Basisstof 7: Weefselvloeistof en Lymfe Basisstof 8: Antistoffen Weefselvloeistof ontstaat doordat in de haarvaten vocht naar buiten wordt geperst. Ontstaat vrijwel alleen in de grote bloedsomloop. Bevat O2, CO2, voedingsstoffen, afvalstoffen en soms witte bloedcellen. Functie: vervoer van het bovenstaande. Een deel wordt weer opgenomen in de haarvaten. De rest in lymfevaten. Lymfe ontstaat doordat weefselvloeistof deels wordt opgenomen in lymfevaten. Bevat O2, CO2, voedingsstoffen, afvalstoffen en soms witte bloedcellen. Lymfevaten verenigen zich tot grotere lymfevaten. Hier zitten kleppen in. Het lymfevatenstelsel voert lymfe terug naar het bloedvatenstelsel. Lymfeknopen (lymfeklieren) zuiveren de lymfe. Lichaamsvreemde stoffen: stoffen die niet in je lichaam thuishoren. Infectie: ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen. Witte bloedcellen: - Veel verschillende soorten - Sommige soorten eten ziekteverwekkers op - Sommige soorten maken antistoffen Bepaalde witte bloedcellen produceren antistoffen Antistof hecht zich aan lichaamsvreemde stof op het oppervlak van de ziekteverwekker. Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt. Eén type antistof kan zich maar aan één soort lichaamsvreemde stof hechten. Na een infectie blijft de antistof nog een tijdje in het bloed aanwezig -> geen nieuwe infectie. Witte bloedcellen ‘onthouden’ hoe ze een antistof moeten maken -> immuun. Natuurlijke immuniteit: ontstaat doordat de persoon een ziekte doormaakt. Kunstmatige immuniteit: door inenting met een vaccin (met dode of verzwakte ziekteverwekkers).