Stage verslag Stage jaar drie Docent: Yvonne Wijdeven Klas: MPH Sarah Calissendorff 6/28/2029012 Inhoudsopgaven Rode draad communicatie .............................................................................................................. 4 1.0 Doel 1. professionele houding................................................................................................... 4 1.1 Voornemen ......................................................................................................... 4 1.2 Proces ........................................................................................................................ 5 1.3 Resultaat ................................................................................................................... 5 2.0 Doel 2. medicatie ....................................................................................................................... 6 2.1 Voornemen ............................................................................................................... 6 2.2 Proces ........................................................................................................................ 6 2.3 voorbeeld .................................................................................................................. 6 2.4 Resultaat ................................................................................................................... 6 3.0 Doel 3. coördineren van zorg .................................................................................................... 7 3.1 Voornemen ............................................................................................................... 7 Persoonlijke begeleider .................................................................................................. 7 3.2 Proces ........................................................................................................................ 7 3.3 Voorbeelden: ............................................................................................................ 8 3.4 Resultaat ................................................................................................................... 9 4.0 Doel 4 : voorlichting................................................................................................................. 10 4.1 Voornemen ............................................................................................................. 10 4.2 Proces ...................................................................................................................... 10 4.3 Voorbeeld................................................................................................................ 10 4.4 Resultaat ................................................................................................................. 10 5.0 Doel 5: verpleegbeleid ............................................................................................................ 11 5.1 Voornemen ............................................................................................................. 11 5.2 Proces ...................................................................................................................... 11 5.3 Resultaat ................................................................................................................. 11 6.0 Doel 6: motiverende gespreksvoering.................................................................................... 11 6.1 Voornemen ............................................................................................................. 11 6.2 Proces ...................................................................................................................... 11 6.3 Resultaat ................................................................................................................. 12 7.0 Doel 7: klinische les ................................................................................................................. 12 7.1 Voornemen ............................................................................................................. 12 7.2 Proces ...................................................................................................................... 12 7.3 Resultaat ................................................................................................................. 12 8.0 Doel 8: persoonlijk leerdoel .................................................................................................... 13 2 8.1 Voornemen ............................................................................................................. 13 8.2 Proces ...................................................................................................................... 13 8.3 Resultaat ................................................................................................................. 13 9.0 Analyse .................................................................................................................................... 13 10.0 Conclusie ............................................................................................................................... 14 3 Inleiding Ik heb afgelopen twintig weken stage gelopen in Ingeest, een psychiatrische instelling. Hier heb ik mensen begeleid die, in een appartementen wonen of in een afsluitbare afdeling. Het meest heb ik gewerkt op de gesloten afdeling. Op deze afdeling zijn mensen opgenomen met verschillende soorten ziektebeelden. Dit verslag heb ik gemaakt na aanleiding van mijn stage die ik heb gelopen. De doelen komen overeen met de doelen die ik heb gemaakt in mijn stage werkplan. De hoofdvraag van dit verslag is: hoe heb ik mijn stage behaald? De deel vragen zijn: Hoe zijn mijn doelen verlopen? Wat zijn de positieve factoren van de stage geweest ? Wat zijn de negatieve factoren van mijn stage geweest ? Wat neem ik mee naar mijn volgende stage ? Dit stage verslag is een overzicht van wat ik de afgelopen twintig weken heb gedaan. Hoe ik mijn doelen heb behaald, waar mijn valkuilen lagen en waar ik trots op ben. De doelen zijn beschreven door middel van voornemen, proces en resultaat. Bij het proces zijn ook voorbeelden te vinden. Aan het eind van dit verslag staat een analyse over mijn stage en een conclusie. Hierin staat beschreven wat goed in mijn stage ging en wat ik mee ga nemen naar mijn volgende stage. Ook wordt er beschreven wat positieve en negatieve factoren waren van mijn stage. In de bijlagen zijn mijn opdrachten te vinden die ik voor deze stage heb gedaan. De bijgevoegde feedback formulieren tonen aan dat, mijn doelen, opdrachten en stage succesvol heb afgerond. Rode draad communicatie De rode draad in mijn stage, is de communicatie geweest tussen mij en de cliënten. Ik denk dat bij elk leerdoel wat ik heb behaald, communicatie van belang is, hiermee bedoel ik dat de communicatie ook afgestemd moet zijn op de psyche van de cliënt. Iedereen heeft weer een iets andere benadering wijze nodig. De communicatie moet hier ook op aangepast worden. Of je nou een gesprek met iemand voert of alleen iemand helpt met eten of wassen communicatie speelt altijd een rol. 1.0 Doel 1. professionele houding 1.1 Voornemen Ik wil na drie weken een professionele houding hebben, dit wil zeggen dat ik met respect om ga met mensen met een psychische stoornis. 4 Ik vind wel dat ik al een professionele houding heb maar ik vind dit zo belangrijk dat ik er ook tijdens deze stage weer extra aandacht aan wou besteden. Ik had me daarom ook voorgnomen om te kijken hoe dat op de afdeling ging. 1.2 Proces Ik heb aan dit leerdoel gewerkt doordat ik ben begonnen te observeren hoe collega’s met de cliënten om gaan. Ik heb aan collega’s gevraagd hoe voorzichtig ik met mijn privé gegevens om moet gaan. Ik kreeg te horen dat ik dit zelf een beetje aan moet voelen. Ik ben gewend van mijn vorige stage dat ik heel veel afstand moet houden bij de cliënten. Ik merkte al vrij snel dat collega’s dat hier minder deden. Dit merkte ik doordat de collega’s hun achternamen zeiden en ook vertelde in welke plaats ze woonden. Ook vind ik dat collega’s hier letterlijk en figuurlijk dichter bij de cliënten komen dan ik gewend ben uit mijn vorige stage. Ik vind dit wel prettiger werken dan de omgangsvorm op mijn vorige stage. Ik voel me veel vrijer om te doen wat ik wil en ik merk dat dit ook wordt gewaardeerd door mijn collega’s. Ik voel me te allen tijde veilig op de werkvloer, ik heb altijd een pieper op zak en ik weet dat ik op mijn collega’s kan vertrouwen. Ik heb ook een agressietraining gehad om mijzelf beter te kunnen verdedigen als dit nodig is. Houding Ik heb een rustige houding tegenover de cliënten. Ik heb het idee dat cliënten mij vertrouwen, doordat cliënten mij veel vertellen. Ik ben geduldig en stel cliënten op hun gemak. Deze houding komt ook terug in de gesprekken die ik met de cliënten voer. Ik vind het nog wel lastig om, wat mijn collega’s noemen “oude jongens krentenbrood” te praten met de cliënten. Uit feedback van mijn collega’s krijg ik dit ook te horen. Dit kan soms een beetje stijf over komen. Communicatie Vanuit mijn werk bij de verstandlelijke gehandicapten praat ik soms op een kinderlijke toon. Ik kreeg dit vorig jaar ook te horen dat ik dit deed op mijn andere stage. Ik heb geprobeerd dit te voorkomen. Uit de feedback wat ik krijg heb ik niet gehoord dat ik dit doe. Ik merk soms wel dat ik een andere toon heb tegen de cliënten dan tegen bv. mijn collega’s. Ik merk wel dat ik mijn communicatie aanpas aan het niveau van de cliënt. 1.3 Resultaat Ik vind dat ik dit leerdoel goed heb behaald. Ook uit feedback krijg ik te horen dat ik een professionele houding heb. Ik merk ook dat de cliënten het prettig vinden om met mij te praten. De beste eigenschap wat ik hierin heb is dat ik nooit bevooroordeeld ben en dat ik iedereen serieus neem. 5 2.0 Doel 2. medicatie 2.1 Voornemen Mijn voornemen voor dit doel, was om medicatie te geven in week vijf en aan het eind van mijn stage depots te geven. Dit hield ook in dat ik de gegeven medicatie op ging zoeken en eerst meeging kijken hoe mijn collega’s medicatie en depots aan de cliënten geven. 2.2 Proces Ik ben begonnen door op de afdeling te kijken, hoe het ging met medicatie geven en nakijken. Ik leerde hierdoor dat dit per afdeling en soms zelfs per cliënt verschilde . Bijvoorbeeld, op de gesloten afdeling zijn er cliënten die smokkelen met de medicatie, of medicatie soms weigeren. Ik moest dan weten hoe ik met zo situatie om moest gaan. De manier om met dit soort patiënten om te gaan is, dat je de medicatie uit moet drukken voor de cliënten en dat je goed moet kijken als iemand de medicatie inneemt. Ook heb ik geleerd hoe je om moet gaan als iemand het niet in neemt. Ook al verschilt dit wel weer per cliënt. In de tijd dat ik observeerde hoe mijn collega’s dit deden heb ik ook de medicatie opgezocht. Toen ik de medicatie zelf ging geven was er iemand bij om te kijken hoe dit ging. Later gaf ik het alleen. Ik heb ook de medicatie een aantal keer nagekeken. Als ik het dan na had gekeken keek een collega het nog een keer na om te kijken of ik het goed had gedaan. Ik heb met depots geven ook eerst meegekeken en toen een keer zelf klaargemaakt. Om het uiteindelijk zelf klaar te maken en te geven. 2.3 voorbeeld Een mw. is bekend met medicatie smokkelen. Toen ik medicatie aan mw. gaf dacht ik dat zij dit in nam. Later hoorde ik van collega’s dat de medicatie van mw. op de grond van haar kamer was gevonden. Dit betekende dat mw. het toch niet heeft ingenomen. Dit was een leermoment voor mij doordat ik vanaf dat moment nog beter op smokkelen ging letten. Ik heb aan collega’s gevraagd hoe zij dit doen. Nu vraag ik aan mw. of zij haar medicatie wel heeft ingenomen en vraag ik haar, haar mond open te doen. Soms doe ik dit ook door middel van een grapje. 2.4 Resultaat Ik vind dat ik dit doel heb behaald. Ik weet goed van de cliënten hoe ik de medicatie moet aanbieden en wat ze krijgen. Ook de depot heb ik gegeven. Wel vind ik het nog spannend om de depot te geven ik moet er wel op lette dat ik dit blijf doen. Ik ben er ook trots op dat ik het heb gedaan. Ook de medicatie nakijken ging goed. Ik maakte de eerste keer een foutje maar de andere keren had ik het goed nagekeken. 6 3.0 Doel 3. coördineren van zorg 3.1 Voornemen mijn voornemen was om vanaf week vijf de zorg rondom één cliënt te coördineren .Ik wou dit doen door de schaduw persoonlijke begeleider te worden van één cliënt. Toen ik aan mijn stage begon dacht ik dat dit doel erg lastig zal worden en dat ik hier veel van zou leren omdat ik hier nog weinig ervaring mee heb. Persoonlijke begeleider Ik wilde persoonlijke begeleider worden van iemand die complexe zorg nodig had. Ik wilde dan de taken die hierbij hoorden op me nemen. De taken die hierbij horen zijn dingen regelen voor de cliënt, bekijken of de behandelplannen en dossier op to date zijn, gesprekken voeren met de cliënt en met behandelaar als dit nodig is. Klinisch redeneren Aan doel heb ik ook de opdracht klinisch redeneren gekoppeld. Omdat ik dit voor de cliënt, waar ik persoonlijke begeleider van ben wilde maken. MTO Bij de taken van een persoonlijke begeleider hoort er ook bij, om een behandelplan in te brengen in het MTO en de daarbij behorende taken. 3.2 Proces Persoonlijke begeleider Ik ben persoonlijk begeleider geworden van een man die verblijft op de gesloten afdeling. In het begin van mijn stage heb ik me vooral bezig gehouden, om een therapeutische band tussen mij en deze cliënt op te bouwen. De cliënt heeft schizofrenie paranoïde, dus ik vond het belangrijk dat hij eerst wist dat hij mij kon vertrouwen Dit deed ik door informele gesprekken met dhr. te voeren en met dhr. mee te gaan als hij begeleid verlof had. Toen ik merkte dat dhr. veel over zichzelf begon te vertellen, begon ik ook meer voor dhr. te regelen en ben ik meer de diepten in gegaan. Dit was omdat ik nu het idee had dat dhr. mij meer vertrouwde. Ik vind zelf dat ik heel veel geregeld heb voor deze man. Als er iets geregeld moest worden dan deed ik dat. Als ik aanwezig was dan was ik bij gesprekken aanwezig tussen deze man en de behandelaar. Deze gesprekken gingen vooral over het uitbreiden van dhr. zijn vrijheden Ik had hier ook veel inspraak en er werd naar mijn adviezen geluisterd. Omdat dhr. zeer achterdochtig en nog erg psychotisch is heb ik ook voor dhr. geregeld dat hij cognitieve gedrag therapie heeft gekregen (zie kopje CGT) 7 Klinisch redeneren Ik heb aan dhr. gevraagd of ik de opdracht van klinisch redeneren over hem mocht maken. Hier heeft dhr. toestemming voor gegeven. Voor deze opdracht heb ik een anamnese gesprek met dhr. gedaan (zie bijlage 1). Vanuit dit anamnese gesprek en observaties heb ik de opdracht gemaakt (zie bijlage 2) Kernteam Een taak van een persoonlijke begeleider is ook zorgen dat een behandel plan op to date is. Dit wordt gedaan aan de hand van aan aantal verschillende stappen. In de opdracht van klinisch redeneren, staat wat voor stappen dit zijn. Één van deze stappen is het kernteam. In mijn voorbereiding heb ik geschreven dat ik een MTO wou voorzitten. Dit bleek echter niet haalbaar omdat iemand anders dit altijd voorzit. In plaats hiervan heb ik het kernteam voorgezeten. Cognitieve gedrag therapie Één van de dingen die ik geregeld heb voor dhr. is CGT. Ik heb hier zelf ook een rol in gespeeld. Een verpleegkundige van de afdeling die getraind is om deze cursus te geven gaf dit aan dhr. en ik maakte G schema’s met dhr. dit deed ik aan de hand van dhr. zijn achterdocht. De verpleegkundige en mijn begeleider waren aanwezig bij de eerste paar gesprekken die ik met dhr. voerde en daarna deed ik dit zelfstandig. 3.3 Voorbeelden: G- schema’s Dhr. is niet bekend met drank en drugs gebruik maar toen ik met dhr. in gesprek ging vond ik dhr. erg naar drank ruiken. Dhr. had net weer onbegeleid verlof Gehad. Ik dacht toen dat ik moest proberen er achter te komen of dhr. drank had gebruikt zonder hem te beledigen. Ik heb dit toen aan de hand van de G-schma’s gedaan. Ik heb gevraagd wat dhr. die dag had gedaan en wat hij had gekocht. Zo kwam ik erachter dat dhr. sinds dat hij onbegeleide vrijheden had, drie halve liters bier dronk en dat dit moest van zijn stemmen. Ik vond dit een mooi moment doordat dat dhr. mij genoeg vertrouwden om dit te zeggen. Ik voelde me hier ook zelfverzekerd door en merkte dat het mij lukte om de G-schema’s met dhr. te maken. Zorgafstemming Een taak van de persoonlijke begeleider is zoals hier boven ook is beschreven, zorgen dat het behandelplan op to date is. Dit wordt gedaan door middel van een zorgafstemming. Ik heb dit zelf voorbereid. Met een zorgafstemming komen de collega’s bij elkaar om het over de cliënt te hebben. Ik heb deze bijeenkomst begeleid en de punten voorgelegd. Dit was voor mij een groot leermoment. Ik heb het altijd moeilijk gevonden om dingen te organiseren en door dit te doen heb ik geleerd hoe dit moet en heb ik hier meer zelfvertrouwen van gekregen. Ik vind dat ik dit erg goed heb gedaan. 8 Betrokkenheid Dhr. kwam een keer terug van verlof toen hij had geblowd. Dhr. blowt anders nooit. Dhr. was toen hij terug kwam heel erg bang en heel erg psychotisch. Dit moment heeft me heel erg aangegrepen. Ik merkte dat ik me gelijk ook minder goed voelde omdat het met dhr. zo slecht ging. Ik was ook bang dat ik hier invloed op had gehad. Dit was voor mij een leermoment en een aandachtspunt voor mijn volgende stage dat ik moet proberen niet over betrokken te raken bij de cliënt. 3.4 Resultaat Ik vind zelf dat ik heel veel heb geleerd van dit doel. Ik vind dat ik echt wat voor elkaar heb gekregen voor dhr. en dat ik een grote rol heb gespeeld bij de behandeling van dhr. in deze 20 weken. Ik hoor ook van verschillende collega’s dat ik dit goed heb gedaan. Een valkuil hierin is wel geweest dat ik heb gemerkt dat ik emotioneel ook heel erg betrokken ben geraakt bij dhr. Ik merkte dat ik het mee naar huis nam als het niet goed met dhr. ging en dat ik mezelf ook minder goed voelden als het met dhr. ook niet goed ging. Ik vroeg me wel eens af als het niet goed ging met dhr. of dit aan mij lag. Ik denk dat dit ook komt dat ik van maar één cliënt persoonlijke begeleider ben geweest. Ik ga erop letten dat ik volgend jaar dit van meerdere cliënten kan worden. Zo verdeel ik meer mijn aandacht. Uit feedback van mijn collega’s heb ik ook gehoord dat zij vinden dat ik te veel gericht was op dhr. anamnese gesprek ik vond dit gesprek goed verlopen. Uit feedback heb ik ook gehoord dat mijn gespreksvaardigheden goed waren, wat ik wel lastig vond waren dingen vragen die voor dhr. wel eens gênant konden zijn zoals seksualiteit. Hier had ik wat langer aandacht aan kunnen besteden. Dhr. heeft een uur met mij gepraat, wat ook al goed is omdat dhr. soms wegloopt uit gesprekken kernteam Uit feedback heb ik te horen gekregen dat ik dit goed deed. Ik was op de hoogte van alle actuele zaken. Ik gaf iedereen het woord. Wat ik wel beter had kunnen doen is mensen wat eerder afkappen en sneller naar het volgende agendapunt gaan. CGT Ik was eerst tevreden dat ik deze therapie voor dhr. geregeld had. Ik hoorde ook van mijn begeleider dat ik de G schema’s goed onder de knie had. Ook dhr. vond het prettig om de gesprekken te voeren. Dhr. is snel achterdochtig maar ik merk dat hij mij vertrouwd. Dhr. doet veel psychotische uitspraken tijdens deze therapie en ook op de afdeling zien we dat het niet goed gaat met dhr. Dan komt de vraag of de therapie wel goed is voor dhr. of dat die er juist psychotischer van wordt. De behandelaar vindt echter dat het juist beter gaat met dhr. dit vind ik erg lastig want ik weet niet wat beter is voor dhr. Ik ben wel tevreden over mijn rol hierin. Ik heb hier veel van geleerd. 9 4.0 Doel 4 : voorlichting 4.1 Voornemen Mijn voornemen voor dit doel was dat ik cliënten kon ondersteunen bij ADL en HDL en dat ik ze voorlichting hierover kan geven vanaf week twee . Ik was eerst van plan mee te kijken met mijn collega’s en daarna iedereen zelf te begeleiden 4.2 Proces Op de afdelingen zijn er individuele afspraken rond ADL en HDL. Ik vond het eerst belangrijk dat ik deze afspraken goed wist. Ik keek eerst bij mij collega’s hoe zij cliënten ondersteunde met ADL en HDL. Toen ik dit allemaal wist begon ik ook met mensen te ondersteunen. Dit verschilde tot één keer iemand roepen om op te staan tot iemand te helpen met douchen en aankleden. Als mij iets niet lukt dan vraag ik aan collega’s om mij te helpen. Ik kijk dan hoe mijn collega’s dit doen en leer hier dan weer van. Ik probeer de cliënten voorlichting te geven over persoonlijke hygiëne door ze hierop te wijzen en uit te leggen dat het belangrijk is dat ze douchen of schone kleding aan trekken. Dit geld hetzelfde voor het onderhoud van de afdeling en kamers. 4.3 Voorbeeld Er is een mw. op de afdeling die elke dag in bad wil. Mw. moet hierin ondersteund worden. Mw. heeft obesitas en kan zich niet goed afdrogen en heeft soms ook moeite met aankleden. Als mw. geholpen moet worden dan geef ik haar aanwijzingen hoe zij zichzelf kan afdrogen en aankleden. Als dit haar niet lukt dan help ik haar hiermee. Ondertussen houd ik ook rekening met haar psychische toestand. Mw. wordt bijvoorbeeld boos als iets haar niet past. Hier houd ik rekening mee door mw. zelf haar kleding uit te late zoeken. Ik ben gewend om mensen te wassen en te begeleiden maar ik vind dat dit toch weer een leermoment is omdat deze mw. toch weer anders benaderd moet worden. Zo heb ik geleerd hoe je iemand begeleid die ook een psychische aandoening heeft. 4.4 Resultaat Het is verschillend per cliënt of ik ze kon ondersteunen. Bij sommige cliënten lukten het mij niet om hen uit bed te krijgen terwijl andere collega’s dit wel lukten. Ik denk dat dit te maken heeft doordat ik het lastig vind om heel direct te zijn. Ik vind wel dat ik veel geduld heb. Als het nodig is dan neem ik de tijd om iemand te begeleiden. Ik heb gemerkt dat ik het ook leuk vind om iemand te verzorgen. Een valkuil hierin is wel dat ik teveel ga overnemen van de cliënt. Uiteindelijk lukt het me wel om iedereen te 10 ondersteunen en te helpen. En vind ik dat ik dit doel heb behaald. Ook uit feedback van collega’s hoor ik dat ik het ondersteunen bij ADL goed onder de knie heb. 5.0 Doel 5: verpleegbeleid 5.1 Voornemen Mijn voornemen was om een verpleegbeleid in week 13 te maken voor één van de cliënten, en dit te presenteren aan mijn collega’s. 5.2 Proces Ik heb besloten om het verpleegbeleid te maken van een verstandelijke gehandicapten vrouw. Ik heb eerst gekeken naar de zorg die mw. nodig heeft en wat mw. aan zal kunnen .Nadat ik dit geobserveerd had, heb ik het verpleegbeleid gemaakt. Het verpleegbeleid bestaat uit een bejegeningstijl en een dagprogramma, zie bijlagen 3. Toevallig werd deze mw. ook gefilmd door een gedragsdeskundige die mij ook tips heeft gegeven en gekeken heeft hoe ik met mw. omging. Ik begeleide mw. toen zij werd gefilmd. 5.3 Resultaat Het dagprogramma en bejegening worden op de afdeling gehanteerd voor mw. Ik vind het leuk dat dit ook echt gebruikt wordt. Ik denk ook dat het goed werkt. Al merk ik wel dat het dagprogramma soms nog te hoog gegrepen is voor mw. Ik denk ook dat mw. één op één begeleiding nodig heeft en dat er dan pas genoeg mogelijkheid is mw. goed aan haar dagprogramma te houden. Het voornemen om het plan te presenteren is niet gelukt omdat we al twee klinische lessen over haar hebben gehad van de gedragstherapeut. Ik vond het niet veel toevoegen als ik dan nog een les zou geven. 6.0 Doel 6: motiverende gespreksvoering 6.1 Voornemen Mijn voornemen was om een gesprek met een cliënt te voeren volgens de techniek van motiverende gespreksvoering. Ik had van klasgenoten gehoord dat het bij hen moeilijk was om dit met een cliënt te doen doordat ze geen toestemming kregen. Maar ik wou het toch proberen om hier toestemming voor te krijgen. 6.2 Proces Ik heb motiverende gespreksvoering gedaan als opdracht voor communicatie technieken op school. Ik heb eerst op school een week training gehad over deze techniek. Ik vond het best spannend om dit gesprek te voeren. Ik ben best geoefend met “normale gesprekken”. Maar dit is nieuw voor mij. Toen ik dit moest gaan doen heb ik met mijn begeleider gekeken naar mogelijkheden van cliënten waarbij ik deze techniek kan toepassen. We kwamen op een cliënt die ambivalent is met drinken, roken, en drugs 11 gebruik Ik besloot om een gesprek met deze meneer te voeren. Ik vroeg toestemming aan dhr. en dhr. vond dit goed 6.3 Resultaat Ik vond het gesprek matig gaan. Dit kwam vooral omdat ik niet goed het doel van het gesprek had verteld aan dhr. Ik dacht in het begin ik laat dhr. zelf een onderwerp kiezen waarover hij het wil hebben. Dit uitte zich echter op een ongestructureerd verhaal zonder één vast onderwerp. Ik merkte ook aan dhr. dat hij het gesprek lastig vond. Dhr. vroeg aan aantal keer wat hij nou moest vertellen en dat hij het niet begreep. Ik vond wel dat ik een goede houding had. Ik was rustig en sprak duidelijk. Ik denk dat ik ook sterk ben in de open vragen die ik stelde. Uit het feedback van mijn begeleider die er ook bij zat was ook dat ik een rustige houding heb en zonder veroordeling het gesprek voerde. Mijn begeleider merkten wel dat ik deze vorm van gesprek niet zo goed onder de knie heb. Voor de opdracht voor motiverende gespreksvoering heb ik wel goed op mezelf gereflecteerd. Ik heb een 8.1 gekregen voor de opdracht. 7.0 Doel 7: klinische les 7.1 Voornemen Ik was van plan om een klinische les te geven over de uitkomsten van het onderzoek die ik had gedaan voor de opdracht van EBP. 7.2 Proces Ik heb de opdracht van EBP gemaakt. Toen ik dit had gemaakt vond ik het eigenlijk te weinig om er een klinische les van te maken. dus heb ik besloten ook een klinische les te geven over de G schema’s. Daarin heb ik de de uitslag van het onderzoek verteld die ook over CGT gaat. Ik heb eerst de G-schema’s zelf gegeven aan een cliënt. Toen ik dit deed kreeg ik supervisie van en behandelaar. Hiervan heb ik veel geleerd. Ik heb ook veel gesproken met de verpleegkundige die de training gaf. Ook heb ik extra informatie opgezocht om de les goed te kunnen geven. Ik heb de klinische les gegeven na de overdracht aan mijn collega’s. Ik hoop op deze manier dat deze methoden wat vaker toegepast wordt bij de cliënten en dat iemand, als het nodig is van mij kan over nemen. 7.3 Resultaat Ik vond de klinische les erg goed gaan. Ik heb een mooie powerpoint gemaakt. Ik vond dat ik duidelijk vertelede wat de G schema’s inhouden en had hier voorbeelden bij uit de praktijk om het duidelijker te maken. Ik vertelde het doel van de klinische les en waarvoor het op de afdeling gebruikt kan worden. Na mijn les vroeg ik aan mijn collega’s of het duidelijk was wat ik verteld had. Iedereen begreep het en er waren weinig vragen. Ik kreeg te horen dat ze het knap vonden, dat ik het begrijpbaar en niet te uitgebreid verteld had. De verpleegkundige die de cursus geeft vond dat ik het ook goed had gedaan. 12 8.0 Doel 8: persoonlijk leerdoel. 8.1 Voornemen Mijn voornemen was dat ik de hele stage geen activiteiten over zal nemen die cliënten zelf kunnen doen. Uit eerdere ervaringen weet ik van mijzelf dat ik geneigd ben veel voor de cliënten te doen ook al kunnen ze het eigenlijk zelf 8.2 Proces Ik keek eerst op de afdeling in hoeverre de cliënten begeleid en verzorgd worden. Ik kwam er achter dat dit per cliënt verschilt. Ik merk wel dat het streven hier is dat de cliënt zo veel mogelijk zelf moet doen. Ik probeerde eerst wat de cliënt zelf kan en als iets niet lukten nam ik het over van de cliënt. Dit geldt ook voor huishoudelijke taken. Sommige cliënt kunnen alles zelf en andere cliënten moeten meer ondersteund worden met de HDL. Ook hier proberden ik de cliënten zo veel mogelijk zelf te laten doen 8.3 Resultaat Ik heb er zeker op gelet dat ik niet te veel over neem bij cliënten. Ik merk wel dat ik hier nog geneigd toe ben maar ik vind wel dat ik dit al minder doe dan vorig jaar. Uit feedback van collega’s heb ik ook niet gehoord dat ik te veel overneem. Ik hoor wel dat collega’s zien dat ik uit de verstandelijke gehandicapten zorg kom en dat ik wel geneigd ben meer over te nemen dan dat mijn collega’s het doen . 9.0 Analyse Leerdoelen Ik heb in deze stage al mijn doelen behaald. Wel heb ik aan sommige doelen meer gewerkt dan aan andere doelen. Ik ben vooral heel tevreden met het doel coördineren van zorg. Ik denk dat ik er alles heb uitgehaald wat mogelijk was bij deze cliënt. Mijn doel depot geven en medicatie delen en nakijken mag ik volgend jaar nog wel wat meer aandacht aan geven Ik heb één keer een depot gegeven maar het is wel belangrijk dat ik dit wel blijf doen. Het zelfde geld ook voor medicatie nakijken, dit is ook nog niet iets wat ik dagelijks heb gedaan. Ook vind ik het heel leuk dat ik de mogelijkheid heb gehad om een de G schema’s te doen bij een cliënt. Hier heb ik veel van geleerd. Ik heb ook geleerd hoe je al de leerdoelen kan uitvoeren terwijl je rekening houdt met de psyche van de cliënt. Dit is bij elke cliënt en elke instelling weer anders. Valkuil Wat mijn valkuil is geweest tijdens deze stage is dat ik emotioneel te veel betrokken ben geweest bij de cliënten die ik extra aandacht heb gegeven door de opdrachten. Ik moet er op letten dat ik volgend jaar mijn aandacht meer ga verdelen over de verschillende cliënt. 13 Wat ook een valkuil was op deze stage is dat ik me soms meer als een werknemer gedroeg dan als een stagiaire. Ik vind het moeilijk om feedback te vragen, omdat ik dit vergeet of dat ik me niet te veel wil opdringen. Dit ga ik volgend jaar ook mee nemen als persoonlijk doel. Positieve factoren Factoren die positief zijn geweest op de afdeling, is voor mij de sfeer van de afdeling en van het team. Ik voelde mij heel vrij en vond dat ik al gelijk echt wat te zeggen had in het team. Ik voelde mij serieus genomen. Iedereen wordt geaccepteerd in zijn mening. De stagiaires werden niet heel erg strak begeleid en dit werkte voor mij prettig maar hierdoor vond ik het wel lastiger om feedback te krijgen en te vragen. Een ander factor wat een positieve invloed had op mijn stage is de populatie van de afdelingen. Doordat er drie verschillende afdelingen zijn kon ik eigenlijk kiezen wat bij mij het beste aansloot. Ook de populatie binnen de afdeling verschilde weer. Zo ben ik met allemaal verschillende mensen met verschillende ziektebeelden in aanraking gekomen. Negatieve factoren Factoren die mij negatief hebben beïnvloed is dat ik maar van één iemand persoonlijke begeleider ben geweest. Achteraf had ik er minstens twee kunnen begeleiden. Als ik dit had gehad had ik mijn aandacht iets meer kunnen verdelen en had ik nog beter geleerd om te kunnen coördineren. De houding van sommige collega’s stonden soms heel ver weg van mijn houding en mijn manier van werken. Dit botsten soms wel. Dan vond ik het lastig om hier wat van te zeggen of om een juiste houding te geven. Ik vond dat sommige collega’s wel heel vrij en soms een beetje bot tegen cliënten waren. Ik merkte wel dat deze manier van aanpak wel werkte bij de cliënten maar dit is wel een bejegening wat ver van mij af staat. 10.0 Conclusie Ik vind dat ik een leerzame stage heb gehad. Ik heb al mijn leerdoelen behaald. Ik vind dat ik veel uit mijn stage heb gehaald. Ik heb vooral veel geleerd van mijn pbschap. Ook in deze stage heb ik weer geleerd dat overal communicatie voor nodig is. Daarnaast heb ik geleerd dat er met de psyche van de client rekening moet worden gehouden met alles wat je doen en dat de de zorg hier ook op aangepast moet worden. De volgende punten neem ik mee naar mijn volgende stage. - Het vragen van feedback. - De rol van stagiaire tegenover de rol van medewerker. - Verpleegtechnische vaardigheden en medicatie 14 Bijlagen: Bijlagen 1: anamnese gesprek Bijlagen 2: opdracht klinisch redeneren Bijlagen 4: opdracht verpleegbeleid 15 Anamnese gesprek dhr. B. Inleiding Dhr.B is een dertig jarige man van Marokkaanse afkomst. Dhr. heeft schizofrenie paranoïde.Dhr. is opgenomen nadat hij meubels uit zijn huis gooiden met een IBS. Dhr is in september opgenomen op de bocholtstraat op de gesloten afdeling omat hij in de vorige kliniek (vk) agressief is geweest naar verpleging. Dhr. heeft nu een mvv (machtiging voortgezet verblijf) Dhr. heeft begin 2012 een incident gehad waar hij de schoonmaker heeft bedreigt met een mes. Dit deed hij uit achterdocht. Verder is het een teruggetrokken man die rustig aanwezig is op de afdeling met soms een paranoïde getinte uitspraak naar cliënten of personeel. Ik heb een anamnese gesprek met dhr. gehouden. Wat hier is uitgekomen is hieronder beschreven. Dit is echter wel alleen het woord van dhr. en dit komt soms niet overeen met wat de verpleging ziet. In het blauw staat het beeld wat de verpleging ziet en heeftmee gemaakt. Patroon van gezondheidswaarneming en instandhouding. Dhr. geeft aan dat hij over het algemeen geen lichamelijke klachten heeft. Dhr. wil liever geen medicatie innemen. Maar snapt dat dit nodig is en neemt het daarom wel in. Dhr. vindt het prettig dat er verpleging aanwezig is. Hier heeft hij steun aan. Dhr. Vind het geen probleem om aan zijn afspraken te houden. Dhr. zegt dat ze huidige toestand komt door de psychose die dhr. heeft gehad. Dhr. Vind het prettig om rondjes te lopen. Voeding en stofwisselingspatroon Dhr. Kookt meestal in de avond zelf op de afdeling. Dit doet dhr. Omdat hij vind dat het warm eten van de afdeling vol met bacteriën zit en hij dit niet wil eten. Dhr. Heeft een gezonde eetlust. Dhr. Vind het fijn om te eten. Dhr. eet gezond. Dhr. slaat zijn ontbijt meestal over. Uitscheidingspatroon Dhr. is soms verstopt maar hier heeft hij niet veel last van. Dhr. heeft soms moeite om in de nacht uit zijn bed te gaan om naar het toilet te gaan omdat hij te vermoeid is door de medicatie, maar uiteindelijk gaat dhr. wel. Activiteitenpatroon Dhr. heeft een vwo diploma en was begonnen aan een studie economie maar deze heeft hij niet afgemaakt. Dhr. heeft toen die nog niet opgenomen was veel problemen gehad met zijn verzorging en huishouden. Zijn huis was vervuild en verzorgden zich niet goed. Nu is er een ander beeld.Dhr. heeft nu geen hulp nodig bij zijn lichamelijke verzorging. Dhr. douchet om de dag en trekt schone kleding aan. Dhr. voert zijn corvee taken goed uit. En kan zijn kamer opruimen. Dhr. wil in de toekomst een cursus boekhouden volgen maar hij wil eerst zijn psychische toestand onder controle krijgen, dit wil dhr. doen door mee te gaan in het leven. Dhr. sport twee keer in de week. Dit vind dhr. een leuke bezigheid en zou best wel graag meer activiteiten willen ondernemen. Dhr. geeft aan graag weer zijn oude vrienden op te zoeken. Ook geeft dhr. aan hier nu nog niet klaar voor te zijn maar dit in de toekomst wel heel graag te willen. Dhr. geeft zelf aan iets met de computer te gaan doen. 16 Dhr. voelt zich na het innemen van zijn medicatie moe en wil dan het liefst gaan liggen op zijn bed, omdat dhr. dit niet elke keer wil doen gaat hij vaak in de middag wandelen. Slaap en rust patroon Door dat dhr. om 21 uur zijn medicatie krijgt slaapt dhr. om half 10. Dhr. slaapt goed in de nacht en slaapt ook goed door zonder slaap medicatie. Dhr. geeft aan dat die het einde van de dag prettig vind omdat dhr. dan los kan laten wat er de dag is gebeurt. Dhr. voeld zich overdag over het algemeen vit. Dhr. slaapt soms wel eens na de middag medicatie. Waarneming en denkpatroon Verleden Dhr. geeft aan dat toen hij op zichzelf woonden zich totaal isoleerden van de buiten wereld. Dhr. zijn leven werd gevoed door angst voor andere mensen. Dhr. had in die tijd met niemand contact en vertrouwden niemand. Dhr. geeft aan dat die in die tijd lijden onder zijn psychose die hij had. Dhr. geeft aan dat hij door de politie uit huis is gehaald. Toen dit gebeurden kon het hem niks meer schelen hij liet het allemaal over zich heen komen. Nu vind dhr. dat het een stuk beter gaat met zijn psychose. Dhr. heeft nog wel achterdochtige gedachtes naar bv de schoonmakers maar deze gedachtes negeert hij. Dhr. vind zegt dat hij vroeger veel moeite heeft gehad om te concentreren maar dat dit nu beter gaat. Dhr. geeft aan dat het pijn doet om zich te concentreren. Zelfbelevings-en zelfconceptpatroon Dhr. verteld dat hij een simpele man is. Dhr. zegt niet tevreden over zichzelf te zijn. En dat die zich nog verder moet ontwikkelen, hij wil graag zijn karakter beter tot ontwikkeling brengen zodat hij beter om kan gaan met vrienden en familie. Dhr. benoemd vaak dat hij het belangrijk vind weer om weer in contact te komen met andere mensen dit wil hij doen door bv. Activiteiten te ondernemen. Als dhr. vervelende emoties ervaart dan probeert hij deze te voelen en dan deze te verwerken. Dhr. is boos op opnamen en psychose aar wilt leren van het verleden. Dhr. wil graag leren om over zijn emoties te praten dit kan hij niet zo goed. Rol en relatie patroon Dit is een onderwerp wat dhr. moeilijk vind om ovr te praten. Dhr. wil niks meer met zijn familie te maken hebben, omdat hij het idee heeft zijn hele leven voor zijn familie gezorgd te moeten hebben. En dat er erge dingen zijn gebeurt in het verleden. Dhr. heeft het idee dat hij voor zijn familie moet zorgen nu los gelaten. Dhr. zegt wel dat hij in de toekomst wel weer contact wil maar dan moet hij eerst nog meer aan zich zelf werken. Dhr. wil wel graag in contact komen met zijn vrienden. Dhr. heeft nooit een vaste relatie met een vrouw gehad. Dhr. heeft geen kinderen. Dhr. zegt dat hij is teleurgesteld in zijn vrienden omdat zijn vrienden hele erge dingen hebben gedaan. Sexualiteitspatroon Dhr. zijn seksuele voorkeur is hetero Dhr. vindt het niet lastig dat het door zijn huidige toestand moeilijker is om een vrouw te leren kennen. Dhr. heeft nu geen behoefden aan seksueel contact. Dhr. wil later wel een vrouw. Coping-en stresstolerantiepatroon Als dhr. stress ervaart dan probeert hij te ervaren waar deze stress vandaan komt. Als dhr. spanningen ervaart gaat dhr. wandelen of raakt dhr. zijn hoofd aan, dit verhelpt de 17 spanning. Dhr. vind het niet heel erg dat hij is opgenomen, dhr. geeft aan dat dit onvermijdelijk was en dat hij verder moet gaan met zijn leven. Waarden- en verwachtingen- en zingevingspatroon Dhr. geeft aan dat hij vind dat hij vooruit is gekomen. Dhr kan geen antwoord geven wat zijn toekomst hem brengt. Dhr gaat uit van het positieven. Dhr. heeft geen bepaalde godsdiest (wat opmerkelijk is omdat in eerder anamnese staat dat die zich laat leiden door God) Dhr. zegt dat die zich zelf heeft opgevoed en daarom geen godsdienst van thuis uit heeft mee gekregen. Dhr. zegt dat hij zelf wat moet maken van zijn leven. 18 Klinisch redeneren. Opdracht: verpleegplan Datum: 8 juni ’12 Naam: Sarah Calissendorff Klas: 3MPH Docent: dijkmans van Gunst. M 19 Inhoudsopgave Klinisch redeneren. ........................................................................................................................ 19 Inhoudsopgave............................................................................................................................... 20 Diagnosticeren ............................................................................................................................... 21 De factoren die van invloed zijn op het diagnosticeren op de afdeling zijn: ................................. 23 stappen ven het diagnosticeren ...................................................................................................... 24 Casus van meneer. B. .................................................................................................................... 24 Regel van negen. Schizofrenie. ..................................................................................................... 26 Genus differentia van schizofrenie ................................................................................................ 30 Observatie...................................................................................................................................... 31 Clusters .......................................................................................................................................... 31 Hypothetische diagnoses schizofrenie paranoïde .......................................................................... 32 Aanvulling tot definitieve diagnose (p) ......................................................................................... 33 Definitieve diagnose: ..................................................................................................................... 33 Model van Toulmin over de P en de S .......................................................................................... 34 Hypothetische oorzaken van angst ................................................................................................ 34 Model van Toulmin over E............................................................................................................ 35 Verpleegkundige diagnose ............................................................................................................ 35 20 Diagnosticeren OP de afdeling komen de cliënten binnen als ze al een medische diagnose hebben. Ik heb nog niet mee gemaakt dat er iemand komt zonder medische diagnose. De diagnoses die er dan gesteld zijn, zijn gemaakt in vorige opnames. Meestal op opname klinieken. Er worden wel verpleegdiagnoses gesteld of behandel plannen gemaakt. Dit wordt gedaan door de persoonlijke begeleiders van de cliënt en de behandelde arts van de cliënt. Als er een nieuwe opname binnen komt dan wordt er gekeken naar de behandeling van de vorige opname en wordt deze soms overgenomen. of er wordt opnieuw gekeken wat haalbaar is voor de cliënt op deze afdeling. Er is ook een huisarts in de instelling die ook somatische diagnoses kan stellen. Dit wordt gedaan als de cliënt somatische klachten heeft. De voorbeelden zijn verschillende voorbeelden die ik heb meegemaakt. Het zijn vooral voorbeelden hoe het behandelplan aangepast wordt omdat ik nog niet heb meegemaakt dat er een diagnose is gesteld. Drie voorbeelden Voorbeeld 1. Een. Mw. met een verstandelijke handicap klaagt al enkele dagen over diaree. Mw. zegt dat ze vaak naar het toilet moet en dat ze soms ook incontinent is. Mw. is een vrouw met obesitas en is erg op eten gericht. De verpleging ziet ook dat mw. incontinent is van ontlasting. De verpleging besluit om haar geen movicolon meer te geven. De diaree blijft echter. Mw. wordt hierom naar de huisarts gebracht. De huisarts geeft de diagnose verstopping diaree en geeft hier medicatie voor. De diaree blijft echter aanhouden. Als het na twee weken nog niet over is wordt de ontlasting naar de ATAL gestuurd om het op kweek te zetten. De uitslag hiervan moet nog bekend worden. Aandoening ziekte Verstandelijke handicap met psychiatrische klachten. Functies en anatomische eigenschappen. Activiteiten participatie Verstopping diaree mw. is incontinent en moet vaak mw. woont op een groep naar het toilet. Hierin wordt ze mw. heeft geen contact belemmerd in haar dagelijks functioneren. Met familie. Externe factoren persoonlijke factoren. Mw. woont op een woongroep Mw. vind het vervelend dat ze Mw. is afhankelijk van verpleging incontinent is. Ze schaamd zich er voor. Voorbeeld 2. Dhr. K.M is gediagnosticeerd met schizofrenie. Dhr. heeft een tabak verslaving en is heel dwingend in het krijgen van shag. Omdat dhr. brandgevaarlijk is mag hij geen sigaretten in eigen beheer. Er is een behandelplan voor dhr. gemaakt over het gebruik van shag. Dit is gedaan door middel van een zorgafstemming door het team. 21 Aandoening ziekte Schizofrenie Functies en anatomische eigenschappen. Activiteiten participatie Tabaks verslaving Dhr. krijgt om het half uur Dhr. vind het moeilijk een sigaret. Dat hij afhankelijk is van ons Externe factoren: Dhr. woont op een woongroep Persoonlijke factoren: brandgevaarlijk, dwingend Voorbeeld 3. Dhr. B is een man met paranoïde schizofrenie. Dhr. zijn psychoses en achterdocht is nog steeds heel erg op de voorgrond. Dhr. is vaak angstig en is impulsief agressief. In een vergadering met het team hebben we ons afgevraagd of er medicamenteus niet nog wat veranderd moet worden om zijn psychose wat naar de achtergrond te brengen en dhr. wat minder bang te krijgen. Dit voorstel gaat naar het kernteam. Het kernteam bestaat uit de behandelaren van dhr. Hier wordt gekeken of zijn medicatie aangepast kan worden. Aandoening ziekte Schizofrenie paranoïde Functies en anatomische eigenschappen. Activiteiten Achterdocht, psychotische wanen Dhr. is impulsief agressief. Angst Dhr. trekt zich veel terug op zijn kamer participatie Dhr. vind het moeilijk contacten te maken. Externe factoren: Dhr. woont op een woongroep Persoonlijke factoren: sociaal wenselijk. 22 De factoren die van invloed zijn op het diagnosticeren op de afdeling zijn: De wens van de cliënt De psychische toestand va de cliënt. De inzet van het team en de persoonlijke begeleiders De wens van de cliënt Als een cliënt opgenomen wordt dan wordt er gekeken naar een behandelplan. Dit behandelplan wordt soms overgenomen van de andere afdeling of er wordt een nieuwe gemaakt. Er wordt ook gekeken naar medicatie. Het is echter vaak zo dat de wens van de cliënt haaks staat aan de wens van de behandelaar. Een voorbeeld hiervan is vaak dat behandelaren medicatie willen verhogen terwijl de meeste cliënten juist de medicatie willen verlagen. De psychische toestand van de cliënt Het kan soms lastig zijn te diagnosticeren als de psychische toestand van een cliënt heel slecht is. Als dit het geval is kan het zijn dat de behandelaar helemaal niet in gesprek kan komen met de cliënt of wil een cliënt niet met de behandelaar spreken. Het kan ook zijn dat een cliënt de ene dag een bepaald gedrag laat zien terwijl de cliënt op een andere dag weer ander gedrag laat zien. De inzet van het team en de persoonlijke begeleiders Het is van invloed hoe betrokken de persoonlijke begeleiders en het team bij een cliënt zijn voor het maken van de benhandel plannen en het diagnosticeren van een cliënt. Als de pbers het van belang vinden om de behandelplan plan te bestpreken gebeurt dit ook. Maar als de pbers dit niet doen dan gebeurt dit ook niet. Zo kan het zijn dat een cliënt al langer niet besproken is dan een andere cliënt 23 stappen ven het diagnosticeren zoals ik al eerder heb beschreven wordt er op de afdeling bijna niet gediagnosticeerd. Daarom beschrijf ik de stappen van het maken of veranderen van een behandelplan. stap 1. de persoonlijke begeleiders van de cliënt maken een zorg afstemming. Dit houdt in dat de observaties van de afgelopen tijd worden beschreven, de knelpunten en de ideeën. Dit wordt besproken tijdens een vergadering met het team. De punten en ideeën die daaruit voortkomen worden besproken tijdens het kern team. Stap 2. het kernteam: het kernteam bestaat uit de behandelaars van de cliënt, de persoonlijke begeleiders de maatschappelijk werker en nog meer mensen die berokken zijn tijdens de behandeling van een cliënt. Hier worden de punten besproken die bij de zorgafstemming naar voren komen en worden er beslissingen gemaakt. De client is hierbij ook aanwezig, Stap 3: MTO al deze afspraken en beslissingen worden meegenomen naar het MTO. Hier wordt alles nog eens nagelopen en gekeken of het dossier op to date is . Ik heb voor mijn pbschap al deze stappen door lopen. Ik heb alles gemaakt, van zorg afstemming tot mto. Voor het kernteam ben ik voorzitter geweest. Ik vond het wel lastig om dingen samen te vatten wat er van belang is. Ook vond ik het lastig om alle stappen te doorlopen en te weten wat er allemaal moest gebeuren. Casus van meneer. B. Dhr. een 32 jarige man van Marokkaanse afkomst. Dhr. is opgenomen in een psychiatrische instelling. Op de gesloten afdeling. Dhr. woont hier samen met tien andere cliënten. Dhr. is afhankelijk van verplegend personeel. Dhr. heeft schizofrenie paranoïde, zie regel van 9 voor uitwerking van schizofrenie. Dhr. geeft aan dat toen hij op zichzelf woonden zich totaal isoleerden van de buiten wereld. Dhr. zijn leven werd gevoed door angst voor andere mensen. Dhr. had in die tijd met niemand contact en vertrouwde niemand.. Dhr. geeft aan dat hij door de politie uit huis is gehaald. Toen dit gebeurde kon het hem niks meer schelen, hij liet het allemaal over zich heen komen. Nu vind dhr. dat het een stuk beter gaat met zijn psychose. Dhr. heeft nog wel achterdochtige gedachtes naar bijvoorbeeld de schoonmakers, maar deze gedachtes negeert hij. Dhr. zegt dat hij vroeger veel moeite heeft gehad om zich te concentreren maar dat dit nu beter gaat. Dhr. geeft aan dat het pijn doet om zich te concentreren. Dhr. is een man die zijn psychoses goed kan verberege, wij zien die psychoses echter wel als dhr. onder druk wordt gezet. Wij vermoeden echter dat dhr. nog zeer psychotisch is. Dhr. doet vaak psychotische uitspraken op 24 de afdeling en naar behandelaars. Zo praat hij met God. Dhr. heeft veel paranoïde gedachtes en dan vooral naar de schoonmakers en sommige collega’s. Dhr. geeft aan veel stemmen te horen in zijn hoofd en discussies te voeren met deze stemmen. Dhr. is impulsief agressief als oorzaak de paranoïde gedachtes. Dhr. geeft aan dat hij over het algemeen geen lichamelijke klachten heeft. Dhr. wil liever geen medicatie innemen, maar snapt dat dit nodig is en neemt het daarom wel in. Dhr. heeft een goede eetlust. Dhr. heeft pericarditis. Dhr. heeft hier nu geen klachten van. Dhr. wil niks meer met zijn familie te maken hebben, omdat hij het idee heeft zijn hele leven voor zijn familie gezorgd te moeten hebben. En dat er erge dingen zijn gebeurt in het verleden. Dhr. heeft het idee dat hij voor zijn familie moet zorgen nu los gelaten. Dhr. zegt wel dat hij in de toekomst wel weer contact wil maar dan moet hij eerst nog meer aan zich zelf werken. Dhr. wil wel graag in contact komen met zijn vrienden. Dhr. heeft nooit een vaste relatie met een vrouw gehad. Dhr. heeft geen kinderen. Dhr. gebruikt bijna geen drugs en alcohol, hij heeft dit wel één keer gedaan onder dwang van zijn stemmen. Dhr. rookt wel. Dhr. houdt er van om naar buiten te gaan en te wandelen. Dhr. heeft onbegeleide vrijheden. Maar als dhr. agressief is worden deze ingetrokken. Dhr. trekt zich veel terug op zijn kamer. Dhr. is niet veel in beeld op de afdeling. Dhr. sport twee keer in de week. Hier geniet dhr. van. Verder trekt dhr. zich veel terug op zijn kamer. Dhr. verteld dat hij een simpele man is. Dhr. zegt niet tevreden over zichzelf te zijn. En dat die zich nog verder moet ontwikkelen, hij wil graag zijn karakter beter tot ontwikkeling brengen zodat hij beter om kan gaan met vrienden en familie. Dhr. benoemd vaak dat hij het belangrijk vind weer om weer in contact te komen met andere mensen dit wil hij doen door bv. Activiteiten te ondernemen. Als dhr. vervelende emoties ervaart dan probeert hij deze te voelen en dan deze te verwerken. Dhr. is boos op opname en psychose maar wilt leren van het verleden. Dhr. heeft een vwo diploma en was begonnen aan een studie economie maar deze heeft hij niet afgemaakt. Dhr. heeft tijdens zijn opname hier een aantal incidenten gehad. Zo probeerde hij een schoonmaker neer te steken. Dhr. doet nog veel achterdochtige uitspraken als je goed doorvraagt. 25 Regel van negen. Schizofrenie. Definitie De definitie van schizofrenie wordt weergegeven in de DSM-4. Hierin is beschreven welke symptomen er aanwezig moeten zijn om over de stoornis schizofrenie te spreken. De criteria zien er als volgt uit: A: Een maand lang ten minste twee van de volgende symptomen: 1 wanen 2 hallucinaties 3 onsamenhangende spraak 4 ernstige chaotisch of katatoon gedrag 5 negatieve symptomen B: vanaf het begin van de stoornis is er voor het grootste deel van de tijd sprake van belangrijke beperkingen op één of meerdere gebieden (bijvoorbeeld werk, intermenselijke relaties) en ligt het functioneren duidelijk onder het niveau van voor het begin van de stoornis. C: Duur ten minsten zes maanden.i Epidemiologie en etiologie Het aantal nieuwe gevallen per jaar is bij schizofrenie 0,2‰. De kans dat een persoon schizofrenie ontwikkeld is 1%. De stoornis komt iets meer voor bij mannen als bij vrouwen. In ontwikkelingslanden of immigranten die uit ontwikkelingslanden komt vaker schizofrenie voor dan bij mensen uit het westen. Schizofrenie komt vaker voor in stedelijke gebieden. De meeste mannen die schizofrenie ontwikkelen, ontwikkelen de stoornis voor hun dertigste jaar terwijl vrouwen de stoornis meestal na hun dertigste jaar ontwikkelen. 40% van de mensen met schizofrenie is afhankelijk van alcohol en 20% is afhankelijk van cannabis, 7% van cocaïne. Positieve symptomen van schizofrenie zijn beter te behandelen dan negatieve symptomen. Echter blijft de ziekte altijd in meer of mindere mate bestaan. Bij sommige mensen blijven de symptomen hun hele leven bestaan terwijl bij andere mensen de symptomen weg kunnen gaan. Wel hebben veel mensen last van recidieven ( terugkeer van nieuwe psychotische episode) of exacerbaties (verergering van symptomen). Soms treedt op een hogere leeftijd verbetering op. Het beloop is bij mannen slechter dan bij vrouwen. 75% van mensen met schizofrenie is niet in staat om te werken. Er is 10% kans op suïcide. Mensen met schizofrenie worden vaak opgenomen in een kliniek.1 Anatomie/fysiologie In dit gedeelte zal de projectgroep ingaan op de anatomie en fysiologie van dopamine. Deze kennis is nodig om de neurologische factoren van schizofrenie beter te begrijpen en zal uitgelegd worden aan de hand van enkele begrippen. Dopamine Dopamine is een neurotransmitter in de hersenen, dat zorgt voor een gelukkig gevoel. Dopamine heeft invloed in drie communicatieroutes in de hersenen: bewegingscontrole 26 plannen van denkprocessen en doelgericht handelen regelen van emoties en motivaties Een tekort maar ook een teveel aan dopamine kan voor veel problemen zorgen.13 Neurontransmissie: Overdracht Neurotransmitters zijn hormoonachtige stoffen. Elk neuron maakt zijn eigen neurotransmitter. Op grond van het effect op de impulsoverdracht zijn er twee groepen neurotransmitters: Exciterende neurotransmitters: werken stimulerend op impulsoverdracht. Veel voorkomende neurotransmitters zijn: (nor)adrenaline (beiden in het sympatische systeem), dopamine (in de hersenen) en neuropeptide (in het hele zenuwstelsel). Inhiberende neurotransmitters: werken vertragend/ blokkerend op de impulsoverdracht, waardoor de impuls minder goed of niet doorgegeven wordt. Voorbeelden: serotonine en endorfine (beiden in de hersenen). Limbisch systeem: Een groep van onderling verbonden structuren die bemiddelt bij emoties, leren en geheugen. Hypodopaminerge transmissie: Vermindering van de overdracht (transmissie) van dopamine. Hyperdopaminerge transmissie: Verhoging van de overdracht (transmissie) van dopamine. Neurodegeneratieve processen: Geleidelijk verlies of afsterven van de structuur of functie van neuronen. Grijze stof: De grijze stof van de hersenen bestaat voornamelijk uit niet-gemyeliniseerde cellichamen en dendrieten. Grijze stof bevat ganglia: zenuwknopen. Dit zijn opeenhopingen van zenuwcellichamen en dendrieten. Zo’n opeenhoping binnen het CZS wordt nucleus of kern genoemd. Pathologie Neurobiologische factoren: Het ontwikkelen van schizofrenie is vaak genetisch bepaald in combinatie met omgevingsfactoren. Biologische, psychologische en sociale factoren spelen een rol. Je kunt goed zien dat de ziekte erfelijk is doordat eerstegraads familieleden van een persoon met schizofrenie vijf tot vijftien maal meer kans hebben tot het ontwikkelen van de ziekte. Bij tweelingen is dit zelfs 50%. Bepaalde genen geven een verhoogde kans op het ontwikkelen van schizofrenie. In combinatie met omgevingsfactoren wordt de kans op het ontstaan van schizofrenie versterkt. Één van deze omgevingsfactoren is het gebruik van cannabis. Daarnaast is een andere ontstaansfactor een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. De positieve en negatieve symptomen worden veroorzaakt door een ontregeling van de dopaminerge neurotransmissie. In de frontaalkwab wordt dopamine minder goed getransporteerd, wat zorgt voor negatieve symptomen. (zie symptomen en signalen). Dit geeft vervolgens aanleiding tot 27 verhoging van het dopaminetransport in het limbische systeem wat effect heeft op emoties. Hierdoor worden de positieve symptomen veroorzaakt. Er zijn aanwijzingen dat bij de pathofysiologie afwijkingen zijn in het prefrontale cortex van het limbische systeem. Er spelen ook neurodegeneratieve processen een rol. Hoe langer het beloop is van de ziekte hoe minder grijze stof er in de hersenen wordt gevonden. Signalen en symptomen Positieve symptomen Positieve symptomen zijn de symptomen waarbij men iets waarneemt of denkt wat niet overeenkomt met de werkelijkheid. Er komt iets bij, dit heeft niks te maken met een positieve of negatieve kijk hebben op dingen. Een voorbeeld van positieve symptomen zijn wanen, hallucinaties en chaotisch of katatoon gedag. Positieve symptomen wordt onderverdeeld in een gestoord realiteitsbesef en in symptomen die een uiting zijn van cognitieve en psychomotorische desorganisatie.1 Wanen Wanen zijn individuele denkbeelden die niet passen bij de cultuur van de persoon. Wanen kunnen verschillend van aard zijn. Mensen kunnen betrekkingswanen hebben, hierbij denkt men dat alles betrekking tot de persoon zelf heeft. Ook kan men achtervolgingswanen hebben waarbij gedacht wordt dat alles en iedereen in een complot zit om de persoon te achtervolgen. Ook kan gedacht worden dat men God of een andere heilige is. Een waan is bizar als de waan in het echt niet uitvoer baar is, bijvoorbeeld dat iemand van een andere planeet komt. Hallucinaties Hallucinaties zijn zintuiglijke ervaringen die zonder externe prikkel worden waargenomen. Deze ervaringen kunnen verschillend van aard zijn: ze worden onderverdeeld in akoestische hallucinaties, waarbij men stemmen hoort die niet te horen zijn voor een ander. Tactiele hallucinaties waarbij men denkt iets te voelen. Soms worden er ook visuele hallucinaties gemeld. Uitzonderlijk komen er reuk en smaak hallucinaties voor.1 Onsamenhangende spraak Hiermee wordt een stoornis in de organisatie van het denken bedoeld, ook wel formele denkstoornissen genoemd. Hiervan kan men spreken als de gedachten van de cliënt niet meer te volgen zijn.1 Ernstige chaotisch of katatoon gedrag Katatoon gedrag is gedrag waar bewegingloosheid en spraakloosheid voorkomt bij goed bewustzijn. Hierbij kan een cliënt een lange tijd in een vreemde houding liggen of zitten. Ook kunnen er woorden herhaald worden.1 Negatieve symptomen Negatieve symptomen staan tegenover positieve symptomen. Negatieve symptomen zijn het ontbreken van uitingen die normaal wel aanwezig moeten zijn: affectieve vervlakking, emotionele reacties zijn verminderd of afwezig, spraakarmoede of sociaal terugtrekgedrag. Ook kunnen mensen zichzelf verwaarlozen. De negatieve symptomen zijn vaker moeilijker te 28 behandelen dan de positieve symptomen. Daardoor blijven deze symptomen ook meestal langer aanwezig dan de positieve symptomen.1 Diagnostiek De diagnose van schizofrenie is te stellen door anamnese en psychiatrisch onderzoek uit te voeren.1 Het is heel lastig om de diagnose schizofrenie te stellen doordat de stoornis zoveel verschillende oorzaken heeft en doordat de stoornis zich op verschillende manieren uit. Daarom is het belangrijk om bij de anamnese heel alert te zijn op mogelijke signalen van schizofrenie.5 Wat kan helpen bij het stellen van de diagnose is het thuis bezoeken van de cliënt. In de acute fase heeft de cliënt geen ziekte besef en vind dat er niets aan de hand is. Bij het huisbezoek kan een onverzorgd huishouden opvallen, maar ook de cliënt zelf kan er onverzorgd of vreemd uitzien. Daarnaast staan in de woning vaak typische voorwerpen zoals afluisterapparatuur of apparatuur om straling tegen te houden. Bij het observeren kan gedrag worden gezien dat te maken heeft met hallucinatoire belevingen: de cliënt kijkt in de richting van de stemmen die hij/zij hoort. Meestal is de cliënt zwijgzaam en reageert afwijzend of agressief. Een heteroanamnese is vaak nodig om de diagnose te kunnen stellen.1 Behandeling De behandeling van mensen met schizofrenie bestaat uit twee interventies: medicamenteuze behandeling De medicamenteuze behandelingen van schizofrenie zijn gericht op symptoomreductie en het voorkomen van recidief en verergering. Daarnaast zijn ze gericht op het verbeteren van het sociaal functioneren en het verhogen van de kwaliteit van leven.1 Antipsychotica speelt een belangrijke rol in de medicamenteuze behandeling van schizofrenie. Door deze medicatie verminderen symptomen zoals angst, verwarring en wanen. Antipsychotica hebben ook een kalmerende, rustgevende werking.5 De werking van de medicatie is in ongeveer 70% van de gevallen binnen enkele dagen tot weken merkbaar en het effect op de onrust en gespannenheid treedt meestal binnen enige uren op.1 psychosociale interventies Psychosociale interventies kunnen behandeling met medicijnen niet vervangen. Het zijn aanvullende behandelingen ter bevordering van het kwaliteit van leven. Er bestaan verschillende psychosociale interventies die gebruikt kan worden bij mensen met schizofrenie. 5 Deze interventies zijn o.a. voorlichting over de aandoening, gezinsgesprekken, cognitieve therapie, sociale vaardigheidstraining, rehabilitatie progamma’s gericht op werk tot woonbegeleiding.1 Prognose Bij ongeveer 75% van mensen met schizofrenie treden verergering of recidieven op. De meeste positieve symptomen zijn in meer of mindere mate goed te behandelen. De negatieve symptomen blijven meestal aanwezig. Bij ongeveer 15% van de mensen met schizofrenie verdwijnen de symptomen op den duur vrijwel geheel. Het betekent niet dat het sociaal functioneren zich ook herstelt.1 De kans op herstel is groter bij vrouwen, mensen met een partner, mensen die geen familieleden met schizofrenie hebben, mensen die goed functioneerden voordat de ziekte ontstond en bij mensen met een hoger IQ. 29 Na de eerste vijf tot tien jaar van de ziekte treedt meestal geen verdere verslechtering van het klinische beeld meer op. Het is niet mogelijk om in het begin van de aandoening een betrouwbare inschatting te maken van het beloop. Het gebruik van antipsychotica helpt goed om recidieven te voorkomen. 1 Preventie Voor mensen met schizofrenie is het doormaken van een psychotische terugval een belastende ervaring. Zeker wanneer deze mensen angstig en verward reageren op de psychotische belevingen. Iedere psychose die deze mensen doormaken vergroot de kans op blijvende symptomen. Het is zinvol om jongeren die slechter gaan functioneren, zich terugtrekken en lichte psychotische symptomen vertonen nauwlettend te volgen, zodat spoedig begonnen kan worden met behandeling indien er echt sprake is van een psychose.1 Genus differentia van schizofrenie genus: schizofrenie paranoïde hoort bij de psychotische stoornissen. Net zo als bij veel psychotische stoornissen bestaat schizofrenie uit positieven en negatieven symptomen. De positieve symptomen bestaan uit wanen en hallucinaties terwijl de negatieve symptomen juist uit terugtrek gedrag, verwaarlozing en emotionele afvlakking bestaan. (zie regel van negen voor een uitgebreide beschrijving) ook komt drugs en alcohol misbruik veel voor. Differentia: schizofrenie onderscheid zich van de rest van de psychotische stoornissen doordat de positieve en de negatieve symptomen aanwezig moeten zijn. En dat er hallucinaties en wanen zijn. Dit is weer een verschil met andere psychotische aandoeningen zoals schizofreniforme , schizoaffectieve en de waanstoornis waar slechts één van deze symptomen op de voorgrond staat. Er kan pas gesproken worden over schizofrenie als de symptomen langer dan zes maanden duren. Dit is anders bij de kortdurende psychotische stoornis. ii 30 Observatie Dhr is op zichzelf op de afdeling, hij bemoeit zich met niemand. Dhr. komt over als een redelijk verzorgde man. Dhr. douchet regelmatig en heeft schone kleding aan. Dhr is veel op zijn kamer, in de avond kookt dhr zijn eigen maaltijd De reden dat dhr. niet mee eet op de groep is omdat dhr. achterdochtig is met het eten. Dhr. denkt dat mensen iets in het eten hebben gedaan. Dhr. is hiervan bewust, heeft wel op de vk afdelingseten gegeten. Dhr. sport twee maal in de week, dit vindt dhr. een leuke bezigheid. Dhr. vindt het leuk om buiten te zijn. Dhr. zal graag werk willen hebben. (boekhouden) Het is niet gemakkelijk om met dhr. in gesprek te gaan, Dhr. doet achterdochtige psychotische uitspraken naar sommige collega’s, dit zijn meestal de collega’s die dhr. kent van de VK. Marokkaanse afkomst van enkele medewerkers ook aanleiding tot achterdocht, agressie ? Dhr. is vriendelijk in contact. Dhr. doet zich mogelijk beter voor dan dat hij zich voelt. Dhr. heeft 20-04-2012 een incident gehad waar hij ballen naar een sportbegeleider heeft geschopt, vanwege dit incident zijn, zijn vrijheden voor twee weken ingetrokken. Dhr. doet tijdens het gedachte uitpluizen nog heel veel psychotische achterdochtige uitspraken. Dhr. denk dat de schilders er zijn om hem te bespieden. Dhr. denkt dat het bezoek van dhr. K.M voor hem komt om hem te doden. Dhr. hoort zijn eigen stem in zijn hoofd die dingen tegen hem verteld, van deze stem moest hij ook blowen en drinken. Deze stem zegt ook wie er niet te vertrouwen is. Dhr. is sinds dat hij onbegeleide vrijheden heeft begonnen met bier drinken. Dhr. heeft op 10 mei een halve joint gerookt waarnaar hij verward en angstig terug is gekomen. Dhr. vertelde dat hij dit moest van zijn stemmen. Dhr. dacht dat hij op dat moment in een hel leefde. Dhr. wil geen contact hebben met familie. Door achterdocht. Dhr. zijn zus belt elke week naar de afdeling om te horen hoe het met dhr. gaat. Clusters Psychisch functioneren Dhr. is achterdochtig naar sommige collega’s en schoonmakers. Dhr. heeft een steek incident gehad naar een schoonmaker uit zijn achterdocht. Dhr. doet soms rare uitspraken naar verpleging. “je verspreidt leugens over mij” “je bent een hoer” dit soort dingen zeg dhr. omdat hij de mensen niet vertrouwt. Dit benoemt hij zelf ook. Dhr. wil in de middag niet mee eten met de cliënten van het eten dat wordt gebracht uit de keuken. Dhr. wilt dit niet omdat hij denkt dat dit eten vol met bacterie zit of dat het is vergiftigd. Dhr. geeft zelf ook aan dat hij dit heel vervelend vind. Dhr. is er wel van overtuigd dat dit echt zo is. Zelfbeeld 31 Dhr. verteld dat hij een simpele man is. Dhr. zegt niet tevreden over zichzelf te zijn. En dat die zich nog verder moet ontwikkelen, hij wil graag zijn karakter beter tot ontwikkeling brengen zodat hij beter om kan gaan met vrienden en familie. Dhr. benoemd vaak dat hij het belangrijk vind weer om weer in contact te komen met andere mensen. Dhr. wilt graag werken en op zichzelf wonen. Het feit dat hij dit niet kan vind hij heel vervelend dhr. voelt dit als falen. Relaties Dit is een onderwerp wat dhr. moeilijk vind om over te praten. Dhr. wil niks meer met zijn familie te maken hebben, omdat hij het idee heeft zijn hele leven voor zijn familie gezorgd te moeten hebben. En dat er erge dingen zijn gebeurd in het verleden. Dhr. heeft het idee dat hij voor zijn familie moet zorgen nu los gelaten. Dhr. zegt wel dat hij in de toekomst wel weer contact wil maar dan moet hij eerst nog meer aan zich zelf werken. Dhr. wil wel graag in contact komen met zijn vrienden. Dhr. heeft nooit een vaste relatie met een vrouw gehad. Dhr. heeft geen kinderen. Dhr. zegt dat hij is teleurgesteld in zijn vrienden omdat zijn vrienden hele erge dingen hebben gedaan. Dhr. wil niks te maken hebben met zijn familie. Dhr. vindt dat zijn familie hem slecht behandeld heeft. Dhr. heeft zijn moeder in het laatste gesprek een hoer genoemd. Er zijn geen vrienden van dhr. in beeld. Hypothetische diagnoses schizofrenie paranoïde Diagnoses bij het cluster psychisch functioneren Risico op agressie: Deze diagnose hoort bij cluster psychischs functioneren. Dhr. is erg achterdochtig hierdoor heeft dhr. al een paar keer een incident gehad naar andere toe. Dit maakt dhr. agressief. en is er altijd kans op agressie. Angst: Dhr. is heel angstig doordat hij zo achterdochtig is. Dhr. is bang dat iemand hem iets aan wil doen. En trekt zich ook daarom veel terug op zijn kamer. Angst hoort bij dit cluster omdat de angst voortkomt uit zijn psychose. Misbruik van middelen: dhr. gebruikt sinds een tijdje alcohol en heeft één keer geblowd. Dit hoort bij deze cluster omdat hij van zijn stemmen moet drinken en blowen. diagnoses die horen bij het cluster relaties gezindisfunctioneren verstoord Dhr. wil niks meer met zijn familie te maken hebben. Dit is dus verstoord Diagnoses die horen bij het cluster zelfbeeld Verstoorde zelfbeeld Dhr. zijn zelfbeeld is verstoord omdat hij vind dat hij faalt in zijn taken. 32 Aanvulling tot definitieve diagnose (p) Het lijkt er op dat alle hypothetische diagnoses voortkomen uit dhr. zijn achterdocht. Het mooist zal zijn om een verpleegkundige diagnose te maken wat hiermee te maken heeft. Ik heb alleen geen verpleegkundige diagnose kunnen vinden die achterdocht omschrijft. Dit komt denk ik doordat paranoïde een medische diagnose is. Ik denk dat ik hierom aanvullende informatie moet vragen wat het meest van toepassing is voor dhr. om een Probleem van te maken. Waar dhr. het meest last van heeft en waar de verpleging het meest last van heeft. Er moet ook gekeken worden of de angst het grootste probleem is wat voortkomt uit de achterdocht Na navraag blijkt het dat dhr. last heeft van zijn angsten en het piekeren. Hierdoor trekt dhr. zich veel terug op zijn kamer, durft hij niet te eten op de groep en durft hij geen drukke groepsmomenten te bezoeken. Ook tv kijken vind dhr. al lastig op de groep. Voor de verpleging is het belangrijk dat dhr. niet agressief is. Maar ik denk dat de agressie minder wordt als dhr. minder bang is. Als dhr. niet bang is voor iemand anders zal hij ook minder snel iemand aanvallen. Om de angst weg te halen is het wel van belang dat de achterdocht naar beneden gaat. Deze twee dingen zijn onlosbaar aan elkaar verbonden. Ik denk dat daarom de verpleegkundige diagnose angst het best bij dhr. past. In de literatuur wordt omschreven dat angst een gevoel van beklemming en bezorgdheid is dat samen met een activering van het autonomen zenuwstelsel optreedt als reactie op een niet te duiden dreigend gevaar of onheiliii ook wordt het beschreven als een stemming die wordt gekenmerkt door een gevoel van sterk onbehagen, zonder dat de patiënt kan aangeven waar dhr. precies bang voor isiv. Dit is van toepassing bij de dhr. De andere diagnoses heb ik niet tot definitieve diagnose gekozen omdat ik denk dat veel va deze diagnoses voortkomen uit angst. Ik denk dat de rest van de verschijnselen minder word als de angst ook minder is. Definitieve diagnose: P: Angst S: - dhr. trekt zich veel terug op zijn kamer - dhr. vermijdt groepsmomenten - dhr. verteld vaak angstig te zijn - dhr. ziet er vaak angstig uit, trillen, zweten, met grote ogen kijken. - Dhr. heeft woede uitbarstingen - Dhr. heeft kritiek op zichzelf en anderen. - Dhr. is niet aanwezig bij groepsmomenten 33 Model van Toulmin over de P en de S Bewering Door dhr. zijn angsten trekt hij zich terug op zijn kamer en vermijdt hij zo veel mogelijk contact met andere mensen. Feiten - Dhr. trekt zich veel terug op zijn kamer - Dhr. is niet aanwezig bij maaltijden - Dhr. is niet vaak aanwezig in de woonkamer. - Dhr. doet soms vervelende uitspraken naar mensen als die wel in de woonkamer zijn. Algemene uitspraak Mensen die angstig zijn vermijden contact met andere mensen. Ondersteuning De literatuur zegt ook dat menden die angstig zijn andere mensen mijden. v Afzwakking dhr. kan zich ook terug trekken op zijn kamer en contact momenten vermijden omdat dit niet mag van zijn stemmen. Dhr. kan ook een eenling zijn die het prettig vind om alleen te zijn. Weerlegging het klopt dat dhr. soms niet mag mee eten door de stemmen die hij hoort. Hij is echter bang voor deze stemmen en bang voor de consequenties als hij wel naar de maaltijden komt. De angst overheerst hier dus wel. Dhr. geeft wel aan dat hij graag naar groep momenten komt. Maar het lukt hem niet door zijn angsten Hypothetische oorzaken van angst schizofrenie paranoïdevi misbruik van alcohol of drugs vii erfelijkheid: recente onderzoeken tonen ook een biologische oorzaak aan een verstoord evenwicht bij het gebruik van bepaalde medicijnen een overdosis cafeïne of amfetamines angst komt vaak samen voor met epilepsie, suikerziekte, kanker, AIDS en hartziekten. onthouding van alcohol in samenhang met een depressieviii Wat ik wil weten om de beste oorzaak te kunnen aangeven is of de angst niet voortkomt uit alcohol gebruik, of juist onthouding. Of dhr. veel koffie drinkt en of er een erfelijke oorzaak is. En of het klopt dat de angst uit dhr. zijn achterdocht voortkomt. 34 Dhr. drinkt sinds een korte tijd alcohol en heeft één keer geblowd. Toen dhr. geblowde had was dhr. wel extra angstig. Maar we zien ook dat dhr. angstig is als hij niet blowde of alcohol drinkt. Er is ook geen sprake van angst door onthouding omdat dhr. te weinig drinkt en hier nog maar kort mee is begonnen. Het is wel zo dat dhr. zijn moeder schizofrenie heeft. dhr. zegt zelf bang te zijn om vermoord te worden of hij is bang dat er iets in zijn eten in gestopt. Dit zijn allemaal angsten die voortkomen uit zijn ziektebeeld. E: psychiatrie paranoïde Model van Toulmin over E Bewering Dhr. heeft last van angsten die voortkomen uit zijn achterdocht. Angst is een situatie waarin men angst gevoelens ervaart zonder dat hier een aanwijsbare rede voor is. Feiten Dhr. trekt zich veel terug op zijn kamer. Dhr. ziet er angstig uit. Dhr. geeft ook aan dat hij angst ervaart en dat hij dit onprettig vind. Algemene uitspraak Iedereen met schizofrenie paranoïde is angstig Ondersteuning veel literatuur zegt dat schizofrenie paranoïde gepaard gaat met angst. ix x xi Afzwakking de angst kan ook voortkomen uit andere oorzaken zoals: erfelijkheid, verstoorde evenwicht bij medicatie, onthouding van alcohol, misbruik van alcohol, in samenhang van depressie Weerlegging Dhr. is ook angstig als hij geen alcohol heeft gedronken. Er is geen spraken van alcohol onthouding. Dhr. zijn moeder heeft ook schizofrenie maar dan is dit nog steeds een reactie van de schizofrenie. Verpleegkundige diagnose Probleem: Angst Etiologie: psychiatrie paranoïde Symptomen: - Dhr. trekt zich veel terug op zijn kamer - Dhr. verteld vaak angstig te zijn - Dhr. ziet er vaak angstig uit, trillen, zweten, met grote ogen kijken. - Dhr. heeft woede uitbarstingen - Dhr. heeft kritiek op zichzelf en anderen. - Dhr. is niet aanwezig bij groepsmomenten - Dhr. drinkt alcohol 35 Ik denk dat deze diagnose zeer aannemelijk is. Dit komt omdat dhr. veel last van angsten heeft en dit zelf ook aan geeft. Ik denk wel dat er ook andere problemen zijn die voortkomen uit zijn ziektebeeld die aannemelijk zijn zoals de kans op agressie. Maar zoals ik al eerder schreef denk ik dat de kans op agressie afneemt als de angst minder wordt. 36 Verpleegbeleid Sarah Calissendorff 37 Inleiding ......................................................................................................................................... 39 1.0 De cliënt ................................................................................................................................... 39 2.0 Vier verschillende verpleeg situaties. ...................................................................................... 39 2.1 voeding.................................................................................................................... 39 2.2De berokkende en de belangen ............................................................................... 40 2.2.1De andere cliënten ............................................................................................ 40 2.2.2Mevrouw E. ....................................................................................................... 40 2.2.3Belangenoverweging ........................................................................................ 40 2.3 Begeleiden van ADL en HDL .................................................................................... 40 2.3.1De betrokkenen en de belangen ....................................................................... 41 2.3..2De verpleeging ................................................................................................. 41 2.3.3Mevrouw. E. ...................................................................................................... 41 2.3.4Belangen afweging ........................................................................................... 41 2.4.Activiteiten .............................................................................................................. 41 2.5 De betrokkenen en de belangen............................................................................. 42 2.5.1Mevrouw E ........................................................................................................ 42 2.5.2 Activiteiten centrum ......................................................................................... 42 2.5.3Verpleging ......................................................................................................... 42 2.5.4 Belangen afweging .......................................................................................... 42 2.6.Vrijheden................................................................................................................. 43 2.7 De berokkenen en de belangen. ............................................................................. 43 2.7.1Mevrouw E. ....................................................................................................... 43 2.7.1Verpleging. ........................................................................................................ 43 2.7.2.Buurtbewoners. ................................................................................................... 43 2.7.3Belangenafweging ............................................................................................ 43 4.Het verpleegbeleid ..................................................................................................................... 44 4.1Voorbereiding .......................................................................................................... 44 5.Weekschema en programma Carla Eveleens ............................................................................. 44 5.1 Uitleg van het dagprogramma ................................................................................ 45 5.2 Onderbouwing van het dagschema ........................................................................ 45 6. Bejegening ................................................................................................................................. 46 6.1 Onderbouwing van de bejegening .......................................................................... 47 38 Inleiding Ik loop stage bij GGZ ingeest, afdeling bocholtstraat op een gesloten psychiatrische afdeling. Hier verblijven mensen met een psychiatrische stoornis. De meest voorkomende stoornis op de afdeling is schizofrenie. Toen ik met deze opdracht begon heb ik vooral gelet op de verschillende bejegeningswijze van de collega’s naar cliënten toe, bij wie dat was en bij wie dit schadelijk was. Zo zijn sommige collega’s strenger in het opvolgen van iemands programma dan andere. Ik heb ook nog even gedacht om een ADL plan te maken voor een cliënt waar bij dit ontbrak. Dit heb ik uiteindelijk niet gedaan omdat deze meneer gewoon weigerde om onder de douche te gaan, Ik wou wel een plan maken wat ook echt zou werken in de praktijk. Ik heb uiteindelijk besloten om een bejegeningplan te maken voor een verstandelijke gehandicapten mevrouw. Ik merkten dat mijn collega’s niet gewend waren om iemand te begeleiden met een verstandelijke beperking. Zo gingen de collega’s ook verschillend met haar om. Ik besloot daarom een bejegeningplan voor mw. te maken. Ik denk dat ik dat goed kan om dat ik gewend ben om met verstandelijke gehandicapten te werken en ik denk dat het juist voor haar belangrijk is om een bejegeningplan te maken zodat ik mijn collega’s kan helpen in het begeleiden van mw. en dat mw. ook de juiste begeleiding krijgt. In dit verlag staan vier verschillende voorbeelden beschreven die laten zien waarin de bejeging verschild en waar. Ook worden de belangen van de betrokkenen beschreven en belangen afweging. Daarop volgt het verpleeg beleid. 1.0 De cliënt De cliënt waarvoor ik een verpleeg beleid ga maken is een verstandelijke gehandicapten mevrouw, Mevrouw E. Mevrouw E heeft verschillende diagnoses gehad van bordeline tot schizofrenie. Geen van deze diagnoses blijken goed bij mw. te passen. Mw. wijkt af van het normale beeld van de afdeling omdat mevrouw verstandelijk gehandicapt is, iets wat op de afdeling niet vaak voorkomt. Mw. functioneert als een kleuter en is lastig te begeleiden. Mw. neemt verschillende namen aan en zegt ook andere personen te zijn die ze in werkelijkheid is. Mw. verblijft hier nog niet zo lang. Mw. vindt het niet leuk om hier te zijn en ligt bijna de hele dag in bed. Mw. houdt van wandelen en activiteiten doen. Dit moet dan wel geheel onder begeleiding. Mw. kan hele bizarre uitspraken doen, is verbaal en fysiek agressief. Mw. kan seksueel ontremd zijn door naakt over de afdeling te lopen en ongepaste opmerkingen te maken. 2 Vier verschillende verpleeg situaties. 2.1 voeding Op de afdeling zijn meestal alle kasten op slot. De cliënten kunnen aan de verpleging vragen als zei iets willen eten of drinken. In de ochtend is er een inloop ontbijt tot 10:00. 39 In de middag eten de cliënten gezamenlijk warm en in de avond gezamenlijk brood. Mw. heeft obesitas. Mw. weegt 135 kilo. Mw. heeft geen remmingen met eten. Mw. eet heel snel en het liefst zo veel mogelijk. Als mw. haar zin niet krijgt met eten kan mw. gaan schelden. Mw. zegt dat wij haar uithongeren en dat ze niks mag. Als mw. haar zin niet krijgt gaat zij naar haar kamer in bed liggen. Ik zie wel eens dat collega’s mw. aan tafel zetten en dan zelf weg gaan. Met als gevolg dat mw. dan veel te veel eet, terwijl andere collega’s mw. wel begrenzen in haar eten. Dit is verwarrend voor mw. Daarom vind ik dat er in het verpleegbeleid ook aandacht moet zijn voor het eten 2.1.1De berokkende en de belangen De andere cliënten Voor de cliënten op de groep is het van belang dat zij kunnen ontbijten als ze wakker zijn. Tot nu toe gaat dit goed. Cliënten weten dat er ontbijt klaar staat tot 10:00. Mevrouw E. Mw. wilt het liefst zo veel en zo vaak mogelijk eten. Mw. houd van lekker eten en wilt het liefst elke dag patat eten. Ik merk ook dat mw. het prettig vind van te voren te weten wat zij gaat eten en wat zij mag eten. Als er iets is wat zij niet aan had zien komen dan kan zij van slag raken en dan wilt zij niks eten. Verpleegkundige Wij denken het beste voor mw. te weten daarom vinden wij dat mw. niet te veel mag eten. Wij vinden dat mw. niet nog zwaarder mag worden .Als dit zo is dan wordt het voor ons ook lastiger haar te verzorgen omdat zij dan waarschijnlijk meer somatische hulp nodig heeft. Wij willen ook het beste voor mw. Al is het wel zo dat ik hier verschil in zie. Sommige collega’s willen gewoon zo weinig mogelijk mw. begeleiden en laten haar dan ook met het eten. 2.1.2Belangenoverweging Het is voor allen belangrijk dat iedereen kan ontbijten als ze dat willen. Het ontbijt moet hierom blijven staan op de tijden dat de cliënten gewend zijn. Als dit niet gebeurd kunnen de andere cliënten niet goed ontbijten. Dit betekend wel dat er om mw. E duidelijke afspraken gemaakt moeten worden en dat zij onder begeleiding moet eten. Dit is omdat zij anders alles opeet en nog zwaarder wordt. 2.2 Begeleiden van ADL en HDL Mw. kan zichzelf aankleden, kan zelf douchen en in bad. Mw. droogt zich soms niet af, dit wil zij niet omdat dit te veel moeite kost. Mw. verschild wisselend op begeleiding die haar helpt tijden de ADL. Mw. houdt ervan om in bad te gaan. Soms wil zij dit wel drie 40 keer op een dag. Mw. vindt de douche op de afdeling in, zij noemt dit de separeer douche. Mw. haar kleding is vaak te klein of zakt juist af. Als mw. de kleding niet past kan mw. boos worden en gaan schreeuwen. Een voorbeeld van de verschillen in de begeleiding is dat sommige collega’s het altijd goed vinden dat mw. in bad gaat en dan mw. niet begeleiden, en sommige collega’s mw. alleen in de ochtend in bad laten gaan en mw. wel begeleiden. Ik denk dat ook hier afspreken over gemaakt moeten worden. Zo is het duidelijk voor mw. wanneer zij in bad kan en hoe zij begeleid wordt. 2.2.1De betrokkenen en de belangen De verpleging Om mw. te verzorgen is een arbeid intensieve taak. Het duurt erg lang en mw. kan erg boos worden. Het is van belang voor de verpleging dat zij mw. op een veilige mannier kunnen verzorgen zonder dat mw. verbaal of fysiek agressief wordt. Mevrouw. E. Mw. vindt het belangrijk dat zij in bad kan. Mw. vindt het ook belangrijk dat zij goed passende kleding aan heeft. Mw. wil het liefst zo lang mogelijk in bad zitten. Mw. vindt het vervelend als zij veel moeite moet doen om zichzelf af te drogen of aan te kleden. Belang mede cliënten Voor de mede cliënten is het van belang dat mw. niet naakt over de gangen loopt. Mw. snapt soms niet dat dit niet de bedoeling is of doet dit expres. 2.2.2Belangen afweging Ik vind dat hier de veiligheid van de verpleging voorop gaat. Als mw. zich echt niet af wil drogen/aankleden dan is dat zo op dat moment en kan de verpleging daar op dat moment weinig aan doen. Ik vind het wel belangrijk dat mw. in bad mag. Dit is voor mw. een rustgevende activiteit wat zij erg graag doet. Mw. moet wel in haar pyjama over de gang. Zij mag niet naakt rondlopen. 2.3.Activiteiten Mw. moet zo veel mogelijk één op één begeleid worden als zij activiteiten doet. Mw. kan moeilijk alleen een activiteit ondernemen. Mw. raakt snel haar concentratie kwijt. Als mw. het overzicht kwijtraakt gaat zij in haar bed liggen en komt zij er moeilijk weer uit. Op de instelling is er een activiteiten centrum waar cliënten heen kunnen, elke dag is er een groepsactiviteit waar cliënten aan kunnen deelnemen. Per collega verschild het ook hier weer hoeveel tijd zij steken in het begeleiden van activiteiten. Soms kan mw. twee keer per dag gaan wandelen of wordt het activiteiten centrum gebeld. Maar ik zie ook dagen dat collega’s het wel makkelijk vinden dat mw. in haar bed ligt en wordt er helemaal niet gewandeld. 41 2.3.1 De betrokkenen en de belangen Mevrouw E. Mevrouw houdt er van om buiten te zijn. Mw. vind het leuk om met dieren en planten bezig te zijn. Mw. vindt spelletjes spelen leuk en mw. kan breien en 3D kaarten maken. Als mw. iets niet meer aan kan gaat mw. in haar bed liggen en wilt er het liefst niet meer uit komen totdat ze iets anders heel graag wilt doen. Mevrouw komt meestal wel haar bed uit als zij kan gaan wandelen. Voor mw. is het dus belangrijk dat zij een activiteit kan overzien en digen kan doen wat zij leuk vind. Activiteiten centrum Het activiteiten centrum kan mw. activiteiten aanbieden. Het activiteiten centrum heegt echter niet altijd tijd voor mw. Het is voor het activiteiten centrum niet mogelijk om mw. in een groeps activiteit te plaatsen omdat mw. dit niet aan kan en er niet genoeg begeleiding is om mw. hier één op één te begeleiden. Het is voor hen van belang dat zij mw. goed kunnen begeleiden zonder dat dit ontwrichtend is voor de rest van de cliënten. Verpleging Als mw. een activiteit doet op de afdeling moet dit meestal onder begeleiding van de verpleging. De verpleging vindt het belangrijk dat mw. activiteiten onderneemt en niet de hele dag in bed ligt. Wij denken dat het goed is voor mw. als zij iets doet. Het is wel zo dat het heel veel tijd kost om mw. te begeleiden. Mw. heeft één op één begeleiding nodig en niet iedereen heeft hier de tijd voor of heeft hier zin in. Dit verschilt wel per collega. Mede cliënten. Voor de mede cliënten die mee doen aan groeps activiteiten is het van belang dat zij ook goed mee kunnen blijven doen aan de activiteit zonder dat mw. alle aandacht na zich toe trekt. De cliënten op de afdeling hebben ook minder last van mw. als zij activiteiten doet. Als zij dit niet doet kan mw. vervelend gaan doen op de afdeling. 2.3.2Belangen afweging Mw. vind het leuk om een activiteit te doen. Het is voor mw. wel van belang dat zij de activiteit kan overzien en dat er niet te veel van haar wordt gevraagd. Voor mw. is het daarom te moeilijk om mee te doen in een groeps activiteit. Het zal voor mw. het beste zijn als zij één op één begeleidt wordt door iemand van het activiteiten centrum. Dit is ook in het belang van het activiteiten centrum omdat zij op deze manier niet groeps ontwrichtend is. Ik denk wel dat het onhaalbaar is om mw. altijd “bezig te houden”ik denk dat de verpleging daarom ook moet accepteren dat zij soms overdag in haar bed ligt. 42 2.4.Vrijheden Mw. vindt het leuk om te wandelen. Mw. mag wandelen onder begeleiding. Mw. is bekend met wegloop gedrag. Mw. vindt het leuk om dingen te kopen. Als mw. gaat wandelen reageert zei veel op de omgeving om haar heen. Mw. zegt nare dingen tegen mensen die zij tegenkomt en wil haar zin doordringen als zij iets wil kopen. Mw. vertelt veel tijdens het wandelen en geniet hier duidelijk van. 2.4.1 De berokkenen en de belangen. Mevrouw E. Mevrouw wil het liefst elke dag naar buiten en ook vaak naar de winkel. Ik zie ook dat dit mw. goed doet als zij naar buiten gaat. Zij lacht dan veel en verteld veel. Verpleging. Voor de verpleging is het ook mogelijk om met mw. naar buiten te gaan. De verpleging vindt het wel belangrijk dat mw. niet wegloopt en dat zij geen vreemde dingen zegt tegen vreemden mensen Buurtbewoners. Mw. kan hele nare uitspraken doen tegen mensen die zij tegen komt, zo zegt zij vaak dingen over het uiterlijk van mensen of dat de mensen die ze tegenkomt haar iets aan willen doen . Mw. reageert op alles wat zij ziet. Dit kunnen de mensen uit de buurt niet altijd even goed waarderen 2.4.2Belangenafweging Ik vind dat mw. niet alles kan roepen naar de buurtbewoners. Ik denk dat zij hier ook last van kan krijgen als iemand echt boos op haar wordt. Ik vind het wel van belang dat mw. naar buiten gaat. Daarom denk ik dat zij eerst meer op rustige plekken moet gaan wandelen. Als dit een tijd goed gaat kan zij ook naar het winkelcentrum maar dan het liefst in de ochtend als er niet zo veel mensen zijn. Ik vind het van belang dat er een goed contact met de buurt onderhouden wordt omdat ik het jammer zal vinden als de instelling een slechte naam zal krijgen. Dit zal ten koste gaan voor de cliënten en hun contact met de buurt. 43 3.Het verpleegbeleid 4.1Voorbereiding Voor het verpleegbeleid wou ik twee dingen maken. - een duidelijke dag schema waarin staat beschreven wat mw. hoe laat op de dag doet. - Een lijst met algemene afspraken rondom de bejeging van mevrouw. Om goede afspraken rondom de bejeging te kunnen maken heb ik een klinische les gevolgd over mevrouw E. Dit werd gegeven door een man die is gespecialiseerd in moeilijk gedrag. Deze meneer had mevrouw gefilmd en gaf hier aanmerkingen hij hoe waar haar het best kunnen begeleiden. Hieruit en vanuit mijn ervaringen met verstandelijke gehandicapten heb ik het onderstaande dagprogramma en bejegening gemaakt. 5.Weekschema en programma mw. E Carla Eveleens Dagprogramma Ochtend Middag Avond 08:15 opstaan medicatie Douchen Schone kleding aan ontbijten tanden poetsen 12:30 lunch aan tafel of op eigen kamer 17:30-18:00 Eten 09:30 voeden van de dieren individuele dag bespreking 10:00-12:00 Dag activiteit 13:00-13:30 Rusten 18:00-18:30 Rusten op je kamer 13:30-16:30 Dag activiteit 19:00:19:30 Wandelen (indien mogelijk) 16:30-17:00 Voeden van de dieren Tussen 20:00-20:30 Douchen of in bad 21:00 Medicatie 21:45 Tanden poetsen 22:00 Slapen 44 5.1 Uitleg van het dagprogramma Opstaan. Mw. Wordt gewekt om 08:15 Als mw. Niet gelijk op wil staan zeg je dat je over 5 min terug komt en probeer je het nog een keer. Medicatie wordt aangeboden op haar kamer. Mw. haar kast deur is in de nacht op slot. Er wordt samen met mw. kleding uitgezocht voor de dag. Mw. wordt naar de douche gebracht. Mw. mag maximaal een half uur douchen. Na het douchen moet mw. geholpen worden met afdrogen en worden haar liezen ingesmeerd door een vrouwelijke collega.. Als mw. klaar is met douchen wordt Mw. naar de woonkamer gebracht en er wordt een ontbijt aangeboden Mw. mag drie boterhammen eten. Als mw. is uitgegeten wordt mw. naar haar kamer begeleidt om haar tanden te poetsen. Mw. zelf haar tanden laten poetsen. Individuele dag bespreking: De dag wordt met mw. voor gesproken. Dit wordt gedaan tijdens het voeden van de dieren. (kippen, konijnen cavia, kat) Er wordt met mw. gesproken wat zij deze dag gaat doen. Dag activiteit Er wordt met mw. een spelletje gedaan op de afdeling. Mw mag ook gaan breien of iets anders doen wat zij leuk vind op de afdeling Lunch Mw. mag één portie warm eten. Mw. mag één toetje en sla Rusten: Mw. vindt het niet leuk om te rusten. Aks mw. gaat rusten zeg je het tijdstip wanneer mw. er weer uit mag. Als mw. er eerder uitkomt als de afspraak is. Krijgt mw. een waarschuwing. Als mw. er nog een keer uitkomt gaat de deur op slot (AK) Eten Mw. mag drie boterhammen eten. Rusten Mw. vind het niet leuk om te rusten. Aks mw. gaat rusten zeg je het tijdstip wanneer mw. er weer uit mag. Als mw. er eerder uitkomt als de afspraak is. Krijgt mw. een waarschuwing. Als mw. er nog een keer uitkomt gaat de deur op slot Slapen Er wordt samen met mw. nacht kleding klaar gelegd. Die doet mw. aan na het douchen of bad. Mw. mag maximaal 45 min. In bad. Bad jas ? Mw. wordt weer geholpen met afdrogen en liezen worden ingesmeerd door vrouwelijke collega. 5.2 Onderbouwing van het dagschema Het is voor mw. belangrijk dat zij elke dag het zelfde dagprogramma heeft. Zo weet zij wat zij kan verwachten. In de beschrijving onder het dagprogramma staat beschreven wat de activiteit inhoud wat er beschreven staat op het dagprogramma. Zo weten alle collega’s wat de bedoeling is. Voor het activiteiten centrum is het nu ook duidelijk wanneer zij activiteiten kunnen inplannen met mw. Het is dan wel de taak van de verpleegkundige om te zorgen dat mw. dan klaar is met haar verzorging. Voor de algemene bejeging naar mw. heb ik hieronder een de bejegening en wat algemene regels beschreven voor het begeleiden van mw. 45 Ik hen met het wandelen rekening gehouden met de buurtbewoners omdat mw. in de avond gaat wandelen. Het is dan rustiger op straat. Dit is ook fijner voor mw. zo kan zij wandelen in een omgeving met weinig prikkels. 6. Bejegening Functioneren van mw. E - Mw. haar dagelijks functioneren, wordt beheerst door angst. - Mw. raakt snel het overzicht kwijt en laat zich snel aflijden - Mw. functioneert op het niveau van een kleuter. - Als mw. het overzicht kwijt raakt trekt mw. zich terug op haar kamer. - Mw. houdt er van om activiteiten te ondernemen, mw. is een buitenmens en houdt er van om te wandelen en dan fietsen. Ook vind mw. het leuk om met begeleiding spelletjes te spelen. - Mw. houdt van eten. Bejegening naar mw. E - mw. houden in het hier en nu o als er handelingen gedaan worden met mw. wordt dit stap voor stap benoemd. Vb. ik doe nu je jas dicht. o Als mw. over andere onderwerpen gaat praten wordt mevrouw weer terug gehaald naar de handeling die ze op dat moment uitvoert. - mw. directief aanspreken door middel van simpele opdrachten. Vb. doe nu je jas aan. Ga nu in bad. - Als mw. iets weigert zoeken naar de oorzaak, vaak is er een simpele reden waarom mw. iets niet wil. - Het achterhalen van haar weigering van onderdelen van haar programma is de activiteit van dat moment. - Gebruik maken van beeldspraak. o Vb. Als mw. de dieren eten moet geven alvast het drinken mee nemen. o Veel met gebaren werken. - mw. niet overvragen, één ding per keer vragen en uitvoeren. - Prikkel arme omgevingen opzoeken voor een activiteit. Dagelijkse verzorging van mw. E - Mw. haar medicatie wordt actief aangeboden in haar kamer. - Mw. wordt begeleid volgens haar dagbehandeling. - Mw. wordt door een vrouwelijke collega geholpen met douchen en afdrogen. - Mw. haar liezen worden ingesmeerd als mw. dit toe staat. - Mw. wordt gemotiveerd voor haar activiteiten volgens bovenstaande bejegening. - Als mw. om extra eten vraagt, mag mw. een stuk fruit krijgen. Duidelijk voor de maaltijd vertellen dat ze maar één portie eten krijgt. 46 - In de ochtend krijgt mw. drie broodjes. Deze broodjes worden al voor mw. klaargelegd. Zelfde geldt voor de avond Mw. wordt zo veel mogelijk één op één begeleid. Er wordt tijd genomen voor de activiteit1 6.1 Onderbouwing van de bejegening De rode draad van de bejegening is het zo simpel en voorspelbaar te mogelijk houden voor mw. Zo weet mevrouw wat er komen gaat en kan zij het bevatten en begrijpen. Door dat de bejegening is beschreven weet iedereen hoe mw. begeleid moet worden bij en rond haar dagelijkse bezigheden. Zo zit het team ook op één lijn en weet mw. waar zij aan toe is. 1 Klinische les over mw. E 47 i Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom ii Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom iii Carpenito-Moyet LJ. Zakboek verpleegkundige diagnosen. Derde druk. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers; 2008. iv Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom v Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom vi Bijkomende aandoeningen schizofrenie http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychischegezondheid/schizofrenie/bijkomende-aandoeningen geraadpleegd op 6 juni 2012 vii Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom viii Oorzaken http://www.psyq.nl/Programma/Angststoornissen/oorzaken-van-angststoornissen geraadpleegd op 6 juni 2012 ix Hengeveld, M.W. e.a Leerboek psychiatrie.( 2005 ) Utrecht:De tijdstroom x Bijkomende aandoeningen schizofrenie http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychischegezondheid/schizofrenie/bijkomende-aandoeningen geraadpleegd op 6 juni 2012 xi Schizofrenie http://www.deltapsy.nl/clienten/aandoeningen/schizofrenie/Pages/default.aspx geraadpleegd op 6 juni 2012 48