Bronnen: -Verster van Wulvenhorst, A.H., Geschiedkundige aant ekeningen over het Jagtwezen sedert de vroegste tijden (1840 Amst erdam), p. 1-191. -Coveli rs, L., Valkerij en Valkeniers van Arendonk (1950 Ar endonk) [allen bekende namen uit de Ar endonkse valkerij]. -A.R.A. Archief Staten Generaal, inv. nr. 3286, Resolutie d.d. 15 juli 1672. -Idem, Resolutie d.d. 27 september 1694. -dem, inv. nr. 12548.422, d.d. 21 september 1666. -Onder Teuten verstaan we marskramers/kleinhandelaren in bijvoor beeld mensenhaar, koperwerk (ketels), glaswerk, kant, textiel en manufactur en. In veel gevallen beheersten zij tevens een ambacht en boden daarvan hun diensten aan, bijvoorbeel d het reparer en van ket els. Literatuur: -Bijnen, J.F.C.M., Genealogie Bijnen, van Waelre’s aerdt (5e dr uk, 2007 Veldhoven), p. 20-34. -Dam, J.H., Het Jacht bedrijf in Nederland en West-Europa (1953 Haarlem). -Gerven, J.M. van, en Kersten, H.E.F.M., Het Cultuur Historisch Museum te Valkenswaard (1995 Valkenswaard). -Goris, J., Aloude valkerij in de Kempen en aan de vorstelijke hoven (1966 Arendonk). -Hagen, J.W., Keizerlijke valkeniers uit Eersel en omgeving als dienstweigeraars, in: Spoorenberg, J., e.a., Eersel Duizel Hapert, Drie Zaligheden (1989 Hapert) p. 139-145. -Knippenber g, W.H.Th., De Teut en, Buitengaanders van de Kempen (1974 Eindhoven). Uitgave: Stichting Brabants Heem: Kultuur historische Verkenningen in de Kempen, V. -Lacroix, P., Moeurs, Usages et costumes au Moyen Age (1872 Paris). -Oorschot, J.M.P., van, Vorstelijke Vliegers en Valkenswaardse Valkeniers sedert de zeventiende eeuw. (1974 Tilburg) p. 188-190. -Servaes van Rooyen, A.J., Iets over de valkenvangst in de 17de eeuw. In: Album der Natuur, (1897 Haarlem). -Swaen, A.E.H., De Valkerij in de Nederlanden (1937 Zutphen, her druk s.a.). -Wall, J.W.M. van de, D e valkerij op het Loo, The Royal Loo Hawking Club 18391855 (1986 Haarlem). Het jachtbedrijf met de stootvogel in Waalre en omgeving (16e-18e eeuw) Auteur: Jacq. Bijnen Lay-out: Joop van Appeldorn Uitgave van: Heemkundekring Weerderheem Maart 2009 32 Heemkundekring Weer der heem Een valk stijgt ten hemel met de snelheid van een gebed En daalt met de snelheid van het noodlot (Arabisch gezegde) Dit artikel is integraal overgenomen uit de genealogie van de familie Bijnen. Vele leden van dit, vanaf het midden van de 15e eeuw, uit Waalre stammende geslacht beoefenden de valkerij in al haar vormen. Uiteraard lopen er zo hier en daar ook ‘lijntjes’ naar Valkenswaard. Ontstaan van de valkerij in de Kempen De jacht op levende buit als voedsel is zo oud als de mens zelf. Om zijn doel te bereiken heeft hij de ingeboren jachtdrift van het dier aangewend tot eigen voordeel. In het jagen met ‘roofvogels’ (stootvogels) benut de mens het jachtinstinct van deze dieren aanvankelijk tot zijn voordeel en in later stadium tot zijn genoegen. De passie voor de jacht met vogels ligt in de kunst om de moed, kracht en snelheid, alsmede de scherpte van gezicht van de stootvogel zodanig onder controle te hebben en te leiden dat men op een bepaald tijdstip zijn vlucht op een vrije prooi in de vrije natuur kan laten uitvoeren. De tekening hierboven betreft de jagende Genghis Khan met een witte valk die zijn krijgshaftighei d en moed symboliseert. 2 Heemkundekring Weer der heem Tussen 1705 en 1800 werden in het gebied tussen Hannover, Lüneburg en Bremen 624.087 dode roofvogels gemeld. Nederland had zijn systeem van premietoekenning geregeld bij de jachtwet van 1 juli 1852. Omstreeks 1980 was de valk in de vrije natuur vrijwel uitgestorven. Jagers met het geweer - maar ook landbouwgiften - waren hem bijna fataal. Over het nut en de schadelijkheid van de stootvogels heeft men tegenwoordig een andere opvatting en ziet men in dat met een bepaald aantal in de vrije natuur het biologisch evenwicht mede in stand wordt gehouden. Door fokprogramma’s in Duitsland en Noord-Amerika, onder andere met behulp van broedmachines en het uitzetten van deze valken in natuurgebieden, neemt hun aantal weer toe. In onze naaste omgeving zijn valkeniers verenigd in het ’Nederland Valkeniersverbond Adriaan Mollen’. Per 1 april 2002 heeft Nederland een nieuwe Flora- en Faunawet. Hierin worden de jachtmogelijkheden sterk beperkt. Het aantal vergunninghouders om met een stootvogel te jagen is gelimiteerd op tweehonderd. De geschiedenis van de valkerij uit de hoogtijdagen is te bezichtigen in enkele plaatselijke musea: Museum Taxandria te Turnhout, waarin een Jachtkamer is ingericht; Cultuurhistorisch Museum te Valkenswaard, dat het Nederlands Valkerij Museum herbergt; Heem Museum ALS ICE CAN te Arendonk, met een afdeling over de Arendonkse valkerijgeschiedenis. Een indruk van de pracht en praal aan de vorstenhoven (en waartoe verknochtheid, passie en verhevenheid kunnen leiden) is thans nog te aanschouwen in het Slot Augustusburg in Brühl en in het daarbij behorende jachtslot Falkenlust. Heemkundekring Weer der heem 31 De laatste verlening bestreek de periode 1750-1756. Nadien vernamen we niets meer over dit vangprivilege. Na een korte opleving in Frankrijk en Engeland blies koning Willem III de valkerij in ons land nog even nieuw leven in door de oprichting van The Royal Loo Hawking Club. Gejaagd werd op de terreinen van paleis Het Loo, maar in 1852 werd al niet meer gevlogen. Door de hoge kosten was de ’club’ genoodzaakt haar activiteiten te beëindigen. Als laatste valkenier voor de roemruchte Valkenswaardse bloeiperiode wordt algemeen Karel Mollen - zoon van de (gepensioneerde) koninklijke valkenier Adriaan Mollen geëerd. Karel hield zich vrijwel uitsluitend bezig met het vervaardigen van fournituren (huiven, bellen, handschoenen en langveters) voor het vluchtbedrijf; hij overleed in 1935. Karel Mollen 1909 Tegenwoordige stand van zaken Eind 18e eeuw stond er een flinke premie op het doden van de valk, omdat deze ’roofvogel’ tot het zogenaamde schadelijk wild werd gerekend. Dit ’schadelijk gedierte’ werd gezien als een concurrent, dat zich voedde met dieren, die de mens als zijn eigendom beschouwde. 30 Heemkundekring Weer der heem De oudste overleveringen situeren de oorsprong van de valkerij in Centraal Azië bij de Chinese Hia-Dynastie (2205-1706 voor Christus). Omstreeks 1200 voor Christus wordt een reliëf van een Egyptische valk in zandsteen gedateerd. Onder andere de Egyptenaren vereerden de vogel als zijnde heilig. Voor hen was de hoog in de hemel zwevende valk bij uitstek een verschijningsvorm van het goddelijke. Bronzen valkenbeeldjes werden door particulieren in de tempel opgesteld als teken van eerbied en in de hoop daardoor goddelijke bescherming te verkrijgen. Deze afbeel dingen van bronzen valkenbeeldjes uit de bloeitijd van de Egyptische valkenerediensten stammen uit de periode van 700 en 300 voor Christus Uit omstreeks 350 na Christus stamt de eerste betrouwbare mededeling over de valkerij in West Europa. Rond 600 is de jacht met de valk een geliefde sport bij adel en geestelijkheid. Heemkundekring Weer der heem 3 In het licht van de gestegen belangstelling voor het spel met de valk stelde de Duitse keizer Frederik II (1194-1250) – zelf een gepassioneerd valkenier – een manuscript op, waarin hij zowel de vogels zelf als de vangwijze en de verzorging ervan beschreef. Hier zien we keizer Frederik II met zijn valkenier. Zij hadden gereisd, gezien en gehoord, mensenkennis opgedaan, maatschappelijke verhoudingen leren beoordelen; het waren beschaafde mannen onder hun eenvoudige medeburgers. Zij konden hun kinderen laten studeren, bijvoorbeeld aan de universiteit te Leuven (priester, arts) en brachten hun ongehuwde dochters onder in een begijnhof (Leuven, Turnhout). Ongetwijfeld hebben de valkeniers een voorname rol gespeeld in de plaatselijke samenleving en hun sociaal-economische betekenis is zeer groot geweest. Het einde In de tweede helft van de middeleeuwen is de jacht met de valk boven alle andere vormen van jacht geëvalueerd tot een symbool om de voorname positie van vorsten, adel en geestelijkheid in de westerse wereld te benadrukken. Met de valk op eendenjacht. Mozaïek uit de vierde eeuw, opgegraven in Argos, een van de oudste afbeeldingen van de valkerij in Europa. 4 Heemkundekring Weer der heem Eind 17e eeuw verkeerde de valkerij aan het Spaanse hof in een crisis. Ongetwijfeld waren de hoge oplopende oorlogskosten hiervoor een niet onbelangrijke oorzaak. Gedurende de hele 18e eeuw zette de teloorgang van het valkenspel zich ook aan de andere Europese hoven in. De ontwikkeling van het jachtgeweer en de onrust als gevolg van de Franse Omwenteling hebben het eind verhaast. Daarbij vormden de hoge kosten en de naar verhouding geringe opbrengst eveneens factoren, waardoor de interesse en de belangstelling afnam. De laatste concrete gegevens betreffende valkeniers van de familie Bijnen komen tot ons uit een serie aanvragen, gebaseerd op een privilege om de nodige vanghutten te mogen houden op een locatie, gelegen in de mark Witten op ’t Veen in de buurt van het Hoetmeer en Herlaar (en de marken Halen en Hijcken) in de provincie Drente (Z-O van Assen). In 1679 was aan Peter Laurens Bijnen dit privilege verleend. Nadien refereerden zijn zonen Theodorus en Jacobus (valkeniers bij de koning van Pruisen en markgraaf van Brandenburg) in verzoeken om deze concessie te continueren - telkens voor een periode van zes jaar - hieraan. Heemkundekring Weer der heem 29 Als handelaar/winkelier Door hun reizen en contacten met kooplieden (bijvoorbeeld Teuten) en andere personen maakten verschillende valkeniers van de gelegenheid gebruik om naast hun valkerijactiviteit een handel op te zetten. Handelen hadden de valkeniers al geleerd bij het verkopen en doorverkopen van de gevangen en afgerichte vogels. De handeldrijvende valkenier onttrok zich ook buiten het jachtof vangseizoenen aan het oude beroep van landbouwer op de Kempische zandgronden en veeteelt en ging geheel het jaar door met in- en verkopen van waren. In het algemeen bestond deze ’nevenhandel’ uit textiel (laken en linnen) en er werd voornamelijk gedreven op Engeland en Duitsland. Deze buitenshuis uitgevoerde handel mondde vaak ook uit in kleinhandel aan huis, bijvoorbeeld in garens, stoffen en fournituren. Een huiswinkel werd bij afwezigheid van de valkenier door zijn echtgenote behartigd. Als herbergier/brouwer Menig persoon, die zich met de valkerij bezighield, dreef in zijn woonplaats een herberg en het benodigde bier werd doorgaans aan huis in eigen beheer gebrouwen. Zo droeg de uitspanning van Jasper Laureijsz. Bijnen te Waalre, tweede helft 17e eeuw, de veelbelovende naam ’De Valck’. Hendrik Jacob Bijnen baatte te Valkenswaard 17e-18e eeuw, een herberg uit, eveneens ’de Valck’ geheten. Plaats in de samenleving Onder de medeburgers waren de valkeniers door hun stoffelijke welstand, vrucht van hun beroep, hun persoonlijke hoedanigheden, waaruit eerbied en achting groeiden, zeer geziene en vooraanstaande personen. 28 Heemkundekring Weer der heem Mede door toedoen van Maria van Bourgondië (1457-1482), dochter van Karel de Stoute en landvoogdes van de Nederlanden, vestigde zich in de 16e eeuw de faam van de Brabantse valkerij aan de West Europese hoven. Maria was vaak te vinden op haar kasteel te Turnhout en ze hield zich vooral bezig met de jacht en met de rechtspraak hiervan. Maria van Bourgondië huwde met de Habsburger en latere keizer Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519). Evenals Maria was hij een hartstochtelijk jager (hij liet zelfs een handschrift na, dat over valkerij handelt). Na het vroegtijdig overlijden van zijn vrouw stuurde hij in 1510 zijn oppervalkenier Simon Hagenauer naar Turnhout om toezicht te houden op het jachtdomein. (Opvolgster van Maria als landvoogdes over de Nederlanden werd Margaretha van Oostenrijk, tot 1530). Vervolgens – onder het regentschap van Maria van Hongarije, zus van keizer Karel V (en opvolgster van Margaretha) – beleefde de jacht in de Nederlanden een nooit gekende bloei. Zij had een passie voor de jacht en verbleef vaak – ook voor langere periodes – op het kasteel te Turnhout. In 1543 werd zij door Karel V benoemd tot opperjachtmeesteres van Brabant. Heemkundekring Weer der heem 5 Dankzij haar werd Turnhout het centrum van de valkerij (voor alles wat toentertijd in noord en zuid naam en rang had). De valkeniers uit Turnhout en omgeving leverden hun vogels aan de hele West Europese adel. Zij beheersten als geen ander de hoge kunst van dressuur en traditie om de vogels geschikt te maken voor de jacht. Na het vertrek van Maria uit Turnhout (1556) bleef tot in de 17e eeuw de jacht een hoofdmotief voor (de belangstelling voor) Turnhout. Onder meer Frederik Hendrik, zijn broer Philips Willem (1612) en zijn vrouw Amalia van Solms (1649) namen deel aan valkenjachten in Turnhout en Arendonk. De gegevens over jaarlijks te houden jachten strekken tot 1682. Omstreeks die tijd kwam er een eind aan het glorietijdperk voor deze Kempische stad. Als ’bankiers’ Een ander aspect van de valkenier was, dat hij vaak fungeerde als ’bank van lening’ voor de lokale bevolking. Door zijn werkzaamheden aan de hoven en bij de vooraanstaande personen van die tijd kwam hij in contact met een ander sociaal en maatschappelijk milieu dan de meeste inwoners van zijn woonplaats. Zijn diensten, vogels en toebehoren werden ’verrekend’ in klinkende munt. Financieel ging het de valkenier voor de wind, dit in tegenstelling tot de overwegend agrarische bevolking van het dorp, waartoe hij behoorde en waar de ruilhandel nog steeds bestond, doordat er weinig geld in omloop was. In de tweede helft van de 17e en eerste helft van de 18e eeuw zaten veel dorpsbesturen voor schier onoplosbare financiële problemen. De voortdurende oorlogen en zware schattingen en het stijgend aantal bedeelden in een slechte economische situatie dwongen de bestuurders tot het aangaan van leningen om aan hun verplichtingen te kunnen voldoen. Het kapitaal dat een aantal valkeniers zich verworven had, bracht hierin uitkomst. In eigen woonplaats, maar ook in de omliggende dorpen, verstrekte de valkeniers leningen. Niet alleen aan gemeenten werd geleend, ook tussen particulier en valkenier vonden transacties plaats. Tevens probeerden de valkeniers hun risico te spreiden door aankopen van onroerend goed en het verstrekken van leningen. Door deze activiteiten fungeerden zij vaak als bankier en handelaar in onroerend goed. Gebrandschilderd raam in het kasteel du Four te Retie, voorstellende Maxi miliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië op valkenjacht. In 1675 verstrekte Sr. Laureijs Bijnen, Mr. valkenier en medeschepen, aan het corpus van Valkenswaard 7000 gulden ten behoeve van het dorp of de gemeente. Zijn zoon Huybert liet na zijn dood in 1732 tweeënveertig obligaties na met een totale waarde van bijna 50.000 gulden. (Deze familie Bijnen woont in de grote en kleine Leijenhuijsinge.) Heemkundekring Weer der heem Heemkundekring Weer der heem 6 27 Ook als lid van het schepencollege, waarvan valkeniers vaak deel uitmaakten, is een geval bekend: het ging hierbij niet om inwilliging van een verzoek, maar om een weigering nog langer een functie uit te voeren. In 1666 had Laureijs Jacob Bijnen, inwoner van Valkenswaard, het dorpsbestuur al meerdere malen verzocht om als president van de schepenbank ontslagen te worden vanwege zijn noodzakelijke absentie als oppervalkenier van de hertog van Brunswijk. Toen dat steeds maar weer opnieuw geweigerd werd, hakte hij de knoop zelf door en weigerde ooit nog te compareren. Het kwam ook voor dat een valkenier optrad als vertegenwoordiger (representant) van het dorpsbestuur, bijvoorbeeld in onderhandelingen met militaire aanvoerders, commandanten van doortrekkende legereenheden, hogere overheden of belastinggaarders. Een voorouder-valkenier, die in deze kwaliteit bijzonder vaak optrad, was Jasper Bartholomeus Bijnen. Namens het dorpsbestuur van Waalre ondernam hij reizen, onder andere naar Bergen op Zoom (vrijpleiten van een gegijzeld persoon in 1590), naar Holland (verzoek om lastenvermindering Waalre), naar Geertruidenberg (onderhandelingen minder pioniers te leveren 1593-’94) en in 1612 een reeks onderhandelingen (i.v.m. kwijting belasting). In 1619 onderhandelde Jasper met de vertegenwoordiger van de heer van Grobbendonck (ook een valkenier), gouverneur en Spaans legerhoofdman, gelegerd in het garnizoen te ’s-Hertogenbosch. Tijdens het overleg stuurde Jasper een bode naar Waalre om er een havik-tarsel op te halen als geschenk voor de heer van Grobbendonck. Tijdens onderhandelingen met een legereenheid, die in Valkenswaard bivakkeerde, werd in 1620 een havik geschonken. 26 Heemkundekring Weer der heem Het vaandel van het verstaan van de kunst valken te vangen en te trainen voor de jacht zou overgaan naar de Noord-Brabantse Kempen, waarvan Valkenswaard het bolwerk en eind 18e- begin 19e eeuw het eindpunt van de West Europese hofvalkerij in het algemeen werd. Rechtspraak Dat het zwaartepunt van de valkerij destijds (14e en 15e eeuw) in de Antwerpse en Noord-Brabantse Kempen lag, valt op te maken uit de oprichting van een arbitragehof – Valkhof genoemd – voor de jacht met de vogel. Dit in circa 1410 te Turnhout ingestelde gerecht wordt toegeschreven aan hertog Antoon van Bourgondië. Valkeniers konden aan dit hof, dat enig in zijn soort was, hun onderlinge geschillen en betwistingen voorleggen. De rechtspraak van het Valkhof steunde op het gewoonterecht, waarmede – met de ongeschreven wetten ervan – alleen valkeniers vertrouwd waren. Koning Konrad, gevolgd door zijn valkenier. Heemkundekring Weer der heem 7 Gebruiken en opvattingen bij de jacht. De middeleeuwse adel koesterde zeer bijzondere opvattingen omtrent de jacht, die zij met de hartstocht, passie en vakmanschap bedreef. Het was beneden de adellijke waardigheid het wild met pijl en boog, strikken of vallen te verschalken. Het jachtbedrijf was pas edel als het wild door een confrontatie met gelijksoortige werd overmeesterd: ‘haar met haar’ en ‘pluimen met pluimen’ Afbeel ding van een ijzeren deur uit omstreeks 1665 van het Valkhof te Turnhout; boven voorstellende de jacht ‘pluimen met pluimen’, daaronder een toespeling op de jacht ‘haar met haar’. Lopend wild kreeg af te rekenen met de hondenmeute; het vliegend wild vond zijn tegenstander in de jachtvogel. De jacht met de vogel noemde men, indien de prooi in duikvlucht werd geslagen, de ‘hoge vlucht’. Deze jacht was het spectaculairst en hiervoor zette men de valk in. Haviken en sperwers daarentegen trachtten in horizontale vlucht hun prooi te overmeesteren.; dit heette de ‘lage vlucht’. 8 Heemkundekring Weer der heem De borgemeesters moesten namelijk met hun eigen vermogen borg staan voor eventuele tekorten. De functie was dan ook niet geliefd. Het was echter niet mogelijk een bestuursfunctie te weigeren. Op weigering stonden hoge boetes. Als burgers hebben de valkeniers zich niet onttrokken aan het medebesturen van hun woonplaats (ofschoon in een aantal gevallen een omgekeerd beeld ontstond). Vanwege verplichtingen in het vluchtbedrijf voelden sommigen zich genoodzaakt zich in een bestuursfunctie te laten vervangen door hun echtgenote of een ander persoon. Een opvallend verzoek om volledig te worden vrijgesteld van de dorpsdiensten kwam van de in Eersel wonende Henrick Bijnen. In 1672 stuurde hij in zijn functie als weiman en valkenier van Zijne Keizerlijke Majesteit te Wenen een rekest naar de StatenGeneraal met het verzoek om - indien hij belast zou worden met het borgemeesterschap - van deze taak ontheven te worden.3) Als reden voerde hij aan dat hij, geboren zijnde in Eersel en aldaar nog steeds woonachtig, het merendeel van zijn tijd aan zijn buitenlandse dienst moest wijden en dus veel weg was om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De verkregen dispensatie was nadien voor zijn zoon Dionysius aanleiding om eveneens een verzoek tot vrijstelling in te dienen (werd gehonoreerd). De onrust, die bij het dorpsbestuur tegen deze bijzondere positie bestond, resulteerde in een besluit van de StatenGeneraal, waardoor personen, die in de dorpen van de Meierij woonden en konden bewijzen dat ze valkenier in keizerlijke dienst waren, niet tegen hun wil tot borgemeester aangesteld mochten worden. Heemkundekring Weer der heem 25 De gevangen vogel werd 4-5 dagen in volkomen duisternis gehouden (gehuifd) en gedurende die tijd door een en dezelfde persoon van aas voorzien, gestreeld en toegesproken. Hierna kon het africhten beginnen, waarbij het aas (= voedsel) een doorslaggevende rol vervulde. Het werd verstrekt als beloning om de vogel onder invloed te brengen van en vertrouwd te maken met de africhter. Eerst werd hem binnenshuis geleerd te vliegen op het aas, vervolgens op een nagemaakte vogel en daarna herhaalden deze oefeningen zich buiten, aanvankelijk aangelijnd en tenslotte in vrije vlucht. Na verloop van een dag of vijf was de valk zeeg op de hand. Als beloning kreeg hij steeds een stuk levend of gedood wild; soms mocht hij zijn gevangen prooi behouden om te verslinden. Dit alles geschiedde volgens de natuurwet (om de af te richten vogel door een zachte behandeling en goede verzorging aan zijn verzorger te hechten). Het zal duidelijk zijn dat daarbij geduld, geduld en nog eens geduld moest worden opgebracht. Het recht om te jagen met bijvoorbeeld de vogel was vrij. Dit recht was geworteld in het oude volks- en gewoonterecht. Het oudste jachtrecht was het recht van vrije jacht. De Brabanders bezaten ook later, toen het jachtrecht in handen was gegeven van grootgrondbezitters of als heerlijk recht was verleend aan bepaalde personen, een nader omschreven jachtrecht om vrij te jagen op ‘de kleine jacht’, met name hazen, vossen, konijnen en alle gevogelte. Dit recht werd in 1356 erkend door hertog Weceslaus en zijn echtgenote Johanna. Nog in 1773 verklaarden Valkenswaardse valkeniers hierover dat binnen de heerlijkheid Waalre en Valkenswaard nimmer een valkenier was belet om met de vogel overal te mogen jagen, behalve in de zogenaamde vrije waranden (= afgesloten jachtterreinen). Het jachtseizoen viel van Sint-Jansdag (24 juni) tot SintMaartensdag (11 november). Valkeniers in de lokale samenleving Om een aanstelling tot Mr. valkenier aan een hof te verkrijgen moest men schildboortig zijn, d.w.z. door geboorte gerechtigd een schild te dragen of te voeren (= vier vrijgeboren bekende grootouders kunnen aantonen) en te paard en schild en speer ten strijde mogen trekken (dit is van ridderlijke, adellijke, aanzienlijke afkomst zijn). Dit getuigt van de hoge oudheid van het valkenierswezen. Mogelijk moeten we in dit licht de verklaring ‘voer die gerechte waerheit’ d.d. 16 juli 1568 – opgesteld en bezegeld door de schepenen van Waalre en Valkenswaard – zien, waarin over de (vijf) zonen van Ghysbrecht en Katheleijn werd verklaard dat het hun wettige kinderen waren en geboren ‘in onsen dorpe’ (Waalre). Als bestuurders Voor tal van functies in het plaatselijk bestuur werd - al of niet op vrijwillige basis - een beroep gedaan op personen, die voor het vervullen van de beoogde functie capabel waren. Vooral het beheer van de dorpsfinanciën - waarvoor borgemeesters werden aangesteld - was een taak voor personen met kennis van boekhouding en met vaardigheid in rekenen (denk maar aan het omslachtig muntstelsel). Ook voor het innen van de belastingpenningen was enige uitstraling van gezag onontbeerlijk. Borgemeesters werden meestal voor één jaar benoemd, maar herbenoemingen waren niet zeldzaam. 24 Heemkundekring Weer der heem Valkeniers Heemkundekring Weer der heem 9 De uitleg is, dat deze kinderen uit erkende (= vrije) ouders waren geboren; de vrijheid van hun vader was genoegelijk bekend, want in veel gevallen werd hij door de schepenen vermeld met vier namen (patroniemen); Ghysbrecht (Bertel)meus Jannen Wouters. De bezegeling van dit document steunt de veronderstelling dat deze verklaring diende om elders (buitenland) te tonen voor het verkrijgen van een aanstelling. Bij een benoeming in Frankrijk gold het wettelijk vereiste dat de Mr. Valkenier van adel moest zijn. Dit beletsel werd omzeild door toepassing van een decreet van 1697, waarin iemand door zijn ambt aan het hof – voor de duur van zijn ambt – werd geacht op persoonlijke titel tot de adelstand te zijn verheven. De rang was die van schildknaap met als titel jonkheer. Vijfjarige slechtvalk strekt zijn vleugels De valkeniers en hun helpers werden ook gestoken in kleding en wel (rok, vest, broek, hoed en kousen) in de kleuren van het hof. De meestervalkenier was verantwoordelijk voor de knechten en jongens. Het stond hem vrij deze zo nodig zonder verlof van bovenaf te straffen of namens de keurvorst te ontslaan. 10 Heemkundekring Weer der heem Ten dienste van het vluchtbedrijf De mannen in onze streek, die zich toelegden op het vangen en africhten van de stootvogels, werden al snel gevraagd hun diensten aan te wenden voor het verdere onderhoud van de dieren en het vergezellen van hun opdrachtgevers tijdens de jacht. De valkenjacht zelf was een elitaire en dus uitsluitend vorstelijke aangelegenheid. Er ontwikkelde zich een afzonderlijk beroep: een nieuwe klasse binnen de sociale context van de streek. De omgang met de adelstand in een verre en nieuwe omgeving tilde de valkeniers duidelijk uit boven de oude dorpsgenoten en door hun financiële welstand kwamen zij meer op hun eigen benen te staan. Zij hadden iets van de wereld gezien, mensenkennis opgedaan en maatschappelijke verhoudingen leren beoordelen. Het aanzien en de achting om hun persoonlijke hoedanigheden en welstand, die het loon was van hun werk, riep de valkeniers tot (bestuurlijke) functies binnen de plaatselijke samenleving. Africhten en opleiden van de valk De Kempenaars zijn eigenlijk altijd meer vangers en africhters dan beoefenaars van het ’jachtspel’ geweest. Het zeeg (=tam, plooibaar) maken van een vogel, die reeds op een prooi heeft gevlogen, is vele malen moeilijker dan het ’africhten’ van een uit het nest geroofde jong. Heemkundekring Weer der heem 23 Van de tak van Lauvreys en Henrick is bekend dat zij over een periode van meer dan honderd jaar in dienst waren van het vorstendom Brandenburg-Pruisen en de nakomelingen van Aert waren ruim een eeuw onafgebroken verbonden aan het keizerlijk hof te Laxenburg-Wenen. In Pruisische akten, die betrekking hebben op deze valkerijactiviteiten, werd de naam Bijnen geschreven als Bienen: in het Duits is dit gelijk aan Bijnen. In Oostenrijkse stukken werd de naam geschreven als Bunnen. Zoals we hiervoor reeds schetsten, bleef de streek ArendonkTurnhout tot in de 17e eeuw het centrum van de Brabantse valkerij. We zagen de opkomst - in de eerste helft van de 16e eeuw - van de valkerij te Waalre en de verbintenis van Waalre en omliggende plaatsen met nazaten uit de familie Bijnen. De periode van ’verschuiving’ van de Antwerpse naar de Noord-Brabantse Kempen en een relatie tussen de valkeniers indertijd komt onder andere tot uiting door huwelijken onder valkeniersfamilies in deze contreien. Opvallend hierbij zijn een aantal huwelijken tussen zonen van de tak Bijnen te Eersel met dochters van bekende valkeniersgeslachten uit Arendonk, bijvoorbeeld zonen van Aert Bartholomeus Bijnen: Gijsbert huwde 1e met Anneken Crols en 2e in 1629 te Arendonk met Maeijken Bleijs (Bluijsen); zijn broer Hendrick huwde in 1636 met Anneken Crollens en in een latere generatie vonden we Dionysius Bijnen, die in 1695 te Arendonk huwde met Jenno Denen of De(e)ns en zijn broer Arnoldus huwde aldaar in 1692 met Anneken Breijnarts (Breynaerts). 22 Heemkundekring Weer der heem Vrijwel alle valkeniers uit onze streek waren katholiek, doch na 1648 bevonden er zich ook protestanten onder. Doorgaans bleven zij hun woonplaats of geboortestreek trouw, soms echter vestigden zij zich voorgoed elders, zoals omstreeks 1700: Willem Bijnen en Jan Huibert Bijnen te Wenen en Henrick Laureijs Bijnen te Lüneburg-Celle. Meestal hadden de valkeniers een vast dienstverband aan het hof of bij een heer. De betrekking ging doorgaans over van vader op zoon. Als knaap van 12 jaar werkte men onder leiding van vader mee in het valkbedrijf en moest daar als beginneling allerlei karweitjes opknappen om zich zodoende het vak, de gewoonten en manieren van het bedrijf eigen te maken. Een scherp gezicht, een uitstekend gehoor en een sobere levenswijze was een vereiste. Thuis leerde men het vangen, ‘treinen’ en leren van de valken. Om met succes het vertrouwen van de argwanende jachtvogels te winnen waren zachtheid van gemoed en een eindeloos geduld nodig. Door deze eigenschappen en door zich met hart en ziel aan dit beroep te wijden ontstond een voortreffelijke vakkennis en werd de valkenier een graag geziene medewerker aan de hoven. De algemene opvatting was dat de valkenier een bevoorrechte positie had en over voortreffelijke eigenschappen beschikte, waardoor hij – staande tussen het hofleven en de natuur – uitgroeide tot een compleet mens. De vanggebieden Het Kempisch gebied met zijn open heidevlakten, schaarse bebossing en horsen (=kreupelhout) lag in de trekroute van de valken. Daarbij gevoegd de talrijke jachten van de hoogadellijke personen met hun gevolg – in de streek rond het Belgische Arendonk-Turnhout – legden de grondslag voor de valkerij in deze contreien. Heemkundekring Weer der heem 11 De populariteit van het vederspel met de vogel en zijn prooi deed de vraag naar stootvogels toenemen. Het africhten en vangen van vogels voor jachten lag de inwoners op het lijf geschreven. Zo ontstond omstreeks de elfde eeuw een gespecialiseerde techniek van tam of zeeg maken en treinen van de vogels voor de vlucht. Ondernemende mannen wisten al snel de dringende vraag bij de vorstenhuizen, leenmannen, prinselijke hoven en graaflijke burchten naar getreinde jachtvogels om te zetten in klinkende munt. Het succes van hun arbeid deed hertog Hendrik I van Brabant omstreeks 1220 besluiten in Turnhout een jachthuis te stichten. De streek Arendonk-Turnhout verwierf faam als centrum van de valkerij in de 13e -15e eeuw vanwege haar afgerichte vluchtvogels en haar meestervalkeniers. Men leverde de vogels op bestelling, klaar voor het jachtspel, aan de hoven vergezeld door de specialisten (de eigenlijke valkeniers) en hun helpers. Deel van een kaart uit 1752, uitgestrekte heidevelden rondom Valkenswaard Vanwege het succes van de valkeniers uit Arendonk-Turnhout breidde het vangen en africhten van de jachtvogels zich uit over het hele gebied van Peel- en Kempenland. 12 Heemkundekring Weer der heem Samen met twee andere broers, genaamd Henrick en Jasper, kocht Aert in 1601 een legge in Denemarken, genoemd Aurop. Voorts kochten Aert en Jasper samen met (neef) Meus (de zoon van hun intussen overleden broer Henrick) in 1614 de rechten en gereedschappen in een legge te Denemarken, genoemd Poorop (waarschijnlijk de legge van 1575, waarin Aert reeds rechten had verworven). Genoemde Meus (=Bartholomeus Henrick Bijnen) bleek in de eerste helft van de 17e eeuw vangrechten te hebben gehad (titel van aankomst onbekend) over twee leggen te Denemarken, genaamd Berbi en Hamur, respectievelijk gelegen in Schoonen en Noordstranden. Naast deze vangplaatsen in Noord-Europa had ook het heidegebied rond Waalre-Valkenswaard een grote betekenis als vanggebied voor voornamelijk slechtvalken. De vier voornoemde gebroeders (Aert, Lauvreys, Jasper en Henrick), beschikten dus over rechten om in Denemarken valken te vangen om ze - na africhting voor het vluchtbedrijf - naar hun opdrachtgever te vervoeren. De nazaten van deze broers troffen we veelvuldig aan in relatie tot de beoefening van de jacht met de valk. Het was niet ongebruikelijk dat de verbondenheid met het valkerijbedrijf in een lange traditie van vader-op-zoon werd doorgegeven. Kinderen van deze broers vestigden zich in de dorpen rond Waalre, waar zij met hun broodwinning in de valkerij tot bloei kwamen, bijvoorbeeld vier en vijf opeenvolgende generaties nakomelingen van twee zonen (Jan en Jacob) van Lauvreys, Henrick met vier geslachten en de mannelijke nakomelingen van Aert tot in vier vertakkingen (achter)kleinkinderen. Ook de continuïteit met het ’huis’, waarvoor men werkte, was groot. Heemkundekring Weer der heem 21 Geleidelijk komen er in de 16e eeuw gegevens met namen van valkeniers uit het gebied van Peel- en Kempenland. De eerste namen van personen uit de streek Waalre-Valkenswaard-Leende, waarvan vast staat of waarvan gevoeglijk kan worden aangenomen dat zij op een of andere wijze actief waren in het vogelbedrijf, zijn te halen uit de vroegste (16e eeuw) bewaard gebleven (plaatselijke) archiefstukken. Deze bronnen lichtten tevens een tipje op van de betrokkenheid bij de valkerij door verscheidene leden van het geslacht Bijnen; aanvankelijk werden zij genoemd met een patroniem en vanaf circa 1575 met de familienaam. In 1548 kocht Michiel Ghysbrecht (Bertel)meus - de kinderen van een broer van hem namen de familienaam Bijnen aan - een vogel voor levering elders; ook bezat hij zeer waarschijnlijk rechten in een vangplaats (legge) in Denemarken. Vervolgens ontmoetten we in 1572 de gebroeders Aert en Lauvreys met hun oom Jan (broer van hun vader en Michiel) betreffende een verklaring over door hen in Denemarken gevangen en opgesloten dieren (vogels). Genoemde Aert sloot in 1575 een akkoord om in Denemarken een legge (=vangplaats om valken te vangen), genaamd Porop, te mogen bereizen. Vooral het in de trekroute gelegen heidegebied rond WaalreValkenswaard-Leende kreeg steeds meer betekenis voor de vangst op vogels, met name op de slechtvalken: vogels die uitmuntten door zeegbaarheid en jachtdrift. Een niet onbelangrijke bijkomstigheid voor de valkerijontwikkeling van de streek Waalre-Valkenswaard-Leende was de splijting van het Kempisch gebied in Noord- en ZuidBrabant in 1585, tengevolge van de oorlogen tussen Spanje en de Nederlanden. De gevolgen van deze 80-jarige oorlog waren desastreus voor Turnhout en omliggende streek. Na 1648 was het land voorgoed gespleten. De valkeniers uit de protestantse Nederlanden wisten zich in deze periode bij de Luthersgezinde Duitse adel te vestigen, waardoor het zwaartepunt van de levering van vogels en valkeniers verschoof naar de in de trekroute gelegen dorpen van de Noord-Brabantse Kempen. Uiteindelijk zou Valkenswaard als centrum voor de vangst en het africhten van jachtvogels over geheel Europa faam en naam krijgen. Omstreeks de 16e eeuw nam ook de vraag naar krachtige en meerdere jaren inzetbare vogels toe. In het bijzonder waren de IJslandse valken - vooral de kostbare witte exemplaren (geervalken) - door hun superieur geachte kwaliteiten in trek. Geervalken nestelden op moeilijk toegankelijke plaatsen in de rotsen en op klippen in Scandinavië en op IJsland en Groenland. Merendeels werden zij gevangen met een net, maar ook het uithalen van een nest op een horst in de rotsen kwam veelvuldig voor. Heemkundekring Weer der heem Heemkundekring Weer der heem De eerste valkeniers uit Waalre Er kan geen twijfel over bestaan dat de jacht met de vogel in de streek van de Noord-Brabantse Kempen al minstens sedert het begin van de dertiende eeuw bekend was. De eerste spaarzame bronnen hierover (met namen en plaatsen in relatie tot het valkerijbedrijf) dateren echter pas uit omstreeks 1500. In 1487 komt in Eindhoven een huis ’den Vallick’ genaamd, voor en in 1502 is er in Gemert sprake van een contract over een reis naar Denemarken om er valken te vangen. 20 13 Verschillende inwoners in de Noord-Brabantse Kempen (o.a. Waalre) wisten concessies te verwerven om deze valken in de verafgelegen noordelijke landen (bijv. Denemarken) te vangen. Als de vogel tijdens de jacht niet op de hand van de valkenier gedragen werd, zat hij op een zogenoemde cagie: een raam dat door de valkeniersknecht vervoerd werd door middel van schouderbanden. Vangen van de vogels In de herfst, tijdens de periode van de jaarlijkse trek, werden in onze streek valken - doorgaans slechtvalken - onder de boognetten gevangen om ze daarna voor te bereiden op de vlucht. Ook in het voorjaar - tussen Lichtmis, 2 februari tot half mei wanneer de vogels terugkeren naar hun broedgebieden in de noordelijke landen IJsland, Denemarken etc., werd er op valken ’gezeten’. De vangplaatsen of leggen lagen voor de periode 14351470 verspreid over een groot Kempisch gebied, waarbij de plaatsen Ravels, Poppel, Baerle, Postel en Arendonk voor de Antwerpse Kempen en voor de Noord-Brabantse Kempen Lieshout, (Hooge)Loon, Bladel, Hilvarenbeek, Oirschot, Mierde, Hapert, Oostelbeers en Eersel werden genoemd. De onderlinge afstand tussen twee vangplaatsen mocht niet minder dan twee uur gaans zijn. In het valkhuis of de valkenkamer werden de vogels verzorgd; daar zaten de vogels op een lat, door twee palen ondersteund. Een afhangend kleed zorgde ervoor dat de vogels bij het verliezen van hun evenwicht weer op de lat konden klauteren. De valkenierstas van laken of leer, waarin steevast een ’aasbus’ (=doos of trommel) met stukjes vlees, reserveveren en reparatiegerei - om beschadigde slagpennen te repareren zaten. Handschoen met kap, waarop de vogel gedragen werd, ter bescherming van hand en onderarm. De valkeniers prepareren hun vogels in de valkenkamer. Tobhut in de hei met valkenvanger op de uitkijk. 14 Heemkundekring Weer der heem Heemkundekring Weer der heem 19 De huif: een uit leer vervaardigd kapje, dat op de kop van de valk werd gezet om de vogels het zien onmogelijk te maken. De bedoeling van een kapje was om de vogel rustig te houden voor de africhting (en ook tijdens de jacht). De bovenzijde van de huif was doorgaans versierd met een toef van samengebonden veertjes. Aan de poten van de valk werden de schoenen of werpriemen bevestigd en deze nam men nimmer af. Werpriemen waren riempjes van leer circa 60 cm lang, waarmee de valkenier de vogel vasthield. Aan het einde hiervan bevestigde men met een ’draai’ (=dubbele metalen ring in de vorm van een acht, beide ogen draaibaar verbonden om een pennetje) de langveter: een 1 meter lange leren riem, die diende om de vogel aan zijn rek te binden of om hem vast te houden, wanneer hij op de hand gedragen werd. Aan de poten zaten schelklinkende metalen bellen, waardoor het mogelijk was de plaats van de vogel te bepalen. 18 Heemkundekring Weer der heem De vangwijze met het boognet voltrok zich als volgt: De vanger installeerde zich in een kleine plaggenhut (=tobhut) (a), doorgaans gelegen in de hei, op of tegen een stuifduin of heuveltje (vaak valkenhorst genoemd). Via een kijkopening had hij een goed zicht op het gehele vangsysteem. Het klapnet (b) kon d.m.v. het koord (e) met één ruk worden dichtgetrokken. Een ander koord (d) bediende een lokaas of loer (een nagebootste duif) (c); dit koord was met het andere eind aan een paal (k) bevestigd. Bij de tobhut was een met plaggen afgedekt kooitje (h) geplaatst met daarin een klapekster. Aan het derde koord (g1 en g2) was een levende prooiduif bevestigd, opgesloten in een hokje (f). De draad (g1,2) liep door een oog aan een paaltje (l), dat midden onder het boognet in de grond was geslagen. Wanneer een valk verscheen reageerde de klapekster paniekerig, waardoor de vanger werd gewaarschuwd. De aandacht van de naderende valk werd getrokken door de lokduif te bewegen via het koord (d). Naderde de valk, dan liet de vanger de lokduif in het gras vallen. Vervolgens werd het duivenkotje opengetrokken en de duif probeerde weg te vliegen. Dit lukte niet en de valk stortte zich op de prooiduif, greep hem en liet niet meer los. Heemkundekring Weer der heem 15 Door aan koord g2 te trekken kwam de valk met zijn ’prooi’ onder het net terecht. De vanger klapte het dicht en haalde snel de valk onbeschadigd onder het net vandaan en voorzag hem van een kapje. De vogel was gevangen en kon worden afgericht. Vanzelfsprekend kende deze vangwijze aanpassingen en verbeteringen. De vangplaatsen (leggen) bevonden zich op vastgestelde plekken in de hei en werden verpacht; dit pachtrecht was familiebezit met erfrecht voor de nakomelingen (mits voldaan werd aan het pachtgeld). De ’slegerpalen, pengels en put’ mochten nooit verwijderd worden, omdat het de kenmerken van het privilege waren. De jachtvogels Het beschikken over een goede jachtvogel was een dure aangelegenheid. Het vangen - vaak in verafgelegen gebieden -, het geduldig africhten, de voortdurende zorg, het voedsel en de verre, langdurige reis naar de vorstenhoven waren factoren, die een hoge prijs eisten. Ook de soort en het uiterlijk van de vogel waren van belang. De vogels, die in onze streek gevangen, getemd en voor de jacht afgericht werden, behoren tot twee verwante families: de valk- en de havikachtige. Het woord valk is een verzamelnaam voor meerdere stootvogels van een geslacht, waartoe ook de havik en de sperwer worden gerekend. 16 Heemkundekring Weer der heem De valkachtige (van het geslacht Falco) worden vertegenwoordigd door de giervalk, smelleken, buizerd, torenvalk en blaatvalk; de havikachtige ( accipiter) alleen door de havik en sperwer. De valkachtige is herkenbaar aan de getande bovenbek en in de vlucht onderscheidt hij zich door zijn scherpe puntige vleugeltoppen; de havik en sperwer hebben kortere, ronde vleugels. De prijs voor een slechtvalk lag in 1631 op 40 gulden; voor een witte geervalk lag de koopprijs aanzienlijk hoger dan voor een edel rijpaard. Voor dit laatste betaalde Maria van Hongarije tussen 146 en 160 gulden, maar voor een mooie witte geervalk moest zij in 1536 meer dan 200 gulden neertellen. Omstreeks het eerste kwart van de 15e eeuw had men een voorkeur voor de jacht met de sperwer. Tot de jachtvogels, die in de Kempenstreek het meest gewild waren, behoorde de slechtvalk ( Falco peregrinus). Dit is een fiere vogel, bij mensenmaat van flinke afmetingen, slank, gespierd, met opmerkelijke grote tenen en uitermate sterke klauwen De vleugelslag meet 30 tot 37 cm. Hij draagt de naam ’koning der jachtvogels’ en geldt voor de vlucht als onovertroffen en hoewel hij kleiner is dan de geervalk, moet deze in de slechtvalk zijn meerdere erkennen. De hoge hemel is zijn domein, hij heerst er oppermachtig. De slechtvalk jaagt op alle wild, maar werd in de 17e eeuw meest afgestemd op reigers. Talloze generaties valkeniers hebben hem tot en met de dag van heden aanbeden. Een slechtvalk geeft nooit op, hij strijdt en houdt vol tot volkomen uitputting en overgave van de vangst. Attributen Enkele attributen, die de valkenier gebruikte, waren: Heemkundekring Weer der heem 17