Verslag NLT les 5 december. Facocyten zijn een bepaald type witte bloedcellen, lichaamsvreemde stoffen onschadelijk maakt door middel van fagocytose. Dit gebeurd doordat een fagocyt de lichaamsvreemde stof met zijn eigen membraan insluit (op dit moment is het een fagosoom, dat een ovaal-vorm heeft) en vervolgens het veilig opslaat buiten het cytoplasma. Dit is algemene afweer. De functie van fagocyten is dus het opruimen van het lichaam. Een ander type witte bloedcellen zijn macrofagen. Bij deze witte bloedcellen worden de ziektekiemen ook ingesloten, maar is het verwerkingsproces anders. Op het membraan van macrofagen zitten MHC-2 moleculen (eiwitten). Als de ziekteverwekker is afgebroken, worden de lichaamsvreemde stoffen (antigenen) die hierin zitten door de macrofaag naar de MHC-2 moleculen getransporteerd. Tegelijkertijd produceert de macrofaag de cytokine stof interleukine 1 . Deze stof activeert de T-helpercellen, die de macrofaag opzoeken en een CD4 verbinding aangaan die een signaal heeft om antilichamen aan te maken. De T-helpercellen met de juiste antistof koppelen zich vervolgens aan het antigeen d.m.v. T-cel receptoren. Als dit is gebeurd gaat de T-helpercel de cytokine stof interleukine 2 produceren. Deze stof zorgt ervoor dat er B-lymfocyten en cytotoxische T-lymfocyten worden geproduceerd. Door het koppelen van de T-helpercel aan de macrofaag, gaat de cel snel delen. De nakomelingen van deze cel activeren vervolgens de T-cellen en de B-cellen (die ontstaan in het beenmerg) met de juiste antistof. Uiteindelijk word een deel van de T-helpercellen een geheugencel, die bij een tweede infectie van dezelfde lichaamsvreemde stof ervoor zorgt, dat de ziektekiem sneller wordt herkent waardoor deze sneller kan worden behandeld. Dit alles is een onderdeel van het immuunsysteem (verdedigingssysteem). Een uitzondering is het Hiv-virus. Dit virus wordt niet herkent als ziektekiem, met het gevolg dat de witte bloedcellen niet reageren. Als dit proces lang genoeg duurt, zal het Hiv-virus uiteindelijk leiden tot aids. Als een persoon aids heeft, is er geen sprake meer van specifieke afweer, maar A-specifieke afweer, omdat het aidsvirus ervoor zorgt dat witte bloedcellen ook lichaamseigen stoffen gaat beschouwen als lichaamsvreemd. Cytotoxische T-cellen zitten in het beenmerg en hebben de functie om de aangetaste cellen in het lichaam kapot te maken. Als ze dit hebben gedaan, worden de resten (stukjes) ervan opgeslagen in het MHC-1 complex, dit zijn eiwitten in het celmembraan. Macrofaag antistof T-helpercel dat zich koppelt aan macrofaag door CD-4