers waarbij hij zelf in de vleugel hing en met
zijn lichaamsgewicht kon hij het toestel besturen. In de
hanggliders van tegenwoordig gebeurt dat ook nog zo. Hij
bouwde zweefvliegtuigen met een en twee vleugels en
leerde veel over de vorm van de vleugels, door steeds te
experimenteren. Ook leerde hij zichzelf veel over de
besturing. Hij zweefde wel tot 350 meter ver. Tot hij in
1896 op een kwade dag door een windstoot de controle verloor en verongelukte. Lilienthal was
zover gekomen als hij kon in de luchtvaart. Gelukkig had hij zijn ontdekkingen allemaal
opgeschreven in boeken.
Wat nog steeds ontbrak om een ‘echt’ vliegtuig te maken, was een goede bruikbare motor om
een toestel van de grond te heffen en daar te laten blijven, maar het duurde niet lang
voordat ook daar de eerste ontdekkingen mee werden gedaan…
Opdracht: verbind de persoon met zijn ontdekking:
Otto Lilienthal *
* De “boy glider” en een verbrandingsmotor
Henri Giffard *
* De zeppelin
Sir Goerge Cayley *
* Luchtballon
Ferdinand von Zeppelin *
* Ballon met stoommachine
Gebroeders Montgofier *
* Zweefvliegtuig dat bestuurd kon worden door eigen lichaamsgewicht
De gebroeders Wright
De eerste succesvolle vlucht in een door een motor aangedreven machine die zwaarder was
dan lucht vond plaats in 1903. Deze machine was uitgevonden door de broers Orville en Wilbur
Wright en heette de Flyer I (zie plaatje op de volgende pagina). De eerst vlucht duurde
ongeveer 10 seconden, het vliegtuig vloog op 3,5 meter hoogte en vloog ongeveer 30 meter.
De gebroeders Wright begonnen hun machine te verbeteren. De vierde vlucht duurde 59
seconden en het toestel legde een afstand van 256 meter af! De Amerikaanse regering had
niet veel interesse in de uitvinding van de twee broers. De Europeanen waren wel erg
enthousiast toen Wilbur en Orville in 1908 hun vliegtuig in Frankrijk demonstreerden. In 1909
toonden zij aan dat een vliegmachine een passagier kon vervoeren. Het toestel vloog ongeveer
60 km per uur en had genoeg brandstof aan boord voor een vlucht van 200 km.
Het pionierswerk van de gebroeders Wright
maakte de weg vrij voor de ontwikkelingen in de
huidige
luchtvaart
industrie.
De
Eerste
Wereldoorlog heeft daartoe een flinke aanzet
gegeven. Voor het eerst werden vliegtuigen
gebruikt voor oorlogsdoeleinden. In de eerste
plaats om verkenningsvluchten uit te voeren, maar
al snel ook voor het vernielen van spionageballonnen
en het bombarderen van steden. De ervaringen,
opgedaan tijdens deze oorlog, leidden tot een
versnelde ontwikkeling in de vliegtuigbouw.
Samenvatting belangrijke personen binnen de ontwikkeling van de luchtvaart:
Vul de tabel in:
Jaar:
1903 – allereerste vlucht
1903 – vierde vlucht
1909
Hoe lang kon je vliegen?
10 seconden
Hoe ver kon je vliegen?
20 meter
Kijk naar het plaatje. Schrijf twee onderdelen van dat vliegtuig op die vogels ook hebben.
1.
2.
Antwoordenblad
Otto Lilienthal *
* De “boy glider” en een verbrandingsmotor
Henri Giffard *
* De zeppelin
Sir Goerge Cayley *
* Luchtballon
Ferdinand von Zeppelin *
* Ballon met stoommachine
Gebroeders Montgofier *
* Zweefvliegtuig dat bestuurd kon worden door eigen lichaamsgewicht
Jaar:
1903 – allereerste vlucht
1903 – vierde vlucht
1909
Hoe lang kon je vliegen?
10 seconden
59 seconden
3 uur en 20 minuten
Hoe ver kon je vliegen?
20 meter
256 meter
200 kilometer
Kijk naar het plaatje. Schrijf twee onderdelen van dat vliegtuig op die vogels ook hebben.
1. Vleugels
2. Staart
De gouden periode van de luchtvaart
Het supersonische vliegtuig
De jaren dertig van de vorige eeuw worden gezien als de Gouden Periode van de luchtvaart. Er
kwamen lijnvliegtuigen en de motoren werden geavanceerder en betrouwbaarder. Om de
oceaan over te vliegen werden nog wel watervliegtuigen gebruikt, omdat men dat een veiliger
idee vond. Deze vliegtuigen konden op het water landen.
Na de Tweede Wereldoorlog, waarin aanvallen vanuit het luchtruim voor een groot gedeelte
de uitkomst van de oorlog bepaalden, zocht men naar mogelijkheden om langer en sneller te
kunnen vliegen. Dat leidde tot de ontwikkeling van het supersonische vliegtuig, dat sneller ging
dan het geluid.
Door lucht beweegt geluid zich voort met een snelheid van ongeveer 1220 km per uur. Bij een lagere
temperatuur en luchtdruk gaat het langzamer. In dunne, koele lucht, op een hoogte van 11 km, is de
snelheid ongeveer 1000 km/uur. In water beweegt geluid zich voort met een snelheid van 5400 km/uur.
Licht bereikt een snelheid van ongeveer 300.000 km per seconde. Niets in het heelal kan zich sneller
verplaatsen dan licht!
Een vliegtuig dat supersonisch vliegt perst de lucht voor zich samen, omdat het er zo hard tegen
opbotst dat de lucht zich niet kan verwijderen. Daardoor ontstaat er een soort opeenhoping van lucht
voor het vliegtuig. Die drukverhoging hoor je als een knal. Een supersonisch vliegtuig blijft maar steeds
dat schokfront voor zich houden. Maar omdat het vliegtuig meestal maar één keer overkomt, en sneller
dan het geluid ook, hoor je maar op één moment een knal. In het vliegtuig zelf merkt de piloot er
echter niks van. Vliegtuigen gaan over het algemeen niet supersonisch boven bewoond land.
De Concorde was het eerste supersonische verkeersvliegtuig en haalde een snelheid van twee keer het
geluid (ruimschoots 2000 kilometer per uur) en vloog daarmee ruim dubbel zo snel als niet-subsonische
vliegtuigen. De Concorde wordt sinds 2003 niet meer gebruikt. Het begin van het einde was het
verongelukken van een Air France Concorde op 25 juli 2000 direct na de start vanaf een Parijse
luchthaven, waarbij ruim honderd inzittenden en vier mensen op de grond omkwamen. De Concordes
bleven vervolgens geruime tijd aan de grond tot een aantal technische problemen die mede oorzaak
waren van het ongeluk waren opgelost. De Concordes gingen vervolgens weer vliegen, maar met minder
succes dan voorheen. Er waren te weinig passagiers die een duur kaartje van Londen of Parijs naar New
York wilden kopen. De kosten voor het onderhoud waren te hoog
geworden. Op 24 oktober 2003 vonden de laatste commerciële
vluchten van de Concorde plaats.
De invloed van de koude oorlog
De Koude Oorlog (1945 - 1989) versnelde de ontwikkeling van o.a. de ruimtevaart en de
luchtvaart, omdat de twee grootmachten Rusland en de Verenigde Staten beide het luchtruim
wilden beheersen. Vliegtuigen werden dragers van bommen en raketten. Sinds de jaren zestig
spelen bommenwerpers dan ook een belangrijke rol in de oorlogsstrategie. Daarnaast werden
helikopters ontwikkeld die op lagere hoogten inzetbaar waren. Satellieten werden ontworpen
en gebruikt als spionagemateriaal.
Naam:
Vragen bij ‘De gouden periode van de luchtvaart’:
Woord:
Betekenis
Verkenningsvlucht
Lijnvliegtuigen
Geavanceerd
Luchtruim
Supersonisch
Welke periode noemen wij ‘de gouden periode van de luchtvaart’?

1830 - 1840

1930 - 1940

1920 – 1930
Hoe hard moet een supersonisch vliegtuig minimaal vliegen om sneller dan geluid te kunnen
vliegen? _______________________________________________________________
Stel je voor dat je in een auto zit die 100 km /uur rijdt. Hoeveel keer sneller gaat een
supersonisch vliegtuig wanneer deze met 2000 km / uur boven je langs vliegt? ___________
_____________________________________________________________________
Waarom kun je tegenwoordig niet meer met de Concorde vliegen? ____________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
* Vraag het werkblad van de Koude Oorlog.
Antwoordenblad ‘De gouden periode van de luchtvaart’:
Verkenningsvlucht
Lijnvliegtuigen
Geavanceerd
Luchtruim
Supersonisch
Het maken van een verkenningstocht met een vliegtuig
Vliegtuig dat op een vaste route vliegt
Zeer moderne techniek
Gedeelte van de dampkring als territoriaal gebied van een land
Boven de snelheid van het geluid gelegen of reikend
Welke periode noemen wij ‘de gouden periode van de luchtvaart’?

1830 - 1840

1930 - 1940

1920 – 1930
Hoe hard moet een supersonisch vliegtuig minimaal vliegen om sneller dan geluid te kunnen
vliegen? 1000 km/uur
Stel je voor dat je in een auto zit die 100 km /uur rijdt. Hoeveel keer sneller gaat de
Concorde wanneer deze met 2000 km / uur boven je langs vliegt? 20 X 100 = 2000, dus
20x zo snel
Waarom kun je tegenwoordig niet meer met de Concorde vliegen? Te weinig mensen kochten
een ticket (mede door ongeluk) en de kosten werden te hoog.
Antwoorden vragen tekst ‘Koude Oorlog’
Waarom waren vliegtuigen in de Koude Oorlog belangrijk? Vervoeren bommen en luchtbrug
tussen Berlijn en de rest van Duitsland.
Waarom is de ruimtevaart in de Koude Oorlog zich snel gaan ontwikkelen?
wedstrijd / prestige.
Spionage en
* DE KOUDE OORLOG (1945 - 1989)
Met "de Koude Oorlog" bedoelen we de spanningen tussen de twee grootste landen van de
wereld. Die 2 landen waren de Sovjet-Unie en Amerika. Na de tweede Wereldoorlog kwamen
die twee landen als grootste overwinnaars uit de bus. Amerika had geen schade in eigen land,
omdat er niet was gevochten in eigen land. Bovendien hadden de Amerikanen veel verdiend aan
de oorlog en hadden West-Europa bevrijd.
De Sovjet-Unie had Duitsland in het oosten verslagen en hadden miljoenen slachtoffers. De
Russische soldaten kwamen helemaal tot aan de Duitse hoofdstad Berlijn. Ze veroverden dus
ook andere landen en wilden daar niet weg. Het grootste land ter wereld werd dus nog groter.
Amerika en de Sovjet-Unie hadden allebei eigen ideeën over hoe men moest leven in een
maatschappij. Amerika is kapitalistisch. (Kapitaal = geld) Dat betekent dat er een verschil is
tussen rijke mensen en arme mensen. In een kapitalistisch land wordt geprobeerd om winst te
maken. De arbeiders verdienen minder dan de fabrieksbazen. De regering bemoeit zich weinig
met de economie. Niet iedereen in Amerika was gelijkwaardig. Zo waren de blanke mensen nog
steeds meer waard dan zwarte mensen. (Pas rond het jaar 1960 werden zwarte mensen
volgens de wet gelijkwaardig gesteld in Amerika)
In de Sovjet-Unie was men niet kapitalistisch, maar communistisch. Het communisme komt
van het woord "commune". dat betekent "gemeenschap of samenleving". In een communistisch
land is alles van elkaar. Je hebt dus geen eigen bezit. Alles is van de regering en die probeert
dan alle produkten eerlijk te verdelen onder de bevolking. De communisten geloofden dat een
kapitalistisch land vanzelf ten onder ging, omdat de arbeiders en de boeren in hun ogen
werden uitgebuit. De communist wilde dat in ieder land er een opstand uitbrak tegen de
rijken.
De landen in West-Europa, zoals Frankrijk, Nederland en België, waren door de Tweede
Wereldoorlog erg verzwakt. De landen waren zwaar beschadigd door de oorlog en de handel
was stil komen te liggen. In een armer land hebben meer mensen armoede. Daarom was
Amerika bang dat er ook in West-Europa communisme zou ontstaan. Want arme en
ontevreden mensen willen vaak dat alles eerlijk verdeeld wordt onder de gehele bevolking.
Amerika besloot West-Europa te gaan helpen met geld en goederen (producten) De
Amerikaanse minister Marshall bedacht daarvoor een plan. Het werd het Marshall-Plan
genoemd. De landen kregen van Amerika geld in de vorm van een lening. De landen waren
verplicht om veel producten uit Amerika te kopen als dank. Daardoor ging het nog beter met
de Amerikaanse economie. De communistische landen kregen geen geld. De Marshall-hulp was
vooral gericht tegen het communisme en voor de eigen Amerikaanse economie.
De Amerikanen hadden de Tweede Wereldoorlog laten stoppen door het gooien van 2
atoombommen. Dit machtige nieuwe wapen was in alle andere landen onbekend. De Sovjet-Unie
was het grootste land en wilde deze technologie (hoe je zo'n bom moest maken) ook weten.
Daarom stuurde de Sovjet-Unie spionnen naar Amerika toe om te ontdekken hoe zo'n
atoombom gemaakt moest worden. Toen de Russen weigerden Oost-Europa echt te verlaten,
waren er veel spanningen tussen Amerika en de Sovjet-Unie. Het was een soort oorlog met
woorden en zonder wapens. De geheimen van de atoombom en het Marshall-plan zorgden voor
verdere spanningen tussen de twee landen. Atoomproeven zijn nu verboden in veel landen
vanwege de schade aan het milieu.
Na de oorlog werd Duitsland verdeeld in 4 delen. Engeland, Frankrijk, Amerika en de SovjetUnie hielden een oogje in het zeil. Duitsland was in deze eeuw al
2 keer begonnen met een oorlog in Europa en dit mocht nooit
meer gebeuren. De hoofdstad Berlijn lag in het gebied van de
Russen, maar werd ook opgedeeld in een Amerikaans en een
Russisch deel. Een gedeelte werd communistisch onder leiding
van de Sovjet-Unie. Het land heette de DDR (Duitse
Democratische Republiek) of Oost-Duitsland. De andere delen
bij elkaar werd de BRD (Bondsrepubliek Duitsland) of WestDuitsland genoemd. In Berlijn waren al snel problemen tussen
Oost-Berlijn en West-Berlijn. Veel mensen uit Oost-Berlijn
vluchtten naar West-Berlijn en het Russische gedeelte liep
langzaam leeg. De Russen moesten hier iets tegen doen.
Eerst probeerden de Russen ook West-Berlijn in te pikken. In 1948 maakten de Russen een
blokkade. Ze zorgden ervoor dat er geen goederen uit West-Europa en Amerika in WestBerlijn aan kwamen. Deze blokkade duurde bijna een jaar, maar Amerika gaf zich niet
gewonnen. Steeds meer Oostduitsers vluchtten uit Oost-Duitsland. Er waren er nu al bijna 2
miljoen gevlucht. De leider van de Sovjet-Unie, Nikita Chroetsjov, gaf in 1961 toestemming
om dwars door de stad Berlijn een muur te bouwen. Deze muur moest ervoor zorgen, dat er
geen inwoner kon vluchten uit Oost-Berlijn. Op 13 aug. 1961 werd begonnen met de bouw van
de muur. De muur was 45 km en werd door de Oost-Duitse grenspolitie zwaar bewaakt. Er
was prikkeldraad gebruikt en je kon als je in het oosten woonde, niet makkelijk bij de muur
komen door mijnen. Toch probeerde een aantal mensen te ontsnappen. Men denkt dat er
ongeveer 76 mensen werden doodgeschoten. Door de jaren heen werd de muur het symbool
van de Koude Oorlog en de Duitse verdeeldheid. De mensen uit West-Berlijn konden
doormiddel van een luchtbrug toch contact hebben met gebieden buiten Oost-Duitsland. Een
luchtbrug is een vliegverbinding tussen verschillende gebieden.
In de jaren 70 namen de spanningen tussen de Sovjet-Unie en Amerika langzaam af. Toen
Gorbatsjov in de jaren 80 de leider werd van de Sovjet-Unie, durfden de mensen in OostEuropa weer langzaam kritiek te geven. Gorbatsjov heeft er voor gezorgd dat beide delen van
Duitsland in 1989 herenigd (opnieuw bij elkaar) konden komen. De Berlijnse muur was gevallen
en daarmee was het duidelijk dat de oorlog tussen Amerika en de Sovjet-Unie definitief ten
einde was. In 1989 werd Duitsland weer één land.
De Koude oorlog werd niet alleen "uitgevochten" met woorden, een muur en dreigementen. Er
was ook een soort race welk land de beste technologie en de beste wapens had. De
Amerikanen hadden eerst een voorsprong met de atoombom, maar al snel hadden de Russen
dit dodelijke wapen ook. Nu liep de wereld groot gevaar, want atoomwapens en kernwapens
kunnen de hele aarde vernietigen ! De Russen hadden als eerste satellieten. In september
1957 ging de eerste Russische spionage satelliet de ruimte in. De Russen konden vanuit de
ruimte goed zien waar de Amerikanen wapens hadden en waar ze mee bezig waren. De eerste
satelliet heette de Spoetnik. Na 1957 was er een soort wedstrijd wie als eerste land een
mens de ruimte in kon sturen. De Amerikanen waren weer verrast toen in 1961 de Rus Joeri
Gagarin als eerste mens in de ruimte was. In 1962 lukte het de Amerikanen ook om een mens
de ruimte in te sturen. John Glenn was de eerste Amerikaan die rond de aarde vloog in de
ruimte. Neil Armstrong was de eerste mens die in 1969 op de maan stond. Hij was samen met
Aldrin en Collins. Toen hij de eerste stap op de maan zette, zei hij : "Dit is een kleine stap
voor mij, maar een grote voor de mensheid." Daarmee bedoelde hij dat het een enorme
prestatie van de mensheid was om voet te zetten op een maan. Amerika had de race naar de
maan gewonnen.
Beantwoord de volgende vragen:
Waarom waren vliegtuigen in de Koude Oorlog belangrijk?
Waarom is de ruimtevaart in de Koude Oorlog zich snel gaan ontwikkelen?
Hoe vliegt een vliegtuig??
Vogels kunnen vliegen door de bijzondere vorm van hun vleugels. Door de speciale vorm
stroomt de lucht aan de bovenkant van de vleugel sneller langs de vleugel dan aan de
onderkant. Aan de bovenkant ontstaat een druk die ‘onderdruk’ genoemd wordt waardoor de
vleugel een “duwtje” naar boven krijgt.
Bij een vleugel van een vliegtuig gebeurt hetzelfde: door de speciale vorm van de vleugel
stroomt de lucht aan de bovenkant van de vleugel sneller langs de vleugel dan aan de
onderkant. Aan de bovenkant ontstaat een onderdruk en de vleugel krijgt een 'duwtje' naar
boven! Deze kracht is zo groot dat een vliegtuig de zwaartekracht kan trotseren. Het
vliegtuig kan vliegen!
In de wetenschap staat de kracht die ontstaat door bewegende lucht bekend als “lift”. Door
gebruik te maken van deze lift kunnen vliegtuigen vliegen en zeilboten schuin tegen de wind in
zeilen. Windmolens draaien door de lift en vogels kunnen vliegen. Vogels maken de bewegende
lucht om te vliegen zelf door heel snel hun vleugels te bewegen. Ze slaan een paar maal hun
vleugels uit. Als de vogel eenmaal opgestegen is, werken zijn vleugels net als die van een
vliegtuig. De lucht aan de gebogen bovenkant van de vleugels moet een veel langere weg
afleggen dan die aan de onderkant. Daardoor ontstaat onderdruk en zo wordt de vogel
omhooggetrokken in de lucht. Daarna hoeft de vogel nog maar af en toe zijn vleugels uit te
slaan om zijn snelheid te behouden.
Grote vliegtuigen hebben een straalmotor. De straalmotor werkt door lucht heel krachtig
naar achteren te duwen. Hierdoor gaat de motor en alles wat daaraan vast zit, naar voren. Als
de motor loopt zorgt een compressor dat er lucht aangezogen wordt. De schoepen draaien
rond en vegen als het ware de lucht naar achteren. De lucht wordt in een kamer geperst net
zoals in een fietspomp gebeurt. Aan het einde van de kamer wordt brandstof (kerosine)
toegevoegd en in brand gestoken. Door de hitte wordt de druk nog verder opgevoerd. Als de
hete lucht en de verbrandingsgassen tenslotte naar buiten geperst worden gaat dat met een
enorme kracht waardoor een vliegtuig voldoende stuwkracht krijgt om te vliegen. Naast lift is
ook weerstand (tegendruk) nodig .
Werkblad ‘hoe vliegt een vliegtuig’
Dit werkblad is gemaakt door:_______________________________________________
Dit heb je nodig voor het uitvoeren van de opdrachten:
o 2 vellen papier
o Een plastic zak
o Touw
Opdracht A
Neem twee bladen papier. Maak van één blad een prop. Laat de prop en het blad vallen van
dezelfde hoogte. Wat valt het eerst op de grond? Leg uit waarom dit komt.
Opdracht B
Maak een vlieger van een plastic tas en touwtjes door de handvatten samen te binden en aan
een stuk touw te bevestigen. Pak het touw en ren een eindje met de vlieger achter je aan.
Wat gebeurt er? Leg in je eigen woorden uit waarom dit gebeurt.
Opdracht C
C1 - Wandel een stukje. Wat voel je tijdens het lopen aan je gezicht?
C2 - Ren zo snel mogelijk een stukje. Wat voel je tijdens het rennen aan je gezicht?
C3 - Waarom is het zwaarder om met tegenwind te fietsen?
Antwoorden werkblad ‘hoe vliegt een vliegtuig’
 Dit werkblad kan het beste in tweetallen gemaakt worden.
Opdracht A
De prop valt het eerste op de grond, want het blad heeft een groter oppervlak. Het
ondervindt meer weerstand van de lucht en blijft daardoor langer zweven. (Doordat de lucht
onder een vliegtuigvleugel minder snel gaat dan de lucht over de bovenkant, duwt de lucht
meer op de onderkant van de vleugel. Daardoor wordt het vliegtuig de lucht in geduwd. Dit is
liftkracht.)
Opdracht B
Hoe sneller je loopt, hoe meer de lucht het vliegertje omhoog duwt. De motor van een
vliegtuig stuwt op dezelfde manier het vliegtuig vooruit en omhoog. Dit is stuwkracht.
Opdracht C
C1 - Wandel een stukje. Wat voel je tijdens het lopen aan je gezicht? Je voelt een beetje
lucht langs je gezicht.
C2 - Ren zo snel mogelijk een stukje. Wat voel je tijdens het rennen aan je gezicht? Je voelt
veel lucht langs je gezicht.
C3 - Waarom is het zwaarder om met tegenwind te fietsen? Lucht (en daarmee tegenwind)
remt af: weerstand. Dit geldt ook voor vliegtuigen, daarom worden ze zo gestroomlijnd
mogelijk gemaakt. Dan gaat de lucht er gemakkelijk langs.
Lesideeën vliegtuigen algemeen
 Verschillende vliegtuigen, verschillende gebruiksmogelijkheden
“In de luchtvaart maakt men onderscheid tussen militaire en burgerluchtvaart.
In de militaire luchtvaart gebruikt men vliegtuigen voor luchtverkenning, voor aanvallen op
gronddoelen en op vliegtuigen van de vijand en voor militaire luchttransporten.
In de burgerluchtvaart gebruikt men vliegtuigen om tegen betaling passagiers te vervoeren
(voor zakelijke en toeristische doeleinden), goederen te vervoeren en speciale opdrachten uit
te voeren (luchtfotografie, reclame, sproeien voor de landbouw). Daarnaast zijn er veel
liefhebbers die voor privé-doeleinden een vliegbrevet halen.
De ontwikkeling van de luchtvaarttechniek heeft geleid tot talloze soorten vliegtuigen. Niet
alleen wat de vorm van de vliegtuigen betreft, maar ook de verschillende types. Naast de
bekende vliegtuigen, die goederen of passagiers vervoeren en die in diverse soorten en maten
worden gebouwd, zijn er watervliegtuigen, zweefvliegtuigen, sproeivliegtuigen, reclamevliegtuigen, demonstratievliegtuigen enzovoort. Ze variëren van het eenmotorige eenpersoons
privé-vliegtuigje tot de enorme jumbojets die honderden passagiers kunnen vervoeren. Het
vliegtuig is een veelzijdig vervoermiddel geworden.”
Zie ook artikel: “Petje af voor Airbus A380”, De Telegraaf 19 januari 2005
 Geef de kinderen de opdracht uit te zoeken welke soort vliegtuigen we kunnen
onderscheiden en waarvoor vliegtuigen gebruikt kunnen worden. De kinderen verwerken de
informatie in een werkstuk. Deze opdracht kan gecombineerd worden met het vakgebied ICT
door de kinderen gebruik te laten maken van het internet als informatiebron en het gebruiken
van een tekstverwerkingsprogramma voor de verwerking en presentatie. Ook kan in plaats van
een werkstuk de informatie weergegeven laten worden in een PowerPoint presentatie.
Vergevorderde kinderen op het gebied van ICT kunnen zelfs hun eigen internetsite
samenstellen!
Laat de kinderen de volgende punten uitzoeken:
o Uiterlijke kenmerken (gebruik plaatjes en/of tekeningen!)
o Wordt het vliegtuig in de militaire en/of burgerluchtvaart gebruikt en
waarvoor kan het vliegtuig gebruikt worden?
o Zijn er veel van dat soort vliegtuigen, of worden er maar weinig van gebouwd?
o Noem ook eventuele bijzonderheden
o Welk vliegtuig spreekt de kinderen het meeste aan?
 Laat de kinderen met kosteloos materiaal zoals lege toiletrollen, filmkokers, kleine
kartonnen doosjes, eierdozen, plastic bekers, doppen etc. een vliegtuig maken.
 Laat de kinderen papieren vliegtuigjes vouwen. Bespreek achteraf welke vliegtuigjes goed
vliegen en welke juist niet. Kunnen de kinderen ontdekken waaraan dat ligt?
Tip: http://peterisdopie.topcities.com/paper-planes/indexplanes.htm (Zie volgende pagina’s
voor een uitwerking.)
 Onderhoud van vliegtuigen
 Verzamel vooraf boeken en literatuur over de organisatie van een luchtvaartmaatschappij
m.b.t. hun vloot. Houd ook een kaart van Nederland achter de hand.
Laat de kinderen de het krantenartikel ‘Muizen saboteren F16’s” lezen (De Telegraaf 20
januari 2005) Houd naar aanleiding van het artikel een gesprek waarin de volgende
onderwerpen aan de orde komen:
 Waar staan vliegtuigen ‘geparkeerd’?
 Waar hebben we in Nederland vliegvelden?
 Wat voor verschillen tussen de vliegvelden in Nederland zijn er te bedenken?
 Wat voor onderhoud zou een vliegtuig moeten hebben?
 Wie voert dan onderhoud uit?
 Wat zou makkelijk stuk kunnen gaan aan een vliegtuig?
 Weten de kinderen wat een ‘vloot’ is?
Schrijf de vragen die in de loop van het gesprek aan de orde komen op het bord. Verdeel
vervolgens de vragen over individuele of groepjes kinderen. De kinderen zoeken de antwoorden op en noteren dit samengevat op een blaadje. De kinderen ‘presenteren’ elkaar de informatie.
Pterodactylus
Het vliegtuig als wapen: kamikaze piloten
Dat vliegtuigen ingezet worden tijdens de oorlog, dat weet iedereen. En ook aanslagen waarbij
een vliegtuig als wapen werd gebruikt zijn niet onbekend. In Japan in de jaren dertig van de
vorige eeuw kwam het, door armoede en onvrede over de regering, tot een uitbarsting. Jonge
legerofficieren vermoordden ministers en zakenlieden omdat ze niet naar de Keizer van Japan
hadden geluisterd. Sterven voor de keizer werd voor deze jonge legerofficieren iets waar ze
trots op waren. Groot-Brittannië en Amerika werden symbolen van haat. Deze mannen gingen
zo ver dat ze zich in de Tweede Wereldoorlog vrijwillig en opzettelijk te pletter vlogen tegen
Amerikaanse schepen. Deze Japanse piloten werden 'kamikazepiloten' genoemd. Ze kregen
net voldoende brandstof mee om de bestemming te bereiken om daar hun vliegtuig in de
schepen van de vijand te boren, terwijl ze zelf nog in het vliegtuig zaten. Het woord
'kamikaze' betekent letterlijk 'goddelijke wind'.
Waar niemand op had gerekend, was dat ongeveer een halve eeuw later de wereld opgeschrikt
zou worden door niet één maar meerdere kamikaze aanslagen van enorme omvang…
11 september 2001
 8.50 uur (Amerikaanse tijd): Een vliegtuig boort zich in de noordelijke toren van het World
Trade Centre in New York. Het is een Boeing 757 van American Airlines die met 92
passagiers op weg was van Boston naar San Francisco. Kort na de start is het vliegtuig
gekaapt en hebben de kapers de vliegroute gewijzigd. Het gebouw vliegt in brand.
Brandweermannen proberen zoveel mogelijk mensen uit het gebouw te halen. Op de
bovenste verdiepingen proberen mensen een veilig heenkomen te zoeken door buiten het
gebouw aan de ramen te gaan hangen. Aanvankelijk denkt men aan een ongeluk, maar na de
tweede aanslag wordt duidelijk dat het om een bewuste daad van terrorisme gaat.
 9.08 uur: Een tweede vliegtuig boort zich in het World Trade Centre, maar nu in de
zuidelijke toren. Het is een Boeing 757 die met 64 passagiers op weg was van Boston naar
Los Angeles. Met een enorme ontploffing vliegt het gebouw in brand.
 9.30 uur: In Washington DC stort een vliegtuig neer op het Pentagon (ministerie van
Defensie). Het is een Boeing 767 die met 65 passagiers op weg was van Washington naar
Los Angeles. Een deel van het gebouw vliegt in brand.
 10.00 uur: In de buurt van Pittsburg stort een vliegtuig neer. Het is een Boeing 757 die
met 45 passagiers op weg was van New York naar San Francisco. Waarschijnlijk is het de
bedoeling geweest om dit vliegtuig neer te laten storten op een ander overheidsgebouw,
bijvoorbeeld het Witte Huis in Washington of op Camp David, het buitenverblijf van de
president van de VS.
 10.05 uur: De zuidelijke toren van het World Trade Centre stort in. Duizenden mensen die
zich in het gebouw bevinden, raken onder het puin bedolven, waaronder ook
brandweermensen die in het gebouw aanwezig waren.
 10.10 uur: Een deel van het Pentagon stort in. Honderden medewerkers raken onder het
puin bedolven.
 10.28 uur: De noordelijke toren van het World Trade Centre stort in. Ook hier raken
duizenden mensen onder het puin bedolven. Hierna komt de hulpverlening moeizaam op
gang, want er is voortdurend gevaar voor nieuwe instortingen. Bovendien is het door het
vele puin lastig om mensen te bevrijden.
De schok van de ramp verspreidt zich door de hele wereld. Overal worden rechtstreekse
beelden uitgezonden. De wereld is getuige van één van de grootste rampen en terreurdaden
aller tijden.
De reden dat het World Trade Centre en het Pentagon doelwit waren, heeft te maken met
het beeld dat de daders van de VS hebben. Ze zien dit land als een kapitalistisch land dat
wereldwijd zowel de handel als de militaire machtsverhoudingen bepaalt. Om de VS in het
hart te treffen zijn daarom het World Trade Centre (Wereld Handels Centrum) en het
Pentagon (ministerie van Defensie) gekozen als doelwit van de aanslag. Het WTC staat als
symbool voor het rijke en invloedrijke Amerika, het Pentagon staat als symbool voor het
militaire Amerika.
Instructieblad leerkracht bij ‘Het vliegtuig als wapen: kamikaze piloten’
Lees samen met de kinderen de tekst op het blad. Verhelder eventueel lastige begrippen.
Houd naar aanleiding van de tekst een klassikaal gesprek n.a.v. de volgende vragen:
 Kun jij 11 september 2001 herinneren? Zo ja, weet je nog wat je aan het doen was en hoe
je je voelde?
 Kan zo’n aanslag voorkomen worden? Zo ja, welke maatregelen kunnen genomen worden?
Werkblad ‘De luchtballon’
Dit werkblad is gemaakt door;_______________________________________________
Er zijn twee soorten ballonnen:
- Een gasballon. Deze ballonnen zijn altijd helemaal dicht en gevuld met een gas dat helium
heet. Je kent de zeppelin en misschien heb je wel eens een ballon gekregen die kon zweven.
Deze twee zijn allebei met helium gevuld. Deze ballonnen vliegen automatisch omhoog. Een
zeppelin kun je zelfs sturen. De zeppelins zijn heel groot. Je kunt er met wel een stuk of
duizend mensen in staan.
- De tweede soort ballon is een heteluchtballon. Dat is een ballon die van de onderkant open
is. Door die opening wordt met branders de lucht die erin zit verhit. Hete lucht wil altijd
hoger zijn dan de koudere lucht eromheen, dus wordt de ballon omhoog geduwd, hij gaat
zweven. Een luchtballon stijgt totdat zijn gewicht in evenwicht is met dat van de lucht
rond de ballon. Om te stijgen worden zandzakken uit de mand gegooid. Om te dalen laat
men gas ontsnappen via een gasklep. Dit is een gaatje bovenaan de ballon, met een
ventieltje afgesloten. Door in de mand aan een touw te trekken kan er warme lucht
ontsnappen. Wanneer de ballon vlak bij de grond is, dan gooit men een touw uit de mand.
Dit touw sleept op de grond en vertraagt zo de snelheid van de ballon.
Je gaat nu een aantal experimenten uitvoeren die te maken hebben de werking van
luchtballonnen.
Experiment 1
Hiervoor heb je de volgende materialen nodig:
o Een kladblaadje.
o Touw
o Kaars & aansteker of lucifers
Neem een kladblaadje en teken hierop een cirkel. In de cirkel teken je een
spiraal. Het midden van de spiraal maken we vast aan een touwtje en we
houden deze spiraal boven een brandende kaars, langzaam dichter en
dichter bij de vlam. Oppassen dat het papier niet in de vlam terechtkomt!
Wat merk je op? Hoe kan dat?
We doen nu net hetzelfde maar op een plek waar het kouder is dan de ruimte waar je net het
experiment deed. Wat is er anders dan net? Hoe kan dat?
Wanneer gaat de spiraal het snelst draaien: wanneer de kaars er dichtbij staat of ver van de
spiraal is ? Waarom?
Experiment 2
Hiervoor heb je de volgende materialen nodig:
o Een teiltje met koud water
o Een ballon
o Een fles
o Een thermoskan met warm water
 Blaas de ballon een beetje op en laat hem dan weer leeglopen.
 Doe de ballom om het uiteinde van de nek van de fles.
 Zet de fles in het teiltje met koud water.
 Giet warm water in het teiltje: wat gebeurt er? Waarom?
Experiment 3
Hiervoor heb je de volgende materialen nodig:
o Een theezakje
o Een schaar
o Een aansteker of lucifers
1. Neem een theezakje, knip de bovenkant er vanaf (meestal zit daar een nietje)
2.Vouw het zakje open, schudt de thee eruit.
3.maak er een kokertje van. Zet het kokertje rechtop op een tafel
4.Strijk een lucifer aan, steek het theezakje aan de bovenste rand aan, en zie wat er
gebeurt...
Wat gebeurde er met het theezakje? Probeer op te schrijven waarom dit gebeurde.
Leg in je eigen woorden uit waarom een luchtballon de lucht in gaat.
* Teken een luchtballon
Antwoordenblad bij het werkblad van ‘de luchtballon’
 Laat de experimenten in tweetallen uitvoeren.
 Let op brandgevaar!
 Laat de kinderen beeldmateriaal van luchtballonnen zien.
Experiment 1
Warme lucht is lichter dan koude lucht en stijgt. Warme lucht die zich verplaatst omdat
ze door koudere lucht is omgeven, is wind (tocht). De stijgende lucht doet de spiraal
draaien.
We doen nu net hetzelfde maar op een plek waar het kouder is dan de ruimte waar je net het
experiment deed. Wat is er anders dan net?
Hoe kouder de lucht rondom de warme lucht is, hoe sneller de lucht stijgt!
Wanneer gaat de spiraal het snelst draaien: wanneer de kaars er dichtbij staat of ver van de
spiraal is ?
Hoe hoger de lucht komt, hoe sneller de lucht gaat afkoelen. Hoe koeler de lucht wordt,
hoe minder snel ze stijgt, dus hoe trager de spiraal kan draaien. De spiraal zal sneller
draaien wanneer de kaars dichtbij staat.
Experiment 2
Bij warm water wordt de ballon een beetje opgeblazen omdat warme lucht uitzet en
stijgt, bij afkoeling wordt ie weer kleiner.
Experiment 3
Het vuur gaat langzaam uit. Als het zakje bijna is opgebrand vliegt het de lucht in. Na
een paar minuten ontploft het theezakje. Het vuur van de lucifer warmt de lucht op.
Warme lucht stijgt op. Als het theezakje bijna is opgebrand is er zoveel lucht erom
heen opgewarmd dat de opstijgende warme luchtstroom sterk genoeg is om het theezakje
mee op te tillen.
Waarom gaat een luchtballon de lucht in?
Warme lucht stijgt.
De helikopter
Leonardi Da Vinci heeft 600 jaar geleden het eerste ontwerp voor een helikopter gemaakt
met zijn ornithopter. Inmiddels heeft de helikopter zich tot een modern voertuig ontwikkeld.
Een helikopter heeft stevige rotorbladen die bij het draaien door hun vorm de lucht naar
beneden stuwen en zo liftkracht opwekken. Wil de helikopter zich vooruit bewegen, moet hij
lichtjes naar voor gekanteld worden zodat de lift op de rotorbladen schuin voorwaarts
gericht is zie figuur).
Er is geen wendbaarder vliegmachine dan een helikopter. Achterwaarts vliegen, ronddraaien in
de lucht, of glijden; een helikopter kan het allemaal. Politie, brandweer, medische hulpdiensten, leger en de gewone luchtvaart maken dankbaar gebruik van zijn grote vliegvrijheid.
De trauma-helikopter van het Academisch Ziekenhuis Groningen (nu: GUMC)
Als er een ernstig ongeluk gebeurt, is het belangrijk dat er snel hulp komt voor de
slachtoffers. De ambulance komt zo snel mogelijk naar de plek van het ongeluk. De
verpleegkundigen van de ambulance kunnen goed de eerste hulp geven die een patiënt nodig
heeft. Soms is het nodig dat er mensen komen die het slachtoffer extra hulp kunnen bieden.
Deze mensen moeten ook snel bij de slachtoffers zijn, voordat het te laat is. De
traumahelikopter kan daarvoor zorgen, want die kan snel en vrij door de lucht vliegen. Het
Academisch Ziekenhuis Groningen heeft zo’n helikopter. Hij stijgt op van het dak van het
ziekenhuis en vliegt als het moet binnen twintig minuten naar de verste plaatsen in Groningen,
Friesland, Drenthe en een deel van Overijssel.
Het AZG is een van de vier ziekenhuizen in Nederland die een traumahelikopter heeft. De
andere drie staan in Amsterdam, Rotterdam en Nijmegen. Alle traumahelikopters hebben
dezelfde naam, namelijk Lifeliner. Aan het nummer dat er achteraan komt, kan je zien om
welke traumahelikopter het gaat. De traumahelikopter van het AZG is Lifeliner 4.
In de traumahelikopter kunnen drie mensen in zitten en er kan één persoon in liggen. De
ligplaats is natuurlijk voor een patiënt als hij snel naar het ziekenhuis gevlogen moet worden.
Het is in de helikopter erg klein, nog geen zes m². Daarom wordt elke centimeter aan de
binnenkant gebruikt. Verder zit het toestel vol met speciale apparaten en spullen die het
leven van de patiënt kunnen redden.
Op het dak van het AZG zijn het helidek en de hangar. Het helidek is de plek waar de
traumahelikopter kan landen en opstijgen. Het is een podium met in het midden een gele cirkel
en een wit kruis. Op die plek moet de helikopter landen. De hangar is een soort garage,
speciaal voor de helikopter. ’s Avonds of als het weer heel erg slecht is, staat de Lifeliner 4 in
de hangar.
De traumahelikopter is het vervoersmiddel van het Mobiel Medisch Team (MMT). Het team
bestaat uit een medisch specialist (een chirurg of een anesthesist), een verpleegkundige en
een helikopterpiloot. Alledrie hebben ze geleerd om slachtoffers van ernstige ongelukken te
kunnen helpen.
Soms mag het MMT niet met de helikopter vliegen. Bijvoorbeeld als het weer erg slecht is,
bij dichte mist of storm. De helikopter vliegt alleen van 7.00 tot 19.00 uur als het licht is. Is
het donker dan blijft de helikopter op het dak van het ziekenhuis staan. Het MMT rijdt dan
met een speciale bus naar het ongeluk toe: de
traumabus. Deze bus lijkt veel op een ambulance,
maar de patiënt kan er niet in worden vervoerd. Wel
zitten in de bus de apparaten en spullen die ook in de
helikopter zitten.
Als er een ernstig ongeluk gebeurt, moet je het
alarmnummer bellen. Het telefoontje komt binnen bij
de 112-alarmcentrale. Daar werkt de 112-centralist.
Hij beslist wie er naar de plek van het ongeluk moet
gaan: de ambulance, de brandweer en/of de politie.
De centralist kan besluiten de traumahelikopter op te roepen (daar zijn wel strenge regels
voor). Dat doet hij wanneer het slachtoffer in levensgevaar is of als het moeilijk is om bij de
plek van het ongeluk te komen.
Het slachtoffer wordt meestal met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Een
ambulance heeft meer ruimte dan de helikopter. Ook moet de helikopter zo snel mogelijk
weer beschikbaar zijn voor het geval er ergens anders een ernstig ongeluk gebeurt. Als de
patiënt niet snel genoeg met de ambulance in het ziekenhuis kan zijn, gaat de patiënt wel met
de helikopter mee. Die vliegt heel snel naar het AZG of een ander ziekenhuis. De piloot landt
op een helidek of op een grasveld naast het ziekenhuis. In het ziekenhuis aangekomen nemen
de mensen van het ziekenhuis het werk over. Het MMT gaat dan (eventueel) weer terug naar
de thuisbasis, naar het Academisch Ziekenhuis Groningen.
Lesideeën bij ‘de helikopter’
 Probeer een piloot van het MMT van het GUMC uit te nodigen voor een gastles!!
“Een traumahelikopter heeft een bereik van ongeveer 60 km rond om de thuisbasis waar hij
ingezet kan worden. De helikopter kan dan met een snelheid van zo'n 210 km/uur in ongeveer
20 minuten 60 km ver komen. Dit gaat dus veel sneller dan vervoer over de weg.”
 Geef de kinderen locaties (dorpen, steden) op in de Noordelijke regio (binnen een straal
van 60 km van Groningen). Laat ze m.b.v. een kaart uitzoeken hoeveel kilometer een ambulance
zou moeten rijden en hoeveel kilometer de helikopter zou moeten vliegen van Groningen
(gebruik het begrip ‘hemelsbreed’). Hierbij wordt geen rekening gehouden met de
mogelijkheid dat een ambulance ook vanaf bijvoorbeeld Delfzijl zou kunnen komen. Laat de
kinderen vervolgens uitrekenen hoelang een ambulance er over zou doen en een helikopter,
daarbij moeten de kinderen rekening houden met het volgende:
o Een helikopter vliegt met ca. 210 km per uur.
o Een ambulance hoeft zich niet aan de maximum snelheid te houden, maar de kinderen
zullen wel rekening moeten houden met veiligheid en het type weg. (Een snelweg of
kronkelend plattelandsweggetje maken verschil.) Houden de kinderen eventueel
rekening met bruggen of spoorwegovergangen die afgesloten kunnen zijn voor het
verkeer??
Bereken zelf van tevoren (bij benadering) antwoorden.
Tip: http://www.traumahelikopter.nl/load.htm?Kranten/2001/januari.htm
Helikopter vouwen
1.
2.
3.
4.
Knip de doorgetrokken lijnen.
Vouw de onderbroken lijnen.
Vouw het onderste gedeelte naar boven (“bottom”). Vouw de zijkanten.
Vouw de rotorbladen (“blade”) naar beneden.
Helicopter knopen
Bron: http://www.yoarra.nl/helicopter.php
Nodig: 2 touwtjes van Scoubidou.
Begin met 2 touwtjes van SCOUBIDOU met een lus. Knoop ongeveer 5 cm recht. (zie foto 1)
Nu draai je het geknoopte werkje om en knoop recht terug over het geknoopte gedeelte (zie
foto 1 en 2) Dit doe je ongeveer 2 cm (zie foto 2)
foto 1
foto 2
foto 3
Nu doe je alle touwtjes naar de bovenkant (zie foto 4). Maak voorzichtig een knoop, zorg dat
deze knoop netjes bovenop het geknoopte gedeelte komt te liggen.(zie foto 5). Maak nog 2
rechte knopen. De uiteinde knip je af op ongeveer 2 cm. En klaar is de helikopter!
foto 4
foto 5
Een vliegverhaal schrijven
Tijdsduur: ca. 30 minuten
Doel: De kinderen schrijven een vliegverhaal en lezen dat aan elkaar voor.
Werkwijze:
– Vraag de kinderen waaraan ze denken bij het woord vliegen. Laat ze vertellen over diverse
facetten van het vliegen. Laat daarbij verschillende soorten vliegtuigen en vliegbestemmingen
aan bod komen. (zweefvliegen, sproeivliegtuig, oorlogsvliegtuig, een vliegtuig bouwen met
behulp van een bouwpakket enzovoort)
– Vertel de kinderen dat ze een vliegverhaal gaan schrijven. Dat mag over alles gaan wat met
vliegen te maken heeft. Inventariseer wat voor soorten vliegverhalen je allemaal kunt
schrijven en op welke manier. (in de ikpersoon, over een historische gebeurtenis, als
sciencefiction enzovoort)
– De kinderen schrijven een vliegverhaal van ongeveer één A4-pagina. Ze mogen er een
tekening bij maken.
– Na afloop laat u de kinderen hun verhalen voorlezen. U kunt dat verspreiden over een aantal
dagen, zodat alle verhalen voldoende aandacht krijgen. Laat de andere kinderen reageren op
de verhalen.
– Om de verhalen goed tot zijn recht te laten komen kunt u een leeshoek maken met een
speciale voorleesstoel. Op die manier worden de kinderen uitgenodigd om naar een verhaal te
luisteren en krijgt de schrijver die zijn verhaal voorleest een speciale plaats.
– Geef aanwijzingen voor het goed voorlezen van een verhaal. Laat de kinderen zich
voorbereiden en bijvoorbeeld thuis oefenen in het voorlezen.
– Als het mogelijk is, maakt u geluidsopnames van de verhalen. Beluister die met de kinderen,
zodat ze hun eigen verhaal terughoren. Ook kunnen ze op deze manier later nog eens naar de
verhalen luisteren. (Misschien kunt u de verhalen met behulp van de computer op een cd
branden.)
– Bundel de verhalen. Doe er een kaft om door de bladen tussen het gevouwen A3-karton te
leggen en vast te nieten. Leg de bundel op een vaste plaats in het lokaal. Zo kunnen de
kinderen daar in vrije momenten in bladeren.
De parachute
De geschiedenis van het parachutespringen gaat verder terug dan sommige mensen denken. In
oude archieven in China zijn al bewijzen voor parachuteachtige ontwerpen gevonden die
dateren van rond de 12e eeuw. De eerste schetsen werden voor zover
bekend gemaakt door Leonardo da Vinci in 1485. Maar het ontwerp werd
nooit getest (tot 8 juli 2000 toen Adrian Nicholas het ontwerp testte: het
werkte!).
In 1595 kwam Fausto Veranzio, een Hongaarse wiskundige die in Italië
woonde, met het idee van een parachute als "valbreker" en beschreef
verschillende, succesvolle testsprongen vanaf een toren in Venetië. Bewijs
van deze sprongen is nooit aangetroffen.
Pas eind 18e eeuw werd de parachute daadwerkelijk gebruikt door Joseph
Montgolfier, die behalve het ontwikkelen van ballonnen ook geïnteresseerd was in parachutes.
Aanvankelijk deed hij eerst tests met dieren vanaf torens, maar later werden deze
uitgevoerd vanuit zijn ballonnen en sprong hij uiteindelijk (succesvol) zelf. De eerste officiële
parachutesprong komt echter op naam van Andre-Jacques Garnerin, een Fransman, op 22
oktober 1797.
Vanwege de risico's die kleefden aan de ontwikkeling van luchtballonnen werd de parachute in
het begin alleen gezien als een reddingsmiddel. Pas op 14 juli 1808 vond de eerste zelfredding
plaats door de Poolse aëronaut Jordaki Kuparento, die uit zijn brandende ballon sprong boven
Warschau.
De verdere ontwikkeling van de parachute ging erg geleidelijk en traag
tijdens de 19e eeuw. Aan de halve bolvorm van de parachute veranderde
weinig. Een groot probleem bij de bolvorm waren de schommelingen,
veroorzaakt door de lucht onder het doek. De oplossing hiervoor werd
bedacht door de Franse astronoom Lelandes die voorstelde een gat in
de top te maken van de parachute. De ontwikkeling van vliegtuigen aan
het begin van de 20e eeuw zorgde voor een versnelling in de
ontwikkeling van parachutes en parachutespringen.
De Duitsers gebruikten als eersten op grote schaal de parachute als
middel om snel grote hoeveelheden manschappen achter de vijandelijke linies te droppen in
Nederland. Op 10 mei 1940 werden maar liefst 12.000 para's gedropt, een record.
Pas na de tweede wereldoorlog werd parachutespringen als sport beoefend. Eerst waren de
parachutes rond, maar in 1964 kwam de Canadees Domina Jalbert op het idee van de
“matras”- parachute. De parachute is eigenlijk een vleugel die in model gehouden wordt door
de lucht die door de open voorkant naar binnen geblazen wordt. Aan de achterkant is het
scherm gesloten. De binnenstromende lucht veroorzaak druk waardoor de parachute ‘omhoog’
geduwd wordt. Doordat de zwaartekracht ook invloed heeft op de parachute, daalt de
parachute langzaam. Ter bescherming zit aan een parachute vaak een noodparachute.
Tot 1965 was parachutespringen in Nederland verboden. Soms werd er toestemming verleend
om uit militaire toestellen te springen.
Lesideeën bij het thema ‘parachutes’
 Laat de kinderen, naar eigen inzicht en met zelfgekozen materialen, een parachute maken.
Laat de kinderen hun uiteindelijke ontwerp op papier tekenen en laat ze ook eventueel
benoemen waardoor het mis ging bij eerdere ontwerpen
 Indien de kinderen al een vlieger hebben gemaakt: laat de kinderen een parachute
ontwerpen die aan de vlieger omhoog kan en vervolgens ook weer los naar beneden kan
zweven. (Tip: gebruik hiervoor plastic zakken en de ijzeren haakjes van wasknijpers.)
 Laat de kinderen met een papieren servetje, draad en een closetrol een eenvoudige
parachute maken.
 Laat een groepje kinderen een parachute maken waaraan een knuffelbeest veilig op de
grond kan komen.
 Laat in een groepje drie dezelfde parachutes maken. Bevestig aan elke parachute een stuk
klei van verschillende groten. Laat de kinderen observeren en noteren wat er gebeurt.
 Toelichting: de zwaartekracht oefent dezelfde druk uit op alledrie parachutes. Maar
door de verschillende gewichten en oppervlakten van de stukken klei zal de ene meer
kracht hebben (om door de tegengestelde luchtmoleculen in te vallen) dan de ander.
Voer hetzelfde experiment uit met parachutes van verschillende afmetingen en dezelfde
hoeveelheid klei.
 De parachute volgens het ontwerp van Da Vinci maken:
1. Neem een stuk dik papier van 30 cm hoog en 16 breed. Vouw dit door de helft.
2. Vouw het papier weer open. We gaan nu een plakrand maken: draai je papier zo, net als
op onderstaand plaatje. Op 1 cm vanaf de onderkant teken je een lijn tot aan het einde
van het blad. Vanaf het midden naar links toe knip je het overige van de lijn weg. Je
houdt een plakrand over (gluing tab).
3. Vouw het papier weer in 2 helften. Nu vouw je het papier ook nog eens diagonaal - van
hoek naar hoek.
4. Vouw het papier stap voor stap weer terug. Meet bij iedere stap vanaf het midden de
vouwlijnen tot 15 cm. Zet op die plek een stip.
5. Verbind de punten met elkaar en knip de figuur uit.
6. Vouw de figuur in de vorm van een piramide en lijm het met de plakstrip vast.
7. Maak een klein gaatje aan de onderkant van iedere hoek.
8. Knip nu 4 touwtjes (ieder van dezelfde lengte) en bind deze vast aan elk gaatje.
9. Bind de (overblijvende) uiteinden van de touwtjes aan elkaar vast.
Schermvliegen
Schermvliegen is ontstaan uit het parachutespringen. Tot 1974 werden matrasparchutes
gebruikt om uit een vliegtuig te springen. Toen kwam de Amerikaan Dan Poynter op het idee
om met een matras-parachute van een berg te springen. In Nederland werd de mogelijkheid
ontdekt om deze zogenaamde schermvliegpiloten met een lange kabel de lucht in te trekken
met behulp van een lier. Anders dan bij parachutes is bij het schermvliegen de bedoeling zo
lang mogelijk in de lucht te blijven.
Om in de lucht te komen zorgt een schermvlieger die
vanaf een berg vertrekt allereerst dat er lucht in
het scherm komt door voorzichtig aan de lijnen te
trekken. Als het scherm boven de vlieger hangt, rent
de ‘piloot’ zo hard mogelijk naar beneden. (zie foto)
Op een bepaald moment zal het scherm de lucht in
gaan. Wanneer de piloot aan een lier omhoog gaat,
wordt de piloot en het scherm eerst een soort
vlieger. Als de piloot hoog in de lucht is en de kabel
ontspannen hangt (dus geen strakke recht lijn) wordt
de lijn losgemaakt van de schermvlieger. De piloot
zweeft nu in de lucht!
Het ontwerp van de schermvlieger is zodanig dat je
ca. 35 km/u voorwaarts vliegt. Je gaat niet alleen
vooruit, maar ook met circa 1 - 1.5 meter/seconde
naar beneden. Hierdoor duurt een glijvlucht van 900
meter hoogteverschil ongeveer 12-15 minuten. Maar
als de lucht sneller stijgt dan wij dalen (en dit
gebeurt regelmatig), dan kun je met behulp van de
stijgende lucht (thermiek) boven blijven. Hierdoor zijn vluchten van 1 tot 3 uur niet ongewoon.
Het duurrecord staat op ruim 10 uur en het afstandsrecord bedraagt enkele honderden
kilometers.
Het grote verschil met een parachute en een schermvlieger is dat een parachutist uit een
vliegtuig springt en een schermvlieger of van een berg afloopt, of via een lier omhoog
getrokken wordt.
Opdrachten:
Kies het goede antwoord:
Een parachute maakt gebruikt van de ‘lift’ die ontstaat doordat de parachute zich vult met
lucht.

Juist

Onjuist
Een schermvlieger zweeft langer wanneer hij gebruik kan maken van:

Thermiek

De wind

De zwaartekracht
Antwoordenblad schermvliegen
Kies het goede antwoord:
Een parachute maakt gebruikt van de ‘lift’ die ontstaat doordat de parachute zich vult met
lucht.

Juist

Onjuist
Een schermvlieger zweeft langer wanneer hij gebruik kan maken van:

Thermiek

De wind

De zwaartekracht
Download