Stage verslag - WordPress.com

advertisement
Stage verslag
Stage jaar drie
Docent: Yvonne Wijdeven
Klas: MPH
Sarah Calissendorff
6/28/2029012
Inhoudsopgaven
Rode draad communicatie .............................................................................................................. 4
1.0 Doel 1. professionele houding................................................................................................... 4
1.1
Voornemen ......................................................................................................... 4
1.2 Proces ........................................................................................................................ 5
1.3 Resultaat ................................................................................................................... 5
2.0 Doel 2. medicatie ....................................................................................................................... 6
2.1 Voornemen ............................................................................................................... 6
2.2 Proces ........................................................................................................................ 6
2.3 voorbeeld .................................................................................................................. 6
2.4 Resultaat ................................................................................................................... 6
3.0 Doel 3. coördineren van zorg .................................................................................................... 7
3.1 Voornemen ............................................................................................................... 7
Persoonlijke begeleider .................................................................................................. 7
3.2 Proces ........................................................................................................................ 7
3.3 Voorbeelden: ............................................................................................................ 8
3.4 Resultaat ................................................................................................................... 9
4.0 Doel 4 : voorlichting................................................................................................................. 10
4.1 Voornemen ............................................................................................................. 10
4.2 Proces ...................................................................................................................... 10
4.3 Voorbeeld................................................................................................................ 10
4.4 Resultaat ................................................................................................................. 10
5.0 Doel 5: verpleegbeleid ............................................................................................................ 11
5.1 Voornemen ............................................................................................................. 11
5.2 Proces ...................................................................................................................... 11
5.3 Resultaat ................................................................................................................. 11
6.0 Doel 6: motiverende gespreksvoering.................................................................................... 11
6.1 Voornemen ............................................................................................................. 11
6.2 Proces ...................................................................................................................... 11
6.3 Resultaat ................................................................................................................. 12
7.0 Doel 7: klinische les ................................................................................................................. 12
7.1 Voornemen ............................................................................................................. 12
7.2 Proces ...................................................................................................................... 12
7.3 Resultaat ................................................................................................................. 12
8.0 Doel 8: persoonlijk leerdoel .................................................................................................... 13
2
8.1 Voornemen ............................................................................................................. 13
8.2 Proces ...................................................................................................................... 13
8.3 Resultaat ................................................................................................................. 13
9.0 Analyse .................................................................................................................................... 13
10.0 Conclusie ............................................................................................................................... 14
3
Inleiding
Ik heb afgelopen twintig weken stage gelopen in Ingeest, een psychiatrische instelling.
Hier heb ik mensen begeleid die, in een appartementen wonen of in een afsluitbare
afdeling. Het meest heb ik gewerkt op de gesloten afdeling. Op deze afdeling zijn
mensen opgenomen met verschillende soorten ziektebeelden.
Dit verslag heb ik gemaakt na aanleiding van mijn stage die ik heb gelopen. De doelen
komen overeen met de doelen die ik heb gemaakt in mijn stage werkplan.
De hoofdvraag van dit verslag is: hoe heb ik mijn stage behaald?
De deel vragen zijn:
Hoe zijn mijn doelen verlopen?
Wat zijn de positieve factoren van de stage geweest ?
Wat zijn de negatieve factoren van mijn stage geweest ?
Wat neem ik mee naar mijn volgende stage ?
Dit stage verslag is een overzicht van wat ik de afgelopen twintig weken heb gedaan.
Hoe ik mijn doelen heb behaald, waar mijn valkuilen lagen en waar ik trots op ben. De
doelen zijn beschreven door middel van voornemen, proces en resultaat. Bij het proces
zijn ook voorbeelden te vinden.
Aan het eind van dit verslag staat een analyse over mijn stage en een conclusie. Hierin
staat beschreven wat goed in mijn stage ging en wat ik mee ga nemen naar mijn
volgende stage. Ook wordt er beschreven wat positieve en negatieve factoren waren
van mijn stage.
In de bijlagen zijn mijn opdrachten te vinden die ik voor deze stage heb gedaan.
De bijgevoegde feedback formulieren tonen aan dat, mijn doelen, opdrachten en stage
succesvol heb afgerond.
Rode draad communicatie
De rode draad in mijn stage, is de communicatie geweest tussen mij en de cliënten. Ik
denk dat bij elk leerdoel wat ik heb behaald, communicatie van belang is, hiermee
bedoel ik dat de communicatie ook afgestemd moet zijn op de psyche van de cliënt.
Iedereen heeft weer een iets andere benadering wijze nodig. De communicatie moet
hier ook op aangepast worden. Of je nou een gesprek met iemand voert of alleen
iemand helpt met eten of wassen communicatie speelt altijd een rol.
1.0 Doel 1. professionele houding
1.1 Voornemen
Ik wil na drie weken een professionele houding hebben, dit wil zeggen dat ik met respect
om ga met mensen met een psychische stoornis.
4
Ik vind wel dat ik al een professionele houding heb maar ik vind dit zo belangrijk dat ik er
ook tijdens deze stage weer extra aandacht aan wou besteden. Ik had me daarom ook
voorgnomen om te kijken hoe dat op de afdeling ging.
1.2 Proces
Ik heb aan dit leerdoel gewerkt doordat ik ben begonnen te observeren hoe collega’s
met de cliënten om gaan. Ik heb aan collega’s gevraagd hoe voorzichtig ik met mijn privé
gegevens om moet gaan. Ik kreeg te horen dat ik dit zelf een beetje aan moet voelen. Ik
ben gewend van mijn vorige stage dat ik heel veel afstand moet houden bij de cliënten.
Ik merkte al vrij snel dat collega’s dat hier minder deden. Dit merkte ik doordat de
collega’s hun achternamen zeiden en ook vertelde in welke plaats ze woonden. Ook vind
ik dat collega’s hier letterlijk en figuurlijk dichter bij de cliënten komen dan ik gewend
ben uit mijn vorige stage. Ik vind dit wel prettiger werken dan de omgangsvorm op mijn
vorige stage. Ik voel me veel vrijer om te doen wat ik wil en ik merk dat dit ook wordt
gewaardeerd door mijn collega’s. Ik voel me te allen tijde veilig op de werkvloer, ik heb
altijd een pieper op zak en ik weet dat ik op mijn collega’s kan vertrouwen. Ik heb ook
een agressietraining gehad om mijzelf beter te kunnen verdedigen als dit nodig is.
Houding
Ik heb een rustige houding tegenover de cliënten. Ik heb het idee dat cliënten mij
vertrouwen, doordat cliënten mij veel vertellen. Ik ben geduldig en stel cliënten op hun
gemak. Deze houding komt ook terug in de gesprekken die ik met de cliënten voer. Ik
vind het nog wel lastig om, wat mijn collega’s noemen “oude jongens krentenbrood” te
praten met de cliënten. Uit feedback van mijn collega’s krijg ik dit ook te horen. Dit kan
soms een beetje stijf over komen.
Communicatie
Vanuit mijn werk bij de verstandlelijke gehandicapten praat ik soms op een kinderlijke
toon. Ik kreeg dit vorig jaar ook te horen dat ik dit deed op mijn andere stage. Ik heb
geprobeerd dit te voorkomen. Uit de feedback wat ik krijg heb ik niet gehoord dat ik dit
doe. Ik merk soms wel dat ik een andere toon heb tegen de cliënten dan tegen bv. mijn
collega’s. Ik merk wel dat ik mijn communicatie aanpas aan het niveau van de cliënt.
1.3 Resultaat
Ik vind dat ik dit leerdoel goed heb behaald. Ook uit feedback krijg ik te horen dat ik een
professionele houding heb. Ik merk ook dat de cliënten het prettig vinden om met mij te
praten. De beste eigenschap wat ik hierin heb is dat ik nooit bevooroordeeld ben en dat
ik iedereen serieus neem.
5
2.0 Doel 2. medicatie
2.1 Voornemen
Mijn voornemen voor dit doel, was om medicatie te geven in week vijf en aan het eind
van mijn stage depots te geven. Dit hield ook in dat ik de gegeven medicatie op ging
zoeken en eerst meeging kijken hoe mijn collega’s medicatie en depots aan de cliënten
geven.
2.2 Proces
Ik ben begonnen door op de afdeling te kijken, hoe het ging met medicatie geven en
nakijken. Ik leerde hierdoor dat dit per afdeling en soms zelfs per cliënt verschilde .
Bijvoorbeeld, op de gesloten afdeling zijn er cliënten die smokkelen met de medicatie,
of medicatie soms weigeren. Ik moest dan weten hoe ik met zo situatie om moest gaan.
De manier om met dit soort patiënten om te gaan is, dat je de medicatie uit moet
drukken voor de cliënten en dat je goed moet kijken als iemand de medicatie inneemt.
Ook heb ik geleerd hoe je om moet gaan als iemand het niet in neemt. Ook al verschilt
dit wel weer per cliënt. In de tijd dat ik observeerde hoe mijn collega’s dit deden heb ik
ook de medicatie opgezocht.
Toen ik de medicatie zelf ging geven was er iemand bij om te kijken hoe dit ging. Later
gaf ik het alleen. Ik heb ook de medicatie een aantal keer nagekeken. Als ik het dan na
had gekeken keek een collega het nog een keer na om te kijken of ik het goed had
gedaan.
Ik heb met depots geven ook eerst meegekeken en toen een keer zelf klaargemaakt. Om
het uiteindelijk zelf klaar te maken en te geven.
2.3 voorbeeld
Een mw. is bekend met medicatie smokkelen. Toen ik medicatie aan mw. gaf dacht ik
dat zij dit in nam. Later hoorde ik van collega’s dat de medicatie van mw. op de grond
van haar kamer was gevonden. Dit betekende dat mw. het toch niet heeft ingenomen.
Dit was een leermoment voor mij doordat ik vanaf dat moment nog beter op smokkelen
ging letten. Ik heb aan collega’s gevraagd hoe zij dit doen. Nu vraag ik aan mw. of zij
haar medicatie wel heeft ingenomen en vraag ik haar, haar mond open te doen. Soms
doe ik dit ook door middel van een grapje.
2.4 Resultaat
Ik vind dat ik dit doel heb behaald. Ik weet goed van de cliënten hoe ik de medicatie
moet aanbieden en wat ze krijgen. Ook de depot heb ik gegeven. Wel vind ik het nog
spannend om de depot te geven ik moet er wel op lette dat ik dit blijf doen. Ik ben er
ook trots op dat ik het heb gedaan. Ook de medicatie nakijken ging goed. Ik maakte de
eerste keer een foutje maar de andere keren had ik het goed nagekeken.
6
3.0 Doel 3. coördineren van zorg
3.1 Voornemen
mijn voornemen was om vanaf week vijf de zorg rondom één cliënt te coördineren .Ik
wou dit doen door de schaduw persoonlijke begeleider te worden van één cliënt.
Toen ik aan mijn stage begon dacht ik dat dit doel erg lastig zal worden en dat ik hier
veel van zou leren omdat ik hier nog weinig ervaring mee heb.
Persoonlijke begeleider
Ik wilde persoonlijke begeleider worden van iemand die complexe zorg nodig had. Ik
wilde dan de taken die hierbij hoorden op me nemen. De taken die hierbij horen zijn
dingen regelen voor de cliënt, bekijken of de behandelplannen en dossier op to date
zijn, gesprekken voeren met de cliënt en met behandelaar als dit nodig is.
Klinisch redeneren
Aan doel heb ik ook de opdracht klinisch redeneren gekoppeld. Omdat ik dit voor de
cliënt, waar ik persoonlijke begeleider van ben wilde maken.
MTO
Bij de taken van een persoonlijke begeleider hoort er ook bij, om een behandelplan in te
brengen in het MTO en de daarbij behorende taken.
3.2 Proces
Persoonlijke begeleider
Ik ben persoonlijk begeleider geworden van een man die verblijft op de gesloten
afdeling. In het begin van mijn stage heb ik me vooral bezig gehouden, om een
therapeutische band tussen mij en deze cliënt op te bouwen. De cliënt heeft
schizofrenie paranoïde, dus ik vond het belangrijk dat hij eerst wist dat hij mij kon
vertrouwen Dit deed ik door informele gesprekken met dhr. te voeren en met dhr. mee
te gaan als hij begeleid verlof had. Toen ik merkte dat dhr. veel over zichzelf begon te
vertellen, begon ik ook meer voor dhr. te regelen en ben ik meer de diepten in gegaan.
Dit was omdat ik nu het idee had dat dhr. mij meer vertrouwde.
Ik vind zelf dat ik heel veel geregeld heb voor deze man. Als er iets geregeld moest
worden dan deed ik dat. Als ik aanwezig was dan was ik bij gesprekken aanwezig tussen
deze man en de behandelaar.
Deze gesprekken gingen vooral over het uitbreiden van dhr. zijn vrijheden Ik had hier
ook veel inspraak en er werd naar mijn adviezen geluisterd. Omdat dhr. zeer
achterdochtig en nog erg psychotisch is heb ik ook voor dhr. geregeld dat hij cognitieve
gedrag therapie heeft gekregen (zie kopje CGT)
7
Klinisch redeneren
Ik heb aan dhr. gevraagd of ik de opdracht van klinisch redeneren over hem mocht
maken. Hier heeft dhr. toestemming voor gegeven. Voor deze opdracht heb ik een
anamnese gesprek met dhr. gedaan (zie bijlage 1). Vanuit dit anamnese gesprek en
observaties heb ik de opdracht gemaakt (zie bijlage 2)
Kernteam
Een taak van een persoonlijke begeleider is ook zorgen dat een behandel plan op to
date is. Dit wordt gedaan aan de hand van aan aantal verschillende stappen. In de
opdracht van klinisch redeneren, staat wat voor stappen dit zijn. Één van deze stappen
is het kernteam. In mijn voorbereiding heb ik geschreven dat ik een MTO wou
voorzitten. Dit bleek echter niet haalbaar omdat iemand anders dit altijd voorzit. In
plaats hiervan heb ik het kernteam voorgezeten.
Cognitieve gedrag therapie
Één van de dingen die ik geregeld heb voor dhr. is CGT. Ik heb hier zelf ook een rol in
gespeeld. Een verpleegkundige van de afdeling die getraind is om deze cursus te geven
gaf dit aan dhr. en ik maakte G schema’s met dhr. dit deed ik aan de hand van dhr. zijn
achterdocht. De verpleegkundige en mijn begeleider waren aanwezig bij de eerste paar
gesprekken die ik met dhr. voerde en daarna deed ik dit zelfstandig.
3.3 Voorbeelden:
G- schema’s
Dhr. is niet bekend met drank en drugs gebruik maar toen ik met dhr. in gesprek ging
vond ik dhr. erg naar drank ruiken. Dhr. had net weer onbegeleid verlof Gehad. Ik dacht
toen dat ik moest proberen er achter te komen of dhr. drank had gebruikt zonder hem
te beledigen. Ik heb dit toen aan de hand van de G-schma’s gedaan. Ik heb gevraagd wat
dhr. die dag had gedaan en wat hij had gekocht. Zo kwam ik erachter dat dhr. sinds dat
hij onbegeleide vrijheden had, drie halve liters bier dronk en dat dit moest van zijn
stemmen. Ik vond dit een mooi moment doordat dat dhr. mij genoeg vertrouwden om
dit te zeggen. Ik voelde me hier ook zelfverzekerd door en merkte dat
het mij lukte om de G-schema’s met dhr. te maken.
Zorgafstemming
Een taak van de persoonlijke begeleider is zoals hier boven ook is beschreven, zorgen
dat het behandelplan op to date is. Dit wordt gedaan door middel van een
zorgafstemming. Ik heb dit zelf voorbereid. Met een zorgafstemming komen de collega’s
bij elkaar om het over de cliënt te hebben. Ik heb deze bijeenkomst begeleid en de
punten voorgelegd. Dit was voor mij een groot leermoment. Ik heb het altijd moeilijk
gevonden om dingen te organiseren en door dit te doen heb ik geleerd hoe dit moet en
heb ik hier meer zelfvertrouwen van gekregen. Ik vind dat ik dit erg goed heb gedaan.
8
Betrokkenheid
Dhr. kwam een keer terug van verlof toen hij had geblowd. Dhr. blowt anders nooit.
Dhr. was toen hij terug kwam heel erg bang en heel erg psychotisch. Dit moment heeft
me heel erg aangegrepen. Ik merkte dat ik me gelijk ook minder goed voelde omdat het
met dhr. zo slecht ging. Ik was ook bang dat ik hier invloed op had gehad. Dit was voor
mij een leermoment en een aandachtspunt voor mijn volgende stage dat ik moet
proberen niet over betrokken te raken bij de cliënt.
3.4 Resultaat
Ik vind zelf dat ik heel veel heb geleerd van dit doel. Ik vind dat ik echt wat voor elkaar
heb gekregen voor dhr. en dat ik een grote rol heb gespeeld bij de behandeling van dhr.
in deze 20 weken. Ik hoor ook van verschillende collega’s dat ik dit goed heb gedaan.
Een valkuil hierin is wel geweest dat ik heb gemerkt dat ik emotioneel ook heel erg
betrokken ben geraakt bij dhr. Ik merkte dat ik het mee naar huis nam als het niet goed
met dhr. ging en dat ik mezelf ook minder goed voelden als het met dhr. ook niet goed
ging. Ik vroeg me wel eens af als het niet goed ging met dhr. of dit aan mij lag. Ik denk
dat dit ook komt dat ik van maar één cliënt persoonlijke begeleider ben geweest. Ik ga
erop letten dat ik volgend jaar dit van meerdere cliënten kan worden. Zo verdeel ik
meer mijn aandacht. Uit feedback van mijn collega’s heb ik ook gehoord dat zij vinden
dat ik te veel gericht was op dhr.
anamnese gesprek
ik vond dit gesprek goed verlopen. Uit feedback heb ik ook gehoord dat mijn
gespreksvaardigheden goed waren, wat ik wel lastig vond waren dingen vragen die voor
dhr. wel eens gênant konden zijn zoals seksualiteit. Hier had ik wat langer aandacht aan
kunnen besteden. Dhr. heeft een uur met mij gepraat, wat ook al goed is omdat dhr.
soms wegloopt uit gesprekken
kernteam
Uit feedback heb ik te horen gekregen dat ik dit goed deed. Ik was op de hoogte van alle
actuele zaken. Ik gaf iedereen het woord. Wat ik wel beter had kunnen doen is mensen
wat eerder afkappen en sneller naar het volgende agendapunt gaan.
CGT
Ik was eerst tevreden dat ik deze therapie voor dhr. geregeld had. Ik hoorde ook van
mijn begeleider dat ik de G schema’s goed onder de knie had. Ook dhr. vond het prettig
om de gesprekken te voeren. Dhr. is snel achterdochtig maar ik merk dat hij mij
vertrouwd. Dhr. doet veel psychotische uitspraken tijdens deze therapie en ook op de
afdeling zien we dat het niet goed gaat met dhr. Dan komt de vraag of de therapie wel
goed is voor dhr. of dat die er juist psychotischer van wordt. De behandelaar vindt
echter dat het juist beter gaat met dhr. dit vind ik erg lastig want ik weet niet wat beter
is voor dhr. Ik ben wel tevreden over mijn rol hierin. Ik heb hier veel van geleerd.
9
4.0 Doel 4 : voorlichting
4.1 Voornemen
Mijn voornemen voor dit doel was dat ik cliënten kon ondersteunen bij ADL en HDL en
dat ik ze voorlichting hierover kan geven vanaf week twee . Ik was eerst van plan mee te
kijken met mijn collega’s en daarna iedereen zelf te begeleiden
4.2 Proces
Op de afdelingen zijn er individuele afspraken rond ADL en HDL. Ik vond het eerst
belangrijk dat ik deze afspraken goed wist. Ik keek eerst bij mij collega’s hoe zij cliënten
ondersteunde met ADL en HDL. Toen ik dit allemaal wist begon ik ook met mensen te
ondersteunen. Dit verschilde tot één keer iemand roepen om op te staan tot iemand te
helpen met douchen en aankleden. Als mij iets niet lukt dan vraag ik aan collega’s om
mij te helpen. Ik kijk dan hoe mijn collega’s dit doen en leer hier dan weer van. Ik
probeer de cliënten voorlichting te geven over persoonlijke hygiëne door ze hierop te
wijzen en uit te leggen dat het belangrijk is dat ze douchen of schone kleding aan
trekken. Dit geld hetzelfde voor het onderhoud van de afdeling en kamers.
4.3 Voorbeeld
Er is een mw. op de afdeling die elke dag in bad wil. Mw. moet hierin ondersteund
worden. Mw. heeft obesitas en kan zich niet goed afdrogen en heeft soms ook moeite
met aankleden. Als mw. geholpen moet worden dan geef ik haar aanwijzingen hoe zij
zichzelf kan afdrogen en aankleden. Als dit haar niet lukt dan help ik haar hiermee.
Ondertussen houd ik ook rekening met haar psychische toestand. Mw. wordt
bijvoorbeeld boos als iets haar niet past. Hier houd ik rekening mee door mw. zelf haar
kleding uit te late zoeken. Ik ben gewend om mensen te wassen en te begeleiden maar
ik vind dat dit toch weer een leermoment is omdat deze mw. toch weer anders
benaderd moet worden. Zo heb ik geleerd hoe je iemand begeleid die ook een
psychische aandoening heeft.
4.4 Resultaat
Het is verschillend per cliënt of ik ze kon ondersteunen. Bij sommige cliënten lukten het
mij niet om hen uit bed te krijgen terwijl andere collega’s dit wel lukten. Ik denk dat dit
te maken heeft doordat ik het lastig vind om heel direct te zijn. Ik vind wel dat ik veel
geduld heb. Als het nodig is dan neem ik de tijd om iemand te begeleiden. Ik heb
gemerkt dat ik het ook leuk vind om iemand te verzorgen. Een valkuil hierin is wel dat ik
teveel ga overnemen van de cliënt. Uiteindelijk lukt het me wel om iedereen te
10
ondersteunen en te helpen. En vind ik dat ik dit doel heb behaald. Ook uit feedback van
collega’s hoor ik dat ik het ondersteunen bij ADL goed onder de knie heb.
5.0 Doel 5: verpleegbeleid
5.1 Voornemen
Mijn voornemen was om een verpleegbeleid in week 13 te maken voor één van de
cliënten, en dit te presenteren aan mijn collega’s.
5.2 Proces
Ik heb besloten om het verpleegbeleid te maken van een verstandelijke gehandicapten
vrouw. Ik heb eerst gekeken naar de zorg die mw. nodig heeft en wat mw. aan zal
kunnen .Nadat ik dit geobserveerd had, heb ik het verpleegbeleid gemaakt. Het
verpleegbeleid bestaat uit een bejegeningstijl en een dagprogramma, zie bijlagen 3.
Toevallig werd deze mw. ook gefilmd door een gedragsdeskundige die mij ook tips heeft
gegeven en gekeken heeft hoe ik met mw. omging. Ik begeleide mw. toen zij werd
gefilmd.
5.3 Resultaat
Het dagprogramma en bejegening worden op de afdeling gehanteerd voor mw. Ik vind
het leuk dat dit ook echt gebruikt wordt. Ik denk ook dat het goed werkt. Al merk ik wel
dat het dagprogramma soms nog te hoog gegrepen is voor mw. Ik denk ook dat mw.
één op één begeleiding nodig heeft en dat er dan pas genoeg mogelijkheid is mw. goed
aan haar dagprogramma te houden. Het voornemen om het plan te presenteren is niet
gelukt omdat we al twee klinische lessen over haar hebben gehad van de
gedragstherapeut. Ik vond het niet veel toevoegen als ik dan nog een les zou geven.
6.0 Doel 6: motiverende gespreksvoering
6.1 Voornemen
Mijn voornemen was om een gesprek met een cliënt te voeren volgens de techniek van
motiverende gespreksvoering. Ik had van klasgenoten gehoord dat het bij hen moeilijk
was om dit met een cliënt te doen doordat ze geen toestemming kregen. Maar ik wou
het toch proberen om hier toestemming voor te krijgen.
6.2 Proces
Ik heb motiverende gespreksvoering gedaan als opdracht voor communicatie technieken
op school. Ik heb eerst op school een week training gehad over deze techniek. Ik vond het
best spannend om dit gesprek te voeren. Ik ben best geoefend met “normale
gesprekken”. Maar dit is nieuw voor mij. Toen ik dit moest gaan doen heb ik met mijn
begeleider gekeken naar mogelijkheden van cliënten waarbij ik deze techniek kan
toepassen. We kwamen op een cliënt die ambivalent is met drinken, roken, en drugs
11
gebruik Ik besloot om een gesprek met deze meneer te voeren. Ik vroeg toestemming aan
dhr. en dhr. vond dit goed
6.3 Resultaat
Ik vond het gesprek matig gaan. Dit kwam vooral omdat ik niet goed het doel van het
gesprek had verteld aan dhr. Ik dacht in het begin ik laat dhr. zelf een onderwerp kiezen
waarover hij het wil hebben. Dit uitte zich echter op een ongestructureerd verhaal zonder
één vast onderwerp. Ik merkte ook aan dhr. dat hij het gesprek lastig vond. Dhr. vroeg
aan aantal keer wat hij nou moest vertellen en dat hij het niet begreep. Ik vond wel dat ik
een goede houding had. Ik was rustig en sprak duidelijk. Ik denk dat ik ook sterk ben in
de open vragen die ik stelde.
Uit het feedback van mijn begeleider die er ook bij zat was ook dat ik een rustige houding
heb en zonder veroordeling het gesprek voerde. Mijn begeleider merkten wel dat ik deze
vorm van gesprek niet zo goed onder de knie heb. Voor de opdracht voor motiverende
gespreksvoering heb ik wel goed op mezelf gereflecteerd. Ik heb een 8.1 gekregen voor
de opdracht.
7.0 Doel 7: klinische les
7.1 Voornemen
Ik was van plan om een klinische les te geven over de uitkomsten van het onderzoek die
ik had gedaan voor de opdracht van EBP.
7.2 Proces
Ik heb de opdracht van EBP gemaakt. Toen ik dit had gemaakt vond ik het eigenlijk te
weinig om er een klinische les van te maken. dus heb ik besloten ook een klinische les
te geven over de G schema’s. Daarin heb ik de de uitslag van het onderzoek verteld die
ook over CGT gaat. Ik heb eerst de G-schema’s zelf gegeven aan een cliënt. Toen ik dit
deed kreeg ik supervisie van en behandelaar. Hiervan heb ik veel geleerd. Ik heb ook
veel gesproken met de verpleegkundige die de training gaf. Ook heb ik extra informatie
opgezocht om de les goed te kunnen geven.
Ik heb de klinische les gegeven na de overdracht aan mijn collega’s. Ik hoop op deze
manier dat deze methoden wat vaker toegepast wordt bij de cliënten en dat iemand, als
het nodig is van mij kan over nemen.
7.3 Resultaat
Ik vond de klinische les erg goed gaan. Ik heb een mooie powerpoint gemaakt. Ik vond
dat ik duidelijk vertelede wat de G schema’s inhouden en had hier voorbeelden bij uit de
praktijk om het duidelijker te maken. Ik vertelde het doel van de klinische les en
waarvoor het op de afdeling gebruikt kan worden. Na mijn les vroeg ik aan mijn collega’s
of het duidelijk was wat ik verteld had. Iedereen begreep het en er waren weinig vragen.
Ik kreeg te horen dat ze het knap vonden, dat ik het begrijpbaar en niet te uitgebreid
verteld had. De verpleegkundige die de cursus geeft vond dat ik het ook goed had
gedaan.
12
8.0 Doel 8: persoonlijk leerdoel.
8.1 Voornemen
Mijn voornemen was dat ik de hele stage geen activiteiten over zal nemen die cliënten
zelf kunnen doen. Uit eerdere ervaringen weet ik van mijzelf dat ik geneigd ben veel
voor de cliënten te doen ook al kunnen ze het eigenlijk zelf
8.2 Proces
Ik keek eerst op de afdeling in hoeverre de cliënten begeleid en verzorgd worden. Ik
kwam er achter dat dit per cliënt verschilt. Ik merk wel dat het streven hier is dat de
cliënt zo veel mogelijk zelf moet doen. Ik probeerde eerst wat de cliënt zelf kan en als
iets niet lukten nam ik het over van de cliënt. Dit geldt ook voor huishoudelijke taken.
Sommige cliënt kunnen alles zelf en andere cliënten moeten meer ondersteund worden
met de HDL. Ook hier proberden ik de cliënten zo veel mogelijk zelf te laten doen
8.3 Resultaat
Ik heb er zeker op gelet dat ik niet te veel over neem bij cliënten. Ik merk wel dat ik hier
nog geneigd toe ben maar ik vind wel dat ik dit al minder doe dan vorig jaar. Uit
feedback van collega’s heb ik ook niet gehoord dat ik te veel overneem. Ik hoor wel dat
collega’s zien dat ik uit de verstandelijke gehandicapten zorg kom en dat ik wel geneigd
ben meer over te nemen dan dat mijn collega’s het doen .
9.0 Analyse
Leerdoelen
Ik heb in deze stage al mijn doelen behaald. Wel heb ik aan sommige doelen meer
gewerkt dan aan andere doelen. Ik ben vooral heel tevreden met het doel coördineren
van zorg. Ik denk dat ik er alles heb uitgehaald wat mogelijk was bij deze cliënt.
Mijn doel depot geven en medicatie delen en nakijken mag ik volgend jaar nog wel wat
meer aandacht aan geven Ik heb één keer een depot gegeven maar het is wel belangrijk
dat ik dit wel blijf doen. Het zelfde geld ook voor medicatie nakijken, dit is ook nog niet
iets wat ik dagelijks heb gedaan. Ook vind ik het heel leuk dat ik de mogelijkheid heb
gehad om een de G schema’s te doen bij een cliënt. Hier heb ik veel van geleerd. Ik heb
ook geleerd hoe je al de leerdoelen kan uitvoeren terwijl je rekening houdt met de
psyche van de cliënt. Dit is bij elke cliënt en elke instelling weer anders.
Valkuil
Wat mijn valkuil is geweest tijdens deze stage is dat ik emotioneel te veel betrokken ben
geweest bij de cliënten die ik extra aandacht heb gegeven door de opdrachten. Ik moet
er op letten dat ik volgend jaar mijn aandacht meer ga verdelen over de verschillende
cliënt.
13
Wat ook een valkuil was op deze stage is dat ik me soms meer als een werknemer
gedroeg dan als een stagiaire. Ik vind het moeilijk om feedback te vragen, omdat ik dit
vergeet of dat ik me niet te veel wil opdringen. Dit ga ik volgend jaar ook mee nemen als
persoonlijk doel.
Positieve factoren
Factoren die positief zijn geweest op de afdeling, is voor mij de sfeer van de afdeling en
van het team. Ik voelde mij heel vrij en vond dat ik al gelijk echt wat te zeggen had in het
team. Ik voelde mij serieus genomen. Iedereen wordt geaccepteerd in zijn mening.
De stagiaires werden niet heel erg strak begeleid en dit werkte voor mij prettig maar
hierdoor vond ik het wel lastiger om feedback te krijgen en te vragen.
Een ander factor wat een positieve invloed had op mijn stage is de populatie van de
afdelingen. Doordat er drie verschillende afdelingen zijn kon ik eigenlijk kiezen wat bij
mij het beste aansloot. Ook de populatie binnen de afdeling verschilde weer. Zo ben ik
met allemaal verschillende mensen met verschillende ziektebeelden in aanraking
gekomen.
Negatieve factoren
Factoren die mij negatief hebben beïnvloed is dat ik maar van één iemand persoonlijke
begeleider ben geweest. Achteraf had ik er minstens twee kunnen begeleiden. Als ik dit
had gehad had ik mijn aandacht iets meer kunnen verdelen en had ik nog beter geleerd
om te kunnen coördineren.
De houding van sommige collega’s stonden soms heel ver weg van mijn houding en mijn
manier van werken. Dit botsten soms wel. Dan vond ik het lastig om hier wat van te
zeggen of om een juiste houding te geven. Ik vond dat sommige collega’s wel heel vrij en
soms een beetje bot tegen cliënten waren. Ik merkte wel dat deze manier van aanpak
wel werkte bij de cliënten maar dit is wel een bejegening wat ver van mij af staat.
10.0 Conclusie
Ik vind dat ik een leerzame stage heb gehad. Ik heb al mijn leerdoelen behaald. Ik vind
dat ik veel uit mijn stage heb gehaald. Ik heb vooral veel geleerd van mijn pbschap.
Ook in deze stage heb ik weer geleerd dat overal communicatie voor nodig is.
Daarnaast heb ik geleerd dat er met de psyche van de client rekening moet worden
gehouden met alles wat je doen en dat de de zorg hier ook op aangepast moet worden.
De volgende punten neem ik mee naar mijn volgende stage.
- Het vragen van feedback.
- De rol van stagiaire tegenover de rol van medewerker.
- Verpleegtechnische vaardigheden en medicatie
14
Bijlagen:
Bijlagen 1: anamnese gesprek
Bijlagen 2: opdracht klinisch redeneren
Bijlagen 4: opdracht verpleegbeleid
15
Anamnese gesprek dhr. B.
Inleiding
Dhr.B is een dertig jarige man van Marokkaanse afkomst. Dhr. heeft schizofrenie
paranoïde.Dhr. is opgenomen nadat hij meubels uit zijn huis gooiden met een IBS. Dhr is
in september opgenomen op de bocholtstraat op de gesloten afdeling omat hij in de
vorige kliniek (vk) agressief is geweest naar verpleging. Dhr. heeft nu een mvv
(machtiging voortgezet verblijf) Dhr. heeft begin 2012 een incident gehad waar hij de
schoonmaker heeft bedreigt met een mes. Dit deed hij uit achterdocht. Verder is het een
teruggetrokken man die rustig aanwezig is op de afdeling met soms een paranoïde getinte
uitspraak naar cliënten of personeel.
Ik heb een anamnese gesprek met dhr. gehouden. Wat hier is uitgekomen is hieronder
beschreven. Dit is echter wel alleen het woord van dhr. en dit komt soms niet overeen
met wat de verpleging ziet. In het blauw staat het beeld wat de verpleging ziet en
heeftmee gemaakt.
Patroon van gezondheidswaarneming en instandhouding.
Dhr. geeft aan dat hij over het algemeen geen lichamelijke klachten heeft.
Dhr. wil liever geen medicatie innemen. Maar snapt dat dit nodig is en neemt het daarom
wel in. Dhr. vindt het prettig dat er verpleging aanwezig is. Hier heeft hij steun aan. Dhr.
Vind het geen probleem om aan zijn afspraken te houden. Dhr. zegt dat ze huidige
toestand komt door de psychose die dhr. heeft gehad. Dhr. Vind het prettig om rondjes te
lopen.
Voeding en stofwisselingspatroon
Dhr. Kookt meestal in de avond zelf op de afdeling. Dit doet dhr. Omdat hij vind dat het
warm eten van de afdeling vol met bacteriën zit en hij dit niet wil eten. Dhr. Heeft een
gezonde eetlust. Dhr. Vind het fijn om te eten. Dhr. eet gezond. Dhr. slaat zijn ontbijt
meestal over.
Uitscheidingspatroon
Dhr. is soms verstopt maar hier heeft hij niet veel last van. Dhr. heeft soms moeite om in
de nacht uit zijn bed te gaan om naar het toilet te gaan omdat hij te vermoeid is door de
medicatie, maar uiteindelijk gaat dhr. wel.
Activiteitenpatroon
Dhr. heeft een vwo diploma en was begonnen aan een studie economie maar deze heeft
hij niet afgemaakt.
Dhr. heeft toen die nog niet opgenomen was veel problemen gehad met zijn verzorging
en huishouden. Zijn huis was vervuild en verzorgden zich niet goed. Nu is er een ander
beeld.Dhr. heeft nu geen hulp nodig bij zijn lichamelijke verzorging. Dhr. douchet om de
dag en trekt schone kleding aan. Dhr. voert zijn corvee taken goed uit. En kan zijn kamer
opruimen. Dhr. wil in de toekomst een cursus boekhouden volgen maar hij wil eerst zijn
psychische toestand onder controle krijgen, dit wil dhr. doen door mee te gaan in het
leven. Dhr. sport twee keer in de week. Dit vind dhr. een leuke bezigheid en zou best wel
graag meer activiteiten willen ondernemen. Dhr. geeft aan graag weer zijn oude vrienden
op te zoeken. Ook geeft dhr. aan hier nu nog niet klaar voor te zijn maar dit in de
toekomst wel heel graag te willen. Dhr. geeft zelf aan iets met de computer te gaan doen.
16
Dhr. voelt zich na het innemen van zijn medicatie moe en wil dan het liefst gaan liggen
op zijn bed, omdat dhr. dit niet elke keer wil doen gaat hij vaak in de middag wandelen.
Slaap en rust patroon
Door dat dhr. om 21 uur zijn medicatie krijgt slaapt dhr. om half 10. Dhr. slaapt goed in
de nacht en slaapt ook goed door zonder slaap medicatie. Dhr. geeft aan dat die het einde
van de dag prettig vind omdat dhr. dan los kan laten wat er de dag is gebeurt. Dhr. voeld
zich overdag over het algemeen vit. Dhr. slaapt soms wel eens na de middag medicatie.
Waarneming en denkpatroon
Verleden
Dhr. geeft aan dat toen hij op zichzelf woonden zich totaal isoleerden van de buiten
wereld. Dhr. zijn leven werd gevoed door angst voor andere mensen. Dhr. had in die tijd
met niemand contact en vertrouwden niemand. Dhr. geeft aan dat die in die tijd lijden
onder zijn psychose die hij had. Dhr. geeft aan dat hij door de politie uit huis is gehaald.
Toen dit gebeurden kon het hem niks meer schelen hij liet het allemaal over zich heen
komen. Nu vind dhr. dat het een stuk beter gaat met zijn psychose. Dhr. heeft nog wel
achterdochtige gedachtes naar bv de schoonmakers maar deze gedachtes negeert hij. Dhr.
vind zegt dat hij vroeger veel moeite heeft gehad om te concentreren maar dat dit nu beter
gaat. Dhr. geeft aan dat het pijn doet om zich te concentreren.
Zelfbelevings-en zelfconceptpatroon
Dhr. verteld dat hij een simpele man is. Dhr. zegt niet tevreden over zichzelf te zijn. En
dat die zich nog verder moet ontwikkelen, hij wil graag zijn karakter beter tot
ontwikkeling brengen zodat hij beter om kan gaan met vrienden en familie. Dhr.
benoemd vaak dat hij het belangrijk vind weer om weer in contact te komen met andere
mensen dit wil hij doen door bv. Activiteiten te ondernemen. Als dhr. vervelende emoties
ervaart dan probeert hij deze te voelen en dan deze te verwerken. Dhr. is boos op
opnamen en psychose aar wilt leren van het verleden. Dhr. wil graag leren om over zijn
emoties te praten dit kan hij niet zo goed.
Rol en relatie patroon
Dit is een onderwerp wat dhr. moeilijk vind om ovr te praten. Dhr. wil niks meer met zijn
familie te maken hebben, omdat hij het idee heeft zijn hele leven voor zijn familie
gezorgd te moeten hebben. En dat er erge dingen zijn gebeurt in het verleden. Dhr. heeft
het idee dat hij voor zijn familie moet zorgen nu los gelaten. Dhr. zegt wel dat hij in de
toekomst wel weer contact wil maar dan moet hij eerst nog meer aan zich zelf werken.
Dhr. wil wel graag in contact komen met zijn vrienden. Dhr. heeft nooit een vaste relatie
met een vrouw gehad. Dhr. heeft geen kinderen. Dhr. zegt dat hij is teleurgesteld in zijn
vrienden omdat zijn vrienden hele erge dingen hebben gedaan.
Sexualiteitspatroon
Dhr. zijn seksuele voorkeur is hetero
Dhr. vindt het niet lastig dat het door zijn huidige toestand moeilijker is om een vrouw te
leren kennen. Dhr. heeft nu geen behoefden aan seksueel contact. Dhr. wil later wel een
vrouw.
Coping-en stresstolerantiepatroon
Als dhr. stress ervaart dan probeert hij te ervaren waar deze stress vandaan komt. Als dhr.
spanningen ervaart gaat dhr. wandelen of raakt dhr. zijn hoofd aan, dit verhelpt de
17
spanning. Dhr. vind het niet heel erg dat hij is opgenomen, dhr. geeft aan dat dit
onvermijdelijk was en dat hij verder moet gaan met zijn leven.
Waarden- en verwachtingen- en zingevingspatroon
Dhr. geeft aan dat hij vind dat hij vooruit is gekomen. Dhr kan geen antwoord geven wat
zijn toekomst hem brengt. Dhr gaat uit van het positieven. Dhr. heeft geen bepaalde
godsdiest (wat opmerkelijk is omdat in eerder anamnese staat dat die zich laat leiden door
God) Dhr. zegt dat die zich zelf heeft opgevoed en daarom geen godsdienst van thuis uit
heeft mee gekregen. Dhr. zegt dat hij zelf wat moet maken van zijn leven.
18
Klinisch redeneren.
Opdracht: verpleegplan
Datum: 8 juni ’12
Naam: Sarah Calissendorff
Klas: 3MPH
Docent: dijkmans van Gunst. M
19
Inhoudsopgave
Klinisch redeneren. ........................................................................................................................ 19
Inhoudsopgave............................................................................................................................... 20
Diagnosticeren ............................................................................................................................... 21
De factoren die van invloed zijn op het diagnosticeren op de afdeling zijn: ................................. 23
stappen ven het diagnosticeren ...................................................................................................... 24
Casus van meneer. B. .................................................................................................................... 24
Regel van negen. Schizofrenie. ..................................................................................................... 26
Genus differentia van schizofrenie ................................................................................................ 30
Observatie...................................................................................................................................... 31
Clusters .......................................................................................................................................... 31
Hypothetische diagnoses schizofrenie paranoïde .......................................................................... 32
Aanvulling tot definitieve diagnose (p) ......................................................................................... 33
Definitieve diagnose: ..................................................................................................................... 33
Model van Toulmin over de P en de S .......................................................................................... 34
Hypothetische oorzaken van angst ................................................................................................ 34
Model van Toulmin over E............................................................................................................ 35
Verpleegkundige diagnose ............................................................................................................ 35
20
Diagnosticeren
OP de afdeling komen de cliënten binnen als ze al een medische diagnose hebben. Ik heb
nog niet mee gemaakt dat er iemand komt zonder medische diagnose. De diagnoses die er
dan gesteld zijn, zijn gemaakt in vorige opnames. Meestal op opname klinieken. Er
worden wel verpleegdiagnoses gesteld of behandel plannen gemaakt. Dit wordt gedaan
door de persoonlijke begeleiders van de cliënt en de behandelde arts van de cliënt. Als er
een nieuwe opname binnen komt dan wordt er gekeken naar de behandeling van de
vorige opname en wordt deze soms overgenomen. of er wordt opnieuw gekeken wat
haalbaar is voor de cliënt op deze afdeling. Er is ook een huisarts in de instelling die ook
somatische diagnoses kan stellen. Dit wordt gedaan als de cliënt somatische klachten
heeft.
De voorbeelden zijn verschillende voorbeelden die ik heb meegemaakt. Het zijn vooral
voorbeelden hoe het behandelplan aangepast wordt omdat ik nog niet heb meegemaakt dat er een
diagnose is gesteld.
Drie voorbeelden
Voorbeeld 1. Een. Mw. met een verstandelijke handicap klaagt al enkele dagen over diaree. Mw.
zegt dat ze vaak naar het toilet moet en dat ze soms ook incontinent is. Mw. is een vrouw met
obesitas en is erg op eten gericht. De verpleging ziet ook dat mw. incontinent is van ontlasting.
De verpleging besluit om haar geen movicolon meer te geven. De diaree blijft echter. Mw. wordt
hierom naar de huisarts gebracht. De huisarts geeft de diagnose verstopping diaree en geeft hier
medicatie voor. De diaree blijft echter aanhouden. Als het na twee weken nog niet over is wordt
de ontlasting naar de ATAL gestuurd om het op kweek te zetten. De uitslag hiervan moet nog
bekend worden.
Aandoening ziekte
Verstandelijke handicap met psychiatrische klachten.
Functies en anatomische eigenschappen.
Activiteiten
participatie
Verstopping diaree
mw. is incontinent en moet vaak
mw. woont op een groep
naar het toilet. Hierin wordt ze
mw. heeft geen contact
belemmerd in haar dagelijks functioneren. Met familie.
Externe factoren
persoonlijke factoren.
Mw. woont op een woongroep
Mw. vind het vervelend dat ze
Mw. is afhankelijk van verpleging
incontinent is. Ze schaamd zich er voor.
Voorbeeld 2.
Dhr. K.M is gediagnosticeerd met schizofrenie. Dhr. heeft een tabak verslaving en is heel
dwingend in het krijgen van shag. Omdat dhr. brandgevaarlijk is mag hij geen sigaretten
in eigen beheer. Er is een behandelplan voor dhr. gemaakt over het gebruik van shag. Dit
is gedaan door middel van een zorgafstemming door het team.
21
Aandoening ziekte
Schizofrenie
Functies en anatomische eigenschappen.
Activiteiten
participatie
Tabaks verslaving
Dhr. krijgt om het half uur
Dhr. vind het moeilijk
een sigaret.
Dat hij afhankelijk is van ons
Externe factoren: Dhr. woont op een woongroep Persoonlijke factoren: brandgevaarlijk,
dwingend
Voorbeeld 3.
Dhr. B is een man met paranoïde schizofrenie. Dhr. zijn psychoses en achterdocht is nog steeds
heel erg op de voorgrond. Dhr. is vaak angstig en is impulsief agressief. In een vergadering met
het team hebben we ons afgevraagd of er medicamenteus niet nog wat veranderd moet worden
om zijn psychose wat naar de achtergrond te brengen en dhr. wat minder bang te krijgen. Dit
voorstel gaat naar het kernteam. Het kernteam bestaat uit de behandelaren van dhr. Hier wordt
gekeken of zijn medicatie aangepast kan worden.
Aandoening ziekte
Schizofrenie paranoïde
Functies en anatomische eigenschappen.
Activiteiten
Achterdocht, psychotische wanen
Dhr. is impulsief agressief.
Angst
Dhr. trekt zich veel terug
op zijn kamer
participatie
Dhr. vind het moeilijk
contacten te maken.
Externe factoren: Dhr. woont op een woongroep Persoonlijke factoren: sociaal wenselijk.
22
De factoren die van invloed zijn op het diagnosticeren
op de afdeling zijn:



De wens van de cliënt
De psychische toestand va de cliënt.
De inzet van het team en de persoonlijke begeleiders
De wens van de cliënt
Als een cliënt opgenomen wordt dan wordt er gekeken naar een behandelplan. Dit behandelplan
wordt soms overgenomen van de andere afdeling of er wordt een nieuwe gemaakt. Er wordt ook
gekeken naar medicatie. Het is echter vaak zo dat de wens van de cliënt haaks staat aan de wens
van de behandelaar. Een voorbeeld hiervan is vaak dat behandelaren medicatie willen verhogen
terwijl de meeste cliënten juist de medicatie willen verlagen.
De psychische toestand van de cliënt
Het kan soms lastig zijn te diagnosticeren als de psychische toestand van een cliënt heel slecht is.
Als dit het geval is kan het zijn dat de behandelaar helemaal niet in gesprek kan komen met de
cliënt of wil een cliënt niet met de behandelaar spreken. Het kan ook zijn dat een cliënt de ene
dag een bepaald gedrag laat zien terwijl de cliënt op een andere dag weer ander gedrag laat zien.
De inzet van het team en de persoonlijke begeleiders
Het is van invloed hoe betrokken de persoonlijke begeleiders en het team bij een cliënt zijn voor
het maken van de benhandel plannen en het diagnosticeren van een cliënt. Als de pbers het van
belang vinden om de behandelplan plan te bestpreken gebeurt dit ook. Maar als de pbers dit niet
doen dan gebeurt dit ook niet. Zo kan het zijn dat een cliënt al langer niet besproken is dan een
andere cliënt
23
stappen ven het diagnosticeren
zoals ik al eerder heb beschreven wordt er op de afdeling bijna niet gediagnosticeerd. Daarom
beschrijf ik de stappen van het maken of veranderen van een behandelplan.
stap 1. de persoonlijke begeleiders van de cliënt maken een zorg afstemming. Dit houdt in dat de
observaties van de afgelopen tijd worden beschreven, de knelpunten en de ideeën. Dit wordt
besproken tijdens een vergadering met het team. De punten en ideeën die daaruit voortkomen
worden besproken tijdens het kern team.
Stap 2. het kernteam: het kernteam bestaat uit de behandelaars van de cliënt, de
persoonlijke begeleiders de maatschappelijk werker en nog meer mensen die berokken
zijn tijdens de behandeling van een cliënt. Hier worden de punten besproken die bij de
zorgafstemming naar voren komen en worden er beslissingen gemaakt. De client is
hierbij ook aanwezig,
Stap 3: MTO al deze afspraken en beslissingen worden meegenomen naar het MTO. Hier
wordt alles nog eens nagelopen en gekeken of het dossier op to date is .
Ik heb voor mijn pbschap al deze stappen door lopen. Ik heb alles gemaakt, van zorg
afstemming tot mto. Voor het kernteam ben ik voorzitter geweest. Ik vond het wel lastig
om dingen samen te vatten wat er van belang is. Ook vond ik het lastig om alle stappen te
doorlopen en te weten wat er allemaal moest gebeuren.
Casus van meneer. B.
Dhr. een 32 jarige man van Marokkaanse afkomst. Dhr. is opgenomen in een psychiatrische
instelling. Op de gesloten afdeling. Dhr. woont hier samen met tien andere cliënten. Dhr. is
afhankelijk van verplegend personeel. Dhr. heeft schizofrenie paranoïde, zie regel van 9 voor
uitwerking van schizofrenie. Dhr. geeft aan dat toen hij op zichzelf woonden zich totaal
isoleerden van de buiten wereld. Dhr. zijn leven werd gevoed door angst voor andere mensen.
Dhr. had in die tijd met niemand contact en vertrouwde niemand.. Dhr. geeft aan dat hij door de
politie uit huis is gehaald. Toen dit gebeurde kon het hem niks meer schelen, hij liet het allemaal
over zich heen komen. Nu vind dhr. dat het een stuk beter gaat met zijn psychose. Dhr. heeft nog
wel achterdochtige gedachtes naar bijvoorbeeld de schoonmakers, maar deze gedachtes negeert
hij. Dhr. zegt dat hij vroeger veel moeite heeft gehad om zich te concentreren maar dat dit nu
beter gaat. Dhr. geeft aan dat het pijn doet om zich te concentreren. Dhr. is een man die zijn
psychoses goed kan verberege, wij zien die psychoses echter wel als dhr. onder druk wordt gezet.
Wij vermoeden echter dat dhr. nog zeer psychotisch is. Dhr. doet vaak psychotische uitspraken op
24
de afdeling en naar behandelaars. Zo praat hij met God. Dhr. heeft veel paranoïde gedachtes en
dan vooral naar de schoonmakers en sommige collega’s. Dhr. geeft aan veel stemmen te horen in
zijn hoofd en discussies te voeren met deze stemmen. Dhr. is impulsief agressief als oorzaak de
paranoïde gedachtes. Dhr. geeft aan dat hij over het algemeen geen lichamelijke klachten heeft.
Dhr. wil liever geen medicatie innemen, maar snapt dat dit nodig is en neemt het daarom wel in.
Dhr. heeft een goede eetlust. Dhr. heeft pericarditis. Dhr. heeft hier nu geen klachten van. Dhr.
wil niks meer met zijn familie te maken hebben, omdat hij het idee heeft zijn hele leven voor zijn
familie gezorgd te moeten hebben. En dat er erge dingen zijn gebeurt in het verleden. Dhr. heeft
het idee dat hij voor zijn familie moet zorgen nu los gelaten. Dhr. zegt wel dat hij in de toekomst
wel weer contact wil maar dan moet hij eerst nog meer aan zich zelf werken. Dhr. wil wel graag
in contact komen met zijn vrienden. Dhr. heeft nooit een vaste relatie met een vrouw gehad. Dhr.
heeft geen kinderen. Dhr. gebruikt bijna geen drugs en alcohol, hij heeft dit wel één keer gedaan
onder dwang van zijn stemmen. Dhr. rookt wel. Dhr. houdt er van om naar buiten te gaan en te
wandelen. Dhr. heeft onbegeleide vrijheden. Maar als dhr. agressief is worden deze ingetrokken.
Dhr. trekt zich veel terug op zijn kamer. Dhr. is niet veel in beeld op de afdeling. Dhr. sport twee
keer in de week. Hier geniet dhr. van. Verder trekt dhr. zich veel terug op zijn kamer. Dhr. verteld
dat hij een simpele man is. Dhr. zegt niet tevreden over zichzelf te zijn. En dat die zich nog verder
moet ontwikkelen, hij wil graag zijn karakter beter tot ontwikkeling brengen zodat hij beter om
kan gaan met vrienden en familie. Dhr. benoemd vaak dat hij het belangrijk vind weer om weer in
contact te komen met andere mensen dit wil hij doen door bv. Activiteiten te ondernemen. Als
dhr. vervelende emoties ervaart dan probeert hij deze te voelen en dan deze te verwerken. Dhr. is
boos op opname en psychose maar wilt leren van het verleden. Dhr. heeft een vwo diploma en
was begonnen aan een studie economie maar deze heeft hij niet afgemaakt. Dhr. heeft tijdens zijn
opname hier een aantal incidenten gehad. Zo probeerde hij een schoonmaker neer te steken. Dhr.
doet nog veel achterdochtige uitspraken als je goed doorvraagt.
25
Regel van negen. Schizofrenie.
Definitie
De definitie van schizofrenie wordt weergegeven in de DSM-4. Hierin is beschreven welke
symptomen er aanwezig moeten zijn om over de stoornis schizofrenie te spreken. De criteria zien
er als volgt uit:
A: Een maand lang ten minste twee van de volgende symptomen:
1 wanen
2 hallucinaties
3 onsamenhangende spraak
4 ernstige chaotisch of katatoon gedrag
5 negatieve symptomen
B: vanaf het begin van de stoornis is er voor het grootste deel van de tijd sprake van belangrijke
beperkingen op één of meerdere gebieden (bijvoorbeeld werk, intermenselijke relaties) en ligt
het functioneren duidelijk onder het niveau van voor het begin van de stoornis.
C: Duur ten minsten zes maanden.i
Epidemiologie en etiologie
Het aantal nieuwe gevallen per jaar is bij schizofrenie 0,2‰. De kans dat een persoon
schizofrenie ontwikkeld is 1%. De stoornis komt iets meer voor bij mannen als bij vrouwen. In
ontwikkelingslanden of immigranten die uit ontwikkelingslanden komt vaker schizofrenie voor
dan bij mensen uit het westen. Schizofrenie komt vaker voor in stedelijke gebieden. De meeste
mannen die schizofrenie ontwikkelen, ontwikkelen de stoornis voor hun dertigste jaar terwijl
vrouwen de stoornis meestal na hun dertigste jaar ontwikkelen. 40% van de mensen met
schizofrenie is afhankelijk van alcohol en 20% is afhankelijk van cannabis, 7% van cocaïne.
Positieve symptomen van schizofrenie zijn beter te behandelen dan negatieve symptomen. Echter
blijft de ziekte altijd in meer of mindere mate bestaan. Bij sommige mensen blijven de
symptomen hun hele leven bestaan terwijl bij andere mensen de symptomen weg kunnen gaan.
Wel hebben veel mensen last van recidieven ( terugkeer van nieuwe psychotische episode) of
exacerbaties (verergering van symptomen). Soms treedt op een hogere leeftijd verbetering op. Het
beloop is bij mannen slechter dan bij vrouwen. 75% van mensen met schizofrenie is niet in staat
om te werken. Er is 10% kans op suïcide. Mensen met schizofrenie worden vaak opgenomen in
een kliniek.1
Anatomie/fysiologie
In dit gedeelte zal de projectgroep ingaan op de anatomie en fysiologie van dopamine. Deze
kennis is nodig om de neurologische factoren van schizofrenie beter te begrijpen en zal uitgelegd
worden aan de hand van enkele begrippen.
Dopamine
Dopamine is een neurotransmitter in de hersenen, dat zorgt voor een gelukkig gevoel. Dopamine
heeft invloed in drie communicatieroutes in de hersenen:
 bewegingscontrole
26
 plannen van denkprocessen en doelgericht handelen
 regelen van emoties en motivaties
Een tekort maar ook een teveel aan dopamine kan voor veel problemen zorgen.13
Neurontransmissie: Overdracht
Neurotransmitters zijn hormoonachtige stoffen. Elk neuron maakt zijn eigen neurotransmitter. Op
grond van het effect op de impulsoverdracht zijn er twee groepen neurotransmitters:
 Exciterende neurotransmitters: werken stimulerend op impulsoverdracht. Veel
voorkomende neurotransmitters zijn: (nor)adrenaline (beiden in het sympatische
systeem), dopamine (in de hersenen) en neuropeptide (in het hele zenuwstelsel).
 Inhiberende neurotransmitters: werken vertragend/ blokkerend op de impulsoverdracht,
waardoor de impuls minder goed of niet doorgegeven wordt. Voorbeelden: serotonine en
endorfine (beiden in de hersenen).
Limbisch systeem: Een groep van onderling verbonden
structuren die bemiddelt bij emoties, leren en geheugen.
Hypodopaminerge transmissie: Vermindering van de
overdracht (transmissie) van dopamine.
Hyperdopaminerge transmissie: Verhoging van de
overdracht (transmissie) van dopamine.
Neurodegeneratieve processen: Geleidelijk verlies of
afsterven van de structuur of functie van neuronen.
Grijze stof:
De grijze stof van de hersenen bestaat voornamelijk uit niet-gemyeliniseerde cellichamen en
dendrieten. Grijze stof bevat ganglia: zenuwknopen. Dit zijn opeenhopingen van
zenuwcellichamen en dendrieten. Zo’n opeenhoping binnen het CZS wordt nucleus of kern
genoemd.
Pathologie
Neurobiologische factoren:
Het ontwikkelen van schizofrenie is vaak genetisch bepaald in combinatie met
omgevingsfactoren. Biologische, psychologische en sociale factoren spelen een rol. Je kunt goed
zien dat de ziekte erfelijk is doordat eerstegraads familieleden van een persoon met schizofrenie
vijf tot vijftien maal meer kans hebben tot het ontwikkelen van de ziekte. Bij tweelingen is dit
zelfs 50%. Bepaalde genen geven een verhoogde kans op het ontwikkelen van schizofrenie. In
combinatie met omgevingsfactoren wordt de kans op het ontstaan van schizofrenie versterkt. Één
van deze omgevingsfactoren is het gebruik van cannabis.
Daarnaast is een andere ontstaansfactor een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. De positieve
en negatieve symptomen worden veroorzaakt door een ontregeling van de dopaminerge
neurotransmissie. In de frontaalkwab wordt dopamine minder goed getransporteerd, wat zorgt
voor negatieve symptomen. (zie symptomen en signalen). Dit geeft vervolgens aanleiding tot
27
verhoging van het dopaminetransport in het limbische systeem wat effect heeft op emoties.
Hierdoor worden de positieve symptomen veroorzaakt. Er zijn aanwijzingen dat bij de
pathofysiologie afwijkingen zijn in het prefrontale cortex van het limbische systeem. Er spelen
ook neurodegeneratieve processen een rol. Hoe langer het beloop is van de ziekte hoe minder
grijze stof er in de hersenen wordt gevonden.
Signalen en symptomen
Positieve symptomen
Positieve symptomen zijn de symptomen waarbij men iets waarneemt of denkt wat niet
overeenkomt met de werkelijkheid. Er komt iets bij, dit heeft niks te maken met een positieve of
negatieve kijk hebben op dingen. Een voorbeeld van positieve symptomen zijn wanen,
hallucinaties en chaotisch of katatoon gedag. Positieve symptomen wordt onderverdeeld in een
gestoord realiteitsbesef en in symptomen die een uiting zijn van cognitieve en psychomotorische
desorganisatie.1
 Wanen
Wanen zijn individuele denkbeelden die niet passen bij de cultuur van de persoon. Wanen kunnen
verschillend van aard zijn. Mensen kunnen betrekkingswanen hebben, hierbij denkt men dat alles
betrekking tot de persoon zelf heeft. Ook kan men achtervolgingswanen hebben waarbij gedacht
wordt dat alles en iedereen in een complot zit om de persoon te achtervolgen. Ook kan gedacht
worden dat men God of een andere heilige is. Een waan is bizar als de waan in het echt niet
uitvoer baar is, bijvoorbeeld dat iemand van een andere planeet komt.
 Hallucinaties
Hallucinaties zijn zintuiglijke ervaringen die zonder externe prikkel worden waargenomen. Deze
ervaringen kunnen verschillend van aard zijn: ze worden onderverdeeld in akoestische
hallucinaties, waarbij men stemmen hoort die niet te horen zijn voor een ander. Tactiele
hallucinaties waarbij men denkt iets te voelen. Soms worden er ook visuele hallucinaties gemeld.
Uitzonderlijk komen er reuk en smaak hallucinaties voor.1
 Onsamenhangende spraak
Hiermee wordt een stoornis in de organisatie van het denken bedoeld, ook wel formele
denkstoornissen genoemd. Hiervan kan men spreken als de gedachten van de cliënt niet meer te
volgen zijn.1
 Ernstige chaotisch of katatoon gedrag
Katatoon gedrag is gedrag waar bewegingloosheid en spraakloosheid voorkomt bij goed
bewustzijn. Hierbij kan een cliënt een lange tijd in een vreemde houding liggen of zitten. Ook
kunnen er woorden herhaald worden.1
Negatieve symptomen
Negatieve symptomen staan tegenover positieve symptomen. Negatieve symptomen zijn het
ontbreken van uitingen die normaal wel aanwezig moeten zijn: affectieve vervlakking,
emotionele reacties zijn verminderd of afwezig, spraakarmoede of sociaal terugtrekgedrag. Ook
kunnen mensen zichzelf verwaarlozen. De negatieve symptomen zijn vaker moeilijker te
28
behandelen dan de positieve symptomen. Daardoor blijven deze symptomen ook meestal langer
aanwezig dan de positieve symptomen.1
Diagnostiek
De diagnose van schizofrenie is te stellen door anamnese en psychiatrisch onderzoek uit te
voeren.1 Het is heel lastig om de diagnose schizofrenie te stellen doordat de stoornis zoveel
verschillende oorzaken heeft en doordat de stoornis zich op verschillende manieren uit. Daarom is
het belangrijk om bij de anamnese heel alert te zijn op mogelijke signalen van schizofrenie.5
Wat kan helpen bij het stellen van de diagnose is het thuis bezoeken van de cliënt. In de acute
fase heeft de cliënt geen ziekte besef en vind dat er niets aan de hand is. Bij het huisbezoek kan
een onverzorgd huishouden opvallen, maar ook de cliënt zelf kan er onverzorgd of vreemd
uitzien. Daarnaast staan in de woning vaak typische voorwerpen zoals afluisterapparatuur of
apparatuur om straling tegen te houden. Bij het observeren kan gedrag worden gezien dat te
maken heeft met hallucinatoire belevingen: de cliënt kijkt in de richting van de stemmen die
hij/zij hoort. Meestal is de cliënt zwijgzaam en reageert afwijzend of agressief. Een
heteroanamnese is vaak nodig om de diagnose te kunnen stellen.1
Behandeling
De behandeling van mensen met schizofrenie bestaat uit twee interventies:
 medicamenteuze behandeling
De medicamenteuze behandelingen van schizofrenie zijn gericht op symptoomreductie en het
voorkomen van recidief en verergering. Daarnaast zijn ze gericht op het verbeteren van het
sociaal functioneren en het verhogen van de kwaliteit van leven.1 Antipsychotica speelt een
belangrijke rol in de medicamenteuze behandeling van schizofrenie. Door deze medicatie
verminderen symptomen zoals angst, verwarring en wanen. Antipsychotica hebben ook een
kalmerende, rustgevende werking.5 De werking van de medicatie is in ongeveer 70% van de
gevallen binnen enkele dagen tot weken merkbaar en het effect op de onrust en gespannenheid
treedt meestal binnen enige uren op.1
 psychosociale interventies
Psychosociale interventies kunnen behandeling met medicijnen niet vervangen. Het zijn
aanvullende behandelingen ter bevordering van het kwaliteit van leven. Er bestaan verschillende
psychosociale interventies die gebruikt kan worden bij mensen met schizofrenie. 5 Deze
interventies zijn o.a. voorlichting over de aandoening, gezinsgesprekken, cognitieve therapie,
sociale vaardigheidstraining, rehabilitatie progamma’s gericht op werk tot woonbegeleiding.1
Prognose
Bij ongeveer 75% van mensen met schizofrenie treden verergering of recidieven op. De meeste
positieve symptomen zijn in meer of mindere mate goed te behandelen. De negatieve symptomen
blijven meestal aanwezig. Bij ongeveer 15% van de mensen met schizofrenie verdwijnen de
symptomen op den duur vrijwel geheel. Het betekent niet dat het sociaal functioneren zich ook
herstelt.1 De kans op herstel is groter bij vrouwen, mensen met een partner, mensen die geen
familieleden met schizofrenie hebben, mensen die goed functioneerden voordat de ziekte
ontstond en bij mensen met een hoger IQ.
29
Na de eerste vijf tot tien jaar van de ziekte treedt meestal geen verdere verslechtering van het
klinische beeld meer op. Het is niet mogelijk om in het begin van de aandoening een betrouwbare
inschatting te maken van het beloop. Het gebruik van antipsychotica helpt goed om recidieven te
voorkomen. 1
Preventie
Voor mensen met schizofrenie is het doormaken van een psychotische terugval een belastende
ervaring. Zeker wanneer deze mensen angstig en verward reageren op de psychotische
belevingen. Iedere psychose die deze mensen doormaken vergroot de kans op blijvende
symptomen. Het is zinvol om jongeren die slechter gaan functioneren, zich terugtrekken en lichte
psychotische symptomen vertonen nauwlettend te volgen, zodat spoedig begonnen kan worden
met behandeling indien er echt sprake is van een psychose.1
Genus differentia van schizofrenie
genus: schizofrenie paranoïde hoort bij de psychotische stoornissen. Net zo als bij veel
psychotische stoornissen bestaat schizofrenie uit positieven en negatieven symptomen.
De positieve symptomen bestaan uit wanen en hallucinaties terwijl de negatieve
symptomen juist uit terugtrek gedrag, verwaarlozing en emotionele afvlakking bestaan.
(zie regel van negen voor een uitgebreide beschrijving) ook komt drugs en alcohol
misbruik veel voor.
Differentia: schizofrenie onderscheid zich van de rest van de psychotische stoornissen
doordat de positieve en de negatieve symptomen aanwezig moeten zijn. En dat er
hallucinaties en wanen zijn. Dit is weer een verschil met andere psychotische
aandoeningen zoals schizofreniforme , schizoaffectieve en de waanstoornis waar slechts
één van deze symptomen op de voorgrond staat. Er kan pas gesproken worden over
schizofrenie als de symptomen langer dan zes maanden duren. Dit is anders bij de
kortdurende psychotische stoornis. ii
30
Observatie


















Dhr is op zichzelf op de afdeling, hij bemoeit zich met niemand.
Dhr. komt over als een redelijk verzorgde man. Dhr. douchet regelmatig en heeft schone kleding
aan.
Dhr is veel op zijn kamer, in de avond kookt dhr zijn eigen maaltijd
De reden dat dhr. niet mee eet op de groep is omdat dhr. achterdochtig is met het eten. Dhr. denkt
dat mensen iets in het eten hebben gedaan. Dhr. is hiervan bewust, heeft wel op de vk
afdelingseten gegeten.
Dhr. sport twee maal in de week, dit vindt dhr. een leuke bezigheid.
Dhr. vindt het leuk om buiten te zijn.
Dhr. zal graag werk willen hebben. (boekhouden)
Het is niet gemakkelijk om met dhr. in gesprek te gaan,
Dhr. doet achterdochtige psychotische uitspraken naar sommige collega’s, dit zijn meestal de
collega’s die dhr. kent van de VK.
Marokkaanse afkomst van enkele medewerkers ook aanleiding tot achterdocht, agressie ?
Dhr. is vriendelijk in contact. Dhr. doet zich mogelijk beter voor dan dat hij zich voelt.
Dhr. heeft 20-04-2012 een incident gehad waar hij ballen naar een sportbegeleider heeft geschopt,
vanwege dit incident zijn, zijn vrijheden voor twee weken ingetrokken.
Dhr. doet tijdens het gedachte uitpluizen nog heel veel psychotische achterdochtige uitspraken.
Dhr. denk dat de schilders er zijn om hem te bespieden. Dhr. denkt dat het bezoek van dhr. K.M
voor hem komt om hem te doden.
Dhr. hoort zijn eigen stem in zijn hoofd die dingen tegen hem verteld, van deze stem moest hij ook
blowen en drinken. Deze stem zegt ook wie er niet te vertrouwen is.
Dhr. is sinds dat hij onbegeleide vrijheden heeft begonnen met bier drinken.
Dhr. heeft op 10 mei een halve joint gerookt waarnaar hij verward en angstig terug is gekomen.
Dhr. vertelde dat hij dit moest van zijn stemmen. Dhr. dacht dat hij op dat moment in een hel
leefde.
Dhr. wil geen contact hebben met familie. Door achterdocht.
Dhr. zijn zus belt elke week naar de afdeling om te horen hoe het met dhr. gaat.
Clusters
Psychisch functioneren
Dhr. is achterdochtig naar sommige collega’s en schoonmakers. Dhr. heeft een steek incident
gehad naar een schoonmaker uit zijn achterdocht. Dhr. doet soms rare uitspraken naar
verpleging. “je verspreidt leugens over mij” “je bent een hoer” dit soort dingen zeg dhr. omdat hij
de mensen niet vertrouwt. Dit benoemt hij zelf ook. Dhr. wil in de middag niet mee eten met de
cliënten van het eten dat wordt gebracht uit de keuken. Dhr. wilt dit niet omdat hij denkt dat dit
eten vol met bacterie zit of dat het is vergiftigd. Dhr. geeft zelf ook aan dat hij dit heel vervelend
vind. Dhr. is er wel van overtuigd dat dit echt zo is.
Zelfbeeld
31
Dhr. verteld dat hij een simpele man is. Dhr. zegt niet tevreden over zichzelf te zijn. En dat die
zich nog verder moet ontwikkelen, hij wil graag zijn karakter beter tot ontwikkeling brengen
zodat hij beter om kan gaan met vrienden en familie. Dhr. benoemd vaak dat hij het belangrijk
vind weer om weer in contact te komen met andere mensen. Dhr. wilt graag werken en op
zichzelf wonen. Het feit dat hij dit niet kan vind hij heel vervelend dhr. voelt dit als falen.
Relaties
Dit is een onderwerp wat dhr. moeilijk vind om over te praten. Dhr. wil niks meer met
zijn familie te maken hebben, omdat hij het idee heeft zijn hele leven voor zijn familie
gezorgd te moeten hebben. En dat er erge dingen zijn gebeurd in het verleden. Dhr. heeft
het idee dat hij voor zijn familie moet zorgen nu los gelaten. Dhr. zegt wel dat hij in de
toekomst wel weer contact wil maar dan moet hij eerst nog meer aan zich zelf werken.
Dhr. wil wel graag in contact komen met zijn vrienden. Dhr. heeft nooit een vaste relatie
met een vrouw gehad. Dhr. heeft geen kinderen. Dhr. zegt dat hij is teleurgesteld in zijn
vrienden omdat zijn vrienden hele erge dingen hebben gedaan.
Dhr. wil niks te maken hebben met zijn familie. Dhr. vindt dat zijn familie hem slecht
behandeld heeft. Dhr. heeft zijn moeder in het laatste gesprek een hoer genoemd. Er zijn
geen vrienden van dhr. in beeld.
Hypothetische diagnoses schizofrenie paranoïde
Diagnoses bij het cluster psychisch functioneren
Risico op agressie:
Deze diagnose hoort bij cluster psychischs functioneren. Dhr. is erg achterdochtig
hierdoor heeft dhr. al een paar keer een incident gehad naar andere toe. Dit maakt dhr.
agressief. en is er altijd kans op agressie.
Angst:
Dhr. is heel angstig doordat hij zo achterdochtig is. Dhr. is bang dat iemand hem iets aan
wil doen. En trekt zich ook daarom veel terug op zijn kamer. Angst hoort bij dit cluster
omdat de angst voortkomt uit zijn psychose.
Misbruik van middelen:
dhr. gebruikt sinds een tijdje alcohol en heeft één keer geblowd. Dit hoort bij deze cluster
omdat hij van zijn stemmen moet drinken en blowen.
diagnoses die horen bij het cluster relaties
gezindisfunctioneren verstoord
Dhr. wil niks meer met zijn familie te maken hebben. Dit is dus verstoord
Diagnoses die horen bij het cluster zelfbeeld
Verstoorde zelfbeeld
Dhr. zijn zelfbeeld is verstoord omdat hij vind dat hij faalt in zijn taken.
32
Aanvulling tot definitieve diagnose (p)
Het lijkt er op dat alle hypothetische diagnoses voortkomen uit dhr. zijn achterdocht. Het mooist
zal zijn om een verpleegkundige diagnose te maken wat hiermee te maken heeft. Ik heb alleen
geen verpleegkundige diagnose kunnen vinden die achterdocht omschrijft. Dit komt denk ik
doordat paranoïde een medische diagnose is. Ik denk dat ik hierom aanvullende informatie moet
vragen wat het meest van toepassing is voor dhr. om een Probleem van te maken. Waar dhr. het
meest last van heeft en waar de verpleging het meest last van heeft. Er moet ook gekeken worden
of de angst het grootste probleem is wat voortkomt uit de achterdocht
Na navraag blijkt het dat dhr. last heeft van zijn angsten en het piekeren. Hierdoor trekt dhr. zich
veel terug op zijn kamer, durft hij niet te eten op de groep en durft hij geen drukke
groepsmomenten te bezoeken. Ook tv kijken vind dhr. al lastig op de groep. Voor de verpleging
is het belangrijk dat dhr. niet agressief is. Maar ik denk dat de agressie minder wordt als dhr.
minder bang is. Als dhr. niet bang is voor iemand anders zal hij ook minder snel iemand
aanvallen. Om de angst weg te halen is het wel van belang dat de achterdocht naar beneden gaat.
Deze twee dingen zijn onlosbaar aan elkaar verbonden. Ik denk dat daarom de verpleegkundige
diagnose angst het best bij dhr. past. In de literatuur wordt omschreven dat angst een gevoel van
beklemming en bezorgdheid is dat samen met een activering van het autonomen zenuwstelsel
optreedt als reactie op een niet te duiden dreigend gevaar of onheiliii ook wordt het beschreven als
een stemming die wordt gekenmerkt door een gevoel van sterk onbehagen, zonder dat de patiënt
kan aangeven waar dhr. precies bang voor isiv. Dit is van toepassing bij de dhr. De andere
diagnoses heb ik niet tot definitieve diagnose gekozen omdat ik denk dat veel va deze diagnoses
voortkomen uit angst. Ik denk dat de rest van de verschijnselen minder word als de angst ook
minder is.
Definitieve diagnose:
P: Angst
S:
- dhr. trekt zich veel terug op zijn kamer
- dhr. vermijdt groepsmomenten
- dhr. verteld vaak angstig te zijn
- dhr. ziet er vaak angstig uit, trillen, zweten, met grote ogen kijken.
- Dhr. heeft woede uitbarstingen
- Dhr. heeft kritiek op zichzelf en anderen.
- Dhr. is niet aanwezig bij groepsmomenten
33
Model van Toulmin over de P en de S
Bewering
Door dhr. zijn angsten trekt hij zich terug op zijn kamer en vermijdt hij zo veel mogelijk contact
met andere mensen.
Feiten
- Dhr. trekt zich veel terug op zijn kamer
- Dhr. is niet aanwezig bij maaltijden
- Dhr. is niet vaak aanwezig in de woonkamer.
- Dhr. doet soms vervelende uitspraken naar mensen als die wel in de woonkamer zijn.
Algemene uitspraak
Mensen die angstig zijn vermijden contact met andere mensen.
Ondersteuning
De literatuur zegt ook dat menden die angstig zijn andere mensen mijden. v
Afzwakking
dhr. kan zich ook terug trekken op zijn kamer en contact momenten vermijden omdat dit niet mag
van zijn stemmen. Dhr. kan ook een eenling zijn die het prettig vind om alleen te zijn.
Weerlegging
het klopt dat dhr. soms niet mag mee eten door de stemmen die hij hoort. Hij is echter bang voor
deze stemmen en bang voor de consequenties als hij wel naar de maaltijden komt. De angst
overheerst hier dus wel. Dhr. geeft wel aan dat hij graag naar groep momenten komt. Maar het
lukt hem niet door zijn angsten
Hypothetische oorzaken van angst








schizofrenie paranoïdevi
misbruik van alcohol of drugs vii
erfelijkheid: recente onderzoeken tonen ook een biologische oorzaak aan
een verstoord evenwicht bij het gebruik van bepaalde medicijnen
een overdosis cafeïne of amfetamines
angst komt vaak samen voor met epilepsie, suikerziekte, kanker, AIDS en
hartziekten.
onthouding van alcohol
in samenhang met een depressieviii
Wat ik wil weten om de beste oorzaak te kunnen aangeven is of de angst niet voortkomt
uit alcohol gebruik, of juist onthouding. Of dhr. veel koffie drinkt en of er een erfelijke
oorzaak is. En of het klopt dat de angst uit dhr. zijn achterdocht voortkomt.
34
Dhr. drinkt sinds een korte tijd alcohol en heeft één keer geblowd. Toen dhr. geblowde
had was dhr. wel extra angstig. Maar we zien ook dat dhr. angstig is als hij niet blowde of
alcohol drinkt. Er is ook geen sprake van angst door onthouding omdat dhr. te weinig
drinkt en hier nog maar kort mee is begonnen. Het is wel zo dat dhr. zijn moeder
schizofrenie heeft. dhr. zegt zelf bang te zijn om vermoord te worden of hij is bang dat er
iets in zijn eten in gestopt. Dit zijn allemaal angsten die voortkomen uit zijn ziektebeeld.
E: psychiatrie paranoïde
Model van Toulmin over E
Bewering
Dhr. heeft last van angsten die voortkomen uit zijn achterdocht. Angst is een situatie waarin men
angst gevoelens ervaart zonder dat hier een aanwijsbare rede voor is.
Feiten
Dhr. trekt zich veel terug op zijn kamer. Dhr. ziet er angstig uit. Dhr. geeft ook aan dat hij angst
ervaart en dat hij dit onprettig vind.
Algemene uitspraak
Iedereen met schizofrenie paranoïde is angstig
Ondersteuning
veel literatuur zegt dat schizofrenie paranoïde gepaard gaat met angst. ix x xi
Afzwakking
de angst kan ook voortkomen uit andere oorzaken zoals:
erfelijkheid, verstoorde evenwicht bij medicatie, onthouding van alcohol, misbruik van alcohol,
in samenhang van depressie
Weerlegging
Dhr. is ook angstig als hij geen alcohol heeft gedronken. Er is geen spraken van alcohol
onthouding. Dhr. zijn moeder heeft ook schizofrenie maar dan is dit nog steeds een reactie van de
schizofrenie.
Verpleegkundige diagnose
Probleem: Angst
Etiologie: psychiatrie paranoïde
Symptomen:
- Dhr. trekt zich veel terug op zijn kamer
- Dhr. verteld vaak angstig te zijn
- Dhr. ziet er vaak angstig uit, trillen, zweten, met grote ogen kijken.
- Dhr. heeft woede uitbarstingen
- Dhr. heeft kritiek op zichzelf en anderen.
- Dhr. is niet aanwezig bij groepsmomenten
- Dhr. drinkt alcohol
35
Ik denk dat deze diagnose zeer aannemelijk is. Dit komt omdat dhr. veel last van angsten heeft en
dit zelf ook aan geeft. Ik denk wel dat er ook andere problemen zijn die voortkomen uit zijn
ziektebeeld die aannemelijk zijn zoals de kans op agressie. Maar zoals ik al eerder schreef denk ik
dat de kans op agressie afneemt als de angst minder wordt.
36
Verpleegbeleid
Sarah Calissendorff
37
Inleiding ......................................................................................................................................... 39
1.0 De cliënt ................................................................................................................................... 39
2.0 Vier verschillende verpleeg situaties. ...................................................................................... 39
2.1 voeding.................................................................................................................... 39
2.2De berokkende en de belangen ............................................................................... 40
2.2.1De andere cliënten ............................................................................................ 40
2.2.2Mevrouw E. ....................................................................................................... 40
2.2.3Belangenoverweging ........................................................................................ 40
2.3 Begeleiden van ADL en HDL .................................................................................... 40
2.3.1De betrokkenen en de belangen ....................................................................... 41
2.3..2De verpleeging ................................................................................................. 41
2.3.3Mevrouw. E. ...................................................................................................... 41
2.3.4Belangen afweging ........................................................................................... 41
2.4.Activiteiten .............................................................................................................. 41
2.5 De betrokkenen en de belangen............................................................................. 42
2.5.1Mevrouw E ........................................................................................................ 42
2.5.2 Activiteiten centrum ......................................................................................... 42
2.5.3Verpleging ......................................................................................................... 42
2.5.4 Belangen afweging .......................................................................................... 42
2.6.Vrijheden................................................................................................................. 43
2.7 De berokkenen en de belangen. ............................................................................. 43
2.7.1Mevrouw E. ....................................................................................................... 43
2.7.1Verpleging. ........................................................................................................ 43
2.7.2.Buurtbewoners. ................................................................................................... 43
2.7.3Belangenafweging ............................................................................................ 43
4.Het verpleegbeleid ..................................................................................................................... 44
4.1Voorbereiding .......................................................................................................... 44
5.Weekschema en programma Carla Eveleens ............................................................................. 44
5.1 Uitleg van het dagprogramma ................................................................................ 45
5.2 Onderbouwing van het dagschema ........................................................................ 45
6. Bejegening ................................................................................................................................. 46
6.1 Onderbouwing van de bejegening .......................................................................... 47
38
Inleiding
Ik loop stage bij GGZ ingeest, afdeling bocholtstraat op een gesloten psychiatrische
afdeling. Hier verblijven mensen met een psychiatrische stoornis. De meest
voorkomende stoornis op de afdeling is schizofrenie. Toen ik met deze opdracht begon
heb ik vooral gelet op de verschillende bejegeningswijze van de collega’s naar cliënten
toe, bij wie dat was en bij wie dit schadelijk was. Zo zijn sommige collega’s strenger in
het opvolgen van iemands programma dan andere. Ik heb ook nog even gedacht om een
ADL plan te maken voor een cliënt waar bij dit ontbrak. Dit heb ik uiteindelijk niet
gedaan omdat deze meneer gewoon weigerde om onder de douche te gaan, Ik wou wel
een plan maken wat ook echt zou werken in de praktijk. Ik heb uiteindelijk besloten om
een bejegeningplan te maken voor een verstandelijke gehandicapten mevrouw. Ik
merkten dat mijn collega’s niet gewend waren om iemand te begeleiden met een
verstandelijke beperking. Zo gingen de collega’s ook verschillend met haar om. Ik
besloot daarom een bejegeningplan voor mw. te maken. Ik denk dat ik dat goed kan om
dat ik gewend ben om met verstandelijke gehandicapten te werken en ik denk dat het
juist voor haar belangrijk is om een bejegeningplan te maken zodat ik mijn collega’s kan
helpen in het begeleiden van mw. en dat mw. ook de juiste begeleiding krijgt.
In dit verlag staan vier verschillende voorbeelden beschreven die laten zien waarin de
bejeging verschild en waar. Ook worden de belangen van de betrokkenen beschreven
en belangen afweging. Daarop volgt het verpleeg beleid.
1.0 De cliënt
De cliënt waarvoor ik een verpleeg beleid ga maken is een verstandelijke gehandicapten
mevrouw, Mevrouw E. Mevrouw E heeft verschillende diagnoses gehad van bordeline
tot schizofrenie. Geen van deze diagnoses blijken goed bij mw. te passen. Mw. wijkt af
van het normale beeld van de afdeling omdat mevrouw verstandelijk gehandicapt is,
iets wat op de afdeling niet vaak voorkomt. Mw. functioneert als een kleuter en is lastig
te begeleiden. Mw. neemt verschillende namen aan en zegt ook andere personen te zijn
die ze in werkelijkheid is. Mw. verblijft hier nog niet zo lang. Mw. vindt het niet leuk om
hier te zijn en ligt bijna de hele dag in bed. Mw. houdt van wandelen en activiteiten
doen. Dit moet dan wel geheel onder begeleiding. Mw. kan hele bizarre uitspraken
doen, is verbaal en fysiek agressief. Mw. kan seksueel ontremd zijn door naakt over de
afdeling te lopen en ongepaste opmerkingen te maken.
2 Vier verschillende verpleeg situaties.
2.1 voeding
Op de afdeling zijn meestal alle kasten op slot. De cliënten kunnen aan de verpleging
vragen als zei iets willen eten of drinken. In de ochtend is er een inloop ontbijt tot 10:00.
39
In de middag eten de cliënten gezamenlijk warm en in de avond gezamenlijk brood. Mw.
heeft obesitas. Mw. weegt 135 kilo. Mw. heeft geen remmingen met eten. Mw. eet heel
snel en het liefst zo veel mogelijk. Als mw. haar zin niet krijgt met eten kan mw. gaan
schelden. Mw. zegt dat wij haar uithongeren en dat ze niks mag. Als mw. haar zin niet
krijgt gaat zij naar haar kamer in bed liggen. Ik zie wel eens dat collega’s mw. aan tafel
zetten en dan zelf weg gaan. Met als gevolg dat mw. dan veel te veel eet, terwijl andere
collega’s mw. wel begrenzen in haar eten. Dit is verwarrend voor mw. Daarom vind ik
dat er in het verpleegbeleid ook aandacht moet zijn voor het eten
2.1.1De berokkende en de belangen
De andere cliënten
Voor de cliënten op de groep is het van belang dat zij kunnen ontbijten als ze wakker
zijn. Tot nu toe gaat dit goed. Cliënten weten dat er ontbijt klaar staat tot 10:00.
Mevrouw E.
Mw. wilt het liefst zo veel en zo vaak mogelijk eten. Mw. houd van lekker eten en wilt
het liefst elke dag patat eten. Ik merk ook dat mw. het prettig vind van te voren te
weten wat zij gaat eten en wat zij mag eten. Als er iets is wat zij niet aan had zien komen
dan kan zij van slag raken en dan wilt zij niks eten.
Verpleegkundige
Wij denken het beste voor mw. te weten daarom vinden wij dat mw. niet te veel mag
eten. Wij vinden dat mw. niet nog zwaarder mag worden .Als dit zo is dan wordt het
voor ons ook lastiger haar te verzorgen omdat zij dan waarschijnlijk meer somatische
hulp nodig heeft. Wij willen ook het beste voor mw. Al is het wel zo dat ik hier verschil in
zie. Sommige collega’s willen gewoon zo weinig mogelijk mw. begeleiden en laten haar
dan ook met het eten.
2.1.2Belangenoverweging
Het is voor allen belangrijk dat iedereen kan ontbijten als ze dat willen. Het ontbijt moet
hierom blijven staan op de tijden dat de cliënten gewend zijn. Als dit niet gebeurd
kunnen de andere cliënten niet goed ontbijten. Dit betekend wel dat er om mw. E
duidelijke afspraken gemaakt moeten worden en dat zij onder begeleiding moet eten.
Dit is omdat zij anders alles opeet en nog zwaarder wordt.
2.2 Begeleiden van ADL en HDL
Mw. kan zichzelf aankleden, kan zelf douchen en in bad. Mw. droogt zich soms niet af,
dit wil zij niet omdat dit te veel moeite kost. Mw. verschild wisselend op begeleiding die
haar helpt tijden de ADL. Mw. houdt ervan om in bad te gaan. Soms wil zij dit wel drie
40
keer op een dag. Mw. vindt de douche op de afdeling in, zij noemt dit de separeer
douche. Mw. haar kleding is vaak te klein of zakt juist af. Als mw. de kleding niet past
kan mw. boos worden en gaan schreeuwen. Een voorbeeld van de verschillen in de
begeleiding is dat sommige collega’s het altijd goed vinden dat mw. in bad gaat en dan
mw. niet begeleiden, en sommige collega’s mw. alleen in de ochtend in bad laten gaan
en mw. wel begeleiden. Ik denk dat ook hier afspreken over gemaakt moeten worden.
Zo is het duidelijk voor mw. wanneer zij in bad kan en hoe zij begeleid wordt.
2.2.1De betrokkenen en de belangen
De verpleging
Om mw. te verzorgen is een arbeid intensieve taak. Het duurt erg lang en mw. kan erg
boos worden. Het is van belang voor de verpleging dat zij mw. op een veilige mannier
kunnen verzorgen zonder dat mw. verbaal of fysiek agressief wordt.
Mevrouw. E.
Mw. vindt het belangrijk dat zij in bad kan. Mw. vindt het ook belangrijk dat zij goed
passende kleding aan heeft. Mw. wil het liefst zo lang mogelijk in bad zitten. Mw. vindt
het vervelend als zij veel moeite moet doen om zichzelf af te drogen of aan te kleden.
Belang mede cliënten
Voor de mede cliënten is het van belang dat mw. niet naakt over de gangen loopt. Mw.
snapt soms niet dat dit niet de bedoeling is of doet dit expres.
2.2.2Belangen afweging
Ik vind dat hier de veiligheid van de verpleging voorop gaat. Als mw. zich echt niet af wil
drogen/aankleden dan is dat zo op dat moment en kan de verpleging daar op dat
moment weinig aan doen. Ik vind het wel belangrijk dat mw. in bad mag. Dit is voor mw.
een rustgevende activiteit wat zij erg graag doet. Mw. moet wel in haar pyjama over de
gang. Zij mag niet naakt rondlopen.
2.3.Activiteiten
Mw. moet zo veel mogelijk één op één begeleid worden als zij activiteiten doet. Mw.
kan moeilijk alleen een activiteit ondernemen. Mw. raakt snel haar concentratie kwijt.
Als mw. het overzicht kwijtraakt gaat zij in haar bed liggen en komt zij er moeilijk weer
uit. Op de instelling is er een activiteiten centrum waar cliënten heen kunnen, elke dag
is er een groepsactiviteit waar cliënten aan kunnen deelnemen. Per collega verschild het
ook hier weer hoeveel tijd zij steken in het begeleiden van activiteiten. Soms kan mw.
twee keer per dag gaan wandelen of wordt het activiteiten centrum gebeld. Maar ik zie
ook dagen dat collega’s het wel makkelijk vinden dat mw. in haar bed ligt en wordt er
helemaal niet gewandeld.
41
2.3.1 De betrokkenen en de belangen
Mevrouw E.
Mevrouw houdt er van om buiten te zijn. Mw. vind het leuk om met dieren en planten
bezig te zijn. Mw. vindt spelletjes spelen leuk en mw. kan breien en 3D kaarten maken.
Als mw. iets niet meer aan kan gaat mw. in haar bed liggen en wilt er het liefst niet meer
uit komen totdat ze iets anders heel graag wilt doen. Mevrouw komt meestal wel haar
bed uit als zij kan gaan wandelen.
Voor mw. is het dus belangrijk dat zij een activiteit kan overzien en digen kan doen wat
zij leuk vind.
Activiteiten centrum
Het activiteiten centrum kan mw. activiteiten aanbieden. Het activiteiten centrum heegt
echter niet altijd tijd voor mw. Het is voor het activiteiten centrum niet mogelijk om
mw. in een groeps activiteit te plaatsen omdat mw. dit niet aan kan en er niet genoeg
begeleiding is om mw. hier één op één te begeleiden. Het is voor hen van belang dat zij
mw. goed kunnen begeleiden zonder dat dit ontwrichtend is voor de rest van de
cliënten.
Verpleging
Als mw. een activiteit doet op de afdeling moet dit meestal onder begeleiding van de
verpleging. De verpleging vindt het belangrijk dat mw. activiteiten onderneemt en niet
de hele dag in bed ligt. Wij denken dat het goed is voor mw. als zij iets doet. Het is wel
zo dat het heel veel tijd kost om mw. te begeleiden. Mw. heeft één op één begeleiding
nodig en niet iedereen heeft hier de tijd voor of heeft hier zin in. Dit verschilt wel per
collega.
Mede cliënten.
Voor de mede cliënten die mee doen aan groeps activiteiten is het van belang dat zij
ook goed mee kunnen blijven doen aan de activiteit zonder dat mw. alle aandacht na
zich toe trekt. De cliënten op de afdeling hebben ook minder last van mw. als zij
activiteiten doet. Als zij dit niet doet kan mw. vervelend gaan doen op de afdeling.
2.3.2Belangen afweging
Mw. vind het leuk om een activiteit te doen. Het is voor mw. wel van belang dat zij de
activiteit kan overzien en dat er niet te veel van haar wordt gevraagd. Voor mw. is het
daarom te moeilijk om mee te doen in een groeps activiteit. Het zal voor mw. het beste
zijn als zij één op één begeleidt wordt door iemand van het activiteiten centrum. Dit is
ook in het belang van het activiteiten centrum omdat zij op deze manier niet groeps
ontwrichtend is. Ik denk wel dat het onhaalbaar is om mw. altijd “bezig te houden”ik
denk dat de verpleging daarom ook moet accepteren dat zij soms overdag in haar bed
ligt.
42
2.4.Vrijheden
Mw. vindt het leuk om te wandelen. Mw. mag wandelen onder begeleiding. Mw. is
bekend met wegloop gedrag. Mw. vindt het leuk om dingen te kopen. Als mw. gaat
wandelen reageert zei veel op de omgeving om haar heen. Mw. zegt nare dingen tegen
mensen die zij tegenkomt en wil haar zin doordringen als zij iets wil kopen. Mw. vertelt
veel tijdens het wandelen en geniet hier duidelijk van.
2.4.1 De berokkenen en de belangen.
Mevrouw E.
Mevrouw wil het liefst elke dag naar buiten en ook vaak naar de winkel. Ik zie ook dat
dit mw. goed doet als zij naar buiten gaat. Zij lacht dan veel en verteld veel.
Verpleging.
Voor de verpleging is het ook mogelijk om met mw. naar buiten te gaan. De verpleging
vindt het wel belangrijk dat mw. niet wegloopt en dat zij geen vreemde dingen zegt
tegen vreemden mensen
Buurtbewoners.
Mw. kan hele nare uitspraken doen tegen mensen die zij tegen komt, zo zegt zij vaak
dingen over het uiterlijk van mensen of dat de mensen die ze tegenkomt haar iets aan
willen doen . Mw. reageert op alles wat zij ziet. Dit kunnen de mensen uit de buurt niet
altijd even goed waarderen
2.4.2Belangenafweging
Ik vind dat mw. niet alles kan roepen naar de buurtbewoners. Ik denk dat zij hier ook
last van kan krijgen als iemand echt boos op haar wordt. Ik vind het wel van belang dat
mw. naar buiten gaat. Daarom denk ik dat zij eerst meer op rustige plekken moet gaan
wandelen. Als dit een tijd goed gaat kan zij ook naar het winkelcentrum maar dan het
liefst in de ochtend als er niet zo veel mensen zijn. Ik vind het van belang dat er een
goed contact met de buurt onderhouden wordt omdat ik het jammer zal vinden als de
instelling een slechte naam zal krijgen. Dit zal ten koste gaan voor de cliënten en hun
contact met de buurt.
43
3.Het verpleegbeleid
4.1Voorbereiding
Voor het verpleegbeleid wou ik twee dingen maken.
- een duidelijke dag schema waarin staat beschreven wat mw. hoe laat op de dag
doet.
- Een lijst met algemene afspraken rondom de bejeging van mevrouw.
Om goede afspraken rondom de bejeging te kunnen maken heb ik een klinische les
gevolgd over mevrouw E. Dit werd gegeven door een man die is gespecialiseerd in
moeilijk gedrag. Deze meneer had mevrouw gefilmd en gaf hier aanmerkingen hij hoe
waar haar het best kunnen begeleiden. Hieruit en vanuit mijn ervaringen met
verstandelijke gehandicapten heb ik het onderstaande dagprogramma en bejegening
gemaakt.
5.Weekschema en programma mw. E Carla Eveleens
Dagprogramma
Ochtend
Middag
Avond
08:15
opstaan
medicatie
Douchen
Schone kleding aan
ontbijten
tanden poetsen
12:30
lunch aan tafel of op
eigen kamer
17:30-18:00
Eten
09:30
voeden van de dieren
individuele dag
bespreking
10:00-12:00
Dag activiteit
13:00-13:30
Rusten
18:00-18:30
Rusten op je kamer
13:30-16:30
Dag activiteit
19:00:19:30
Wandelen (indien
mogelijk)
16:30-17:00
Voeden van de dieren
Tussen 20:00-20:30
Douchen of in bad
21:00
Medicatie
21:45
Tanden poetsen
22:00
Slapen
44
5.1 Uitleg van het dagprogramma
Opstaan.
Mw. Wordt gewekt om 08:15 Als mw. Niet gelijk op wil staan zeg je dat je over 5 min terug komt en
probeer je het nog een keer. Medicatie wordt aangeboden op haar kamer. Mw. haar kast deur is in de
nacht op slot. Er wordt samen met mw. kleding uitgezocht voor de dag. Mw. wordt naar de douche
gebracht. Mw. mag maximaal een half uur douchen. Na het douchen moet mw. geholpen worden met
afdrogen en worden haar liezen ingesmeerd door een vrouwelijke collega.. Als mw. klaar is met douchen
wordt Mw. naar de woonkamer gebracht en er wordt een ontbijt aangeboden Mw. mag drie
boterhammen eten. Als mw. is uitgegeten wordt mw. naar haar kamer begeleidt om haar tanden te
poetsen. Mw. zelf haar tanden laten poetsen.
Individuele dag bespreking: De dag wordt met mw. voor gesproken. Dit wordt gedaan tijdens het voeden
van de dieren. (kippen, konijnen cavia, kat) Er wordt met mw. gesproken wat zij deze dag gaat doen.
Dag activiteit Er wordt met mw. een spelletje gedaan op de afdeling. Mw mag ook gaan breien of iets
anders doen wat zij leuk vind op de afdeling
Lunch Mw. mag één portie warm eten. Mw. mag één toetje en sla
Rusten: Mw. vindt het niet leuk om te rusten. Aks mw. gaat rusten zeg je het tijdstip wanneer mw. er
weer uit mag. Als mw. er eerder uitkomt als de afspraak is. Krijgt mw. een waarschuwing. Als mw. er nog
een keer uitkomt gaat de deur op slot (AK)
Eten Mw. mag drie boterhammen eten.
Rusten Mw. vind het niet leuk om te rusten. Aks mw. gaat rusten zeg je het tijdstip wanneer mw. er weer
uit mag. Als mw. er eerder uitkomt als de afspraak is. Krijgt mw. een waarschuwing. Als mw. er nog een
keer uitkomt gaat de deur op slot
Slapen Er wordt samen met mw. nacht kleding klaar gelegd. Die doet mw. aan na het douchen of bad.
Mw. mag maximaal 45 min. In bad. Bad jas ? Mw. wordt weer geholpen met afdrogen en liezen worden
ingesmeerd door vrouwelijke collega.
5.2 Onderbouwing van het dagschema
Het is voor mw. belangrijk dat zij elke dag het zelfde dagprogramma heeft. Zo weet zij
wat zij kan verwachten. In de beschrijving onder het dagprogramma staat beschreven
wat de activiteit inhoud wat er beschreven staat op het dagprogramma. Zo weten alle
collega’s wat de bedoeling is.
Voor het activiteiten centrum is het nu ook duidelijk wanneer zij activiteiten kunnen
inplannen met mw. Het is dan wel de taak van de verpleegkundige om te zorgen dat
mw. dan klaar is met haar verzorging.
Voor de algemene bejeging naar mw. heb ik hieronder een de bejegening en wat
algemene regels beschreven voor het begeleiden van mw.
45
Ik hen met het wandelen rekening gehouden met de buurtbewoners omdat mw. in de
avond gaat wandelen. Het is dan rustiger op straat. Dit is ook fijner voor mw. zo kan zij
wandelen in een omgeving met weinig prikkels.
6. Bejegening
Functioneren van mw. E
- Mw. haar dagelijks functioneren, wordt beheerst door angst.
- Mw. raakt snel het overzicht kwijt en laat zich snel aflijden
- Mw. functioneert op het niveau van een kleuter.
- Als mw. het overzicht kwijt raakt trekt mw. zich terug op haar kamer.
- Mw. houdt er van om activiteiten te ondernemen, mw. is een buitenmens en
houdt er van om te wandelen en dan fietsen. Ook vind mw. het leuk om met
begeleiding spelletjes te spelen.
- Mw. houdt van eten.
Bejegening naar mw. E
- mw. houden in het hier en nu
o als er handelingen gedaan worden met mw. wordt dit stap voor stap
benoemd. Vb. ik doe nu je jas dicht.
o Als mw. over andere onderwerpen gaat praten wordt mevrouw weer
terug gehaald naar de handeling die ze op dat moment uitvoert.
- mw. directief aanspreken door middel van simpele opdrachten. Vb. doe nu je jas
aan. Ga nu in bad.
- Als mw. iets weigert zoeken naar de oorzaak, vaak is er een simpele reden
waarom mw. iets niet wil.
- Het achterhalen van haar weigering van onderdelen van haar programma is de
activiteit van dat moment.
- Gebruik maken van beeldspraak.
o Vb. Als mw. de dieren eten moet geven alvast het drinken mee nemen.
o Veel met gebaren werken.
- mw. niet overvragen, één ding per keer vragen en uitvoeren.
- Prikkel arme omgevingen opzoeken voor een activiteit.
Dagelijkse verzorging van mw. E
- Mw. haar medicatie wordt actief aangeboden in haar kamer.
- Mw. wordt begeleid volgens haar dagbehandeling.
- Mw. wordt door een vrouwelijke collega geholpen met douchen en afdrogen.
- Mw. haar liezen worden ingesmeerd als mw. dit toe staat.
- Mw. wordt gemotiveerd voor haar activiteiten volgens bovenstaande
bejegening.
- Als mw. om extra eten vraagt, mag mw. een stuk fruit krijgen. Duidelijk voor de
maaltijd vertellen dat ze maar één portie eten krijgt.
46
-
In de ochtend krijgt mw. drie broodjes. Deze broodjes worden al voor mw.
klaargelegd. Zelfde geldt voor de avond
Mw. wordt zo veel mogelijk één op één begeleid.
Er wordt tijd genomen voor de activiteit1
6.1 Onderbouwing van de bejegening
De rode draad van de bejegening is het zo simpel en voorspelbaar te mogelijk houden
voor mw. Zo weet mevrouw wat er komen gaat en kan zij het bevatten en begrijpen.
Door dat de bejegening is beschreven weet iedereen hoe mw. begeleid moet worden bij
en rond haar dagelijkse bezigheden. Zo zit het team ook op één lijn en weet mw. waar
zij aan toe is.
1
Klinische les over mw. E
47
i
Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom
ii
Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom
iii
Carpenito-Moyet LJ. Zakboek verpleegkundige diagnosen. Derde druk.
Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers; 2008.
iv
Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom
v
Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom
vi
Bijkomende aandoeningen schizofrenie http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychischegezondheid/schizofrenie/bijkomende-aandoeningen geraadpleegd op 6 juni 2012
vii
Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom
viii
Oorzaken http://www.psyq.nl/Programma/Angststoornissen/oorzaken-van-angststoornissen
geraadpleegd op 6 juni 2012
ix
Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom
x
Bijkomende aandoeningen schizofrenie http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychischegezondheid/schizofrenie/bijkomende-aandoeningen geraadpleegd op 6 juni 2012
xi
Schizofrenie http://www.deltapsy.nl/clienten/aandoeningen/schizofrenie/Pages/default.aspx geraadpleegd
op 6 juni 2012
48
Download