Mozes` nodiging aan Hobab om mee te reizen naar

advertisement
Mozes’ nodiging aan Hobab
om mee te reizen naar Kanaän
Ds. R. Kattenberg – Numeri 10: 29-32
Zingen: Psalm 95: 1, 2
Zingen: Psalm 119: 14
Lezen: Numeri 9: 15-23
Numeri 10: 29-36
Zingen: Psalm 122: 1, 3
Zingen: Psalm 105: 23
Zingen: Psalm 149: 5
Gemeente, met ‘s Heeren hulp bedien ik u in deze dienst het Woord van God en wel uit
Numeri 10, de verzen 29 tot en met 32:
Mozes nu zeide tot Hobab, de zoon van Rehuël de Midianiet, de schoonvader
van Mozes: Wij reizen naar die plaats van dewelke de HEERE gezegd heeft: Ik zal
u die geven; ga met ons, en wij zullen u weldoen, want de HEERE heeft over Israël
het goede gesproken. Doch hij zeide tot hem: Ik zal niet gaan, maar ik zal naar
mijn land en naar mijn maagschap gaan. En hij zeide: Verlaat ons toch niet;
want dewijl gij weet, dat wij ons legeren in de woestijn, zo zult gij ons tot ogen
zijn. En het zal geschieden als gij met ons zult gaan en hetzelve goede
geschieden zal, waarmede de HEERE bij ons weldoen zal, dat wij u ook weldoen
zullen.
Het thema van de preek is: Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän.
We zien:
1. Waarop die nodiging rust
2. Hoe die nodiging wordt ontvangen
3. Wat die nodiging uitwerkt
1. Waarop die nodiging rust
Wat een mensen, gemeente! Kijk eens in uw gedachten: het is een heel vólk! Het is het
volk van Israël in de woestijn. God heeft grote daden gedaan. De kinderen weten het
wel. Er is heel wat gebeurd voordat Farao het volk van Israël liet trekken. De plagen zijn
er geweest. En steeds als je denkt dat Farao het volk zal laten gaan, gebeurt het toch
weer niet. En dan vindt dat vreselijke plaats, in die laatste nacht: alle eerstgeborenen
onder de Egyptenaren worden gedood. In die nacht zien we het volk van Israël
uittrekken. Daar gaan ze, op het bevel van de Heere.
www.prekenweb.nl
1/12
Ds. R. Kattenberg – Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän
En op die reis zien we hen in onze gedachten ergens in de woestijn. Soms is er een korte
rustpauze, als de wolkkolom blijft hangen. Dan weer is er het voortgaan, als de
wolkkolom zich verheft. U hebt het horen lezen: Naar de mond des HEEREN legerden zij
zich en naar de mond des HEEREN verreisden zij (Num.9:20). Wij zien het zo voor ons. Ze
moeten verder gaan! En als het sein gegeven wordt: ‘Opbreken en verder trekken!’, dan
is het natuurlijk een beweeglijkheid van belang onder het volk. Alles moet bij elkaar
gehaald worden. ‘We gaan weer verder!’
En te midden van dat alles is er één, die er blijk van geeft dat hij niet mee gaat. Hij pakt
ook zijn spulletjes wel, maar hij gaat niet meer mee met het volk van Israël. Hij zal een
andere kant op gaan. Een eigen weg, een andere weg dan die Israël naar de mond des
Heeren gaan zal. En die ene is Hobab. Hij wordt ons hier genoemd als de zwager van
Mozes. Hij is de zoon van Rehuël, de priester uit Midian, die wij kennen onder de
ambtsnaam Jethro. Die Hobab nu maakt aanstalten om terug te gaan naar het land waar
hij vandaan komt, naar Midian.
En Mozes merkt dat. Er klopt iets niet met zijn zwager. Wil hij terug? Gaat zijn zwager
niet meer mee in de richting van het beloofde land? Maar dat is niet de weg die hij moet
gaan! Vandaar dat Mozes tussenbeide komt en hem aanspreekt. Mozes nu zeide tot
Hobab, de zoon van Rehuël de Midianiet, de schoonvader van Mozes: Wij reizen naar die
plaats van dewelke de HEERE gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met ons, en wij zullen u
weldoen, want de HEERE heeft over Israël het goede gesproken.
Zie je Mozes en Hobab staan in je gedachten, kinderen? ‘Hé, Hobab, luister eens! Wat ga
je nou toch doen? Je gaat toch niet weg? Kom, ga met ons!’ Je ziet Mozes als het ware
Hobab aan de schouder trekken, zo van: ‘Je gaat toch wel mee? Ga met ons, want wij
gaan naar die plaats waarvan de Heere gezegd heeft: Ik zal u die geven.’
Waar komt die vriendelijke en indringende nodiging van Mozes nu uit voort? We zijn
allereerst geneigd om te zeggen: dat is de liefde in het hart van Mozes, de man Gods. De
liefde dringt hem. ‘Alstublieft, Hobab, ga toch met ons mee!’ Je hoort daarin de warmte
en de liefde tot openbaring komen. En dat element zit er ook zeker in. Alleen, de liefde
geeft wel warmte, maar de liefde geeft uiteindelijk geen diepte. De liefde geeft wel
bewogenheid, maar de liefde geeft geen vastheid aan de nodiging aan anderen, om ook
mee te reizen naar het beloofde land.
Wat geeft dan wel diepte? Wat geeft dan wel vastheid aan de nodiging, zoals Mozes die
horen laat? Weet u, dat doet het geloof! Het geloof geeft diepte en het geloof geeft
vastheid. Het waarachtige geloof, gewerkt door de Heilige Geest. En nu spreekt Mozes
deze woorden niet allereerst vanuit de liefde, maar vanuit het geloof. Wij reizen naar die
plaats van dewelke de HEERE gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met ons!
Want wat zegt de Heilige Schrift ons over het geloof? Het geloof is een vaste grond van
de dingen die men hoopt en het is een bewijs van de zaken die men niet ziet. Let op dat
laatste: het bewijs van de zaken die men niet ziet… Nu vraag ik u: heeft Mozes Kanaän
gezien? Is Mozes in Kanaän geweest en zegt hij: ‘Hobab, ik heb het zelf gezien hoor, dat
land dat de Heere ons geven zal’? Hij heeft er niks van gezien! En toch komt Mozes met
de nodiging en zegt hij: ‘Ga met ons naar dat land dat de Heere ons heeft beloofd te
zullen geven.’
www.prekenweb.nl
2/12
Ds. R. Kattenberg – Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän
Waaruit spreekt Mozes anders dan vanuit het geloof? En, gemeente, waar hecht het
geloof zich aan? Het geloof hecht zich aan het Woord en aan de belofte van God. ‘Mozes,
wat voor zekerheid hebt u, dat u met het volk zult aankomen in het beloofde land, in
Kanaän?’ Gods belofte! Gods genadevolle toezegging. Mozes spreekt vanuit de kracht
van het geloof.
‘Hobab, vraag je naar de vastheid en naar de zekerheid van wat ik zeg? Dan kan ik maar
één ding zeggen en dat is dit: God heeft het ons beloofd. Wanneer we er komen zullen?
Ik weet het niet. Langs welke weg? Een groot vraagteken! Maar boven al die vraagtekens
uit staat het uitroepteken: God heeft het gezegd!’
Dat is spreken in het geloof. Kanaän ligt nog in een verre verte. En tóch zo spreken… Dat
is geloof. Zo heeft ook Jesaja in geloof gesproken. Eeuwen voor kerstfeest zegt hij: Een
Kind ís ons geboren, een Zoon ís ons gegeven (Jes.9:5). En als het gaat over Goede
Vrijdag, dan lezen we bij hem: Als een lam werd Hij ter slachting geleid (Jes.53:7). Het
kruis is nog in een ver verschiet, maar het is alsof Jesaja het ziet. God heeft het beloofd!
Gemeente, wat is het geloof dan een kostbare en een kostelijke aangelegenheid. De
vastheid van het leven is alleen te vinden in het geloof. In het leunen en in het steunen
op het Woord van God. In het vertrouwen op de belofte van God. Het geloof is leven uit
datgene wat de Heere heeft toegezegd. Daar valt de aard van het leven van Gods Kerk op
aarde voor ons in open. Dat is ook bepalend en kenmerkend voor vandaag. Want,
meisjes en jongens, dat leven van Mozes is maar niet iets uit een grijs verleden, waarvan
je zegt: ‘Ach ja, die man was oud geworden en had het moeilijk en zo. Dat die nu steunt
op het Woord van God… Maar wat moet je er vandaag mee?’
‘Kom, we reizen naar dat land waarvan de Heere ons gezegd heeft: Ik zal het u geven.’ De
gemeente Gods is op weg naar het hemelse Kanaän. Wie is daar geweest? Wie is er in de
hemel geweest? Niemand van de mensenkinderen. Niemand! Maar God heeft het
beloofd en God belooft het ook vandaag.
Niemand is gegaan over de straten van goud door de paarlen poorten, om het ons terug
te komen zeggen. En toch leert de Heilige Geest zingen: ‘Na de dood is het leven mij
bereid.’ Zing je dat ook mee in je jonge leven? ‘Na de dood is het leven mij bereid, God
neemt mij op in Zijne heerlijkheid.’
Maar (blij vooruitzicht dat mij streelt),
Ik zal ontwaakt uw lof ontvouwen,
U in gerechtigheid aanschouwen,
Verzadigd met Uw Goddelijk beeld.
Gemeente, zingen we het mee? Belijden we het mee met de apostel: Voorts is mij
weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter,
in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad
hebben (2 Tim.4:8)? Reizen we zo, met het oog op de toekomst? Kijken we zo omhoog?
Verwachten we de vervulling van de belofte van God?
Of bent u zó op uw auto gericht of op lekker eten, op alles wat de wereld u aanreikt, dat
u nooit naar boven kijkt? Zijn we grensganger tussen de aarde en de hemel? Is er de blik
omhoog, met het Woord van God in de hand? En als ze het dan ook vandaag vragen: ‘Er
www.prekenweb.nl
3/12
Ds. R. Kattenberg – Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän
is er nog nooit iemand teruggekomen van die overkant; wie geeft ons de garantie dat het
waar is?’, dan is het antwoord: ‘Ja, maar God heeft het beloofd!’ Dat is het getuigenis
van de Kerk des Heeren, ook in de wereld van vandaag.
We hebben niet overal een verklaring voor, meisjes en jongens. Je kunt niet alles
kloppend maken. Gelukkig niet! Je kunt niet alles onderbrengen in systemen en stelsels.
Je kunt met het Woord van God niet te werk gaan zoals je bijvoorbeeld met wiskunde te
werk gaat en zoals de kinderen het al leren op school: twee keer twee is vier. Zo is het
Woord van God niet! Het Woord van God is een open Woord. Dat vraagt om invulling.
Dat vraagt niet om redenering. Dat vraagt niet om een kloppend systeem. Dat vraagt om
geloof!
Is er zo de verwachting in ons leven, zoals Mozes dat heeft mogen zeggen tegen zijn
zwager? Niet dat hij het bewijzen kon, niet dat hij kon zeggen: ‘Echt hoor, beste zwager!
Het is echt zo, want ik dit of ik dat…’ Nee, het is echt zo, want Gód… En dat lijkt heel
zwak, als je niet meer kunt zeggen dan dat. Maar dat is nu net de sterkte van het geloof:
God heeft het gezegd! Ook in de wereld van vandaag. In de wereld van
Godsverduistering, een wereld waarin er steeds minder mensen in onze omgeving zijn
die rekening wensen te houden met God en met het Woord van God en met de dienst
van God. Wat moet je dan met God? Is het dan niet beter om God uit te sluiten uit deze
samenleving? Dan kun je je gang gaan. Geen heer en geen meester!
Dan ben je werkelijk als de stem van een roepende in de woestijn, als je zegt: ‘Kom, ga
met ons!’ Want de stem van de roepende in de woestijn, gemeente, dat was de stem van
diegene die zei: ‘Langs deze weg komt de Koning!’ De stem van de roepende in de
woestijn, zoals Johannes geweest is, die zei: ‘Bereid de weg des Heeren! Mensen, hier
komt de Koning langs! Hier moet je zijn! Kom, ga met ons!’ ‘Wat voor garantie geeft u
ons?’ ‘Gods belofte!’ Het Woord van God laat zich niet beredeneren. Dat laat zich niet
bewijzen of wat dan ook. Dat laat zich alleen verkondigen.
Wij reizen naar die plaats van dewelke de HEERE gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met
ons. Gemeente, waar ligt de grond voor dat Woord? In God. In God de Drie-enige, de
Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En dat is dan tegelijkertijd een grond helemaal
buiten de mens.
Daar staat Mozes als een klein mensenkind. Maar hij staat daar groot in het geloof. ‘De
Heere heeft het gezegd’, zo getuigt hij. En als hij dat zo uitspreekt, is dat tegelijk een
geloofsbelijdenis. Dan mag je er zo de Twaalf Artikelen naast leggen, al waren ze er toen
nog niet. Dan mag je er naast leggen dat Mozes zegt: ‘Ik geloof in God de Vader, ik geloof
in God de Zoon en ik geloof in God de Heilige Geest. Hobab, daar heb je het! God heeft
het gezegd!’ Het is het belijdenis doen van het wonder van het werk van God, van het
wonder van de genade van God. ‘Hobab, ik ben op reis naar het huis van mijn Vader. En
dat loopt via Kanaän. En wij zúllen er komen!’
Reiziger op weg naar Kanaän. Ook in de wereld van vandaag. Reiziger naar het Jeruzalem
dat boven is, vanwege het machtige werk, zoals God het werkt in de harten van
mensenkinderen. Het werk van de bekering, van het geloof in Christus de Gekruisigde,
het werk van de vernieuwing van het hart. Uw hart? Meisjes en jongens, dan word je
www.prekenweb.nl
4/12
Ds. R. Kattenberg – Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän
echt een vreemdeling hier op aarde. Door geboorte voelen we ons thuis op deze wereld,
door wedergeboorte worden we reiziger. Reiziger in de goede zin van het woord. Dan
worden we reiziger op weg naar het hemelse Kanaän, naar de ontmoeting met God.
Kunnen we dat nog wel handhaven in een materialistische wereld? Kun je dat handhaven
in een wereld die bol staat van geweld en van drugs en van oorlog en noemt u maar op?
Hoe kun je dat nu waarmaken? Gemeente, dat kan ik niet waarmaken. Dat hoef ik ook
niet waar te maken. Want dan mag ik ook vandaag zeggen, als het gaat om dat
vreemdelingschap: kijk nu eens óp! Kijk nu eens hoog op! Kijk nu eens tot in het hart van
God. Want daar komt het vandaan, dat er mensen zijn die het zeggen: ‘Ik ben, o HEER,
een vreemd’ling hier beneên. Ik voel me hier helemaal niet thuis.’
Gemeente, dan moet je opkijken tot in het hart van God, want daar is het welbehagen
van God. En vanuit dat welbehagen van God is er Eén gekomen in deze wereld. Hij was
niet van beneden, maar van boven. En die Ene is Jezus. Jezus, de Zoon van God. Hij is
gekomen in deze verworden wereld. Hij is gekomen in deze door de zonde getekende
wereld. Hij is gekomen in deze gesloten wereld. U bent misschien wel eens op een
gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis geweest. Dan moet de deur voor u
worden opengedaan en de deur gaat ook onmiddellijk weer achter u dicht. Met eerbied
gezegd, vergelijkenderwijs: in zo’n afdeling zijn wij allemaal gekomen. En de deur is dicht,
door onze zonde, door onze ongerechtigheid. Je komt er niet meer vandaan.
Maar wat heeft God gedaan? Van bovenaf heeft Hij een doorbraak bewerkstelligd. Er is
er Eén gekomen in deze gesloten afdeling. En die Ene heeft van binnenuit de deur
opengedaan met de sleutel van Zijn bloed. Jezus, de Zoon van God. Er is een weg terug!
Hij heeft de opening gemaakt in deze gesloten wereld.
Hoe heeft Hij die opening kunnen maken? Doordat voor Hem alle deuren gesloten
werden. We belijden het elke zondag: ‘Nedergedaald ter helle.’ Dan zit werkelijk alles
dicht. Dan is werkelijk alles hermetisch gesloten. Nedergedaald ter helle, maar... in de
weg van Zijn bloed. Opdat Hij zo de grote doorbraak zou bewerkstelligen op de dag van
Pasen. Hij heeft het tegen Zijn discipelen gezegd, toen Hij stond aan de ingang van Zijn
lijden: ‘Ik ga heen om te lijden. Ik ga heen om in de weg van lijden en sterven u plaats te
bereiden in het Koninkrijk van God.’
En dat geldt ook vandaag. Waar de Heilige Geest het uitwerkt in ons hart, gaan we het
leren met vallen en met opstaan: ‘Gij maakt eerlang mij ‘t levenspad bekend, waarvan in
druk ‘t vooruitzicht mij verheugde.’ Daar oefent de Heere Zijn kinderen in door Zijn
Woord en Geest. Het is zo nodig dat die belijdenis ook verdiept wordt, uitgediept wordt
en gesterkt wordt.
Waarom is die sterking zo nodig? Omdat we leven op vijandelijk gebied. Daar zijn de
twijfelingen en de aanvallen. Je kunt zo zien op alle moeiten en op alle gevaren. ‘We
komen er nooit!’ Asaf heeft het ook gezongen. Hij ziet al die goddelozen. Hun gaat het
goed. Zij komen er wel. Ja, dat dacht hij. Totdat de Heere zei: ‘Asaf, merk nu eens op hun
einde. Ze storten van de top van eer in eeuwige verwoesting neer. Maar, Asaf, Ik heb uw
rechterhand gevat en Ik zal u leiden door Mijn raad en daarna zal Ik u in heerlijkheid
opnemen.’ Dan geeft het Woord door de Heilige Geest getuigenis in het hart. Om het
www.prekenweb.nl
5/12
Ds. R. Kattenberg – Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän
met Mozes te zeggen: Wij reizen naar die plaats van dewelke de HEERE gezegd heeft: Ik
zal u die geven.
Gemeente, het is een keten van wonderen. En als u het begin van die ketting zoekt, dan
moet u zijn in het hart van God. Het begin is in het welbehagen van God. En het andere
einde ziet u vastgemaakt in het hart van een mensenkind. Mozes bijvoorbeeld. En dan
spreekt hij niet een onzeker woord. Dan spreekt hij een geloofswoord. Een geloofswoord
dat opbloeit in de liefde om de naaste te behouden. Om de naaste te winnen voor de
Heere en Zijn dienst. ‘Hobab, ga met ons!’
Waarom spreekt Mozes zo dringend? Hij kent het gevaar waar zijn zwager aan
blootstaat, als die weer terug zal komen in Midian. Want Midian is Kanaän niet. ‘Voor
Midian liggen er geen beloften, Hobab. Voor Kanaän wel!’
De Midianieten vormden samen een zwerversvolk, een volk van veldsmeden. Dus het
waren mensen die eigenlijk altijd op de route waren, met het gereedschap bij zich om
smidswerkzaamheden te verrichten. En waar geld te verdienen was, kon je de
Midianieten vinden. Totaal materialistisch! Gericht op zichzelf en gericht op een goed
leven hier op deze wereld. Als ze maar te eten en te drinken hadden, wat zou de rest van
het leven hun dan een zorg zijn?
Bent u soms ook een Midianiet? Niet dat u in de landstreek Midian woont, maar dat u
die gesteldheid van de Midianieten ook uitleeft in uw leven? Vandaag in de kerk en
morgen… Jullie, meisjes, jongens? Vandaag ben je in de kerk. Misschien moet het wel.
Maar morgen kun je je gang weer gaan. Net als de Midianieten. Als je het hier maar goed
hebt. Als je je natje en je droogje maar hebt en een goed huis en een goed bed en een
mooie auto en een goeie baan en noem maar op. Volkomen materialistisch! Wij ook?
Gemeente, de Heere roept u vandaag tot bezinning. Want u zult bij brood alleen niet
leven en niet alleen bij uw huis en wat dies meer zij, maar bij alle woord dat de mond
van God uitgaat. Wat moet u buiten het Brood des levens? Wat moet u zonder de Heere
Jezus Christus? Dan komt u om!
Kijk, vanuit die gesteldheid spreekt Mozes zijn zwager aan. ‘Hobab, je gaat de weg van de
ondergang! Man, luister nu toch, ga met ons! God heeft ons het land der belofte
toegezegd. Ga met ons, want de Heere heeft over Israël het goede gesproken.’ Wij reizen
naar die plaats van dewelke de HEERE gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met ons, en wij
zullen u weldoen, want de HEERE heeft over Israël het goede gesproken.
We zien ze weer staan tegenover elkaar. Mozes is nog steeds aan het woord. En dan zegt
hij niet: ‘Hobab, ga met ons mee, want een volk als het volk van Israël vind je op heel de
wereld niet. Dat zijn zulke aardige en fijne mensen.’ Hij zegt ook niet: ‘Hobab, ga nu met
ons mee, want de weg die wij gaan is veel gemakkelijker dan de weg die u zult gaan.’ Hij
gaat er ook niet op in wat er allemaal wel in Kanaän te vinden zal zijn. Niks van dat alles!
Heel indrukwekkend is het, dat hij eigenlijk weer alleen komt met de Naam. De Naam
met allemaal hoofdletters: de HEERE. De HEERE heeft over Israël het goede gesproken.
www.prekenweb.nl
6/12
Ds. R. Kattenberg – Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän
Wat is dat eigenlijk: het goede? Dat is eten en drinken, het land dat de Heere beloofd
heeft, de huizen die ze bewonen zullen. Prachtig! Het mag er allemaal zijn. Maar daar
hebt u de kern van het goede nog niet te pakken.
Het goede. Dat is wel iets om een streepje onder te zetten. Wat is het goede? Ik geef u
weer wat Boston daar van zegt in zijn boek ‘Het verbond der genade’. Hij schrijft: ‘Het
goede, dat is in het Oude Testament vooral wat waardig en aannemelijk is in het gericht
van God, voor een zondaar, om vergeving en aanneming bij God te verkrijgen, namelijk
(en dan komt het!) de Messias. De Messias, Jezus Christus, opgeofferd voor de zondaren.
Dat was het wat God gestadig door Zijn profeten hen heeft aangewezen en voorgesteld
als het goede, opdat zij daarop door het geloof zouden zien en behouden worden.’
Het goede. Boston zegt: ‘Dan moet je denken aan de komst van de Heere Jezus Christus.’
En de kanttekenaren doen dat bij deze tekst ook, als ze verwijzen naar de belofte aan
Abraham, dat in het zaad van Abraham al de geslachten van het aardrijk gezegend zullen
worden. ‘In zijn zaad’ wil zeggen: in Christus Jezus. Het goede is de Messias, de Heere
Jezus Christus. ‘Ga met ons, Hobab! Wij zullen u weldoen, want de Heere heeft aan Israël
de Messias beloofd, de Zaligmaker der wereld.’
Hij is de Beloofde aan de vaderen, uit Wie Mozes ook zelf leven mag in de weg van het
geloof. Mozes weet het vanuit zijn eigen leven. En de schrijver aan de Hebreeën zal het
later aan ons meedelen, dat Mozes de smaadheid van Christus meerdere rijkdom heeft
geacht dan al de schatten van Egypte.
‘Hobab, Hem hebt u nodig. Wat zul je nu zonder het goede? Wat zul je nu zonder de
Messias? Wat zul je nu zonder de vergeving der zonden? Wat zul je nu zonder het zicht
op het eeuwige leven? Ga met ons naar die plaats, waar de belofte van God openvalt in
de Zoon van Zijn liefde!’
En zo zeg ik het dan, met de woorden van het Nieuwe Testament. Zo hoor je Mozes hier
als een geweldig evangelieprediker. Hij vraagt helemaal niet of er bij Hobab plaats is voor
dat Woord. Dat vraagt het Evangelie ook nooit. Dat komt van bovenaf, in al zijn ruimte,
in al zijn heerlijkheid. ‘Kom, Hobab, God heeft ons het goede toegezegd en beloofd. Kom,
ga met ons!’
Zo legt hij dat woord aan het hart van Hobab. En wat doet Mozes dat in geloof en
vastheid! Wat doet hij dat in liefde en betrokkenheid.
Wat lijkt Mozes zo, met eerbied gezegd, op zijn God. Want, gemeente, dat heeft Mozes
niet van een vreemde, dat hij zo spreekt. Dat heeft hij van zijn Heere en van zijn Koning.
Want wat doet God, middels de dienst der verzoening? Legt God Zijn Woord ook niet aan
uw hart? Legt God Zijn Woord ook niet aan jullie hart, meisjes en jongens? Mozes kan
Hobab niet bekeren. Al zou hij het honderd keer, al zou hij het duizend keer tegen hem
zeggen, hij kan Hobab niet bekeren. En een dienaar van Jezus Christus kan een zondig
mensenkind ook niet tot bekering brengen. Maar staande in het Woord, zeggen ze het
de eeuwen door: ‘God is het waard en uw ziel is het waard!’ De banier van het Evangelie
wordt ontrold en Jezus’ Naam wordt u aangeprezen als de enige Naam tot zaligheid.
Kom, ga met ons!
Zojuist zei ik dat Mozes Hobab als het ware aan zijn schouders trok. Met eerbied gezegd,
doet God dat in de dienst der verzoening vandaag ook niet in jouw en in mijn leven?
www.prekenweb.nl
7/12
Ds. R. Kattenberg – Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän
Mozes en Hobab, God en u… De Heere legt de nodiging van Zijn Evangelie aan de deur
van uw hart. Christus wordt verhoogd op de staak van het Evangelie. ‘Opdat’, zo zegt
Paulus, ‘ik er enigen gewinnen mocht.’ Kom, ga met ons! En diezelfde Paulus zegt: Wij
dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof (2 Kor.5:11).
‘Want’, zo zegt onze belijdenis, ‘die door het Evangelie geroepen worden, die worden
ernstig geroepen.’
Hobab wordt ook geroepen. En wij haasten ons om te vragen: hoe reageert die man daar
nu op? We zingen eerst Psalm 105 vers 23:
Dus toog ’t verkoren volk des HEEREN
Al juichend uit, op Gods begeren.
Het land der heid’nen van rondom
Schonk Hij hun tot een eigendom;
Der volken arbeid werd geheel
Aan Israël ten erf’lijk deel.
2. Hoe die nodiging wordt ontvangen
Wat zegt Hobab nu? Dat begint niet best in vers 30. Dat begint met een tegenstelling. Je
ziet daar Mozes staan in het geloof en met al de liefde van zijn hart. En dan komt de
koude douche: Doch hij zeide tot hem: Ik zal niet gaan, maar ik zal naar mijn land en naar
mijn maagschap gaan. Dus kort en goed: ‘Ik ga niet mee! Mozes, je kunt van alles en nog
wat zeggen, mooie woorden, lelijke woorden, maar ik ga niet mee!’
Dat valt tegen, nietwaar? Zo’n boud woord na zo’n woord van diepgang en
betrokkenheid. Hobab heeft genoeg aan zijn land, aan zijn familie. En hij is nog wijs ook,
zeggen we. ‘Hobab, met jou kan ik overweg!’ ‘Hoezo?’ ‘Nou, je weet wat je hebt en je
weet niet wat je krijgt. Je weet wat je hebt, veldsmid. Je hebt je werk, je inkomen, je
hebt je boterham. Je weet niet wat je krijgt.’
Waar kan Mozes nu op terugvallen? Alleen maar op de Heere. ‘Dat is een wankele basis!
Daar waag je het toch zeker niet op? Geef mij mijn familie maar. Geef mij maar de
dingen die ik zien kan. Geef mij die veldsmeden maar. Dan heb ik tenminste wat
zekerheid voor mijn bestaan, hier in deze wereld.’
Gemeente, Hobab heeft geen oog gehad voor de tekenen van Gods gunst, die er waren
onder het volk van Israël. Voor de tekenen van de genade van God, die ook zichtbaar
geworden zijn voor Hobab, terwijl hij meereisde. De tekenen van Gods genade hebben
zijn hart niet kunnen inwinnen. Hij heeft ze niet gezien met het oog van het geloof. En
daarom kiest hij voor zichzelf. En als je voor jezelf kiest, dan doe je nog wat: dan kies je
tégen God.
En zullen we ons nu verbazen over die opstelling van Hobab? Zullen we nu ons hoofd
schudden en zeggen: ‘Hobab, dat je dát nu toch kunt zeggen!’ Mag ik in liefde zeggen,
gemeente: kijk eens naar uzelf! Laten we eens naar onszelf kijken. Zijn we vanuit onszelf
niet net als Hobab? Zijn we niet net als die zwager van Mozes? Dat is onze dood. Als de
ogenzalf ontbreekt waarmee de Heilige Geest zondaarsogen opent, als het nieuwe hart
www.prekenweb.nl
8/12
Ds. R. Kattenberg – Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän
ontbreekt, als de nieuwe geest ontbreekt, dan verstaan we niet de dingen die des
Geestes Gods zijn. Dan willen we er niet aan.
Want u hebt binnen het kader van de gemeente de daden van God ook kunnen zien en
de wonderen van God kunnen aanschouwen. Jullie ook, meisjes en jongens. Hoe dan? De
Heere geeft ons Zijn Woord mee. We mogen er met de jongeren van de gemeente op
catechisatie over nadenken. Wilt u daar ook eens met uw kinderen over praten, vaders
en moeders? We reizen naar het land dat God ons beloofd heeft. Zul je dan afhaken,
meisje, jongen? God heeft je heil, je zaligheid op het oog.
We zien die wonderen ook telkens als de doop bediend wordt in het midden van de
gemeente. We worden dan ook weer herinnerd aan onze eigen doop. Toen heeft God
Zijn hand op ons gelegd en gezegd: ‘Ik wil ook uw God zijn.’ We zien de tekenen van God,
als de avondmaalstafel in het midden van de gemeente staat aangericht. Wat is het erg
als u de nodiging van ‘s hemelswege niet acht.
Het Evangelie heeft altijd een persoonlijke spits in ons leven. En daarom, als wij ‘nee’
zeggen, zijn we net als Hobab. ‘Nee’, zegt Hobab, ‘ik zal niet gaan. Geef mij mijn eigen
bedoening maar.’ Dan spreken we daarin onze vijandschap uit. Onze vijandschap!
We moeten geen mensen gaan creëren die in een grijs gebied verkeren. Daar bewijs je
de mens geen dienst mee en daar doe je de eer van God mee tekort. Het gaat toch om
de eer van God? En dan gaat het over het scherp van het scheermes. Je hebt hier die
twee kanten. Mozes zegt: Ga met ons. Dat is de ene kant. En Hobab zegt: ‘Ik prakkiseer
er niet over!’ Dat is de andere kant. Hij kan niet zeggen: ‘Mozes, ik blijf hier wel, ik blijf
wel een beetje tussen Midian en Kanaän hangen en ik zie nog wel.’ Nee, het is erop of
eronder. Het is binnen of buiten. Het is ingaan of buiten blijven. Zo scherp ligt dat. Wie
‘nee’ zegt, handhaaft zichzelf. Ik zei u zo-even: dan kies je voor jezelf en daarmee tegen
God. Hobab zegt heel nadrukkelijk tot Mozes: Ik zal niet gaan.
En hoe handelt Mozes nu met Hobab? Spreekt hij uit de hoogte met zijn zwager? Zegt hij
wat zalvend: ‘Nou, zwager, ik heb het je gezegd hoor. Dan moet je het zelf maar weten.
Ik trek mijn handen van je af en je zult er nog wel achter komen’? Nee. Is Mozes bitter en
boos? Ook niet. Dat zou ook niet passen in de dienst van de Heere. Dat is niet uit de
Geest, maar dat is uit het vlees.
Maar Mozes spreekt vanuit de liefde. Dat wordt in het vervolg ook duidelijk, want de
liefde maakt ook vindingrijk om de naaste te behouden. Want dan zegt Mozes tegen
hem: Verlaat ons toch niet; want dewijl gij weet, dat wij ons legeren in de woestijn, zo
zult gij ons tot ogen zijn. Mozes draait het om. Eerst heeft hij het gehad over Hobabs
belang, maar nu gaat hij spreken over het belang van Israël. ‘Hobab, ga nou mee, man! Je
zult ons in de woestijn als ogen zijn.’ Wat betekent dat? ‘Hobab, je bent toch veldsmid?
Er is er niet één die zo goed de weg weet in de woestijn als jij. We hebben je nodig. Je
zult onze gids zijn. U zult ons als ogen zijn. U weet hier zo goed de weg. U kunt ons
helpen. U kunt ons de weg wijzen!’
‘Maar Mozes toch, pas een beetje op je woorden. Je hebt toch de wolkkolom en de
vuurkolom? God is toch je Gids? God zal het volk toch leiden?’ Dat weet Mozes ook wel.
Maar Mozes weet ook dat je de middelen gebruiken mag. Als God vooraan gaat, sluit dat
www.prekenweb.nl
9/12
Ds. R. Kattenberg – Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän
niet uit dat je iemand mag proberen mee te krijgen, door te zeggen: ‘Je zult onze gids
zijn.’ De Heere werkt middellijk.
Zo is het ook in de kerk van vandaag. De Heere doet het alles. De Heere bewerkt Zelf Zijn
Koninkrijk. Maar de Heere werkt middellijk. Dan kunnen er dingen zijn waarbij je zegt:
‘Probeer ze nu bij het Woord te houden. Probeer ze de kracht van het Woord te doen
onderkennen.’ Mozes heeft niet gezegd: ‘Nou Hobab, we kunnen je wel missen.’ Dat
zeggen we ook niet tegen jullie, meisjes en jongens die dreigen af te haken. Dat zeggen
we ook niet tegen u die niet altijd in de kerk komt. O, weet toch: we willen u niet missen!
We zeggen: ‘Kom, ga met ons!’ Zou ons hart niet pijn doen, als we horen dat u er niet
bent als het Woord bediend wordt? ‘Kom, ga met ons!’ U zegt misschien: ‘Ik zal niet
gaan. Ik blijf wel in Midian.’ Kom, ga met ons! De Heere zal ook aan u het goede doen,
wat Hij aan ons heeft beloofd!
Hobab is zomaar niet van Mozes af. De liefde, zeg ik, maakt vindingrijk. En zo probeert
Mozes alle geweld te oefenen in de weg van het geloof, om zijn zwager daar te doen
komen, waar de belofte is van de Messias en in de Messias van het Koninkrijk van God.
‘Kom, Hobab, de Zaligmaker der wereld komt! God heeft het beloofd. Ga toch met ons!
U zult ons tot ogen zijn. Je zult onze gids zijn. En het zal geschieden als gij met ons zult
gaan en hetzelve goede geschieden zal, waarmede de HEERE bij ons weldoen zal, dat wij u
ook weldoen zullen.’ Mozes zegt: ‘Wat voor Israël tot zegen zal zijn, Hobab, dat zal ook u
ten goede komen.’
En dan spreekt Mozes voor de derde keer over de HEERE. Merkt u wel waar de klemtoon
ligt? Die ligt op de HEERE, de God van het verbond. Als je weet wat het zeggen wil van
genade te leven, dat je met je eigen leven altijd weer de dood ingaat, dan heb je een
ruim hart. Dan heb je ook een hart dat toegenegen is van aard. ‘Een toegenegen
gemoed’, zegt de apostel ergens.
Zo is het hier bij Mozes. ‘Hobab, geef jezelf nu niet over aan Midian, want dat is je dood.’
Meisje, jongen, geef jezelf niet over aan alles wat de wereld je aanreikt, want het is de
dood voor je. Ouders, geef u niet over aan alles wat de wereld u wijs wil maken, want u
komt er mee om. Ouden van dagen, zeg toch niet dat u nog zo goed de krant kunt lezen
zonder bril en dat het eten u nog zo lekker smaakt en dat u zo wel honderd jaar kunt
worden, want u komt er mee om! Ga met ons, zo zegt het Woord ons.
En dan zegt Mozes: ‘Wat wíj ontvangen zullen uit de hand van de Heere, daar mag ú ook
in delen.’ Al heb je dan altijd aan de kant gestaan, al hebt u dan altijd gezegd: ‘God moet
het doen’, al is het dan nooit verder gekomen in uw leven, dan laat de Heere het
vandaag horen: ‘Zie je wel, Ik dóe het toch ook? Ik meen het toch? Ik meen het vanuit
Mijn Goddelijk hart, als het gaat om uw behoud, om uw leven tot in eeuwigheid.’
En dan mag Mozes ook in de goede zin van het woord, een listig man zijn. Ja, wie zielen
vangt, is wijs. Hij weet wegen te vinden waarvan je zegt: ‘Mozes, kun je dat nu wel
zeggen? Kun je dat nu wel waarmaken?’ ‘God heeft het gezegd! En zou ik dan in ‘s
Heeren Naam niet mogen zeggen: Heere, wat U ons beloofd hebt, dat zult U toch ook
aan Hobab niet onthouden, als hij meegaat? Zoveel vertrouwen hebben we toch wel op
U. En zo is onze blik gericht op U, de God van hemel en van aarde.’
www.prekenweb.nl
10/12
Ds. R. Kattenberg – Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän
Zeker, de Heere bouwt zijn Kerk naar Zijn vrijmachtig welbehagen, naar de rijkdom van
Zijn verkiezing die in Jezus Christus is. Daar wordt de loftrompet op gestoken, heel de
Schrift door. Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons
gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus. Gelijk Hij ons
uitverkoren heeft in Hem, vóór de grondlegging der wereld (Ef.1:3-4). Ja, dat is de rijkdom
van de verkiezing van God. Maar dat mag u niet in mindering brengen op de lieflijke
nodiging van het Evangelie. Want die verkiezing realiseert zich juist in de nodiging van
het Evangelie. En die nodiging is onbeperkt en onbepaald tot zondaren van het menselijk
geslacht. Maar dan werkt de Heere in de weg van de middelen. Zo ook hier. En dan staan
we voor de vraag: wat heeft dit uitgewerkt in het leven van Hobab?
3. Wat die nodiging uitwerkt
Is Hobab nu wel of niet meegegaan? Dat is best een moeilijke vraag. Om daar antwoord
op te geven, heb je wat meer gegevens uit de Schrift nodig, bijvoorbeeld uit het boek van
de Richteren. Dan weten we dat Hobab uiteindelijk is meegegaan. Waarom? Wel, de
nakomelingen van Hobab zijn de Kenieten. En de Kenieten blijken uiteindelijk te wonen
onder Israël. In hoever die wending van het leven ook voor Hobab persoonlijk tot zegen
is geweest, weet ik niet. Daar lezen we niet over in de Heilige Schrift, dus daar hoef je
ook geen uitspraak over te doen. Wel weten we bijvoorbeeld dat Jaël gehuwd was met
Heber de Keniet, uit de kinderen van Hobab. Wel eens van gehoord, kinderen, van Jaël?
Wie was dat ook al weer? O ja, met Sisera hè? Jaël, die Sisera vallen deed, was getrouwd
met Heber de Keniet, uit de kinderen van Hobab.
Dus als we zo de hele Schrift erbij betrekken, mogen we vaststellen dat Hobab is
meegegaan. Maar je kunt in dit kader geen uitspraak doen over het persoonlijk leven van
Hobab. Je mag wel zeggen dat de Kenieten gezegend zijn geweest, ook binnen het volk
van Israël.
Maar, gemeente, Hobab is ook de belangrijkste niet. Of die binnengekomen is of buiten
is gebleven, dat is voor hém wel doorslaggevend, maar Hobab is de belangrijkste niet. In
Hobab wordt u de weg niet gepredikt. De weg wordt ons gepredikt in de Heere Jezus
Christus. En de Heere laat het ons ook vandaag zeggen, dat Hij geen lust heeft in onze
dood. Net zoals Mozes stond tegenover Hobab: ‘Hobab, je komt om in Midian, want dat
is het land van de zonde en van de ongerechtigheid. Kom, ga met ons!’ ‘Naar Kanaän?
Naar dat andere land van zonde en ongerechtigheid? Dan kan ik toch net zo goed hier
blijven? Als het dan allebei landen van zonde en ongerechtigheid zijn…’ ‘Jawel, maar
Kanaän heeft de belofte van de Messias, van de vergeving van de zonde, van het kruis
van Christus en van het bloed van het Lam. En daarom, ga niet terug naar Midian,
Hobab! Maar ga mee naar het land van de belofte, waar God Zich heerlijk maakt in
Christus Jezus!’
Dat is het spoor van het geloof in het spreken van Mozes. Hij heeft het nog niet gezien,
maar God heeft het beloofd. Het hemelse Kanaän hebben we nog niet gezien, maar God
heeft het Zijn kinderen beloofd. In alle heerlijkheid zal het gezien worden. Dan zullen de
reizigers op het smalle pad elkaar ontmoeten. En daar zullen ze bovenal Hem
ontmoeten, Die hen opzocht met Zijn genade en Die hen gekocht heeft met Zijn bloed.
www.prekenweb.nl
11/12
Ds. R. Kattenberg – Mozes’ nodiging aan Hobab om mee te reizen naar Kanaän
En op de weg daarheen, de weg naar dat Kanaän, is het:
Hoe dichter ik nader
aan het huis van Mijn Vader,
hoe sterker ik hijg
naar de eeuwige woning,
waar het heil van mijn Koning
mij wacht na de krijg.
Amen.
Slotzang: Psalm 149: 5
Zo zal de heerlijkheid der vromen
Op ‘t luisterrijkst te voorschijn komen;
Zo schenkt Gods goedheid hun begeren;
Lof zij de HEER’ der heren!
Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 29)
www.prekenweb.nl
12/12
Download